Bijna al mijn 1400 columns uit de periode 2014 - 2022 zijn 15 augustus 2023 door een 'systeemfoutje' 😜👎  van mijn vorige web-host in het digitale zwarte gat verdwenen. Een beperkt deel daarvan, 500 stuks van na 2019, kon uiteindelijk weer gered worden. Daarvan heb ik er 200 opgenomen in mijn boek "Breinklevers". De papieren versie, in bescheiden oplage gedrukt, is inmiddels 'uitverkocht'.

 

Hieronder digitale versie als E-boek 

Jan Vos, 1 oktober 2023 

 

                                 Achterkaft                                                                                  Voorkaft 

                   
                  BREINKLEVERS 1

               EEN SELECTIE VAN 200 STUKJES UIT DE COLUMNS GESCHREVEN TUSSEN 2019-2023

 

Dit boek draag ik op aan Hanneke ….die al 45 jaar beweert dat ik haar tijdens onze eerste kennismaking in 1978 paaide met de belofte dat ik een boek ging schrijven. Ik heb daarna vele honderden A4-tjes met verhalen over leven, werk en mijn ‘diepste gedachten’ geschreven, materiaal dat mijn geheime archief waarschijnlijk nooit zal verlaten. Want teveel brisante en gênante passages. Dus dat boek kwam er nooit. En…wie zit er eigenlijk op zo’n boek te wachten. Ja, Hanneke dus. Maar om van haar ‘verwijt’ af te zijn, heb ik een kleine selectie van mijn ‘onschuldige’ blogcolumns gebundeld. Dus toch nog een boekje. 

 

Voorwoord.

 

Het opschrijven van zaken die er in mijn hoofd rondspoken heb ik al zolang ik me kan herinneren een aangename bezigheid gevonden. Het geeft vaak pas ‘rust’ in het brein als het op papier staat. Die schrijfsels kunnen over alles gaan: markante momenten in mijn leven, gebeurtenissen die me fascineren, personen die me intrigeren of ergeren of boeken, artikelen en films die me boeien …eigenlijk alles wat het brein meer dan normaal activeert. Ooit had ik het idee om op een zeker tijdstip al die losse stukjes over ‘high-lights’ en de rode draad in mijn leven systematisch uit te werken in een boek. Noem het memoires. Dat is er niet van gekomen. Vooral omdat er nogal wat ‘eerlijk’ materiaal tussen zit dat soms wat gênant is voor mezelf, maar dat ook confronterend voor anderen kan zijn. En wie zit daar nu op te wachten? Dat materiaal is dus (nog) niet verder gekomen dan mijn ‘geheime archief’.

 

Wel heb ik vanaf mijn pensionering medio 2014 elke week een paar korte stukjes met ‘snelle’ opvattingen over de grote en kleine wereld geschreven en op mijn blog ‘janvossenholl.nl’ gezet. Het gaat over van alles en nog wat: beschouwingen over de actuele (geo-) politiek, baanbrekend wetenschappelijk onderzoek, de rol van toeval in ieders leven, de illusie van de vrije wil, de kwaadaardigheid van religies, het irrationele godsgeloof, het mysterie van het universum en … noem maar op. Vooral opgeschreven omdat ik er plezier in had.

 

Het grootste deel van die ruim 1400 columns is helaas recent verloren gegaan door een oerdomme systeemfout bij mijn web-host. Verdwenen in het digitale zwarte gat. Voor altijd. Uit de ca 500 ‘geredde’ stukjes heb ik er 200 geselecteerd voor dit boekje, dat ik vooral heb gemaakt omdat anderen zeiden dat ik dat moest doen en het laten drukken ervan een fluitje van een cent zou zijn.

 

Een groot deel van de ‘geredde’ columns waren reacties op actuele politieke situaties in binnen-en buitenland. Die heb ik in ieder geval niet in dit boekje opgenomen, omdat ze al snel gedateerd zijn, net zoals veel stukken in de krant van week geleden. Ook niet opgenomen heb ik de ergernissen die ik met regelmaat ventileerde over die vele oppervlakkige kwekprogramma’s op de buis, programma’s die de mensen niet wijzer willen maken, maar die willen entertainen met goedkoop amusement en rellerige discussies. Navelstaren en zwammen over ditjes, datjes, elkaars gevoelens en gekwetstheden en vaak gaan over malle, oninteressante of opgeklopte ruzietjes. De interesse in maatschappelijke vraagstukken wordt er bepaald niet door vergroot, maar ze geven wel een boost aan de onderbuik en de aversie tegen de politiek, de politici en de experts. Het gaat in vele media niet meer om het uitdiepen van urgente problemen met kloppende feiten en valide argumenten, maar om het mantra dat iedereen nu eenmaal zijn eigen waarheid heeft en dat al die fact-free opvattingen van onwetende Jan Doedels even legitiem en relevant zijn als die van experts en dus ook ruimhartig aan bod moeten komen. Mijn recensies over dit soort programma’s heb ik ook niet in dit boekje opgenomen, want bij nader inzien bleken het toch vooral boze stukjes over nutteloze programma’s. 

 

De selectie voor dit boekje bestaat vooral uit breinklevers: onderwerpen over ‘mens en maatschappij’ die me intrigeren, in mijn brein bleven plakken en waar ik vaak alleen van af kan komen door er iets over op te schrijven.

 

Het zijn geen stukjes van een doemdenker, maar van een beschouwer wiens idealisme vaak getemperd wordt door realisme en pragmatisme. Ik ben, afhankelijk van het onderwerp, een zwever tussen pessimisme en optimisme, maar denk op mijn betere momenten dat er best nog een kansje is dat het de goede kant op kan gaan met de wereld, mits het denkende deel van de mensheid tijdig bij zinnen komt en zij vanuit een wenkend perspectief snel de noodzakelijke veranderingen weet door te voeren. Een beetje hoop moet er blijven, anders kun je er net zo goed direct bij gaan liggen.

 

Jan Vos, Groningen, 1 oktober 2023

0.  Stukjes van een redelijke realist met nog enige hoop 

 

De trouwe lezers van W.F. Hermans weten dat de schrijver een illusieloze levensfilosofie praktiseerde, die ook als een rode draad door zijn prachtige boeken liep. Hermans had geen hoge dunk van de mensen en de mensheid. Hoewel ik zelf wars ben van cynisme of doemdenken en misantropen ver bij mij uit de buurt moeten blijven, geloof ik, net als Hermans, dat ‘de mens’ niet perse tot het goede geneigd is en dat zijn beschaving vaak maar een dun laagje vernis is dat er snel afgekrabd kan worden. Natuurlijk zijn er velen die zich met hart en ziel inzetten voor hun naasten en de ‘goede zaak’, maar er zijn er ook tallozen die in bepaalde omstandigheden tot vele soorten kwaad in staat zijn. Vaak door een beschadigd karakter en/of een gestoorde gewetensfunctie waar ze zelf ook niets aan konden doen. Als deze pechhebbers met weinig handelingsalternatieven op het verkeerde moment op de verkeerde plaats zijn, kunnen er vreselijke dingen gebeuren.

 

Met Hermans ben ik ook van mening dat de vraag naar ‘de diepere zin van het leven’ een niet te beantwoorden flauwekulvraag is, omdat het leven van de homo sapiens ‘an sich’ geen hoger doel of diepere zingeving kent, anders dan de reproductie van de soort. Iedereen kan natuurlijk op zijn eigen wijze iets van zijn leven proberen te maken, maar doorgaans zit er toch niet veel meer in dan je er zo goed mogelijk doorheen proberen te rommelen en het is mooi meegenomen als je daarbij niet alleen aan jezelf, maar ook aan je naasten en de gemeenschap denkt. En over de bereidheid tot dat laatste maak ik me steeds minder illusies. Want we zijn wetenschappelijk, technisch, organisatorisch en financieel tot ongekende prestaties in staat, maar we maken er steeds vaker een zootje van. We hadden vele grote crisissen kunnen voorkomen of qua effecten kunnen beperken door ze tijdig aan te pakken, en dat geldt ook voor veel menselijk leed in de wereld, maar we lieten en laten het gewoon gebeuren. Wegkijken, ontkennen of bagatelliseren.

 

Bij het oplossen van de grote existentiële vraagstukken van deze tijd verliest het algemeen belang het steeds vaker van het korte termijn eigenbelang, groepsegoïsme, politieke domheid en economische gulzigheid. We naderen op heel wat terreinen, zoals de opwarming van de aarde en de stuitende ongelijkheid in welvaart, kantelpunten, die, als we ze overschrijden, de samenlevingen onomkeerbaar uit lood gaan slaan. Dit geldt op korte termijn o.a. voor de ondermijning van onze liberale democratie en rechtstaat en voor de wat langere termijn voor de vernietiging van ecologische systemen. Is dat heel erg?

 

Ja, in ieder geval voor de honderden miljoenen die daar in hun dagelijks bestaan als eersten de wrange vruchten van gaan plukken. Voor hen wordt het leven nog korter, gemener, harder en pijnlijker. Zij daar in de gebieden waar het noodlot als eerste toeslaat hebben gewoon vette pech, een deel van ons hier in de welvarende regio’s hebben waarschijnlijk nog een tijdje veel mazzel. Maar dat zal uitstel van executie blijken. Laat het nog 100 jaar duren, of nog 1000 jaar, maar op enig moment zal blijken dat niet alleen de individuele mens, maar ook de homo sapiens niet méér was dan ,,een lichtflits, ingeklemd tussen 2 eeuwigheden van duisternis” (Blaise Pascal). En dat geldt dus ook voor die welvarende samenlevingen met veel individuele vrijheden. Toch lijkt het me wijs als zoveel mogelijk mensen in actie komen om dat onafwendbare einde te vertragen en het lijden te verlichten. Maar maak je ook weer niet al te druk om zaken die je toch niet kunt beïnvloeden. Want, en dit ter relativering: het individu en de homo sapiens stellen in het universum en in het licht van de eeuwigheid absoluut niets voor. We zijn scheten in een netje.

 

 

 

 

1.   Zijn we meester over ons eigen lot? Koester die illusie.

 

Beschikken we echt over een sturend bewustzijn en een vrije wil waarmee we onze mogelijkheden rationeel kunnen afwegen en in principe verstandige beslissingen kunnen nemen? Volgens heel wat gerenommeerde hersenwetenschappers is dat een illusie waarmee we onszelf wijs willen maken dat we meester zijn over ons eigen lot en -dus - ook aanspreekbaar op ons gedrag. We kunnen het ook elke dag om ons heen zien dat rationeel en verantwoord gedrag niet het meest opvallende is aan onze medeburgers.

 

In zijn standaardwerk “De vrije wil bestaat niet” legt Victor Lamme (hoogleraar neurowetenschap) uit dat al onze gedragingen, keuzes, stemmingen en emoties uiteindelijk worden bepaald door de kwaliteit van de  bedrading in ons brein: een klomp 'hersens', gemiddeld 1.5 kilo zwaar, bestaande uit 86 miljard neuronen verbonden door synapsen waarlangs de informatiestromen die ons doen en laten bepalen met de snelheid van het licht heen en weer flitsten. Het gaat allemaal veel te snel om met een ‘vrije wil’ of een ‘bewustzijn’ die talloze breinacties gericht een gewenste kant op te sturen. Het gebeurt allemaal in nanoseconden waarna wij de uitkomsten achteraf rationaliseren als bedenksels van 'onszelf'.  

 

Kleine defecten in die neuronen of transmissies kunnen al snel leiden tot ‘vreemd’ of sociaal onaanvaardbaar gedrag. Ineens werken bepaalde schakelingen niet meer optimaal en je bent een ander persoon, je weet niet meer wat je was of wie je bent, of je zit kwijlend met hangend hoofd te murmelen in een rolstoel. Zulke ongelukjes zitten in een klein hoekje.

 

Maar ook zonder zulke defecten zijn we in ons dagelijks functioneren min of meer een speelbal van de chemische processen in ons brein. En bij de keuze van ons brein, en met name de kwaliteit ervan, hebben we als individu niets te zeggen gehad. Dat geldt voor bijna alle zaken die uiteindelijk bepalen wie en wat we zijn: onze intelligentie, onze emoties, onze speelruimte als handelende en voelende mens en (dus) het succes in ons leven, zijn vooral bepaald door wat er ooit aan hersens en genen is ingestopt en wat er daarna aan opvoeding/ opleiding aan is toegevoegd en nog heel wat andere zaken onder het kopje ‘toeval, mazzel en pech’. Dit alles ‘overkwam’ ons. Maar als dit allemaal het geval is, en dat lijkt me moeilijk weerlegbaar, wat moet je dan met het concept 'vrije wil'? Dat heeft uiteindelijk slechts betrekking op een beperkt aantal marginale zaken.

 

De prangende praktische en filosofische vraag blijft dan ook: wat kun je mensen die in de ogen van anderen verkeerde keuzes maken, die zichzelf of hun medemens pijn doen of die anderszins ‘in de fout gaan’ nog wél en niet aanrekenen als ze uiteindelijk niets hebben kunnen doen aan dat brein en die opvoeding die sterk bepalend zijn voor hun talenten, denkvermogen, doorzettingsvermogen, inlevingsvermogen, gewetensfunctie  en hun stemmingen en emoties? Niemand is graag dom, gevoelloos, wreed of een slapjanus. Maar jezelf op deze punten structureel veranderen is praktisch onmogelijk. En wat is er nu leuk aan om je vaak somber, boos of agressief te voelen? Maar de één overkomt het vaak en de ander bijna nooit. Het is vooral een kwestie van mazzel of pech.

 

Deze neurobiologische resp. filosofische overpeinzingen kunnen je behoorlijk voor de voeten lopen bij het doordenken, beoordelen en veroordelen van ongewenst menselijke gedrag. Het dwingt je in ieder geval tot de nodige terughoudendheid en tot het inhouden van de onderbuik. Je kunt beter niet al te snel over anderen oordelen en wat meer begrip hebben voor deviant gedrag. Maar wil een samenleving leefbaar blijven, dan ontkomen we er niet aan om mensen toch te blijven aanspreken op sociaal destructief gedrag. Ook als ze het slachtoffer waren van transmissie-storingen in het brein waar ze zelf helemaal niets aan konden doen.

 

2.   Klevers wegschrijven uit het brein

 

Veel van wat ik op een dag zie, lees of hoor, is na korte tijd weer weggezakt en wordt ergens in het brein geparkeerd. Een deel daarvan is weer ‘oproepbaar’ wanneer ik het nodig hebt, een ander (steeds groter) deel vind ik nooit meer of slechts na heel veel graven weer terug.

 

Maar soms is er iets dat zich hinderlijk in mijn hersens vasthaakt. Een beeld dat emoties oproept. Een uitspraak of opvatting die mij ergert, omdat ie aantoonbaar niet klopt of abject is. Een persoon die me intrigeert of irriteert. Een ontwikkeling die me ‘ineens’ zorgen baart. Of zomaar een woord of zin waarop ik blijf kauwen. Dat ‘vasthaken’ gaat me soms hinderen omdat het ‘ruimte’ inneemt. Dat gaat ten koste van nieuwe gedachten. Ik wil die kleefgedachten daarom wegdrukken om andere zaken de ruimte te geven in het brein actief te worden. Maar dat lukt soms niet zo makkelijk.

 

Het is mijn ervaring dat ik die kleefgedachten soms alleen uit het brein kan krijgen, als ik ze heb uitgeschreven in een sluitend stukje, waarin ik hetgeen dat mij hardnekkig fascineert of ergert tegen het licht heb gehouden. Pas als ik dat stukje dan een keer heb teruggelezen, geeft het voldoende rust in het brein en hindert het niet meer. Gedachten opschrijven = gedachten ordenen. En orde geeft (blijkbaar) houvast en rust.

 

 

3.     Het leven is een lichtflits, ingeklemd tussen 2 eeuwigheden van duisternis.

 

Wat stelt ons leven in de kern nu eigenlijk voor en wat is hier in hemelsnaam de bedoeling van? Nou, daar is al heel wat over gefilosofeerd in de afgelopen 2500 jaar. Terwijl het antwoord toch eigenlijk vrij simpel en voor de hand liggend is: je kunt de mens met enige goede wil beschouwen als een bizar fascinerend fenomeen, maar zijn leven stelt in termen van tijd en ruimte helemaal niets voor. De Franse natuurkundige Blaise Pascal (1623-1662) maakte dat scherpzinnig duidelijk met zijn metafoor:  “Het leven is een lichtflits, ingeklemd tussen 2 eeuwigheden van duisternis”. Het is in een flits voorbij. En dat geldt niet alleen voor de individuele mens, maar ook voor de mensheid. We waren er, op deze zandkorrel in het heelal met miljarden andere zandkorrels, eerst nooit, daarna een nanoseconde op de eeuwige tijdschaal, en vervolgens nooit meer. En dan ook zonder enig andere zingeving dan voor het doorgeven van onze genen. Net als elk ander levend organisme.

 

In zijn essay van 150 pagina’s “Het leven als tragikomedie” (2019) citeert de cabaretier Tim Fransen, die cum laude afstudeerde in filosofie en psychologie, Sigmund Freud (1856-1936): “Het leven zoals ons dat is opgelegd is te moeilijk voor ons, het bezorgt ons te veel verdriet, teleurstellingen en onoplosbare problemen. Wij kunnen het alleen verdragen met verzachtende middelen.” (blz. 11)  Arme mens. Een leven leiden zonder enig hoger doel en dan vaak ook nog eens zo lijden.

 

Al dat eindeloze getob lijkt niet alleen op absurd theater, maar heeft ook, voor wie er oog voor heeft, heel wat humoristische kanten. Fransen behandelt kort, maar toch ook diepzinnig, de belangrijkste aspecten van dat zinloze leven. M.n. het menselijk tekort wordt overzichtelijk geanalyseerd. Veel menselijke gebreken en onaangename waarheden passeren de revue. Maar hij maakt ook duidelijk dat humor kan helpen om die onaangename waarheden dragelijk te maken. Zonder humor geen leefbaar leven.

 

Hilarisch, maar toch ook wetenschappelijk verantwoord, diept Fransen 5 dimensies van het menselijk tekort uit: het lichamelijk tekort, het psychisch tekort, het kennistekort, het moreel tekort en het existentieel tekort. Al vanaf het moment dat de eerste cel gedeeld wordt, begint ons DNA te slijten. En vanaf een jaar of 40 begint de onherstelbare schade aan ons genetisch materiaal steeds manifester op te spelen en leidt uiteindelijk tot een haperend gehoor, een afnemend zicht, een falend geheugen, een lastige blaas, blessures die zich steeds lastiger herstellen, rottige ziektes en nog oneindig veel meer ongemakken. We moeten steeds vaker aan de hulpmiddelen. Het maakt het leven allemaal niet aangenamer. Waar hebt dat nou allemaal voor nodig?

 

Het leven is dus voor velen een kwestie van ongemakkelijk voortrommelen, vaak zinloos lijden. Zo nu en dan onderbroken door momentjes die het nodige genoegen kunnen verschaffen. En zelfs die mazzel is niet iedereen beschoren. Die lichamelijke en geestelijke aftakeling treft ons weliswaar op enig moment allemaal, maar al die zaken die de kwaliteit van het leven bepalen, zijn extreem ongelijk en dus oneerlijk verdeeld. Dat geldt niet alleen voor de gebreken van ons lichaam en brein, maar ook voor alles wat daar mee samenhangt: pijn, schaamte, ongemak, ziekte, stoornissen, aantrekkelijkheid, doorzettingsvermogen, karakter, intelligentie, geluk etc etc. De een heeft op deze punten (veel) pech en de ander (veel) mazzel.

 

Fransen noemt het leven een geboorteloterij: bijna alles wat het leven dragelijk of ondragelijk maakt, is bepaald door de plaats waar je wiegje stond ofwel door het genenpakket dat je ten deel is gevallen en door degenen die je hebben opgevoed. Bijna niets heb je er zelf aan kunnen doen. Voor de pechhebbers is hele leven in feite een bijna kansloos gevecht om de achterstanden die ze bij de start al hebben opgelopen in te halen. Vergeefs proberen ze repareren wat niet te repareren is.

 

Waarom houden vooral al die pechhebbers het dan toch zo lang vol? Hopen ze op beter, tegen beter weten in? Zijn ze nieuwsgierigheid naar hoe het allemaal verder gaat? Hebben ze de overtuiging dat nu ze er toch zijn, ze er gewoon iets van moeten maken? Is het het religieuze gebod van ‘doorgaan tot het einde”? Of gewoon het besef dat je nog lang genoeg dood kunt zijn: dus waarom zou je dat bespoedigen? Zo’n gedoe.

 

Fransen maakt duidelijk dat je het gebrekkige en eindige leven met relativeren, zelfreflectie en vooral humor beter kunt volhouden. Lees dat boek.

 

4.    Schrijven is ordening brengen in de chaos van gedachten-flarden

 

Schrijven in de betekenis van ‘literair schrijven’ is meestal een moeilijk en zwaar scheppingsproces. Soms is het creatio ex nihilo (creëren vanuit het niets). Maar veel vaker is het vanuit al dan niet vage ideeën of vraagstellingen stap voor stap iets opzetten en dan maar boetseren, prutsen, hakken en slijpen tot er iets zichtbaar wordt dat de moeite waard is. Schrijven is een combinatie van inspiratie, transpiratie, wachten, opgeven, zuchten en steunen, weer doorgaan.  

 

Schrijven is observeren, noteren, fantaseren, beschouwen, ideeën ontwikkelen, argumenten hanteren en ideeën handen en voeten geven. Schrijven is vooral ook verbeelden. Van personages, gesprekken, gebeurtenissen of plekken. Je fantasie de vrije loop laten en zoveel mogelijk wilde, vreemde, enge of hilarische gedachten die in je brein rondspoken op papier zetten en er vervolgens structuur en logica in proberen te brengen. Je moet er een zekere technische vaardigheid voor hebben, maar je moet het ook durven.

 

Maar het schrijven van dit soort korte stukjes is in beginsel vrij simpel. Er zijn talloze zaken die in het brein rondzweven en je hoeft er alleen maar een paar uit te vissen die je echt interesseren. Die flarden van gedachten over een specifiek thema vat je dan op een logisch-consistente manier, voorzien van kop en een staart en in een leesbare vorm, samen in 600 tot 1000 woorden. De ene keer schrijf je zo’n onderwerp in één ruk uit tot een kloppend stukje, de andere keer moet je wat meer slijpen en schuren. Het is een handige manier om je in het ‘echte’ schrijven van een essay of een boek te oefenen.

 

Het fabriceren van een begrijpelijk stukje, in goed Nederlands, grammaticaal kloppend, geeft voldoening. Dat is al een voldoende reden om het te doen. Als anderen er dan ook nog iets in herkennen of, nog leuker, zich er aan ergeren, dan is dat mooi meegenomen. En als het ook nog aanleiding is voor een gesprek of discussie is het helemaal geslaagd.

 

De econometrische modellenbouwer professor Jean Paelinck had als lijfspreuk “A model a day keeps the doctor away”. Misschien geldt dat ook wel voor het schrijven van korte stukjes.

 

5.   God en de hemel: over weinig anders kan zo onbegrijpelijk worden geleuterd.

 

Velen vinden het cynisch, betweterig of arrogant als je zegt dat er geen goede, almachtige God kan bestaan. Terwijl ik het juist cynisch vindt om te beweren dat die wel bestaat, omdat je de goedgelovigen daarmee blij maakt met een wel heel dooie mus. Is er ook een kans dat zelfs gelovigen op een rationeel moment inzien dat in deze boze wereld een almachtige God wel heel erg slecht moet zijn? Ik vrees het ergste. Want als het om God gaat, of om een leven na de dood, ook zo’n bizarre gedachte, dan verliezen ratio en logica het meestal van gevoel en vaag geleuter.

 

Meer woorden zou je hier niet aan vuil moeten maken, ware het niet dat 85% van de mensheid al die onbewezen bovennatuurlijke verhalen over goden en een leven na de dood wel gelooft. Hoe komt dat? Eigenlijk alleen door een effectieve indoctrinatie vanaf de geboorte. Want er zijn maar weinigen die na een normale seculiere opvoedingsperiode nog in hogere machten gaan geloven. Maar als je het er eenmaal van jongs af aan ingestampt hebt gekregen, zit het meestal voor altijd in het brein vastgeklonken. En in de regio’s waar de Godgelovers het voor het zeggen hebben, volgt uitsluiting, of erger, als je durft te twijfelen of afvallig wordt. Het overlevingsinstinct maakt dat je dan eieren voor je geld kiest.

 

Godgelovers proberen, bij gebrek aan bewijs, de bal altijd terug te spelen: bewijs maar eens dat God niet bestaat. Maar zo zijn we niet getrouwd: de bewijslast ligt natuurlijk altijd bij de Godgelovers. Als die beweren dat er mensen zijn die over water kunnen lopen, dan moeten ze mij niet vragen om te bewijzen dat dat onzin is. Wij atheïsten kunnen gewoon zeggen dat iets dat er niet is en er ook logischerwijs niet kan zijn, niet bestaat. De Godgelovers moeten dan met logisch-consistente argumenten en toetsbare bewijzen komen dat hun God of ‘over-water-loper’ wel bestaat. Antwoorden als ,,ik geloof het gewoon” of, erger nog “Ik weet het zeker” hebben natuurlijk geen enkele betekenis. En verwijzen naar alles wat er groeit en bloeit en stellen dat dat alleen maar door een God gecreëerd kan zijn, is ook niet sterk en staat haaks op de evolutietheorie die wel talloze malen succesvol getoetst is.

 

Op de vraag wat of wie er vóór God was en wie God dan heeft gecreëerd, krijg je ook nooit een helder en aannemelijk antwoord. Hij schijnt er altijd al geweest te zijn. Kan iets er altijd zijn geweest? ‘Iets’ zonder begin dus? Maar wat deed God dan vóór de oerknal? En wat spookte hij uit in die 14 miljard jaar toen er nog geen mensen waren? Beetje duimen draaien? Of eerst zorgen voor de oerknal en dan vervolgens het heelal een beetje in elkaar knutselen? Of werd ie pas actief toen hij de mensen op aarde zette? En bemoeide hij zich ook nog zich evoluerende cellen en dieren? Nee, natuurlijk niet, want dat is evolutie en daar geloofd hij niet in. Een beetje mallig allemaal.

 

Richard Dawkins, Bertrand Russell en Herman Philipse (om er maar 3 te noemen) hebben in hun boeken zoveel argumenten tégen het bestaan van een God en een hiernamaals aangevoerd dat je er duizelig van wordt. In zijn essaybundel “Atheïstisch manifest en De onredelijkheid van religie” komt Herman Philipse met 2 regels die eigenlijk al afdoende moeten zijn. ,,Als je ‘God’ als iets onkenbaars wilt definiëren, wat godsgeleerden doen, dan heeft die ‘God’ dus geen beschrijvende inhoud. En iets wat geen inhoud heeft en niet aangetoond kan worden, kan het ook niet bestaan.” Klaar.

 

6.   Hoe kun je niets voelen bij het mishandelen van dieren?

 

Mijn weerzin tegen het mishandelen van dieren ontstond, denk ik, in de zomer van 1959, toen ik, 9 jaar, voor de eerste maal mijn zomervakantie doorbracht op de boerderij van mijn opa en oma in Tjalleberd, een boerengehucht 6 km ten westen van Heerenveen. Zij waren een paar maanden daarvoor vanuit Gouda naar dat van god verlaten oord in de bushbush van Fryslan verhuisd. Waarom? Niemand die het wist. Waarschijnlijk een oprisping, zoals mijn opa die wel vaker had. En waarom naar Tjalleberd? Daar stond toevallig iets te koop. Zo simpel was het leven. Deze Groningers van geboorte waren daarvoor al minsten 20x verhuist en zouden daarna nog 3x verkassen.

 

Ik zou er zeven achtereenvolgende jaren van een paradijselijke zomervakantie genieten. Het was een idyllisch, zorgeloos leven met koeien en kalveren, paarden en veulens, hooibergen, boomgaarden met kersen- en appelbomen, tuinen met kruis- en aalbessen en sloten waarop we met de platbodem naar de rietvelden voeren om daar vervolgens urenlang te vissen en keten. Koeien melken. De zware melkbussen langs de kant van de weg zetten, waar de melkwagen ze ophaalden voor de zuivelfabriek in een gehucht verderop. Het paard mennen voor de kar met hoog opgestapeld hooi. Die heerlijke luchten van dieren, nat gras, vers hooi, zuivere mest…. Primitief allemaal, maar opwindend voor een jong kereltje uit de stad. Ik kan nog steeds talloze beelden tot op detailniveau oproepen. Vreselijk als die zes weken weer om waren.

 

Maar elke keer waren er ook wel incidenten met dieren die een onuitwisbare indruk op me maakten en waar ik kotsmisselijk van werd.Boerenjongens die kikkers hun pootjes uittrokken of er een aansteker onderhielden en gloeiden van opwinding bij het harde gekwaak van de radeloze opgeblazen beestjes. Mijn 5 jaar oudere oom die louter voor de lol met een simpele buks musjes of koolmezen uit een boom schoot en mij dan triomfantelijk aan het nog warme borstkastje van zo’n prachtig, weerloos vogeltje liet voelen. En me dan, vergeefs, probeerde over te halen het ook eens te proberen. De dierenarts die regelmatig langs kwam en mijn lievelingsgeiten, met wie ik elke dag vrolijk stoeide en lange mekkergesprekken voerde, met een grote schaar zonder verdoving de ballen afknipte. Het oorverdovende gebrul van pijn was niet te harden. Ik zal toen vast niet gedacht hebben ‘wat wreed en zinloos’, maar werd er wel beroerd van, kon er niet van slapen, probeerde me in de dieren te verplaatsen. Ik vrees dat ik de enige was in het Tjalleberdse milieu in die tijd, met vooral aardige mensen.

 

Maar ook later….tijdens mijn HBS-tijd deed ik in mijn vrije uren voor een Goudse kennis/koppelbaas een veelheid van onaangename klussen. ’Zwart’, zwaar, niet zelden gevaarlijk en voor die tijd en mijn leeftijd bizar goed betaald. Olietankers met chemische dampen in de Rotterdamse havens reinigen. Vanaf ’s morgens vijf uur, tot een uur voor schooltijd, tomaten plukken in naar pesticiden stinkende kassen. Op scheepswerven dure jachten schoonbikken na ze eerst met een bijtend chemisch goedje te hebben behandeld. In kaaspakhuizen lange dagen achter elkaar de mijt van 20-kilo kazen afvegen, ze dan omkeren en in de plastic was zetten. Varkens optakelen en in een heet bad laten zakken in het Goudse abattoir.

 

Die laatste klus is op afstand de ergste baan die ik ooit heb gedaan. En ik was nog maar 17. De varkens werden eerst vanuit de vrachtwagen het abattoir ingedreven, vaak ingeschopt als ze door het inhumane vervoer niet al kreupel waren. Daar zagen of voelden ze direct al wat hen te wachten stond. Want ze hoorden het gegil van paniek en pijn van hun voorgangers. Bij binnenkomst kregen ze via een tang met een soort koptelefoon een paar stroomstoten tussen de oren en moesten dan dood zijn. Wat vaak niet het geval was, ze waren dan slechts verdoofd. Ze werden direct daarna, dood of niet, aan de achterpoten opgetakeld en in een stomend heet bad gedompeld. Mijn taak. Dit om de haren er af te laten schroeien en het vlees makkelijker van het karkas te kunnen snijden. De varkens die de stroomstoten hadden overleefd, kwamen in het zicht van de onderdompeling weer bij en krijsten het hart uit je lichaam. Ik heb dat vier dagen volgeho

uden en ben toen kotsend afgetaaid. Mijn koppelbaas vond me een watje en bracht me lachend naar een kaaspakhuis.

Ik heb het nooit begrepen: dierenleed zien en er dan niet door geraakt worden. Gevechten tussen honden of hanen organiseren tot de dood er na een martelende strijd op volgt en dan genieten van dierenpijn: wat is de lol? Waarom vindt niet iedereen dat walgelijk. Veehouders die hun schuren met vele duizenden kippen of varkens zien afbranden omdat ze geen er geen geld voor over hadden om die schuren brandveilig te maken. En dan, al die verbrande dierenlijkjes overziend, alleen als commentaar hebben: ,,gelukkig zijn we goed verzekerd”. Ik kan de neiging dan nooit onderdrukken om te denken: jammer dat jezelf niet meegefikt bent. Het is allemaal zo wreed en zinloos. Als je je niet bekommerd om vermijdbaar leed van dieren, dan heb je dus ook niets met het leed van mensen.

 

7.   Onthechten en zo loskomen van angsten

 

Je kunt je verbazen over de pietluttigheden waarover mensen zich druk maken of zelfs angst hebben. Volgens Epicurus, de grote Griekse denker (rond 300 v Chr) - niet te verwarren met de Stoïcijn Epictetus die 400 jaar later leefde – is angst de grootste spelbederver van geluk. De kerntaak van de filosofie is volgens Epicurus dan ook: het doorgronden van de werkelijkheid om daarmee de mens van zijn angsten te bevrijden. De angst wegrationaliseren? Epicurus geloofde heilig in de vermogens van het menselijk verstand.

 

Een van de grootste angsten van mensen is toch wel die voor de eigen dood en de dood van geliefden. Epicurus vond deze angst een merkwaardige en onnodige emotie. Want, doceerde hij: ,,Zolang wij er nog zijn is er geen dood. En als de dood er is, zijn wij er niet meer. Dus waarom bang zijn voor de dood?” Het enige dat ons z.i. in het leven houvast geeft, is ons verstand. D.m.v. goed nadenken kunnen we onze wereld vrij van angsten denken.

 

Hoewel de Epicuristen vaak worden geïdentificeerd met ‘genotszuchtigen’ of hedonisme, draait volgens Epicurus een gelukkig leven om twee zaken: zelfredzaamheid en gemoedsrust. Maak je zo onafhankelijk mogelijk van anderen en van zaken, dingen en situaties die je niet of nauwelijks zelf in de hand hebt, zoals geld, prestige, status of affectie. Wees autonoom. Geluk is vooral bereikbaar door de afwezigheid van gemis.

 

De Stoïcijnen (Zeno, Epictetus, Seneca,) zitten nog extremer op de lijn van onthechting. Met de rede als het leidend beginsel is het leven voor hen een oefening in het ons begripvol neerleggen bij de feiten en bij situaties waaraan je toch niets kunt veranderen. Daarbij zijn vooral emoties (‘pathé’) alleen maar storend en een groot gevaar voor ons geluk.

 

Emoties worden door de Stoïcijnen gezien als autonome chemische processen in de hersenen die ons helder denken belemmeren. En daarmee onze hoogste staat van geluk frustreren, nl die van ‘apatheia’: onverstoorbaarheid. We moeten er rationeel denkend naar streven ons welbevinden nergens door laten verstoren. Zeker niet door emoties.

 

Via denken kunnen we volgens de Stoïcijnen onze emoties beïnvloeden, veranderen of zelfs laten verdwijnen. Steeds als we door een emotie (woede, verdriet, angst) overmand worden, moeten we er vanuit gaan dat we iets verkeerd hebben beoordeeld, een denkfout hebben gemaakt. Daarnaast helpt het ook door ons leed in de context van groter leed te plaatsen. Voel je je ongelukkig omdat je een baan niet hebt gekregen, bedenk dan wat het ergste is dat je kan overkomen. En stel dan vast dat vergeleken daarmee het actuele leed vanwege die baan toch minimaal is.

 

Epictetus maakt ook nog eens duidelijk dat niet de dingen zelf ons van streek maken, maar de denkbeelden erover. Vrezen noemt hij een treurige bezigheid. We lijden vaker aan een verwachting dan aan de werkelijkheid. Als een vrees geen werkelijkheid wordt, hebben we al die tijd voor niets geleden. En als het wel gebeurt, hebben we dubbel geleden. Veel leed ligt in het alsmaar naar achteren en naar voren kijken. Het is irrationeel en kan dus met denken opgelost worden.

 

Voor en na ons strekt zich een eeuwigheid uit, aldus Epictetus, waarin wij er niet waren en we er niet meer zullen zijn. En dan gaan we die miniem korte tussentijd dat we er wel zijn zitten zeuren en treuren. En ontnemen ons daarmee zelf het plezier. Dat is irrationeel want deze korte tijd is alles wat we hebben. Laten we die tijd dus niet laten verspillen door angsten, doemscenario’s, valse hoop en frustrerende verwachtingen. Dat moet met de kracht van de rede toch lukken? Ongeluk of tegenslag kunnen we zien als een trainingskamp, waar we met een betere geluksconditie uit zullen komen.

 

Net als het corrigeren van onze emoties is het onthechten van waardevolle dingen een 'vak apart'. Hoe meer zaken we als ‘van waarde’ bestempelen des te gehechter = afhankelijker we worden en hoe meer onze gemoedsrust wordt aangetast door de angst het te verliezen of door de frustratie het niet te verkrijgen. Sommige Stoïcijnen gaan hierin erg ver: “wie anderen nodig heeft om gelukkig te zijn, is maar een arme slaaf”. Hier valt wel iets op af te dingen.

 

Denkend de balans vinden. Tussen onthechten en hechten. Dat is een hele opgave, ook voor de rationele mens, die toch weinig meer is dan een door toeval ontstaand clustertje atomen dat op de eeuwige tijdschaal maar een nanoseconde bestaat om daarna weer opgelost te worden in een onmetelijk heelal. Waar maken we ons druk om?

 

8. Schrijven is ook: de kunst van het doseren.

 

“Ik schrijf je een lange brief, want ik heb geen tijd voor een korte” liet de Franse wis- en natuurkundige Blaise Pascal in 1657 aan een vriend weten. Mensen die wel eens een verhaaltje op papier zetten, zullen het herkennen. Tig A4-tjes vol tikken is niet zo moeilijk, maar je beperken tot, zeg, 500 woorden dwingt je tot nadenken over de kern van wat je zeggen wilt. Je moet de drang tot uitleggen, toelichten, verklaren onderdrukken. Je moet streng selecteren. Alles wat niet direct bijdraagt aan de boodschap die je wilt overbrengen, moet er uit. Dat schrappen van woorden of zinnen uit de ruwe tekst lastig zijn. Je hebt een paar mooie zinnen bedacht, misschien hecht je er wel aan, maar die moeten er toch echt uit om het stuk leesbaar te houden.

 

Het overzetten van gedachten vanuit het brein naar papier, schrijven dus, is vooral een kwestie van ‘veel doen’ en een beetje gevoel voor grammatica. Iedereen die gedachten heeft en niet dyslectisch is, kan het. Je moet er vooral lol in hebben. In het schrijfproces zelf. Maar ook in het delen van gedachten, opvattingen of redeneringen. Verder kun je je eigen denken aanscherpen door redeneringen en argumenten op te schrijven. Je wordt dan a.h.w. gedwongen tot een logisch-consistent betoog met jezelf. Ook kun je door het op te schrijven zaken die in het brein hinderlijk blijven rondspoken, beter een plaats geven. Maat ook geldt vaak: wat je beschrijft, beklijft beter. Zelf vind ik het een meerwaarde hebben om via die stukjes mijn ontwikkeling in het denken over allerhande onderwerpen in de tijd te kunnen volgen.

 

Het lastige zit m dus vaak in het selectieproces van wat wel en wat niet. De één leest het liefst korte stukken, een ander het liefst stukken met veel uitleg. Zelf ben ik een lettervreter. Als ik stuk in de krant lees, denk ik vaak: ,,waarom heeft ie hier niet wat meer uitleg bij geschreven?” Maar voor mijn blog wil ik het liefst stukje dat de 800 woorden niet  overschrijdt. Ik loop even te dubben over een onderwerp, schrijf een paar zinnen, bedenk een kop, een leidend thema en een conclusie en probeer dan wat ik wil zeggen in zo weinig mogelijk woorden uit te leggen en toe te lichten. 

 

De aandacht spanne van de meeste mensen moge dan misschien wat groter zijn  dan die van een goudvis, maar niet heel veel groter. Voor veel lezers zijn krantenartikelen van 800 woorden al veel te lang. Een leestijd van 3 minuten en er nog even over nadenken? Daar is vaak al teveel. Ze willen een pakkende kop, een samenvatting en scannen daarna nog een paar zinnen. Veel lezers zijn gewend aan soundbites. Dat is een nieuwswaardige melding bestaande uit niet veel meer een of twee zinnen die makkelijk beklijven en ‘lekker blijven hangen’. Er is geen ruimte voor uitleg, nuance, of argumentatie. In een column lukt dat ook niet altijd, maar je probeer er toch iets meer van te maken dan een soundbite.

 

9.  Pensionado’s moeten eens ophouden met klagen.

 

Volgens veel experts hebben wij hier het beste pensioenstelsel ter wereld: degelijk, betrouwbaar, goed renderend en solidair. Toch hoor je de laatste jaren veel boos gemopper op het systeem. “We krijgen minder dan wat ons beloofd is” en “Ze pikken

ons ons geld af”. Wie ‘ze’ zijn blijft dan meestal in het vage. De complotdenkers  vermoeden wellicht een kongsi tussen de elite, de politiek en de pensioenfondsen, die samen de ‘vette pensioenpotten’ ten eigen bate willen afromen. Ook de kreet “we  hebben toch voor ons eigen pensioen betaald?” hoor je vaak.

 

De experts zetten daar dan tegenover dat de pensioenfondsen nooit een vast pensioen met een zekere indexering hebben beloofd of gegarandeerd en dat in tijden van crisis en sterk

 

dalende rendementen ook de pensioenen aangepast moeten worden. Maar hoe zit het met het mantra “we hebben er toch zelf voor betaald”? In zijn Volkskrant-column presenteerde Peter de Waard enige tijd geleden een paar cijfers die duidelijk maken dat de overtuiging van boze pensionado’s dat ze zelf voor hun eigen pensioen betaald hebben, lichtelijk overdreven is. De Waard rekent voor dat een modale ambtenaar die op 25-ste pensioenpremie gaat betalen rond z’n 67-ste een potje van € 746.000 in de wacht heeft staan. Daar heeft  hij zelf € 77.500 aan betaald. Slechts 10% dus. De werkgever heeft € 162.000 in het potje gestopt, 21%. Een het ABP heeft via rendementen op slimme beleggingen € 507.000 aan de pot bijgedragen: 68%. Je kunt natuurlijk ook vinden dat de werkgeversbijdrage in de pensioenpot gewoon geld van de werknemers is. Het is met  werknemersinspanningen verkregen, vervolgens door de werkgever ingepikt, om daarna weer genereus naar het pensioenfonds te worden doorgestuurd.

 

Je zou hieruit de volgende conclusies kunnen trekken: 1. Als het niet goed gaat met de bedrijven komen de werkgeversbijdragen aan de pensioenpot onder druk te staan. 2. Als de economie in een crisis zit en er weinig rendementen behaald kunnen worden, moet ook het ABP de tering naar de nering zetten en kan ze minder in de pot stoppen. 3. Als de belangrijkste voedingsbronnen van het pensioenpotje teruglopen, kan er ook minder uit hetpotje gehaald worden 4. Alleen dankzij solidariteit tussen de generaties kunnen economisch slechte tijden gecompenseerd worden door goede tijden en behoeft er in slechte tijden niet sterk gekort te worden.Dit alles overziend is mijn stelling dat de pensionado niet zo moet zeuren. Hij/zij draagt zelf maar beperkt bij aan zijn eigen pensioenpot, maar is elke keer boos op de partijen die zorgen dat zijn kleine bijdrage uitgroeit tot een behoorlijke pot met geld. Ik geloof er ook niets van dat de meeste werknemers meer rendement uit hun premies zouden hebben gehaald als ze het zelf hadden belegd. De meesten kunnen dat niet eens.

 

Een belangrijke vraag lijkt me: hoe lang blijft die kleiner worden groep werkenden solidair met die groter wordende groep ouderen? Daar komt natuurlijk een keer een eind aan. Zeker als je als jongere weet dat je ook nog eens steeds grotere bedragen aan AOW moet gaan overmaken naar die steeds grotere groep alsmaar ouder wordende ouderen. Wat de jongeren ook niet positief zal stemmen is dat die ouderen de afgelopen 50 jaar een veelheid van riante financiële regelingen voor zichzelf hebben opgetuigd waar ze maximaal van hebben geprofiteerd, maar die ze de laatste jaren gaandeweg (zijn) gaan afbouwen. Buit binnen. Zoals de riante studiebeurs en de renteloze leningen. En de tamelijk dwaze hypotheekrenteaftrek natuurlijk, waarmee er via de belastingen grote sommen geld zijn overgeheveld van de burgers die geen huis konden betalen naar de huizenbezitters die zo een fors deel van huis gesubsidieerd kregen.

 

Gevolgen: alleen door hoge schulden te maken kun je nog studeren en de prijzen van huizen zijn voor starters onbetaalbaar geworden. Een koophuis wordt voor hen bijna onhaalbaar, zeker met die onzekere tijdelijke contracten die nu zo in de mode zijn. Terwijl grote groepen ouderen, mede door die riante financiële regelingen, nu met een leuke spaarpot in een grotendeels afbetaald eigen huis zitten. Het is het verhaal dat die types van 50Plus nooit zullen vertellen. Zij zijn van: “de ouderen worden weer gepakt”.

 

Mijn inschatting is dat de jongere generaties dit op enig moment niet meer gaan pikken. Zij gaan in opstand komen tegen de hoge huizenprijzen en dito huren, tegen de hoge studieschulden, tegen de hoge AOW- en pensioenpremies, tegen de sterk stijgende zorgkosten veroorzaakt door ouderen, tegen de flexcontracten en de afgeknepen loontjes. Het lijkt me een groeimarkt voor politieke rattenvangers op de flanken die het vooral van boze burgers moeten hebben. Vooral de ouderen met een AOW + een redelijk pensioen kunnen zich voortaan beter wat gedeisd houden, lijkt me.   

 

10.   Het bewustzijn kan natuurlijk nooit los van brein functioneren.

 

Na de dood vergaan we uiteindelijk tot een paar honderd miljard losse atomen. Meer blijft er niet over. Nee, ook geen geest.  De uitdrukking ‘de geest geven’ betekent dan ook niet meer dan ‘ophouden met leven’. Het bestaan van een autonoom, buiten het brein, na de dood door functionerend bewustzijn is in strijd met alle beschikbare wetenschappelijke kennis en is, derhalve, ook nooit aangetoond. Laat staan dat zo’n bewustzijn zich vervolgens ook nog eens vrij zwevend door de ruimte zou kunnen verplaatsen en zou kunnen communiceren met andere geesten. Allemaal apekool. Het is ooit bedacht door de ‘uitvinders’ van religies, die zochten naar een beetje hoop in de dagelijkse ellende van het kommervolle bestaan. Na dit leven op aarde zou het allemaal voor eeuwig beter worden. Als je zo'n verhaal goed vertelt dan kun je het blijkbaar tallozen laten geloven. 

 

Debatteren over het wel of niet bestaan van een leven na de dood is weinig meer dan zinloze luchtverplaatsing. Terwijl de argumenten tégen een leven na de dood doorslaggevend sterk zijn en ook nooit steekhoudend worden weerlegd, zijn er miljarden op de wereld die zulke argumenten gewoon van tafel vegen met de stelling: “er is wel een leven na de dood, punt.” Vragen naar het bewijs daarvoor wordt door heel wat religies bijna als blasfemie beschouwd.  

 

Mijn beste vriend vanaf de middelbare school was niet gelovig, maar geloofde wel dat er ‘iets’ was na de dood. Mijn scepsis werd schouderophalend aangehoord en mijn argumenten tégen voor kennisgeving aangenomen….hij bleef serieus rekening houden met een soort doorleven na het doodgaan, maar kon aan dat gevoel ook weinig zinnigs meer toevoegen… tot hij mij in 2002 opgetogen vertelde over het boek van de cardioloog Pim van Lommel Eindeloos bewustzijn: een wetenschappelijke visie op de bijna-dood ervaring”. Van Lommel zou hebben aangetoond dat het bewustzijn ook actief is als de hersens niet meer functioneren. Het zou volgens vriend toch het wetenschappelijke bewijs kunnen zijn dat het bewustzijn ook buiten het fysieke lichaam kan functioneren. Werd hier iets aangetoond dat volgens de wetten de materie onmogelijk is? 

 

Heb het boek van van Lommel toen dus maar gekocht en ook nog gelezen….het viel niet mee. Wel een aantal interessante casestudies van mensen die konden navertellen wat ze hadden gevoeld en gezien in de periode na hun hartaanval in een situatie dat zij volgens van Lommel geen zichtbare hersenactiviteit meer hadden: een tunnel met licht aan het einde, schitterende kleuren, gelukzalige gevoelens en onvoorwaardelijke liefde. LSD-trips gelijkende ervaringen. En dan kwamen ze uiteindelijk toch weer bij. Daar baalden ze dan van, want ze waren juist zo volmaakt gelukkig in die bijna-dood situatie en wilden niet meer terug in dat onvolmaakte lichaam. De meeste verhalen leken sterk op elkaar.

 

Wat mij aan het boek in toenemende mate ergerde was dat van Lommel het steeds had over patiënten die geen hersenactiviteiten meer hadden, terwijl ik elders al had gelezen dat die bijna-dood patiënten met hallucinerende ervaringen nog wel degelijk enige hersenactiviteit hadden. Op dit punt was van Lommel gewoon niet nauwkeurig. Of omdat hij niet in staat was die hersenactiviteit te meten. Of het kwam hem niet goed uit, omdat hij met zijn onderzoek juist wilde aantonen dat bewustzijn zonder het brein autonoom kan functioneren. Als eerste stap op w

eg naar het aantonen van een leven na de dood. Hadden zijn wetenschappelijke inspanningen wellicht een religieus nevendoel?

In de discussie over bijna-dood-ervaringen (bde’s) zijn twee kampen te onderscheiden: zij die het bestaan van bde's zien als het bewijs dat de geest onafhankelijk kan functioneren van het brein. Van Lommel zit dus in dit kamp. De non-believers echter zien bde's als een hallucinatie, een illusie van het brein veroorzaakt door zuurstoftekort of door neurotransmitters die vrijkomen vlak voor het sterven. In dit kamp wordt van Lommel wetenschappelijk niet serieus genomen. Vooral omdat hij blijft beweren dat er tijdens een hartstilstand op het moment dat de bde wordt ervaren geen breinactiviteit is. Wat volgens de meeste neurologen aantoonbaar niet klopt, hetgeen met de huidige hersentechnologie volgens hen ook makkelijk is aan te tonen.

 

Van Lommel en zijn volgelingen hebben ons geen stap dichter bij het bewijs gebracht dat een autonoom bewustzijn buiten het brein mogelijk is. Alle serieuze onderzoeken naar bde’s tonen juist aan dat er zonder zuurstof geen hersenactiviteit meer mogelijk is en dat daardoor het bewustzijn is uitgeschakeld en er nooit hallucinerende ervaringen kunnen optreden. Dus gewoon niet geloven in geesten en spoken die ronddwalen in een 'andere dimensie'. En ook niet in van Lommel. 

 

11.    Toegeven aan beperking van het vrije woord? Toegeven is opgeven. Opgeven is overgeven.

 

Na de onthoofding van de Parijse geschiedenisleraar Samuel Pay door een islamitische extremist van Tjetjeense huize startte de discussie over de vraag of dat ook in Nederland kon gebeuren. De vraag alleen al....waarom zou zo’n slachtpartij niet in Nederland kunnen plaatsvinden? Er spreekt een naïef soort arrogantie uit. Alsof wij hier geen burgers hebben die voldoende verward, gewetenloos of religieus geradicaliseerd zijn om te doden, enkel om hun God of profeet te behagen? 

 

Dan was er deze week ook nog het blijmoedige standpunt van een goedwillende lerares aan een vmbo-school die zei dat ze alle onderwerpen behandelt, maar vond….,,je mag best gevoelige onderwerpen behandelen, maar je hoeft mensen niet te kwetsen”. Met zo’n houding zet je dus de bijl aan de wortel van ons belangrijkste grondwetsartikel dat gaat over de vrijheid van meningsuiting. Nee, natuurlijk hoeft je niet te beledigen….en waarom zou je dat ook bewust doen? Maar......ten eerste:… het hoeft niet, maar je mág wel beledigen, zonder dat je daarmee religieuze dwazen legitimeert jouw kop er af te snijden en ten tweede:....als je controversiële onderwerpen behandelt, voelt er, zoals gezegd, altijd wel iemand zich beledigt. Dan behandel je dus onderwerpen niet?

 

Vervolgens kwamen de terechte vragen over het behandelen van politiek en religieus gevoelige onderwerpen op scholen: moest dat nog wel en durven de leraren dat nog? Er werden voorbeelden genoemd van leraren die de Holocaust maar niet meer behandelen omdat islamitische opgevoede leerlingen dat een verzinsel vinden en er vaak ruzie over in de klas over ontstaat. Net zoals er ouders komen klagen als er in de klas gesproken wordt over de  moord- en martelpraktijken het Nederlandse leger in Indonesië ten tijde van de 'vuile oorlog', die een ander dan weer 'politionele acties' noemt. En begint een leraar in een klas waarin ook Turkse leerlingen zitten over de Armeense volkerenmoord, dan heeft hij de volgende dag razende ouders in z'n klas die niet schromen hem te bedreigen met “we weten waar je woont”. 

 

Uitermate intimiderend, maar moet je al die onderwerpen dan maar niet behandelen bij burgerschapskunde of maatschappijleer was de vraag in de verschillende talkshows. Gelukkig vonden de meeste van de aanwezige leraren dat dat natuurlijk moest, maar een aantal amendeerde deze mening voor alle zekerheid met de toevoeging dat die 'gevoelige onderwerpen' wel 'op gepaste wijze' met de leerlingen moesten worden besproken.

Op gepaste wijze….hier komt natuurlijk een hele wereld achter weg. Natuurlijk moet je alles 'gepast' bespreken, maar wat hier bedoeld leek te worden was, dat je het zo moet bespreken dat niemand in de klas zich er aan hoeft te storen. Maar daarvoor moet je het onderwerp vaak zo abstract maken dat het niets meer met de werkelijkheid te maken heeft.

 

En dat is nu juist de kern van het probleem....als dit het uitgangspunt is, dan kun je bijna geen controversieel onderwerp meer op een zinvolle behandelen, want in ons multiculturele landje is er altijd wel een bepaalde groep die zich ergens over gekwetst voelt. Het meer met gekwetsten stroomt inmiddels over. Je kunt de Armeense volkerenmoord nu eenmaal niet zo bespreken dat Nederlanders met Turkse roots zich niet gekwetst voelen. Dat geldt evenzeer voor het bespreken van Maarten Luthers virulent antisemitisme. Stel je dat aan de orde dan komen de leerlingen met een protestante achtergrond of hun ouders in verzet. Maar ze roepen gelukkig niet op tot een fatwa.

 

Zijn bedreigingen van onverdraagzamen een voldoende reden om het er dan maar niet over te hebben? Moet het vrije woord worden opgeofferd als het over de islam gaat? Lijkt me niet. Kiezen we voor zelfcensuur dan wordt het van kwaad tot erger. Elke concessie zal gevolgd worden door nieuwe eisen. Die intolerantie moet juist een extra reden zijn om het er wel over te hebben. Net zo lang tot iedereen die in dit land woont, accepteert dat je hier vrij bent om te zeggen te tonen wat je wilt, zolang je maar niet oproept tot geweld. Desnoods zetten we bij elke school waarvan leraren bedreigd worden een agent of een militair. 

 

Als je het uitgangspunt ‘niemand mag zich beledigd voelen’ consequent in praktijk brengt, kun je als leraar in de klas bijna geen ‘gevoelig onderwerp’ meer agenderen, hooguit in lege termen die geen enkele betekenis meer hebben. Zo ontnemen we onszelf het vrije woord....uit angst… of om intolerante religies te apaiseren. Terwijl de houding juist zou moeten zijn: als het gaat om het uitleggen en het verdedigen van de vrijheid van meningsuiting, ook in de klas, moeten we nergens aan toegeven....ook niet aan politieke of islamitisch geïnspireerde onverdraagzaamheid en zeker niet aan daaraan gelieerde terroristen.

 

Met onze basiswaarde van het vrije woord mogen we niet marchanderen. Het relativeren en nuanceren ervan als het gaat om medeburgers met een ander cultureel waardensysteem is in meerdere opzichten gevaarlijk. Toegeven is opgeven. Opgeven is overgeven.

 

12.  Het enigma Karel van Wolferen…ooit geleerde…nu complotdenker

 

Medio 1989 kocht ik “Japan, de onzichtbare drijfveren van een wereldmacht”. Het was een indrukwekkend boek over het raadsel Japan van Karel van Wolferen, in die jaren een alom gerespecteerd NRC-correspondent in Azië. De mooie Engelse titel luidde “The Enigma of Japanese Power”. Ook internationaal werd het lovend besproken en gezien als een standaardwerk. Van Wolferen, 79, is thans emeritus hoogleraar. Maar ook hoofdredacteur van het blad “Gezond Verstand”, waarvan er deze week 1 miljoen exemplaren zijn verspreid. Financiers onbekend. Russen wordt gespeculeerd.

 

In ‘Gezond Verstand’ zullen volgens van Wolferen onderwerpen worden behandeld die in de traditionele media onbesproken blijven, “omdat ze niet mogen worden besproken”. Nooit geweten dat er onderwerpen zijn die niet mogen worden besproken. Ik dacht juist dat er geen enkel taboe meer is en dat alles, maar dan ook alles, gezegd en geschreven moet kunnen worden. En dat gebeurt ook....ook in de traditionele media. Er zijn eigenlijk maar twee restricties…1. de beweringen moeten gestaafd worden door kloppende feiten en 2. er mag niet worden opgeroepen tot geweld. Dus nepnieuws en haatzaaiende opvattingen worden in de reguliere media alleen met een toelichtende context gegeven. 

 

Maar ik zie dit blijkbaar toch door een te elitaire bril…het volk wordt, volgens van Wolferen, onthouden wat er werkelijk in de wereld gebeurt. En daar werken vele duizenden journalisten over de hele wereld dan stiekem aan mee? Als voorbeeld noemt hij dan vaak de leugen dat de MH17 is neergeschoten door een Russische Buk. Het toestel is helemaal niet neergeschoten en er waren ook geen Nederlandse doden. De wrakstukken zijn daar neergelegd en alles wat er daarna is verteld over slachtoffers is een fakeshow, alleen om Poetin te demoniseren. Een verzinsel dus, net zoals de aanslag op de Twin Towers een verzinsel was.  

 

Het onderwerp waar Karel en zijn volgelingen het volk de waarheid over wilden vertellen werd de coronapandemie, door van Wolferen een schijnpandemie genoemd. Want al die coronaslachtoffers….het is een hoax weet hij….er waren geen helemaal coronadoden….al dat zorgpersoneel dat in de media ach en wee roept, dat waren acteurs die een dreigende crisis in de ziekenhuizen suggereren…..ze werden betaald en aangestuurd worden door de elite die langs deze weg van een dreigende chaos de wetten zo wil veranderen dat het volk monddood kan worden gemaakt….en ook de traditionele media spelen dit spel mee. En dat gebeurt volgens hem dus niet alleen in Nederland….het is een wereldwijde samenzwering. Eerder wist hij overigens te melden dat het virus op een Amerikaanse legerbasis was gefabriceerd en bedoeld als voorwendsel om kinderen een vaccin te kunnen geven met een 'digitale identiteit', waarmee overheden hen permanent zou kunnen volgen.

 

Het zijn gedachten, toegegeven, die op zich uiterst origineel zijn. Je zou er hard om kunnen lachen ware het niet dat dit soort gedachten andere halve garen op het idee brengt om massaal de coronaregels te negeren. En dat niet alleen…ze bedreigen ook politici, journalisten en wetenschappers….’omdat ze het volk voorliegen’.

 

Bij heel veel van die zotten die in de sociale media met hun alternatieve werkelijkheid komen, kun je nog denken…verwarde geest…klein verstandje…verkeerde opvoeding…foute vrienden…maar hoe kan een gerespecteerde intellectueel als van Wolferen zo’n bizarre complotdenker worden die zich niets meer aantrekt van de ‘wetten’ van goed wetenschappelijk onderzoek en betrouwbare journalistiek? Gelooft hij werkelijk dat die vele duizenden die in de politiek, de journalistiek en de zorg met de pandemie bezig zijn hun mond zouden houden als er niets aan de hand is, maar zij 'van hoger hand' toch vele honderdduizenden doden moeten faken? Zijn ze dan allemaal stilzwijgende marionetten in een wereldwijde samenzwering? De gedachte alleen al lijkt me dommer dan dom. Hoe is de voormalige intellectueel van Wolferen zo van het padje geraakt

 

Ik kan een paar mogelijke verklaringen verzinnen voor van Wolferens wonderlijke geloofsverandering. 1. Hij is door een kortsluiting in de hersenbedrading volstrek gestoord geraakt 2. Hij voelt zich door ‘het systeem’ en/of de reguliere media zo miskent in zijn brille dat hij een haatcomplex heeft ontwikkeld tegen gevestigde orde. 3. Hij gelooft niet meer in ‘het systeem’ en wil het ondermijnen door het als onbetrouwbaar af te schilderen 4. Hij wordt door de Russische trollenfabriek goed betaald om via nepnieuws de Nederlandse samenleving te ontwrichten. 5. Hij heeft een mooie jonge vrouw aan de haak geslagen die hij alleen kan behouden door al die onzin te beweren. 6. Toch de leeftijd? 

 

Sinds het raadsel van Wolferen uit de kast is gekomen met zijn nieuwe wereldbeeld vol samenzweringstheorieën wordt hij niet meer serieus genomen door alles waar hij vroeger bij hoorde. Dat zal hem steken. Maar gelukkig heeft hij nu zijn eigen “Gezond Verstand” en kan hij met zijn opvattingen ook altijd terecht bij obscure sites als Russia Today, Café Weltschmertz , ThePost Online en andere toevluchtsoorden voor complotdenkers die geen serieuze toegang meer hebben tot de mainstream media omdat ze weigeren om hun fantasierijke opvattingen over de werkelijkheid te onderbouwen met controleerbare feiten. Zij erkennen zelfs de breedst geaccepteerde feiten niet, maar willen alleen hun eigen ‘werkelijkheid’ poneren, zonder al dat gezeur over feiten. Onder het motto 'hoe grotesker de onbewezen beweringen, hoe groter de aandacht'.  

 

13.  Retorica: overtuigen met ethos, pathos, logos en een beetje spretzatura 

 

Retorica staat zowel voor het spreken in het openbaar als voor de kunst van het overtuigen. In de leer van de retorica worden er doorgaans drie middelen om te  overtuigen onderscheiden: ethos, pathos en logos. Bij ethos gaat het om de idealen en is de krachtigste van de overtuigingsmiddelen. Hoe komt de spreker over? Wat is zijn uitstraling bij het publiek? Het gaat bij ethos om het succes dat de spreker heeft om zijn publiek te overtuigen. Het gaat er daarbij niet om hoe de spreker zichzelf ziet, of hoe die echt is, maar hoe het publiek de spreker ziet. Welk beeld hebben ze van hem/haar? Komt de spreker prettig, aangenaam, charmant over? Komt de spreker competent over? Maakt de spreker een betrouwbare, integere en geloofwaardige indruk.

 

Kan de spreker zijn ethos verbeteren? Ja, hij kan er aan werken door zich af te vragen wie hij is, wie hij wil zijn, hoe anderen hem zien en hoe hij de kloof tussen de uitkomsten van deze zelfreflectie kan slechten. Oefenen, kijken, feedback vragen. De spreker kan ook werken aan zijn timing, het gebruik van z’n stem, aan het oogcontact met het publiek en aan inhoud en stijl van de voordracht. En dan vooral ook spretzatura uitstralen, wat Italiaans is voor: de schijn ophouden dat het de spreker allemaal moeiteloos afgaat.

 

Bij pathos gaat het om de emoties en dan met name om de vaardigheid de emoties van het publiek aan te spreken; hoe kun je inspelen op de emoties van het publiek? Luister naar “I have a dream” van M.L.King. Je kunt je pathos alleen maar goed inzetten als je je publiek kent. Wat zijn hun tradities? Hun opinies? Waarom zijn ze gekomen? Je moet voldoende van je publiek weten om je met het publiek te kunnen verbinden. Logos gaat over de logische redenering, het overtuigen door middel van argumenten. Maar de praktijk wijst uit dat argumenten alleen vaak te weinig is om te overtuigen. Naast het hoofd moet ook het hart worden aangesproken. Naast de argumentatie ook de persuasie.

 

Bij retorica gaat het om het ‘hele verhaal’. Dus overtuigen door bij het publiek charmant, deskundig en betrouwbaar over te komen, door te weten wat het publiek wil en het te bespelen en door sterke argumenten. In de Nederlandse politiek hebben we er maar weinigen die de kunst van retorica beheersen. In de Amerikaanse en Britse politiek lijkt iedereen de gave van het spreken in het openbaar te bezitten. Bij ons zijn ze al blij als ze het foutloos van het papier kunnen oplezen. Bloedeloos. En van enige spretzatura is al helemaal geen sprake.

 

14.   Dingen vastleggen brengt rust in het brein.

De hele dag door schieten je dingen te binnen: ideeën, zaken die je nog moet regelen, afspraken die je moet maken. Elke keer poppen er weer andere dingen op. De praktijk is dat je het grootste deel daarvan aan het eind van de dag weer vergeten bent. Het brein vindt het allemaal erg vermoeiend, het is een soort multi-tasken die ook ten koste gaat van de concentratie op de zaken waar je mee bezig bent.  Als je hier niet goed mee omgaat kan het een chaos in die bovenkamer worden. We kunnen hoofd- en bijzaken niet meer onderscheiden en gaan dingen die wel belangrijk zijn vergeten. Er zijn trucjes om die chaos te pareren.

Daniel Levitin is professor psychologie, neurowetenschap en muziek aan de McGill University in Montreal. Hij buigt zich in zijn onderzoeken al geruime tijd over de vraag hoe je meer structuur in je denken en doen kunt brengen en je je gerichter op hoofdzaken kunt richten. Waarom zijn er zoveel zaken die je zou willen doen, maar waar je de tijd en de rust niet voor kunt vinden? Het is allemaal terug te voeren tot de stortvloed aan informatie waaronder we elke dag bedolven worden. We rommelen maar door zonder focus.

 

In zijn bestseller “Getting things doen” laat Levitin aan de hand van de laatste inzichten uit de neurowetenschappen zien waarom we vaak het overzicht verliezen en geeft hij nuttige en praktische tips die ons kunnen helpen om op eenvoudige wijze de controle terug te krijgen over het leven.

Een uitermate praktische tip is om al die gedachten en tussendoordingen direct te noteren. In een ouderwets notitieboekje of op je smartphone of tablet. Je hebt er ook specifieke programma’s voor. Een overzicht van punten onder het kopje “getting things done”. Het noteren geeft het brein het seintje ‘job done’. Brengt rust. Het kost een halve minuut, het brein kan zich weer goed concentreren en aan het eind van de dag heb je een mooi ‘things to do’-lijstje. Daar kun je dan gericht aan werken.

Zelf heb ik bijna altijd al zo gewerkt, dus zo revolutionair zijn die tips van Levitin misschien ook weer niet.

15.   Europa wordt een soort bejaardenpakhuis met onvoldoende verzorgend personeel.

 

De wereldbevolking blijft maar doorgroeien en als iedereen het (legitieme) verlangen naar het westerse welvaartsniveau heeft, is de opwarming van de aarde niet te beteugelen. Denken de doemdenkers. Maar wellicht onderschatten zij niet alleen de vindingrijkheid van de menselijke soort, maar zijn ook te somber over de bevolkingsgroei. Want binnen 45 jaar zal de wereldbevolking krimpen, een krimp die we nu al in vele westerse landen zien. En die vooral problemen zal opleveren.

 

In het wetenschappelijk tijdschrift The Lancet is begin dit jaar een studie besproken waaruit blijkt dat de geboortecijfers overal ter wereld dalen en dat die daling zelfs nog sneller verloopt dan de deskundigen al dachten. Volgens de nieuwe inzichten zal de totale wereldbevolking haar piek al rond 2064 bereiken en daarna sterk krimpen. De wereldbevolking groeit op dit moment weliswaar nog steeds, maar het tempo waarin dat gebeurt vertraagt al decennia. Het hoogtepunt van de groei lag rond 1968, toen het aantal mensen op aarde jaarlijks met 2,1 procent groeide. Maar daarna begon land na land het kindertal te zakken. In de jaren 60 was het mondiale kindertal per vrouw nog gemiddeld 4,5, vandaag is dat minder dan 2,5 kinderen per vrouw Dat is niet veel hoger dan het vervangingscijfer van 2,1: het aantal kinderen per vrouw dat je nodig hebt om een bevolking op peil te houden. Daar beneden is het krimpen geblazen.

 

Er zijn natuurlijk nog wel grote regionale verschillen, maar geen enkel land blijkt immuun voor deze ‘demografische transitie’, zelfs niet de traditionele en religieuze samenlevingen, waar grote families deels tot de culturele gegevenheden leken te behoren. Zo daalde b.v.  in Algerije in de periode tussen 1975 en 2010 het kindertal per gezin met 60 procent. Een snellere en steilere dan we in de meeste Europese landen meemaakten.  In Iran was de daling nog spectaculairder: sinds 1984 daalde het aantal kinderen per vrouw van gemiddeld zes naar minder dan drie.

 

In alle landen zijn, ongeacht de culturele verschillen, de oorzaken van de sterke daling van de geboortecijfers dezelfde: meer welvaart, beter onderwijs voor vrouwen, toegang tot anticonceptie en een lagere kindersterfte door beteren medische voorzieningen. De dieper liggende verklaring is volgens de Zweedse arts Hans Rosling in zijn boek Feitenkennis : “als ouders zien dat kinderen in leven blijven, als kinderen niet langer nodig zijn voor kinderarbeid en als vrouwen onderwijs genieten en toegang tot voorbehoedsmiddelen krijgen, dan beginnen beide seksen in alle culturen en religies te dromen over minder, maar goed opgeleide kinderen”.

 

In VN-studies hebben demografen berekend dat er aan het einde van deze eeuw evenveel kinderen op deze planeet rondlopen als nu: ca 2 miljard.  De wereldbevolking groeit alleen nog maar omdat mensen steeds langer leven, niet omdat er steeds meer nieuwe mensjes bijkomen. Eerder dachten de demografen dat de wereldbevolking, nu 7 miljard, zou doorgroeien naar 11 miljard in 2100, maar nu laten de cijfers zien dat de krimp al in 2064 begint en de top ver onder de 10 miljard zal blijven.  Verwacht wordt dat het gemiddeld aantal kinderen per vrouw zich zal stabiliseren op 1.5, terwijl 2.1 nodig op de bevolkingsaantallen stabiel te houden.

Op dit moment zijn er nog grote regionale verschillen in bevolkingsgroei en zijn er gebieden waar er te weinig welvaart is om alle monden te voeden. Je kunt daar dus spreken van overbevolking, maar ook van onderbenutting van de potenties. Door er voor te zorgen dat er daar meer welvaart komt, in combinatie met beter onderwijs en adequate medische voorziening slaan we minstens twee vliegen in één klap: het aantal kinderen per vrouw zal dalen en de noodzaak te migreren naar de welvarende delen van de wereld zal door meer baankansen in eigen regio afnemen.  Door daarin via ontwikkelingssteun te investeren helpen we dus vooral ook onszelf.  

 

Een nog grotere uitdaging dan het afremmen van de mondiale bevolkingsgroei wordt het dealen met een krimpende en vergrijzende bevolking in de westerse wereld. Een fenomeen dat nooit eerder in de wereldgeschiedenis heeft plaatsgevonden. We hebben er nog geen beleidsmatige antwoorden op, zeker is dat zonder een geplande immigratie van jonge werkzoekenden op grote schaal de Europese landen bejaarden een overheersend deel van de bevolking gaan uitmaken en er steeds minder mensen zullen zijn om het noodzakelijke werk te doen. Zo verdwijnt uiteindelijk de broodnodige vitaliteit uit de bevolking. We zien het al vele jaren ook in Japan. Maar geplande immigratie vanuit andere continenten is nog steeds een groot taboe voor politiek rechts. 

Al die snel vergrijzende landen dreigen daardoor een soort bejaardenpakhuis te worden met onvoldoende verzorgend personeel en te weinig economisch verdienvermogen om alles te financieren en onze welvaart op peil te houden.

 

16.  De sluier van onwetendheid: een methode om kansengelijkheid te bevorderen.

 

In de meeste samenlevingen zijn de kansen (erg) ongelijk verdeeld. De één heeft (veel) meer kans op een zorgzame opvoeding, uitstekend onderwijs, een mooie baan, een hoog inkomen of een goede gezondheid dan de ander. Er zijn samenlevingen waar je als vrouw, zwarte of homo zwaar gediscrimineerd wordt en nauwelijks kansen hebt. Of samenlevingen waar je praktisch nooit meer uit de (lage) klasse komt waarin je ooit bent geboren. Het zijn, naast pech en mazzel, de regels, wetten, normen, waarden en instituties die de kansen op vrijheid, werk, inkomen of geluk van individuen in een samenleving bepalen.

 

Die geschreven en ongeschreven regels zijn niet ‘van god gegeven’, maar ‘man made’, ooit bedacht om bepaalde belangen te dienen. Soms lijken ze in beton gegoten en schier onveranderbaar. Dan weer blijken ze toch aangepast te kunnen worden aan veranderende omstandigheden. Vaak door politieke strijd, de emancipatie van bevolkingsgroepen, invloeden van buitenaf of technologische ontwikkelingen. Vele samenlevingen zijn door die aanpassingen in de loop der tijd steeds een stukje rechtvaardiger geworden, in die zin dat steeds meer mensen steeds meer kansen hebben gekregen hun lot te verbeteren. Maar zelfs een blinde kan zien dat er nog steeds heel veel ‘onrechtvaardigheid’ is, voortkomend uit de ‘regels’ waarmee samenlevingen zijn georganiseerd.

 

Hoe zou dat allemaal veel beter kunnen? De filosoof Rawls bedacht hier een gedachte-experiment voor. Zet een groep mensen bij elkaar, die zich moeten inbeelden dat zij als nieuwgeborenen onwetend zijn van de plaats in de samenleving waar zij later terecht komen. Door die “sluier van onwetendheid” weten zij niet of het lot hen later als paria of rijke, man of vrouw, zwart of blank door het leven laat gaan. Wat zouden ze dan vanuit die onwetendheid  nu rechtvaardige wetten, regels, normen en waarden vinden? Ze zullen er in ieder geval rekening mee houden dat ze zelf in een uitermate zwakke startpositie geboren kunnen worden. En kiezen voor wetten die ook voor die groep rechtvaardig uitpakken.

 

Zouden ze bij de kabinetsformatie zo’n gedachte-experiment ook niet eens kunnen overwegen. Wat zou de uitkomst zijn als je los van partijpolitieke dogma’s, vooringenomen standpunten, smalle groepsbelangen, korte termijnprofijt en je eigen persoonlijke positie moet bepalen wat op de belangrijkste dossiers het beste is voor Nederland en voor de meeste Nederlanders?

 

De onderhandelaars kunnen alle beleidsvoornemens beoordelen vanuit de vraag: stel dat je (ooit) behoort tot de zwakke groep die door de maatregelen geraakt wordt, hoe zou je dan willen dat die maatregelen er uit zien? Kies je dan bij klimaatmaatregelen voor ‘meer welvaart nu’ of voor ‘een nog leefbare wereld over 50 jaar’? Kies je bij inkomenspolitiek voor de onderste 10% of de bovenste 5%? Kies je voor ’grenzen potdicht’ of voor ‘een humaan immigratiebeleid’?

 

Maatregelen ontwikkelen vanuit die ‘sluier van onwetendheid’ kan een veel rechtvaardiger regeringsprogramma opleveren voor de zwakke groepen en toekomstige generaties.

 

17.  Van religie komt alleen maar ellende.

 

Religies. Wat heb je er aan? Wat moet je er mee? Ze hebben menselijkheid en naastenliefde allemaal hoog in het vaandel staan, maar dan wel alleen voor de eigen groep, en zelfs dat vaak nog niet eens. Door de  geschiedenis heen bestrijden ze niet alleen elkaar op leven en dood, maar ook binnen de groep zijn er weer verschillende denominaties die elkaar het licht in de ogen niet gunnen. Onverdraagzaamheid, onderdrukking en geweld ‘in de naam van…’, dat is wat religieuzen kenmerkt. Zeker wanneer ze in een land tot de dominante machtselite behoren. Wat je ze wel moet nageven: hun PR hebben ze vaak wel goed voor elkaar. De meeste wereldreligies weten een beeld van zichzelf te creëren, dat vaak haaks staat op de werkelijkheid. Hoewel: de Islam wordt al geruime tijd met een stevige imago-dipje geconfronteerd.

 

Het Boeddhisme heeft als geen andere godsdienst het aureool van vredelievendheid. Meestal, zo is het beeld, accepteren ze elk hen aangedaan onrecht gelaten en als ze zich al eens ergens tegen verzetten dan doen ze dat geweldloos. Op zich wel begrijpelijk, want ze zijn in bijna elk land een minderheid en dan is het een slimme strategie om je Sjakies houden. Maar daar waar ze de macht wel hebben, zoals in Myanmar/Birma, waar 90% Boeddhist is, zijn onderdrukking en geweld aan de orde van de dag. Sinds kort heeft de militaire dictatuur formeel de macht overgedragen aan een burgerregering, maar de meedogenloze strijd tegen minderheden met een ander geloof, zoals de islamitische Rohingya’s, gaat onverminderd verder. Ze worden al vele decennia, buiten het zicht van de wereldpubliciteit, onderdrukt, verdreven en bij bosjes afgeslacht. Pas nu druppelt er iets van door in de Westerse media: tienduizenden vluchtende Rohingya’s. Hun huizen steken ze volgens de regering zelf in brand om de soldaten in discredit te brengen. Geweldloze Boeddhisten?

Dan het Hindoeïsme. Ook deze religie heeft bij veel Westerse dromers iets heiligs. Maar de geschiedenis is er één van grof geweld en onderdrukking. Aan het kastenstelsel, het maatschappelijk fundament van deze godsdienst, is niets heiligs te ontdekken. Het Hindoeïsme is in essentie een fascistische religie, waarin de kaste waarin je toevallig geboren bent, jouw positie voor het leven vastlegt. Deze standenmaatschappij, met een kleine machtige elite, is altijd met veel geweld in stand gehouden. Op het overschrijden van de grenzen stonden zware straffen. Zelfs nu de individuele rechten netjes formeel bij wet zijn geregeld, is het nauwelijks mogelijk om de kaste-grenzen te overschrijden. Zeker op het platteland loop je dan nog grote risico's.  Als een vrouw uit een lagere kaste er vandoor gaat met een man uit een hogere is er grote kans dat de familie er voor zorgt dat ze dat niet overleven.

 

Het Hindoeïsme is een religie die vol zit met mafheid. Zo timmert er nu een belangrijke partij aan de weg die de doodstraf wil herinvoeren voor het eten van rundvlees. Immers een heilig koe slacht je niet. Doe je dat wel, dan slachten we jou ook. Natuurlijk, we moeten om het klimaat en de wereld te redden minder vlees eten, maar dit zijn daarvoor toch wel erg stevige maatregelen. Ben benieuwd hoe Marianne Tieme hier tegen aan kijkt. 

 

En zo kun je eindeloos doorgaan met die dwaze religies. De moslims die elkaar op grote schaal aan het bevechten zijn, met daarbinnen weer een specifieke categorie: IS (baas-boven-baas) die de christelijke Yezidi’s wil uitroeien. De christelijke Europeanen die eeuwen lang de Joden hebben vervolgd en daarbinnen ook weer een specifieke groep, de Duitsers, die het nu eens goed wilden doen en alle Joden wilden uitroeien, en daar bijna in waren geslaagd. Dan de Joden op hun beurt die de Palestijnen van hun land hebben verjaagd naar vluchtelingenkampen waar ze nu al 70 jaar uitzichtloos verblijven en vervolgens het gebied waar ze dan wel mochten blijven, militair bezetten. Het is moeilijk te bevatten dat een etnisch-religieuze groep die zelf zoveel leed heeft meegemaakt dat vervolgens een andere groep aan kan doen en hen als de derderangs burgers behandeld die ze zelf ooit waren.

 

Religie. Vreedzaam? Elke religie brengt het slechtste in de mens naar boven? Of: een religie kan niet voorkomen dat het slechtste in de mens naar boven komt? Andries Knevel zegt altijd dat al dat slechte niets met de religie te maken heeft, maar met ‘de mens’. Niet geloofwaardig als je tegelijkertijd beweert dat alles wordt bepaald door een ‘almachtige goede God’. Zou die de mensen niet een beetje kunnen helpen om wat minder agressief te zijn? Wil ie dat niet? Kan ie die dat niet? Of bestaat ie niet? Voor een gelovige lijkt elke antwoord me even teleurstellend.

 

18.  Maarten Luther: een virulente antisemiet, maar toch een held van rechtschapen christenen.

 

Het is al weer 500 jaar geleden, op 31 oktober 1517, dat Maarten Luther te Wittenberg zijn 95 stellingen publiceerde tegen de wantoestanden in de katholieke kerk in het algemeen en de aflaten in het bijzonder. Dat Luther de katholieke maffia van die tijd, met de Paus als capo di tutti capi, fel bekritiseerde was terecht en moedig, gezien de straffen die er op dergelijke subversieve acties stonden. Maar hij was ook een fanatieke drammer wiens leer de religieuze en politieke geschiedenis vanaf 1517 blijvend en diepgaand heeft beïnvloed. En dan vooral in negatief opzicht. Al zullen protestanten en de volgelingen van de vele andere op zijn leer geïnspireerde denominaties het tegendeel beweren.

 

Moeilijk ontkend kan worden dat Luthers religieuze opvattingen de geestelijke inspiratie waren voor vele godsdienstoorlogen, Beeldenstormen en eeuwenlange twisten over de juiste uitleg van de christelijke leer en hoe daarnaar te leven. De volgelingen van Luther waren bereid om elkaar keihard, langdurig en op grote schaal te bestrijden en zo nodig ook de hersens in te slaan. De leer trok een mensentype aan dat je kunt karakteriseren als: erg recht in de leer, fanatiek, zwaar op de hand, gelijkhebberig en onverdraagzaam.

 

Luther was geen vriendje van de onderdrukten die in opstand kwamen. Hij haalde uit de bijbel de wijsheid dat iedereen het gezag van de elke overheid moest erkennen, “want er is geen gezag dat niet van God komt. Wie zich tegen het gezag verzet, verzet zich dus tegen een instelling van God, en wie dat doet roep over zichzelf een veroordeling af.” Voor zijn eigen opstand tegen het gezag van de katholieke kerk maakte hij dus een uitzondering. Maar de arme boeren die toentertijd in opstand kwamen tegen de landheren die hen uitbuitten, moesten volgens Luther keihard aangepakt worden. Kijk, zo’n leer maakten de autocraten van de vele Duitse vorstendommetjes zich natuurlijk graag eigen. En zij verplichtten ook hun onderdanen dat te doen.  

 

Met de reformatie trok Luthers leer een spoor van geweld, eerst door Duitsland en daarna door  andere delen van Europa. Als ware jihadstrijders verspreidden de volgelingen zijn leer. Dat de huidige nazaten dit alles onder tafel proberen te moffelen is misschien nog wel te begrijpen. Het zou het 500-jarige feestje alleen maar verstoren. Dat onder de pet houden dat heeft men ook lang (en met succes) geprobeerd met een andere kwalijke kant van Luther: zijn virulent antisemitisme.

 

De inspirator van de Reformatie moest niets van Joden hebben. In 1543 verscheen zijn ”Joden en hun leugens.” Een verhandeling met 7 maatregelen die tegen de Joden moesten worden genomen. 1/Synagogen en Joodse scholen moesten in brand worden gestoken. 2/Huizen van Joden moesten worden afgebroken. 3/Joodse gebedenboeken moesten hen worden afgenomen. 4/Rabbijnen moesten, op straffe van de dood, worden verboden nog iemand het Joodse geloof te leren. 5/Joden mochten zich niet meer actief op straat vertonen. 6/Geld en sieraden moesten van de Joden worden afgenomen. 7/Joden moesten worden opgepakt om in werkkampen hun brood te verdienen.

 

Je kunt het je bijna niet voorstellen dat de man met zulke ideeën vandaag de dag nog steeds wordt geëerd door hele volksstammen protestanten, gereformeerden, hervormden en wat er aan afgesplitste sektes nog meer uit de Reformatie is voortgekomen.

Wat er in het verkiezings A-4tje van de PVV over de Islam staat, lijkt vergeleken met deze 7 punten nog maar een pover beginnetje. In ieder geval kun je op basis van dit pamflet wel zeggen dat de nazi’s hun Jodenhaat en oplossingsrichtingen niet van een vreemde hadden.

 

Luthers antisemitische uitspraken werden er in de 450 jaren, voorafgaande aan de Holocaust, ingeramd bij katholieken en protestanten. Luther heeft de geesten meer dan rijp gemaakt voor alle pogroms op Joden en de bijna definitieve uitroeiing van deze etnische groep. Er zal de komende periode tijdens de festiviteiten in het kader van ‘500 jaar Luther’ weinig aandacht aan besteed worden, vrees ik. En als er al iets over gezegd wordt, zal er bij worden gezegd dat we die uitspraken vooral in hun tijd moeten zien. Hoe lang zal het nog duren voordat dat dat ook over Hitler gezegd wordt en er vervolgens een standbeeld van 'm wordt onthuld?

 

19.   Armoe is geen keuze, maar het gevolg van pech en kansenongelijkheid waar de overheid veel aan kan doen.

 

Hebben de mensen die het in het leven goed getroffen hebben en min of meer welvarend zijn geworden dat vooral te danken aan de eigen verdiensten of hebben ze vooral veel mazzel en veel kansen gehad? Of vanuit het negatieve geredeneerd: hebben degenen die structureel in de shit zitten, dat aan hun eigen domme gedrag te danken, of hebben ze op vele fronten gewoon vette pech gehad, waar ze zelf ook maar weinig aan konden doen? 

 

De relevante politieke vraag is of in dit land iedereen in beginsel dezelfde kansen op een normaal of goed bestaan heeft? Of zijn die kansen al vanaf het begin ongelijk verdeeld en is het een kwestie van toeval, mazzel en pech wat je vanaf de geboorte allemaal overkomt aan zaken die je levensloop, inclusief welvaart en welzijn, bepalen? Over deze kansengelijkheid of kansenongelijkheid zullen ook de komende jaren stevige politieke debatten worden gevoerd.  

 

Op rechts vinden de klassiek liberalen doorgaans dat in de Nederlandse samenleving iedereen voldoende kansen krijgt om zijn of haar talenten te ontwikkelen, maar, vinden ze, je moet de kansen die zich voordoen dan wel willen pakken. Doe je dat niet, dan moet je later niet zeuren dat je buiten de boot bent gevallen, te weinig hebt om rond te komen of in de shit zit. Dus armoe is een keuze vinden deze liberalen. En je moet volgens hen ook vooral niet jaloers worden op degenen die het wel gemaakt hebben, want dat was een kwestie van hun ‘eigen verdiensten’. De partijen aan de linkerkant, m.n. de sociaaldemocraten, vinden dit onzinnige redeneringen die aantoonbaar niet sporen met de werkelijkheid, waarin de één bij de start van het leven al bijna kansloos is door de plaats waar zijn wieg staat: de slechte wijk, de armoe, de moeilijke gezinssituatie en de gebrekkige aandacht voor school, waardoor er al direct een achterstand wordt opgelopen die zonder veel extra hulp bijna niet meer is in te halen, terwijl de ander in een mooie wijk met een gouden lepel in de snavel wordt geboren en wordt opgevoed met een breed palet aan kansen voor zich. De overheid, vinden de sociaaldemocraten, moet die ongelijke startpositie in zoveel mogelijk fases van het leven proberen te corrigeren.

 

Wie hebben er in deze fundamentele politieke discussie de beste argumenten: de klassiek liberalen of de sociaaldemocraten? Als we eerst een stukje met de liberalen meelopen en akkoord gaan met hun open deur dat je de kansen die zich in het leven voordoen moet pakken, dan zijn er vervolgens minimaal drie randvoorwaarden nodig om een succes van het leven te kunnen maken: 1. die kansen moeten zich ook bij jou wel voordoen, 2. je moet het vermogen hebben meegekregen om die kansen ook te kunnen pakken en 3. je moet meer mazzel dan pech in het leven hebben. Op de eerste twee punten gaat het bij een groot deel van de mensen al direct mis in de startfase, zeg de eerste 18 jaar. Zelfs als ze over de nodige talenten beschikken, krijgen ze onvoldoende tools en teveel handicaps mee om de schaarse kansen ook te kunnen grijpen.

 

Het begint natuurlijk al met de genenloterij, waarin je pech of mazzel kunt hebben, maar waarvan de uitkomst van grote invloed is op de hoeveelheid hersens en het vermogen ze te kunnen gebruiken. Die genen zijn ook medebepalend voor je doorzettingsvermogen, voor je (on)aardig karakter, voor je mooie of lelijke uiterlijk, voor je fysieke beperkingen en voor je hormoonhuishouding die weer van grote invloed is op je kwetsbaarheid voor hinderlijke ziektes. Al deze loterij-uitkomsten zijn later heel lastig te mitigeren, maar ze bepalen wel voor een groot deel ieders vermogen om de kansen die zich voordoen te kunnen benutten. Op het fundament dat via die genenloterij wordt gelegd, wordt verder gebouwd met nog veel meer faal- en succesfactoren die je levensloop sterk beïnvloeden en waar je zelf ook nauwelijks invloed op hebt: je ouders die je wel of niet adequaat opvoeden, de wijk waarin je opgroeit, de school waarop je wel of geen goed onderwijs krijgt en de clubs waarvan je wel of geen lid mag worden en waar je je onmisbare sociale vaardigheden en contacten ontwikkelt.

 

Het zijn allemaal gegevenheden die al voor je 18-de jaar grotendeels kunnen bepalen in welke mal je terecht komt: de mal van de kanslozen of de mal van de kansrijken en alle varianten daartussen. Natuurlijk kun je soms met veel mazzel en veel hulp van de juiste mensen uit de minst kansrijke mallen komen, maar de meesten lukt dat niet omdat de handicaps te groot zijn. En dan moet het volwassen leven nog beginnen. Dat hele voortraject met factoren waar je zelf nauwelijks invloed op hebt kunnen uitoefenen is heel belangrijk, maar niet voor iedereen ook weer zo deterministisch dat daardoor hun hele levensloop en mate van succes geheel vastligt. Je kunt, om maar eens wat te noemen, ook na een slechte startsituatie later, vaak toevallig, mensen tegen het lijf lopen die jouw levensloop een beslissende wending ten positieve kunnen geven. Een relatie, een leraar, een werkgever, een vriend. Maar je kunt dan bijna altijd achteraf vaststellen dat het dubbeltje ook net zo goed de andere kant had kunnen opvallen en je totaal ergens anders zou zijn uitgekomen. Jij had hier gewoon een keer mazzel. 

 

Het wrange van deze tijd in dit steenrijke land is dat steeds meer kinderen en jong volwassenen helemaal geen enkele serieuze kans hebben (gehad) om hun intrinsieke talenten te ontwikkelen en iets van hun leven te maken. Ze groeien op in de arme wijken, ze zitten in problematische gezinssituaties, ze missen de goede voorbeelden, kunnen hun school niet afmaken, ontwikkelen onvoldoende sociale vaardigheden, vallen buiten de onmisbare netwerken en ontberen het doorzettingsvermogen om zich uit hun achterstandspositie te werken. Wat moet er dan van je worden? Welke kansen hebben ze dan nog? Ze zullen genoegen moeten nemen met de laagste en slechts betaalde baantjes en zijn ook een makkelijke prooi in het criminele circuit.  Hoe kun je ze dat kwalijk nemen? Het is natuurlijk een schande als die pechhebbers worden benaderd met “he armoedzaaier, het is toch echt je eigen schuld, want dan had je maar slimmer moeten zijn, beter moeten leren en betere keuzes moeten maken”.

 

Niemand kiest uit eigen beweging voor een leven in misère aan de onderkant van de samenleving. Dat overkomt mensen en dat is treurig, gevaarlijk en voor een deel ook onnodig. Dus is er een dwingende noodzaak voor een super-actief overheidsbeleid om die kansenongelijkheid te bestrijden. In de wijken, in het onderwijs, in de opvoeding en op de arbeidsmarkt. De overheid kan mensen niet gelukkig maken en kan ook de ongelijkheid niet zomaar laten verdwijnen, maar ze kan wel alles uit de kast halen om in te grijpen in de slechte startposities van de jongeren en jong volwassenen. Op dit punt is er bij elke verkiezing weer echt iets te kiezen. Kansenongelijkheid wordt en blijft een hot issue....hopelijk.

 

20.  De Stalinlaan werd de Vrijheidslaan. En de Coentunnel?

 

Een gedachte-experiment. Als je bij de Stalinlaan linksaf de Hitlerstraat indraait, rijd je langs het van Heutsz-monument zo op de Coentunnel af. Zeker, een historische route met indrukwekkende namen. Maar wat denk of voel je erbij? Vier ‘helden’ in hun tijd, die hun faam te danken hebben aan onderdrukking, het veroveren en bezetten van andermans gebied en massale uitroeiing. Uitroeiing van mensen dus.

 

Dat realiseer je je direct als je door de Stalinstraat en de Hitlerstraat rijdt, maar bij het van Heutsz-monument en de Coentunnel denk je in eerste instantie waarschijnlijk niets. Of je denkt: dat zijn twee van onze oude ‘helden’. Pas als je er expliciet bij stilstaat en beetje historisch besef hebt, realiseer je je: dat waren ook massamoordenaars. Nou en? Moet je daar dan iets mee?

 

Is het moreel verdedigbaar dat we types als Coen en van Heutsz nog steeds zo openbaar (ook letterlijk) op een voetstuk plaatsen? Mandela werd hier met het Mandelaplein geëerd als verzoener, juist vanwege zijn inspanningen om grote bloedbaden te voorkomen. Het is op z’n minst dubieus, maar ook beledigend voor Mandela, dat we Coen, met vele liters bloed aan zijn handen, nog steeds blijven eren via die tunnel. Of maakt het helemaal niets uit wat je als ‘nationale held’ vroeger hebt uitgespookt? Geldt voor onze eigen ‘helden’ misschien een ander regel, namelijk dat hoe slecht je ook was, die heldenstatus onaantastbaar blijft? En moeten daarom al die beelden, straten, pleinen, tunnels en belangrijke panden gewoon de namen van ‘erg foute types’ blijven dragen? Je kunt het je niet voorstellen, maar de meerderheid vindt dat. 

 

In veel landen hebben ze in dit bij vraagstuk wel principiële keuzes gemaakt. Duitsland heeft na de WOII alle Hitler-meuk rigoureus opgeruimd. Alle borstbeelden, straatnaam etc van Hitler en zijn nazi-kompanen zijn verwijderd. In Rusland hebben ze de duizenden standbeelden en borstbeelden van Stalin ook vrij definitief uit het straatbeeld verwijderd.

 

Nederland kiest hier, zoals gebruikelijk, lafhartig. De naam Stalinlaan is vervangen door de Vrijheidslaan. Symbolisch sterk en in lijn met wat andere landen deden. Maar de Coentunnel en het van Heutsz-monument dan? Beiden moordden op grote schaal. Dus op dezelfde manier behandelen als Stalin? Lijkt logisch, maar wie daar over begint, krijgt heel reactionair Nederland plus Buma c.s. plus een paar mediagevoelige historici over zich heen. Wij staan altijd vooraan om andere landen te kapittelen als ze iets doen wat moreel niet in de haak is, ons opgeheven vingertje is berucht, maar kom niet aan onze eigen ‘helden’.

 

Het is niet nieuw. Wij hebben de kwalijke kanten van onze eigen geschiedenis altijd onder het tapijt geveegd. En als dat niet meer lukte, gingen we het bagatelliseren. “Het viel wel mee.” “Het is al zo lang geleden.” Anderen waren nog veel erger.” Als ook die route werd afgesneden, dan moesten we de gevallen ‘held’ of de abjecte gebeurtenis “in z’n historische context zien” en “niet beoordelen met de morele meetlat van nu”.

 

Al deze standaardriedels staan klaar als het gaat over de moorddadige praktijken van de VOC, de slavenhandel, de rooftochten van onze zeehelden, het makkelijk laten wegvoeren van meer dan 100.000 Nederlandse Joden, de koloniale wreedheden in Indonesië en de gepleegde oorlogsmisdaden tijdens de beide politionele acties. Altijd worden er drogreden bedacht om maar geen consequenties te hoeven verbinden aan deze kwalijke kanten van onze geschiedenis.

 

En als er dan al wordt toegegeven dat het hier gaat om een geschiedenis en personen waar we bepaald niet trots op kunnen wezen, dan is de laatste verdedigingslinie: oké, het was allemaal niet best, maar je moet die namen en standbeelden niet uit de publieke ruimte verwijderen, je moet er alleen het eerlijke verhaal bij vertellen. Maar waarom hebben we dat dan niet gedaan bij de Stalinlaan en de Mussert-buste? En als Baudet of Wilders ergens een nieuwe buste van Anton Mussert willen onthullen, moet dat dan kunnen, met een ‘eerlijk verhaal’?

 

Er is groot en breed verzet tegen een historische zuivering van besmette personen. De felste opposanten zijn degenen die vinden dat wij onze nationale identiteit, onze ‘grootheid’, ons ‘grootse verleden’ juist voor een belangrijk deel te danken hebben aan die ‘gevallen helden’. Onze glorieuze Gouden Eeuw valt immers samen met de VOC, de slavenhandel en de gewelddadige verovering van de overzeese gebiedsdelen. De representanten daarvan ter discussie stellen of uit het straatbeeld verwijderen, staat voor de nationalisten gelijk aan het verlies van een deel van onze nationale identiteit. En wat blijft er dan nog over van ‘een geschiedenis waar we trots op kunnen zijn en ons bindt’?

 

Als onze nationale identiteit vooral wordt bepaald door een fout verleden is het treurig met ons gesteld. Als we dan perse ergens nationalistisch trots op willen zijn, wees dat dan weet ik nog wel wat beters te bedenken: onze Grondwet, rechtstaat, democratie, tolerantie en welvaart. Als je beseft hoe uniek en waardevol deze verworvenheden zijn, hebben we die ouwe boeven niet meer nodig om ons trots te voelen. Dus laten we die beeldenstorm maar eens even flinke slinger geven.

 

 

21. Als je er op gokt dat God bestaat, zit je altijd goed? Een gevaarlijke gedachte.

Op deze wereld denken heel veel mensen, misschien wel meeste, al een paar duizend jaar, dat zij worden geleid door een hogere macht. De almachtige en alziende God, welke dan ook, bepaalt op elk moment wat er met ieder van ons gebeurt. Hij bepaalt ons lot van begin tot eind in de meest brede zin van het woord. Zou het? De kans hierop lijkt me nihil, nul, zero. Probeer het je maar eens voor te stellen met 7 miljard aardbewoners die 24 uur per dag van alles en nog wat uitspoken. En dan niet alleen wat ze feitelijk doen, maar ook nog eens wat ze allemaal denken. Als je dat dag in dag uit gedurende al die duizenden jaren wilt monitoren, vervolgens wilt ingrijpen en dat ook nog eens allemaal wilt onthouden, dan heb je als zzp-er wel wat te doen. En dan heb ik het nog niet eens over al dat werk in die miljarden jaren daarvoor. Kortom: God is een illusie.

 

Ook in de 17-de eeuw waren er al verlichte geesten die een tikkeltje anders aankeken tegen die sturende God die ons lot en alles daar omheen bepaalt. In hun denken werd veel bepaald door het toeval. Als bij roulette het balletje in het gaatje met de tien moest vallen om de jackpot te krijgen, werd ook toen al de kans dat dat bij de eerstvolgende ronde ook lukte volledig door het toeval bepaald en niet door God. Want voor dat soort frivoliteiten heeft ie natuurlijk helemaal geen tijd.

 

Van alles en nog wat in ons universum en ons dagelijks bestaan werd en wordt bepaald door de factor tijd en het toeval: de uitdijing van het heelal na de oerknal, de evolutie van de eencellige amoebe tot de complexe mens, onze ziektes, intelligentie, carrières, relaties en noem naar op. Alles had door de speling van het lot zomaar totaal anders kunnen aflopen. Geen aarde was een optie geweest. Dan ook geen mens? Te weinig hersens? Dan ook geen topbaan. Een lelijke kop? Dan ook geen mooie vrouw. Als je een muntstuk opgooit wat is dan de kans op munt? Wordt allemaal bepaald door het toeval. Op zulke toevallen is de kansberekening gebaseerd. Soms is er sprake van een minimale kans, soms van een mega-kans.

 

De Franse natuur- en wiskundige Blaise Pascal was in de 17-de eeuw één van grondleggers van het edele ambacht van de kansberekening. Hij kreeg op enig moment van een notoire gokker de vraag voorgelegd hoe groot de kans was om met twee dobbelstenen twee zessen te gooien. Nu is dat een simpele vraag waarop elke middelbare scholier vanaf de derde klas nu het antwoord op weet. Toen moest daar door de knapste koppen zwaar over worden nagedacht. Pascal vond het een intrigerende vraag en begon er in 1654 een briefwisseling over met een andere eminente wiskundige: Pierre de Fermat. Ze kwamen er samen via logisch redeneren uit. Hun werkwijze stond nog ver af van de moderne technieken van kansberekening, maar de basis was gelegd en veel wetenschappers na hen zouden er op voortbouwen. Nu kunnen de wetenschap en geavanceerde technologie niet zonder.

 

Pascal paste de kansenberekening toe op van alles en nog wat, zelfs op zijn godsgeloof. Hij stelde dat het volgens de ‘wetten’ van de kansberekening slimmer was om wel in God te geloven, dan niet. Als ie uiteindelijk toch blijkt te bestaan, is de winst voor de gelovige oneindig en eeuwig. En als ie niet bestaat, dan verlies je ook niets. Deze redenering staat bekend als “de Gok van Pascal”.

 

Maar is hier echt sprake van een gok? Het lijkt me meer ordinair opportunisme, in de trant van: als je A kiest kun je alleen maar winnen en als je B kiest kun je ook verliezen. Een risicoloze keuze dus? Vraag het me af. De briljante wetenschapper vergat volgens mij dat God, als ie zou bestaan, dit soort trucjes doorziet, want de alziende heeft immers alles bij iedereen in de smiezen. En we weten uit Oude Testament: onwaarachtigheid bestraft de Goede God meedogenloos hard.

 

NB Pascal had vele mooie redeneringen. Zoals ,,Al het leed der mensen spruit hieruit voort, dat zij niet rustig in hun kamer kunnen blijven.”

 

22 Lichaam dood. Bewustzijn dood. En ziel natuurlijk ook dood. 

 

De filosoof en wiskundige René Descartes (1596-1650) wordt vrij breed beschouwd als de grondlegger van de moderne filosofie. Zijn geniaal eenvoudige uitspraak “Cogito ergo sum”, ik denk dus ik besta, is in ons land waarschijnlijk even bekend als de ook beroemde uitspraak “elk voordeel heb z’n nadeel” van een latere, filosoof van eigen bodem. Descartes legde met zijn nieuwe denksysteem de basis voor het rationalisme en gaf als een van de eersten een push aan de wetenschappelijke revolutie die Europa fundamenteel zou veranderen en dit continent een paar honderd jaar een beslissende voorsprong zou geven.

 

De geniale Descartes heeft zich op veel gebieden onderscheiden. Niet alleen op de terreinen wiskunde en filosofie was hij vernieuwend en trendsettend maar ook als het gaat om de theorie van het licht en de kleuren, muziek, elementaire deeltjes, de zwaartekracht en de banen van planeten heeft hij baanbrekende gedachten ontwikkeld, waarop de reuzen na hem verder konden bouwen.

 

Over sommige van Descartes’ stellingen wordt tot op de dag van vandaag nog wetenschappelijk gediscussieerd. Zo is er het nog immer felle discours over de relatie tussen lichaam en geest/bewustzijn. Geest en lichaam zijn volgens Descartes twee gescheiden entiteiten. De samenwerking tussen beide vindt plaats, dacht Descartes, in de pijnappelklier in de hersenen. Hier worden indrukken uit de buitenwereld geïntegreerd tot bewuste herinneringen. Het was een stelling die Descartes en de vele aanhangers van deze gedachte na hem, nooit empirisch hebben kunnen onderbouwen. 

 

De Amerikaanse filosoof Daniel Dennett stelt vast dat die scheiding tussen lichaam en geest onbewezen is en volstrekte onzin. Volgens hem is het bewustzijn of de geest een puur lichamelijke fenomeen dat voortkomt uit chemische processen. Dennett: “We zijn alleen maar lichaam, ook ons brein is lichaam, materie. Een geest ergens in ons brein is nooit ontdekt. Er is geen enkele empirische evidentie voor het bestaan van zo’n stoffelijke entiteit. De veronderstelde scheiding  is een menselijk construct, een verzinsel nog stammend uit de tijd van Descartes.”

 

Als je wat dieper in de literatuur over deze materie duikt dan valt vooral op hoe vaag begrippen als geest, bewustzijn of ziel worden gedefinieerd. In ieder geval zo ongrijpbaar dat er geen empirisch onderzoek naar gedaan kan worden. En als er niets gemeten of aangetoond kan worden, dan wordt het een kwestie van ‘geloof’.

 

Nu zijn we meteen ook bij een belangrijke verklaring voor de heftigheid en hardnekkigheid waarmee die scheiding tussen lichaam en geest wordt verdedigd door religieus geïnspireerde filosofen. Als je namelijk gelooft dat er een leven na de dood is (en er zijn er nogal wat die dat zelfs zeker menen te weten), dan moet je natuurlijk ook vinden dat lichaam en geest (of ziel) gescheiden entiteiten zijn. Want als het lichaam is verbrand of door de wormen is opgevreten, dan kan de geest of de ziel nog heel lang in z’n uppie voortleven. En al die dingen doen waar ie vroeger het brein voor nodig had? Hoe aannemelijk klinkt dit? 

 

Hoe meer ik hier over lees en hoe langer ik er over nadenk, des te meer ik Dennett’s opvatting onontkoombaar vind. Descartes was zelf een rationeel denker die van mening was dat beweringen pas zinvol zijn als ze empirisch gestaafd kunnen worden. Maar hij was ook een kind van zijn tijd en, hoewel kritisch en sceptisch over veel religieuze zaken, kon hij zich niet voorstellen dat het met de dood ook echt afgelopen was. Hij kon mentaal blijkbaar niet die ene beslissende stap zetten naar: ik kan niet meer denken want ik ben dood, dus ik besta niet meer. Die geest moest, ook in Descartes’ denken, in z’n eentje, gescheiden van het lichaam, gewoon door kunnen gaan.

 

23. De angst om in kleine, walgelijke gaatjes te valle

 

Trypofobie…..wie kent het niet? Toch maar even opgezocht: het is de angst, zeg dus maar fobie, die sommige mensen hebben voor objecten met kleine gaten of met specifieke gatenpatronen, zoals bijenkorven!! Het schijnt gebaseerd te zijn op een hersenactie die deze vormen associeert met gevaar. Proefpersonen die er aan lijden geven aan dat ze bang zijn om in die gaten te vallen of dat er smerig leven in deze gaten zou kunnen zitten. Het is onbekend hoeveel mensen er door zijn getroffen.

 

Trypofobie….ik had er nog nooit van gehoord en durf te beweren dat dat voor bijna de hele wereld geldt. Maar dat is nu wel voorbij. Dat deze fobie op enig moment viral ging, komt door de introductie van de iPhone 11 Pro. Die heeft 3 cameraatjes, zichtbaar via 3 kleine gaatjes die in een soort driehoekje op de achterkant van het nieuwe mobiel zitten. De trypofobi-lijders klaagden er ‘massaal’ bij Apple over dat deze gaatjes hen gevoelens van angst en walging bezorgen. Ze riepen Apple op om hier iets aan te doen. Maar wat had Apple moeten doen? Een leger psychiaters op de slachtoffers afsturen? De gaatjes verwijderen? Maar dan kun je geen foto’s meer maken. De trypofoben kunnen toch gewoon die gaatjes zelf afplakken?

 

Trypofobie…..Ik heb doorgaans een levendige fantasie, een handicap die niet altijd handig is. Heb ook sympathie voor rare, bijzondere, afwijkende types die zich uit het strakke korset van de burgerlijke normen wurmen, ze geven kleur aan het doorgaans muisgrijze en saaie bestaan. Verder kan ik me bij bijna elke aandoening, hoe onwaarschijnlijk ook, wel iets voorstellen. Want waarom zouden mensen er om liegen? En als ze wel simuleren, hebben ze in ieder geval een probleem dat om aandacht vraagt.

 

Trypofobie….Ik vind dus dat we maximaal rekening moeten houden met de klachten en fobieën van kwetsbare burgers. Maar bij de trypofobie-lijders voel ik dat de grenzen van mijn begrip voor vreemde snuiters wel heel dicht worden genaderd. Gaat er om lachen dan net weer iets te ver?

 

24. David Wallace-Wells over de vernietiging van de aarde

 

Wie nog niet somber genoeg is, moet het bijzondere boek van David Wallace-Wells lezen: “De onbewoonbare aarde”. (2020) De vakinhoudelijke pers en ‘prominenten’ kwamen woorden te kort om het boek aan te prijzen: “Een must read”. “Een diepzinnig boek, dat doodsbang over de toekomst stemt”. “Een briljant en meedogenloos boek”. Het boek uitlezen is een uitputtende ervaring, ondanks het soepele proza van de auteur en de talloze aansprekende cijfers en voorbeelden. Het is vooral uitputtend omdat het nogal wat energie kost om op elke bladzijde te beseffen hoe stompzinnig en gelaten we vooral toekijken hoe fout het gaat. Met een soort wie-dan-leeft-die-dan-zorgt mentaliteit.

 

Elk facet van de opwarming en klimaatverandering wordt met wetenschappelijke precisie besproken zonder dat het boek ergens saai wordt. Wie dit boek uit heeft en over een redelijk functionerend verstand beschikt, kan niet tot een andere conclusie komen dan dat de wereld met een soort kamikazemissie bezig is die de mensheid naar de rand van de afgrond drukt. En er ontstaan nog steeds geen machtige instituties die dit kamikazegedrag kunnen stoppen en ombuigen.

 

Wallace-Wells is bepaald geen milieuactivist, maar een wetenschapper die de belangrijkste en gevalideerde klimaatstudies analyseert en vervolgens uitwerkt wat de consequenties voor de leefbaarheid op aarde zijn van de meest waarschijnlijke en denkbare scenario’s. Zo stelt hij al in het begin van het boek dat het Parijs-akkoord, dat nog nauwelijks geïmplementeerd is, niet zal leiden tot een temperatuurstijging van de beoogde 1.5 tot 2 graden, maar tot een stijging van minstens 3.2 graden in de periode tot 2100.

 

Zou een stijging met 2 graden in vele delen van de wereld al verwoestende effecten hebben, maar bij een stijging van 3.2 graden is het grootste deel van de wereld de pineut. Echter…dit scenario zou nog wel eens te optimistisch kunnen zijn omdat het nog maar zeer de vraag is of de noodzakelijke maatregelen uit het Parijs-akkoord echt genomen gaan worden. Blijft het huidige voortmodderen de staande praktijk dan moet een tempstijging van 4 tot 7 graden niet worden uitgesloten. En dan kijken we nog maar naar het jaar 2100. Klimaatonderzoekers noemen de 100 jaar die daarna volgen ‘de eeuw van de hel’.

 

Maar ook bij een tempstijging van 3.2 graden kunnen we onze borst nat maken: in grote delen van de wereld wordt het te heet om te wonen en om er voedsel te verbouwen…. mondiale voedselschaarste…..grote waterschaarste…steeds meer orkanen en overstromingen…zeespiegelstijgingen die steeds meer dichtbevolkte gebieden permanent onder water zal zetten …periodieke, onbeheersbare pandemieën…oorlogen om schaarse zaken zoals voedsel, water en delfstoffen…honderden miljoenen ontheemde klimaatvluchtelingen trekken naar gebieden waar ze denken te kunnen overleven. Met feiten, cijfers, voorspellende modellen, regionale effecten en kettingreacties maakt Wallace-Wells duidelijk dat we volledig klem komen te zitten. En niet pas over 30 of 80 jaar. Het aantal onleefbare gebieden in de wereld begint nu al toe te nemen en dat zullen er in hoog tempo meer worden.

 

En is er ergens iets zichtbaar dat perspectief biedt, acties waaruit hoop geput kan worden? Niet echt. Burgers die wat minder gaan vliegen of een paar minuten korter douchen…het zet allemaal maar weinig zoden aan de dijk. Zonder het in snel tempo koolstofvrij maken van onze productieprocessen, onze mobiliteit en onze levenswijze gaan we de tempstijging niet ver genoeg onder de 3 graden drukken.

 

Het is ook nog eens economisch kortzichtig om al die noodzakelijke maatregelen niet te nemen, want de financiële gevolgen van de opwarming zullen astronomisch zijn. Die kosten om schade achteraf te repareren, kun je beter inzetten om die schade zoveel mogelijk te voorkomen. Maar zolang de klimaatcynici, de na-ons-de-zondvloed-types, de machtige bedrijvenlobby’s en de machteloze politici fundamentele koerswijzigingen kunnen frustreren, stoomt de Titanic rustig door richting smeltende ijskappen.

 

Als we maar een beetje zo blijven aanrommelen met het klimaat gaat het absoluut mis, maar als we er alles aan willen doen om de stijging binnen de 2 graden te houden vraagt dat mega-investeringen en een majeure omslag in denken en doen. Het grootste deel van de wereld en de beslissers op cruciale posities lijken onmachtig om de mammoettanker bij te sturen. Als ze het al willen. Zagen we maar wat meer lichtpuntjes in deze donkere tunnel.

25.  Complotdenkers een serieus podium geven is gevaarlijk.

 

Het fenomeen ‘complotdenkers’ heeft de afgelopen vijf jaar een geweldige vlucht genomen. Je hebt ze in alle soorten en maten en in verschillende stadia van gekte. Wie zijn ze? Wat voor soort mensen? In welk soort complotten geloven ze? En waarom geloven ze daarin? Als je leest in welke evidente flauwekul ze met een onwankelbare zekerheid geloven dan kun je tot geen andere conclusie komen dat de meeste complotdenkers malloten zijn, en een deel zelfs gevaarlijke malloten.

 

Toch vindt de socioloog Jaron Harambam, gepromoveerd op complotdenken, dat we complotdenkers niet moeten wegzetten als gekkies. Dat zei hij in een recent interview in de NRC. We moeten volgens hem juist goed naar hen luisteren en met hen in gesprek gaan. Welk nut dat zou hebben, werd mij in het lange interview niet duidelijk. Op de expliciete vraag wat de meerwaarde zou moeten zijn van b.v. een debat tussen een erkende coronavirus-expert en Willen Engel, de voorman van Viruswaanzin, komt Harambam niet veel verder dan dat ook Engel zijn zorgen moet kunnen uiten. Maar dan toch niet in quasi serieus debat waarin er geen onderscheid wordt gemaakt tussen wetenschappelijke feiten en nepfeiten en het lijkt alsof de virusexpert ook maar opvattingen heeft die op zich niet ‘beter’ zijn dan die van Engel? Onze ruimtevaartdeskundige André Kuipers gaat toch ook niet serieus in discussie met een complotdenker die zeker weet dat de aarde plat is en dat overheden die ruimtereizen in scene heeft gezet?

 

Als Harambam zijn zin krijgt dan zijn er nog boeiende gesprekken te voeren aan de talkshowtafels. Want met welke bizarre gedachten komen de complotdenkers zoal aanzetten? Zo maar een greep : 5G-zendmasten worden bewust neergezet om mensen ziek te maken door hun immuunsysteem te ondermijnen. Van 5G-netwerken kun je kanker en corona krijgen. Bill Gates heeft de verspreiding van het coronavirus georganiseerd met als doel veel geld te verdienen aan een door hem ontwikkeld vaccin, waarin hij nano-chips heeft ingebouwd om iedereen te kunnen controleren. Corona is vergelijkbaar met een griepje, al de coronadoden zijn verzinsels van een kongsi van overheden en medici, terwijl die medici en verplegend personeel die we in de media steeds zien gewoon acteurs zijn. Het coronavirus is een hoax, door overheden bedacht om het volk vrijheid beperkende maatregelen te kunnen opleggen. Moeten de leipies die dit soort onzin roepen echt een serieus podium krijgen?

 

Veel complotdenkers weten zeker dat alle belangrijke zaken die er in de wereld gebeuren in het verborgene bedacht zijn en gestuurd worden door de z.g. “illuminatie”, een kongsi van de elite uit de politiek en het grote bedrijfsleven. Die kongsi kan, afhankelijk van het type gestoordheid van de betreffende complotdenkers, ook bestaan uit Joden, vrijmetselaars en/of buitenaardse wezens. Onderzoeker Robert van de Griend schrijft: ,,Zo’n 1.5% van de Nederlanders gelooft dat de wereld wordt geregeerd door buitenaardse reptielen die de gedaante van mensen hebben aangenomen.” Zo’n 1.5%...dat lijkt misschien verwaarloosbaar klein, maar we hebben het dan wel over 300.000 Nederlanders die alleen al op dit thema van het padje zijn. En ze zitten niet in een gesloten inrichting, maar lopen vrij rond.

 

Volgens hoogleraar Stef Aupers gaan complotdenkers uit van drie zekerheden: 1. niets is wat het lijkt 2. geloof de overheid, de media en de wetenschap nooit en 3. toeval bestaat niet, alles gebeurt met het doel om het volk te manipuleren. Pathologisch wantrouwen in de instituties is de rode draad in hun denken. Complotdenkers creëren hun eigen feitenwereld en waarheden. Ze wantrouwen doorgaans de gevestigde politiek en als ze zich al bekennen tot een politieke stroming komen ze meestal uit bij extreemrechts.

 

Complotdenkers krijgen al lange tijd dagelijks ruim baan in de media. Vaak zonder serieus weerwerk, want anders worden ze boos of gaan dreigen. Een paar opvallende namen? Twee dan. Arnold Karskens, die met wetenschappelijke precisie heeft uitgezocht dat de publieke omroep alles bij elkaar liegt en die zelf in Israël Jezus heeft ontmoet…echt waar…en ook nog een brief van JC heeft gekregen, die hij helaas is kwijtgeraakt. Hij wil via zijn omroep Ongehoord Nederland de zwijgende meerderheid de waarheid vertellen. Of Thierry Baudet, die recent nog beweerde te kunnen aantonen dat een elite van de gevestigde partijen, wetenschappers, kunstenaars en journalisten onze traditionele cultuur bewust wil vernietigen. En boven die elite staat dan weer een wereldregering van buitenaardse reptielen, vrijmetselaars en Joden die achter de schermen stiekem alles bekokstoven. Beide heren worden door hele volksstammen serieus genomen.

 

Maar complotdenkers nemen vooral zichzelf ook erg serieus. Ze vinden zelf dat zij erg goed geïnformeerd zijn en maken zich er juist zorgen over dat de meeste burgers zo weinig weten en zich (daardoor) zo makkelijk laten manipuleren door de overheden en de machtigen der aarde.

 

In interviews  doen complotdenkers vaak denken aan die wat sneue types uit gesloten inrichtingen die zeker weten dat zij Napoleon zijn en dat de rest van wereld buiten de inrichting knettergek is. Toch zijn ze met teveel om het verschijnsel lacherig af te doen. Als ze in de media een gelijkwaardig podium krijgen naast experts of serieuze politici en begrippen als ‘deskundigheid’ en ‘feiten’ weggerelativeerd worden, kunnen die gekkies de democratische processen nog behoorlijk gaan ontregelen.

26.   Migranten:  wel goed genoeg om de billen van onze oudjes schoon te schuren, maar ze moeten niet naast ons komen wonen.

 

Wat ik me vaak afvraag bij de migratie-discussies van onze politici: hoeveel inhoudelijke en cijfermatige kennis ligt er nu eigenlijk ten grondslag aan al die uitgesproken, vaak harde opvattingen? Het is in abstracto makkelijk lullen over ‘de vluchteling’ en ‘de migrant’, maar waar heb je het dan in concreto over, nog los van alle persoonlijke drama’s die er achter elke migrant schuil gaan? Zomaar een paar vragen.

 

Welk soort migranten vinden we nu eigenlijk een probleem en waarom? Enig idee over welke aantallen het per groep gaat? En welke maatregelen kun je per groep nu wel en niet nemen? Maar zijn die maatregelen ook uitvoerbaar, lossen ze het probleem echt op en welke nadelen zijn er aan verbonden? En zouden we veel nieuwe migranten ook in de toekomst niet keihard nodig hebben nu onze bevolking in zo'n rap tempo vergrijsd, dat we over een paar jaar grote tekorten aan menskracht hebben in bijna alle vitale sectoren van onze samenleving? Ik hoor politici er nauwelijks over. Want...moeilijk, moeilijk....burgers begrijpen de cijfers niet....korte soundbites van minder, minder, minder....meer kunnen ze niet bevatten en zeker niet onthouden. Het is de infantilisering van de burger die wél geïnteresseerd is, die uitstekend in staat is om te begrijpen wat de problemen zijn en wat er wel en niet mogelijk is. Als hem maar het 'eerlijke verhaal' wordt verteld. 

 

Maar eerst even de cijfers. Het CBS levert elke keer weer statistieken waar je je voordeel mee kunt doen, ook in discussies over migratie. Zo kun je met wat zoekwerk te weten komen dat er vorig jaar in totaal 401.351 immigranten naar ons land kwamen en er 173.469 personen uit Nederland migreerden. Er was dus een positief migratiesaldo van 227.882 personen. Slechts 11% van deze immigranten was asielzoeker van buiten Europa. Niet minder dan 19% behoorde tot de groep gevluchte Oekraïners: een tijdelijk zaak, mag je hopen. En een deel gaat weer terug. Maar de overgrote meerderheid, bijna 70%, betrof migranten uit de EU, de VS en Azië die hier legaal kwamen om te werken, om te studeren of om bij hun partner te verblijven. Het aandeel ‘veilige-landers’ in de groep asielzoekers bedroeg slechts 5%.

 

De komende jaren wordt migratie één van de meest explosieve politieke dossiers. Vooral in relatie tot de arbeidsmarkt en de woningmarkt. Het de uitkomsten zullen mogelijk bepalend zijn voor het soort kabinet dat we krijgen. Politiek rechts vindt dat we al veel te vol zitten, dus: “minder minder minder” tegen elke prijs. De linkerkant van het politieke spectrum erkent dat het migratievraagstuk een knellend probleem is, dat we slim en planmatig moeten tackelen, maar is van mening dat we rijk genoeg zijn om de gemiddelde jaarlijkse hoeveelheid vluchtelingen humaan op te vangen, en dus: wie recht heeft op de verblijfstatus moet ook snel kunnen inburgeren en werken en als een ‘normale’ landgenoot worden behandeld. Het politieke centrum scharrelt een beetje tussen rechts en links door: ze vindt dat we de huidige aantallen asielzoekers niet meer aankunnen, maar 'het probleem' moet wel humaan ‘geregeld’ worden. Wat in hun politieke praktijk tot toch meestal neerkomt op: we moeten de vluchtelingen zoveel mogelijk ‘buiten de deur' houden en de problemen op het bordje van andere landen leggen. 

 

De ‘we-zitten-al-vol’-burgers willen harde maatregelen, terwijl ze best weten dat de meeste maatregelen die ze bedenken niet kunnen, niet helpen of economisch niet erg slim zijn. Grenzen dicht? Kan fysiek en juridisch niet. Arbeidsmigranten weren? Kan juridisch niet en zou heel wat economische sectoren lam leggen. Vluchtelingen de grens overzetten? Lukt niet, kan juridisch niet en zou een morele deconfiture betekenen. ‘Veilige-landers’ terugsturen? Lukt niet, want hun thuislanden willen ze niet terugnemen en je kunt ze toch niet eeuwig op straat laten zwerven of doodschieten.

 

Kortom: het migratievraagstuk, dat onmiskenbaar politiek urgent is, is wel een ‘dingetje’. Natuurlijk zijn er maatregelen mogelijk die kunnen werken, maar niet op de korte termijn. Om te beginnen zou je de migratiestromen in EU-verband veel beter kunnen reguleren en de oorzaken van de vluchtelingen- en migratiestromen kunnen aanpakken. Je kunt de toelating van arbeidsmigranten, kenniswerkers en studenten strakker doseren op basis van urgente arbeidsmarktbehoeftes en de beschikbaarheid van fatsoenlijke huisvesting. Dit vraagt deels om het openbreken van EU-verdragen en gaat dus pas op de langere termijn iets opleveren.

 

Maar ook de relatief beperkte groep asielzoekers is op korte termijn niet of nauwelijks te sturen. Je kunt niet voorkomen dat ze uit hun regio vluchten voor lijf en leden, omdat ze geen enkel alternatief hebben willen ze blijven leven. En dan kun je als beschaafd land kiezen voor een humane behandeling of een inhumane, ‘verelendungspolitiek’. Een deel van onze politieke kaste kiest voor dat laatste, zo blijkt uit de systematische wijze waarop men de afgelopen jaren het hele asielsysteem, qua opvang, procedures, bemensing en huisvesting voor statushouders heeft afgebroken en laten vastlopen. In de hoop dat de beelden daarover een afschrikwekkend effect zouden hebben op vluchtelingen op zoek naar een veilige haven. Wat het natuurlijk niet had. Want zelfs de ellende hier is voor hen nog beter dan de ellende daar.

 

Exclusief de gevluchte Oekraïners is de groep ‘echte vluchtelingen’, zoals in de intro aangegeven, dus maar een beperkt deel van de migrantenpopulatie: 11%. Die kunnen we op basis van internationale verdragen niet weigeren om in procedure te nemen en je kunt dus ook geen hek om Nederland zetten om ze ‘buiten’ te houden. Dan hebben we tot slot nog de paar duizend ‘veilige-landers’, een vreselijk eufemisme voor vaak jonge Noord-Afrikaanse mannen die gevlucht zijn voor de armoe en uitzichtloosheid in hun land, maar geen recht hebben op een verblijfsvergunning en weer terug moeten naar hun geboorteland, dat ze vaak niet meer wil opnemen. Ze worden uit elk EU- land weggejaagd, leven vaak als dieren op straat en hebben niets meer te verliezen, en weinig meer te winnen. Dat creëert opstandigheid en vaak haat. Een deel van hem zorgt daardoor voor veel overlast. In ons land gaat het om een op zich beperkt aantal gevallen, maar ze zijn vaak erg negatief in het nieuws en bepalen daarmee het beeld, waar de tienduizenden vluchtelingen die wel recht hebben op asiel de dupe van worden in de media, de publieke opinie en de politiek.

 

Maar nog los van die negatieve beeldvorming over migranten: het gaat  bij veel bange burgers vaak om de ingebakken aversie tegen nieuwkomers en andere etnische groepen, hoe goed of aardig ze ook zijn, hoe goed ze hun best ook doen. Ze kennen persoonlijk niet één 'mens’ met een migratieachtergrond, maar toch: burgers die ietsjes afwijken van de witte dominante cultuur, daar houden ze zo niet van. Want ze hebben een kleurtje, andere gewoontes of een andere religie. Vroeger waren het de Joden waar de witte brave burgers niet naast wilden wonen, toen werden het de Turken en Marokkanen die hier voor een habbekrats het zware werk kwamen doen en daarna werden uitgekotst en nu zijn het niet alleen de migranten en vluchtelingen, maar zelfs de kinderen van de kinderen van de gastarbeiders uit de jaren tachtig. Ze spreken uitstekend Nederlands en hebben een goede opleiding, maar vanwege hun kleur, hoofddoekje of achternaam krijgen ze moeilijker een stage of een baan. Of een huis in een mooie buurt…daar zijn ze ook niet welkom zijn, want ze zijn als buur niet gewenst. Hoe vernederend moet dat zijn?

 

Het mantra van fatsoenlijke witte burger is: als ze hier zo nodig moeten komen en willen blijven, dan liever niet naast mij. Ze mogen dus wel in de verpleeghuizen onze billen wassen en onze pampers verwisselen, maar naast ons wonen in de mooie witte wijken? Nou liever niet. Doe ze dan maar in die arme-wijken, want daar zijn die mensen het toch al gewend. Of misschien nog beter: in aparte wijken, zodat we er zo min mogelijk last van hebben. Die wijken mogen ze dan alleen met een pasje uit voor het werk en daarna gelijk weer terug. Er zijn landen die daar goede ervaringen mee hebben.

 

27.  De mens deugt….de mens deugt niet…..ach, het is van alles wat.

 

Verleden jaar verscheen de klassieker “Reis naar het einde van de nacht” van Louis-Ferdinand Céline in een nieuwe Nederlandse uitgave. De eerste Nederlandse vertaling van “Voyage au bout de la nuit” (prachtige titel) van Emanuel Kummer, dateert alweer van 1968. Volgens de recensies uit die tijd was een briljante vertaling van een briljant boek.

 

Céline publiceerde deze roman in 1932. Hij beschrijft daarin de hallucinerende reis van de hoofdpersoon Bardamu door een wereld van de uitzichtloosheid en absurditeit. Dat deed hij in een voor die tijd volkomen nieuwe stijl, met gebruik van de gesproken straattaal: grof, hard, woedend, cynisch en humoristisch. In zijn boeken ná “De reis” voegde hij daar ‘de drie puntjes’ nog aan toe….de zinnen werden niet meer gescheiden door één punt, maar door drie, waardoor de teksten nog meer vaart krijgen. Het leest als een voortrazende trein over een puntjesrails.

 

“De Reis” wordt door veel insiders beschouwd als het ultieme boek van de twintigste eeuw, waarin Céline met zijn scherpe blik achtereenvolgens duikt in de waanzin van de Eerste Wereldoorlog met haar collectief georganiseerde moordpartijen, de hebzucht van de blanke kolonisten in Afrika en de ongelukkig makende eenzaamheid in New York. Weer terug in Parijs beschrijft Céline, via zijn alterego Barmadu, hoe hij als huisarts volkomen machteloos staat tegenover de achterdocht, de bekrompenheid en het misdadig egoïsme van zijn patiënten, waarvoor hij dan toch weer enige compassie heeft, omdat zij zelf ook weer slachtoffer zijn in een samenleving waarin steeds hetzelfde klootjesvolk de dupe is. Ze zijn slachtoffer van de eigen natuur en van de ‘bovenbazen’. Céline beschrijft de mens als paria, maar wordt door zijn antisemitisme zelf ook een paria. Terecht, als je zijn abjecte pamfletten van vóór WOII leest.

 

Als je al, zoals Rutger Bregman, mocht denken dat de mens deugt, dan helpt Céline je in “De reis” (en al zijn andere boeken) radicaal van dit idee-fixe af. De schrijver heeft een bijna niet te harden cynische kijk op mens en maatschappij en kan niet nalaten elke keer weer te constateren dat beschaving maar een zeer dun laagje vernis is, dat er snel is afgekrabd. Er hoeft maar iets te gebeuren of de wreedheid en het egoïsme barsten er uit, als pus uit een rijpe steenpuist. Dit thema komt terug in al zijn boeken, waarvan ik zelf “Dood op krediet” het beste boek ooit vindt, met “De reis” als goede tweede. Hoewel ik moeite heb met het inktzwarte, nihilistische mensbeeld van de auteur hebben zijn ongemakkelijke observaties van het menselijke denken en handelen zich vastgezet in mijn brein.

 

Ik moet bij het dagelijks consumeren van wat er zich in de kleine en grote wereld ‘aan ellende’ voltrekt vaak even denken aan Céline, maar gek genoeg sinds kort ook aan Rutger Bregman en zijn non-fictie boek “De mens deugt” (2019), waarin een mensbeeld wordt uitgewerkt dat toch een tikkie anders is dan dat van Céline in zijn romans. Bregman komt met vele voorbeelden waaruit moet blijken dat de mens juist wél deugt. Hij plakt op de titel van zijn boek dan wel een mega-disclaimer: de mens deugt van nature en zal blijven deugen mitsgaders hij op de juiste manier is opgevoed en opgeleid en er ook is voldaan aan andere essentiële voorwaarden die zijn psyché en gedrag bepalen. Tsja…onzin?...onbewezen?....een open deur?....of een inzicht waar we veel meer mee moeten doen? Ik ga voor het laatste, in combinatie met de ‘open deur’.

 

Zowel de ‘aanhangers’ van Céline als die van Bregman zouden dagelijks naar legio voorbeelden ‘all over the world’ kunnen verwijzen om hun eigen favoriete mensbeeld te onderbouwen. Want natuurlijk gebeurt er naast veel slechts ook veel goeds. Maar ik vrees toch dat Céline hier voorlopig toch een veel groter scorend vermogen heeft. Overal en op elk moment doen mensen elkaar in kleine en grote verbanden de meest verschrikkelijke dingen aan. Uit domheid, wreedheid, onverdraagzaamheid, jalousie, religieuze mafheid of egoïsme. Niemand kiest bewust voor deze rottige eigenschappen, maar toch…..je zult er maar het slachtoffer van zijn. Talloos zijn de voorbeelden waaruit blijkt dat beschaving inderdaad maar een dun laagje vernis is, dat er zo maar afgekrabd kan worden. Vaak ook heeft dat laagje vernis er zelfs nooit opgezeten.

 

Bregman heeft dan weer een belangrijk punt, zeg ik als een pragmatische realist die nog hoop koestert, omdat hij aantoont dat we in de loop van de geschiedenis wel steeds beschaafder en minder gewelddadig zijn geworden en dat we met de juiste opleiding, opvoeding, instituties en politieke systemen de mens steeds een beetje meer kunnen laten deugen. Het steeds weer twee stappen vooruit, één stap terug.

 

28.  Arnold Karskens heeft de echte Jezus zelf ontmoet. 


Soms moet je je oordeel over iemand bijstellen. Mij overkwam dat op enig moment met Arnold Karskens. Ik vond de geestelijke vader van een nieuwe omroep Ongehoord Nederland, een hoogst irritante nepnieuws verkoper en een narcist die niet schroomt karaktermoord te plegen op mensen die hem niet aanstaan. Iemand die je, als het om echt nieuws en feiten gaat, niet serieus kunt nemen met z’n gewichtigdoenerij, pathos, leugens en halve waarheden. Iemand om met een grote boog omheen te lopen dus. Maar daar denk ik nu echt een tikkeltje anders over.  

 

Ik las namelijk een interview met Karskens in het dagblad Trouw waarin we met een geheel andere kant van de voormalig oorlogscorrespondent geconfronteerd worden. De blaaskaak heeft Jezus himzelf ontmoet. Naar eigen zeggen natuurlijk, want de foto’s waren niet gelukt. Toch…Jezus ontmoeten…dat is niet niks. Zelfs voor Karskens niet. Dan moet je gaan oppassen met je kritische praatjes. Hieronder een paar citaten uit het interview met hem. Lees, huiver en oordeel zelf. 

 

,,Of God bestaat weet ik niet, maar ik ben wel een van de weinige mensen die Jezus in het echt heeft mogen ontmoeten.“  Zo trapt AK af in het interview van Arjan Visser. Hij was in Hebron voor een rapportage en zijn auto werd getroffen door een bom. AK overleefde de aanslag  ternauwernood en kwam in een roes Jezus tegen. Dit is niet het begin van een grap, maar een waar gebeurd verhaal hè.  ,,Ik heb hem echt ontmoet. Hij zat vlak bij de poort van Kirjat Arba....lange haren. ...op een dag gaf hij me een hand en het was net of ik een warme kruik vastpakte.....het eerste wat me opviel was dat hij begrip leek te hebben voor alle partijen.....hij was erg geïnteresseerd in mijn werk.....ik heb hem het artikel toegestuurd en hij heeft nog gereageerd ook….maar ik ben die brief kwijtgeraakt....doodzonde ...een brief van Jezus, wie heeft zoiets”. Het was niet zijn eerste ontmoeting met “de heilige geest” zoals AK Jezus noemde. Een paar jaar eerder was m dat in voormalig Joegoslavië ook al eens overkomen. ,,Hij zat achter zo’n campingtafeltje waarop zijn allerlaatste bezittingen waren uitgestald….zijn huis was nl door een bomaanslag verwoest” aldus AK.

 

Van deze ontboezemingen moet je toch wel even bijkomen. De man die alle autoriteiten tot op het bot wantrouwt, heef ineens de op-één-na hoogste autoriteit zelf ontmoet en spreekt zijn waardering over hem uit. En omgekeerd Hij ook over Hem. Hebben we het hier te maken met een game-changer? Want of die ontmoeting heeft echt plaatsgevonden en dan bestaat God natuurlijk ook, daar kun je donder op zeggen, en dan kan het later bij het laatste oordeel rottig met je aflopen als je ooit zijn favoriet Karskens hebt bespot. Of Karskens verzint zijn Jezus-ervaring, zoals ie zo vaak allerhande gebeurtenissen heeft verzonnen. Ik hou het er voorlopig maar op dat hij compleet van het padje is geraakt, wellicht door een ernstige vorm van PTSS.

 

Verwarde mensen, waarvan er honderdduizenden vrij rondlopen in ons land, moeten vooral met empathie en zorg worden bejegend. Het is niet verheffend om op geestelijk verzwakte mensen af te geven.

 

29    Muziek als tijdmachine

 

Van muziek kun je in een bepaalde stemming geraken. Je kunt er opgewekt, blij of zelfs (even) gelukkig van worden, maar ook somber of melancholisch. Gebruik nooit je favoriete muziekstuk voor een crematie, behalve die van jezelf, want je loopt grote kans overvallen te worden door droefheid, steeds wanneer je dit stuk daarna weer hoort. Je kunt er nooit meer onbevangen naar luisteren. Elke keer zie je dan ook die kist voor je met iemand er in die er niet meer is.

 

Muziek kan werken als een tijdmachine. Wanneer Mick Jagger “I Can Get No Satisfaction” inzet, schieten mijn gedachten in een ‘split second’ terug naar de zomer van 1967 toen wij met een groep 'uitverkorenen' vele weekenden in een Goudse kaaspakhuis feestten en tot diep in de ochtend spannende dingen deden die ik echt niet aan mijn behoorlijk ruimdenkende ouders vertelde. Toen niet en later ook niet. De jarenzestig muziek van Stones, Dylan, Kinks en Animals kan ik bijna niet beluisteren zonder dat er gedachten binnenstromen die teruggaan naar de tijden van ongekende vrijheid en zorgeloosheid.

 

Mijn muzikale tijdmachine kan mij niet verder terugschieten dan naar midden jaren vijftig, maar dan heb ik ook direct een pareltje. In die periode, rond mijn vijfde, dansten mijn ouders vaak in de woonkamer op de muziek van The Platters, Pat Boone en dat soort Amerikaanse gasten. Met name op het nummer ‘”Only You” van The Platters konden ze los gaan. Als ze dan samen zo bezig waren, zongen ze dit nummer soms uit volle borst mee en bij de woorden “Only You” wezen ze dan lachend naar elkaar of naar mij.

 

Ongecompliceerde vrolijkheid. In de jaren zestig en zeventig kakte ik natuurlijk op deze ouwe-lullen-muziek. Maar een jaar of twintig geleden hoorde ik The Platters weer op de radio en kocht de cd. Soms draai ik “Only You”. Een tamelijk onbenullige tekst of misschien ook niet, maar als ik het nummer hoor, kan ik er wel een brok van in mijn keel krijgen. Het beeld van vrolijk dansende ouders brengt een moeilijk te omschrijven emotie naar boven. Een geluksmoment verpakt in een ‘bluesgevoel’, met een nostalgische strikje. Dat beeld en die sfeer zijn opgenomen in mijn canon met meest dierbare herinneringen. Er zijn ongetwijfeld mensen die niet weten waar ik het over heb. Ze hebben niets met muziek. Of ze missen in het brein het muziekgen dat de tijdmachine in gang zet. Of misschien hebben ze wel helemaal geen oude herinneringen die ze graag willen terughalen. Pechhebbers.

30.  Sterke argumenten voor wat meer optimisme: accepteren en relativeren.

 

Er wordt weer behoorlijk wat afgemopperd over het weer. Nu niet op de kou en de regen, maar op de warmte en de droogte. We hebben hier nu een klimaatje waarvoor er miljoenen met veel ongemak en gevaren naar het Zuiden afreizen, maar de bezorgden hier weten dat deze warmte en droogte onweerlegbaar aantonen dat het met het klimaat de verkeerde kant op gaat. Op weg naar het einde van wereld?   

 

In de bijbel wordt gesproken over een grote oorlog die een einde aan de wereld maakt, het Armageddon. Baptisten, Jehova’s en ander religieus volk weten zeker dat het einde der tijden nabij is. Hoe nabij, daarover verschillen de meningen. Het is misschien wel de enige voorspelling van deze religieuze gekkies die ook een wetenschappelijke basis heeft en met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal uitkomen. 

 

Los van het gegeven dat alles een begin en een eind heeft, is het ook zeker dat planeten als de aarde op enig moment zullen vergruizen en sterren als onze zon zullen uitdoven. En alleen al daardoor zal de aarde lang vóór die tijd onleefbaar worden voor levende organismen. Dat zal geen honderden miljoenen jaar meer duren. Het zijn processen die niet te beïnvloeden zijn door mensen. We gaan er dus onherroepelijk aan.

 

Maar al heel ver voor ‘het einde van de aarde’ zal de Homo Sapiens er al niet meer zijn. Los van de redelijk grote kans dat de aarde ooit in botsing komt met een grote asteroïde, zijn er plenty genoeg andere redenen om te verwachten dat de menselijke soort geen vele honderden jaren meer zal bestaan: kernoorlogen, technologische zelfvernietiging via AI, of pandemieën. We hebben gigantische veel technologische mogelijkheden om onze grote problemen in de komende decennia op te lossen, maar ze kunnen ook tot onze vroegtijdige vernietiging leiden. Hoe dan ook: het einde van de Homo Sapiens kunnen we zelfs met superieure technologie niet voorkomen. We kunnen de ondergang wel een aantal generaties uitstellen.

 

Denken we in die termen van een paar honderd jaar dan is het overigens onwaarschijnlijk dat de Homo Sapiens overal op de wereld hetzelfde welvaarts- en beschavingsniveau kan halen zoals we dat nu in de westerse wereld hebben. Als de huidige 8 miljard aardbewoners naar ons welvaartsniveau toegroeien, wat ze willen doen en wat hun goed recht is, zullen de schaarse hulpbronnen snel uitgeput raken, zullen we massaal vaststaan in files en stikken in de smog. En bij de reële voorspelling van een doorgroei naar 10 miljard mensen binnen 40 jaar, zijn er twee opties: of we houden de bizarre ongelijkheid tussen arm en rijk met veel geweld in stand of we zijn bereid genoegen te nemen met een veel lagere welvaart op alle continenten. Het Westen zal dan mega-concessies moeten doen aan haar leefcomfort. Dat gaan we niet willen!!!

 

Onze parlementaire democratie zal dit soort keuzeprocessen niet kunnen overleven omdat grote meerderheden hier zulk een teruggang nooit zullen accepteren en de massa’s op andere continenten hun ondergeschoven positie nooit blijvend zullen pikken en massaal hun aandeel hier komen halen. Het Armageddon in deze zin is dus helemaal niet zo’n onnozele gedachte. Het voorspel is eigenlijk al begonnen.

 

Tegen de achtergrond van deze feiten en verwachtingen kun je je afvragen: hoe druk moeten we ons nu echt maken over de opwarming van de aarde? Hoeveel moeten we uit de kast halen om het zekere einde van de mensheid honderd jaar uit te stellen? Gaan we honderd jaar als scharrelende schraalhanzen op een houtje bijten of halen we er de komende jaren nog uit wat er inzit? 

 

Of een beetje een tussenweg? Doen wat we kunnen om een snellere opwarming te voorkomen, maar het handeltje wel leefbaar houden. Dus maatregelen nemen die ook door een meerderheid worden geaccepteerd omdat we anders onze democratie zullen zien verdwijnen, waarna onze vrijheid en rechtstaat snel zullen volgen. Die prijs zullen we toch niet willen betalen om het leven van de soort nog een paar jaar extra te rekken? Beter niet leven, dan als slaaf. 

 

Terwijl we op een realistische manier aan de opwarmingsknoppen draaien, moeten we tegelijk geld en politieke inventiviteit inzetten om de overbevolking te lijf te gaan, regionale conflicten te beëindigen en de ongelijke verdeling van welvaart en schaarse middelen te verkleinen. Als we deze vier aan elkaar gekoppelde fenomenen niet tegelijk aanpakken, blijft het dweilen met de kraan open. We hebben er de financiële en technologische mogelijkheden voor, maar wedden dat het niet gebeurt. Door groepsegoïsme, korte termijn denken, slechtheid, domheid en de afwezigheid van een sturende wereldregering met doorzettingsmacht. Veel meer dan wat morrelen in de marge zal het, vrees ik, niet worden.  

 

De boodschap. We moeten ons vooral druk blijven maken over de opwarming en de andere zaken die er mee samenhangen, maar moeten ons humeur er niet door laten beïnvloeden en zeker niet door laten bederven. Het is tamelijk zinloos om je gemoedsrust te laten bepalen door zaken waar je als individu niets aan kunt doen. Dat geldt overigens voor alle zaken in het leven. Doe wat je zelf kunt doen en nodig vindt en relativeer de rest door te denken aan het onherroepelijke einde van alles en vooral het einde van jezelf.

 

Als je jezelf kunt overtuigen van de betrekkelijkheid van alles, dan creëer je in ieder geval de mentale ruimte in je brein om er in je eigen korte leventje uit te halen wat er inzit. Door het minimaliseren van pijn en het wegredeneren van angsten. Of door het maximaliseren van genot of plezier. Voor velen zal iets er tussenin het hoogst haalbare zijn. Maar dat is toch altijd nog beter dan tobben over het warme weer of toekomstig leed.   

 

31.  Antisemitisme: een kwaad van alle tijden, maar wordt het ook erger?

 

Mijn opa Vos vertelde ‘eeuwen geleden’ in familiekring meermalen het verhaal dat hij zich voor WO II wel eens een kostuum liet aanmeten door een Joodse kleermaker. Het “Joodje” noemde hij ‘m. Hij betaalde er een habbekrats voor. Veel minder dan hij zou moeten betalen bij een niet-Joodse kleermakers. Zei ie zelf. En toch vertelde hij er elke keer weer half grappend met een serieuze ondertoon bij dat hij door dat “Joodje” natuurlijk afgezet werd. Opa was verder een keurige sociaaldemocraat, die er voor de rest fatsoenlijke opvattingen op nahield. Maar zo werd er toen vrij breed over de Joden gedacht, ook in Nederland. Als een apart volkje allochtonen. Nooit helemaal te vertrouwen. Ook in Nederland hoorden ze er nimmer echt bij.

 

Vanuit deze mentaliteit was het niet vreemd dat ca 75% van ‘onze’ Joden bijna probleemloos konden worden weggevoerd om te worden vergast. Wie interesseerde het? En mooi meegenomen was dat er zo een groot aantal goed gemeubileerde huizen vrij kwam. Die werden in een razend tempo weer bewoond. Wel balen natuurlijk dat een miniem aantal de vernietigingskampen overleefden, terugkwamen en beleefd vroegen of ze weer in hun eigen huis mochten. Quad non. Weg is weg. Opgeruimd staat netjes. Hoezo Joods-Christelijke beschaving? De zoveelste episode uit ons roemruchte verleden waar we maar beter niet trots op kunnen zijn.

 

Antisemitisme is van alle tijden. Ook in Nederland dus. Hooguit is er bij de elite van de naoorlogse generaties een soort schuldbesef ontstaan. Hadden ‘ze’ toenmaals niet fatsoenlijker bejegend moeten worden? Hadden ’we’ hen niet actiever moeten beschermen? Misschien verklaard dit schuldgevoel onze kritiekloze steun aan de staat Israël. Het is allemaal een beetje ‘too late en too little’ kun je zeggen. De Joden van toen werden door velen behandeld als de moslims van nu. Hoe velen vinden het erg als die massaal worden weggevoerd? Minder.  Minder. Minder.

 

Opmerkelijk is de wending die we al een paar jaar zien in het debat over het antisemitisme. Niet dat we in meerderheid de Joden ‘aardiger’ zijn gaan vinden, in tegendeel zo blijkt uit onderzoek, maar we blijken het fenomeen antisemitisme ineens goed te kunnen gebruiken om een andere groep in het verdomhoekje te zetten. Het antisemitisme wordt nu bijna geheel toegeschreven aan de moslims. Niet wij, maar zij zijn nu antisemitisch. Die stemming wordt sterk gevoed vanuit populistisch-rechts, het CIDI en andere trouwe supporters van Israël. Ze hebben weer een nieuwe stok gevonden om de hond te slaan. “Zeker, antisemitisme komt veel onder moslims voor, maar  wie veinst dat antisemitisme een islamitisch probleem is, bezoedelt de herinnering aan de Holocaust, bedacht en uitgevoerd door christelijke Europeanen” schrijft Arnon Grünberg.

 

Maar hoe vergaat het de Joden die nu nog in Europa wonen? Gezien het groeiend antisemitisme is daar terecht zorg over. Het verbale en fysieke geweld neemt toe. In Duitsland komt de agressie voor 90% uit extreemrechtse hoek. Een enge traditie daar, die er nog steeds diep inzit. In Frankrijk, ook met een rijke antisemitische traditie,  komt het antisemitisch geweld op dit moment vooral vanuit de moslimhoek in de verpauperde wijken. Dat is deels cultureel bepaald en deels een gevolg van de marginalisering van tweede en derde generatie allochtonen, maar steeds vaker wordt als oorzaak genoemd de boosheid van moslims over de behandeling van de Palestijnse moslims door Israël. Het gaat hier meestal om slecht opgeleide, kansloze en daardoor gefrustreerde moslims die de Joden in de Europese landen medeschuldig verklaren aan de abjecte behandeling van Palestijnse moslims door de achtereenvolgende Israëlische regeringen.

 

In Nederland en België nemen de gewelddadige incidenten tegen Joden de laatste jaren af. Maar in bepaalde wijken van de grote steden loop je een behoorlijke kans om bespot of beledigd te worden als je een keppeltje op hebt. Een treurig fenomeen, vergelijkbaar met het steeds erger wordende bespotten en bespugen van vrouwen met een hoofddoek. Er moet, lijkt me, harder tegen worden opgetreden.

 

Maar los van de gewelddadige incidenten: de beeldvorming over Joden, zo blijkt uit onderzoek, is over de hele linie in Europa behoorlijk negatief. In de meeste landen (ook landen met nauwelijks moslims) denkt 50% of meer negatief over Joden. Omdat maar 5% van de Europese burgers moslim is, komt dit antisemitisme dus voor minstens 95% voor rekening van niet-moslims. Als belangrijkste verklaring geven de respondenten: de Joden behoren tot een wereldelite met teveel macht.

 

M.n. in landen als Polen en Hongarije (waar nauwelijks moslims wonen) wordt het virulente antisemitisme door obscure politici misbruikt om stemmen mee te winnen. Als er zaken niet goed gaan in die landen wordt dat al snel geweten aan het kosmopolitisch Jodendom, dat zich overal ten eigen bate mee bemoeid. Ook dit is van alle tijden. In andere EU-landen zijn de moslims vaak als zondebok voor problemen in de samenleving gebruikt.

 

Als je het afzet tegen een Europese bevolking van 550 miljoen burgers is het aantal gewelddadige incidenten tegen Joden uiterst beperkt, maar het stiekeme  antisemitisme is, net als de moslimhaat, nog steeds een zorgelijk fenomeen.

 

Voortdurend aan de kaak blijven stellen, lijkt me. Goed blijven nadenken over de oorzaken. Het begint bijna altijd met het negatief framen van etnische groepen. In de opvoeding, in het onderwijs, in de literatuur, in de media, door opiniemakers  en door een foute politici die er macht mee willen verkrijgen. Hier allergisch voor worden is de boodschap. Voelsprieten scherp afstellen.

 

32.  Als God almachtig is, kan hij zichzelf dan ook optillen?

 

Ja, als God almachtig is, moet hij zichzelf toch ook kunnen optillen? Het is een van de vele hilarische vragen die de filosoof Bertrand Russell stelt in zijn essay “Why I Am Not A Christian?” (1950), waarin hij systematisch alle godsbewijzen fileert.

 

Ook Max Pam maakt zich in zijn Volkskrant-column vaak vrolijk over gelovigen en dan met name over hun onmacht om aannemelijk te maken dat er echt een goede en almachtige God bestaat. Ooit besprak hij tot op zekere hoogte welwillend het boek ‘Oer, het grote verhaal van nul tot nu’ van nanofysicus Cees Dekker, gezaghebbend, in ieder geval als het om zijn wetenschappelijke expertise gaat.

 

Maar Dekker gelooft niet alleen in de breed aanvaarde theorieën inzake de oerknal, de ontwikkeling van het heelal en de evolutietheorie, maar ook in de alles bepalende rol van ‘zijn’ God daarbij. Dekker gelooft heilig in de almacht van God. Nadat de schepper dat hele gedoe met ruimte en tijd had bedacht en ook had vormgegeven, stapte hij zelf, aldus Dekker ,,in de persoon van Jezus zijn schepping in.” Dat gelooft een erg intelligente man serieus. Probeer je een voorstelling van dat “instappen” te maken. Dekker kan ook in beeldende taal vertellen over de zogenaamde “goddelijke paradox”: een goede God in een slechte wereld.

 

Je hoeft zelf maar een halfuurtje te googelen om er achter te komen dat elke verklaring voor de “goddelijke paradox” warrige lullekoek is of een onnozele cirkelredenering. Epicurus zei het 300 v Chr. al uitermate helder: ,,We weten zeker dat het kwaad bestaat. Als God het kwaad niet kan verhinderen, is hij niet almachtig. Als God het kwaad niet wil verhinderen, is hij niet goed, zelfs kwaadaardig. Als God niet kan en niet wil, is hij tot niets in staat en dus eerder een sukkel dan een God.”

 

Kortom: hij bestaat en dan is het een gewetenloze schurk of een sukkel. Of hij bestaat niet. Meer smaken zijn er niet. Wel pochen dat je het universum hebt gecreëerd, maar niet in staat zijn de Holocaust te voorkomen. Ook nanofysicus Dekker staat hier, met al zijn praatjes,  met de mond vol tanden.

 

Dat ook heel wat intelligente mensen in een almachtige goede God geloven, heeft mij geïntrigeerd vanaf het moment dat ik leerde om zin en onzin van elkaar te scheiden. Daarbij heb ik er altijd begrip voor gehad dat je ook kunt geloven in een waarheid die je niet goed kunt bewijzen. Maar zelfs bij het geloven in een God moet je wel een beetje consistent blijven en blijven zoeken naar serieuze verklaringen waarom er zoveel mensen in God geloven.

 

In ‘’Zwaarden, paarden en ziektekiemen’’ (2022) van Jared Diamond wordt overtuigend aangetoond dat religie en godsbesef zich rond 4000 voor Chr. voor het eerst in rudimentaire vorm ontwikkelde toen de rondtrekkende nomaden zich op een vaste plaats gingen vestigen, voedseloverschotten wisten te produceren, leiders het prerogatief opeisten om zich die overschotten en andere waardevolle zaken toe te eigen en vervolgens conform hun eigen belangen gedeeltelijk te herverdelen. Zij hadden daarbij een legitimerend verhaal nodig en een kaste van vrijgestelden/priesters die dat verhaal vertelden en de naleving streng bewaakten.

 

In die culturele evolutie is het concept van de alwetende, alziende en alles bepalende God ‘bedacht’ waaraan iedereen moest gehoorzamen, op straffe van…. Het was een gouden vondst, die werkendeweg werd geperfectioneerd en waar vooral de elites erg van hebben geprofiteerd. Sublieme indoctrinatie. Het ‘gewone volk’ wist niet beter en is er vooral slachtoffer van geworden. Onmachtig. Onmondig. Overal en tot op de dag vandaag. Maar overal wel andere god: talloze Goden en Godjes, waarvan de belangrijksten exclusiviteit claimen en de volgers elkaar haten als de pest. En allemaal even goed en almachtig natuurlijk.

 

Met de kennis van nu zouden we dat bizarre concept toch eindelijk eens bij het grof vuil moeten zetten Cees Dekker.

 

33.  Het geheugen en herinneringen: kun je iets ergs verdringen?

 

Zonder geheugen geen herinneringen. Hoe beter het geheugen hoe meer en betrouwbaarder herinneringen. Is er een mechanisme in het brein dat regelt wat je je na verloop van tijd nog kunt herinneren en wat absoluut niet meer? Hoe kun je vaststellen of herinneringen betrouwbaar zijn? Kun je herinneringen ook actief oproepen? Kun je vervelende, angstige of afschuwelijke gebeurtenissen zo uit je geheugen verdringen, dat je ze niet/nooit meer herinnert?

 

Deze vragen kwamen 17 september 2019 aan de orde in het afscheidssymposium “Het (auto-)biografisch geheugen”, georganiseerd rond het afscheid van Douwe Draaisma, hoogleraar psychologie aan de RUG. Hij is tevens schrijver van een 7-tal veel verkochte boeken en tig artikelen over herinneringen en het geheugen en wordt daarom ook wel de ‘geheugenprofessor’ genoemd. Draaisma ging met emeritaat en in dat kader werd hij geïnterviewd door de schrijver/journalist Arjan Visser. Het interview werd ingeleid met een indringende filmfragment, waarin Riet Op de Beeck vertelt over haar incestverleden. De kernvraag waar Draaisma n.a.v. dat fragment op inging was: kun je afschuwelijke gebeurtenissen zo verdringen dat je ze nooit meer kunt herinneringen? Nee dus.

 

Op de Beeck vertelde in het filmfragment dat ze tussen haar 6-de en 12-de door haar vader op een ,,afschuwelijke manier” seksueel werd misbruikt. Zij heeft zich dat misbruik haar hele leven daarna nooit meer herinnerd, tot het moment dat zij enige tijd geleden gesprekssessies had met haar psychiater over haar zware depressies. Samen kwamen zij er met behulp van zogenaamde “indirecte bewijzen” achter dat zij in die bewuste periode door haar vader zwaar moet zijn misbruik. Van dat misbruik zelf herinnert zij zich nog steeds niets, maar wel van “107 voorvallen” die opgeteld en in combinatie niets anders konden betekenen dan dat de vader zich beestachtig had gedragen. Gevraagd naar voorbeelden van die voorvallen gaf zij aan daar niet over te kunnen praten, maar noemde vervolgens toch één voorbeeld: toen haar vader op sterven lag en hij vroeg haar zijn hand vast te houden, werd ze overvallen door een gevoel van walging. Tot zover het filmfragment.

 

Draaisma vond haar verhaal ongeloofwaardig, want erg onwaarschijnlijk. Zoiets heftigs als langdurig misbruik op die leeftijd kun je, zei hij, niet vergeten. Draaisma kent geen enkel serieus wetenschappelijk onderzoek waaruit blijkt dat mensen afschuwelijke gebeurtenissen kunnen verdringen. In tegendeel: ze denken er juist bij voortduring aan. Wat ook uit elk onderzoek blijkt, is dat mensen die echt iets vreselijks hebben meegemaakt wel veel moeite doen om dat uit hun systeem te bannen. Maar dat vergeten lukt nooit. Verdringen suggereert een bewustzijn dat zich actief inzet om iets te vergeten En dat is onmogelijk: er is geen mechanisme in ons brein waarmee je het geheugen een opdracht kunt geven om iets zó te verdringen, dat je er nooit meer denkt en het ook gewoon vergeet. Mensen die oorlogstrauma’s hebben, zouden willen dat het mogelijk was.

 

En zo zijn we bij de kern van de zaak: Op de Beeck kan dat langdurige misbruik niet hebben verdrongen, omdat je zoiets niet kunt vergeten als je nog goed bij je verstand bent. Het is daarom van tweeën één: ze heeft iets geconstrueerd dat nooit heeft plaatsgevonden, of het heeft wel plaatsgevonden, maar ze verzint dat ze het niet meer weet en alleen via “indirecte bewijzen” weet het gebeurd is. Zeker weet zelfs!! Waarom doet ze dat? Heeft ze zich laten manipuleren door haar psychiater die haar met die “107 indirecte bewijzen” een incestverleden heeft aangepraat? Is het aandachttrekkerij uit commerciële overwegingen? Voordeel halen uit ziektewinst? We weten het niet en zullen het wel nooit weten.

 

Cees Nooteboom schreef ooit ,,herinnering is als hond die ergens gaat liggen waar hij wil.” En dat zal iedereen die nadenkt over zijn eigen denken, geheugen en herinneringen beamen. Je hebt het niet in de hand. Er is geen sturend mechanisme in het brein dat regelt dat je ergens wel of niet aan denkt. Die fijne of nare herinnering en de hierbij horende stemmingen poppen gewoon in het brein op. Zomaar uit het niets of omdat je iets ziet, hoort, ruikt, voelt of proeft dat herinneringen produceert.

 

Je kunt onwelgevallige herinneringen dus niet wegdenken. En dat geldt in extreme mate voor extreme gebeurtenissen. Die actief verdringen is onmogelijk. Vele mensen zouden willen dat het wel kon. Voor de vergeetpil zou, denk ik, een grote markt zijn.

 

34.  Winston Churchill (1874 – 1965). Briljant politicus met gevoel voor humor.

 

Kort geleden heb ik de prachtige biografie van Geoffrey Best over Winston Churchill herlezen. Churchill was een zeer bijzondere, zeg maar unieke vent. Vaak leidend aan depressies. Meestal een arrogante betweter. Levenslang een verwoed roker en een stevige drinker. Symbool van onmatigheid en onverzettelijkheid. Toppoliticus. Staatsman die Engeland succesvol door WO II leidde. Historicus. Schilder. Schrijver van 59 boeken en Nobelprijswinnaar voor de Literatuur in 1953 . Erudiet. Ziener. Briljant debater en redenaar. Alles meegemaakt wat het leven de moeite waard maakt. Overlijdt op z’n 91-ste. In discussies kon hij scherp en humoristisch uit de hoek komen. Talloze kernachtige uitspraken van hem zijn vastgelegd. Hieronder een paar humoristische statements.  

 

  • “Het beste argument tégen democratie is een vijf minuten durend gesprek met de gemiddelde kiezer.”
  • “Democratie is geen goede staatsvorm, maar ik ken geen betere”.
  • “Democratie is de noodzaak om af en toe te buigen voor de mening van anderen.” 
  • “Wanneer je steeds een steen gooit naar elke hond die blaft, kom je nooit bij je doel.”
  • “Wanneer twee mensen altijd dezelfde mening hebben is één van hen overbodig.
  • “Een pessimist ziet een probleem in elke mogelijkheid. Een optimist een mogelijkheid in elk probleem.”
  • “Vrouw tegen Winston Churchill: 'Als ik met U getrouwd was, zou ik gif in uw eten doen.' Churchill: 'En als ik met U getrouwd was, zou ik het opeten.”
  • “Ik heb zoveel gelezen over roken en gezondheid, dat ik gestopt ben met lezen.”
  • “Sporten is overbodig. Ben je gezond, is het tijdverspilling. Ben je niet gezond, is het slecht voor je.” 
  • “Ik kan nu dronken zijn, mevrouw, maar in de ochtend zal ik nuchter zijn, en u nog steeds even lelijk.”

 

Ik zou nog vele pagina’s met dit soort ‘snelle’ statements kunnen vullen. Wie films of documentaires over Churchill heeft gezien, hoort het hem met het nodige sarcasme allemaal zeggen. Van onze hedendaagse politici hoor ik nooit dit soort gevatte uitspraken die én leuk zijn én je bij bijblijven. Ze zouden op sociale media waarschijnlijk ook als politiek incorrect weggehoond worden. Briljante politici met gevoel voor humor: het is schaars goed en een uitstervend ras. Helaas voor het politieke debat, waarin ook best wat meer gelachen mag worden.  

 

35.  Mazzel en pech ongelijk verdeeld door het toeval.

 

Mijn levensgeschiedenis overziend kan ik niet anders dan vaststellen dan dat bij praktisch alle belangrijke gebeurtenissen het toeval een hoofdrol speelde. Het geldt voor mijn relaties, banen, opleidingen, ziektes, noem maar op. Een onverwachtse ontmoeting of gebeurtenis, een impulsieve of intuïtieve reactie, een mooie inval, een ongeluk of ernstige ziekte, pech en mazzel: deze zaken bepalen ons leven vaak meer dan planning, doelgerichte sturing of  rationele, goed doordachte keuzes.

 

Als ik net voor mijn afstuderen in 1976 wel op tijd op vakantie was gegaan had ik professor X niet ontmoet die mij, in de lift, een pracht baan bij zijn vakgroep aanbood. Als ik in november 1989 drie minuten later van het provinciehuis in Assen was vertrokken, had die auto mijn fiets en mij niet aangereden en had ik niet 4 maanden hoeven revalideren, maar ik had weer veel geluk dat ik niet ónder die auto kwam, maar er overheen vloog. Als ik op mijn verjaardag in 1979 niet in een impulsieve bui naar de kroeg was gegaan had ik H. niet ontmoet en was heel veel in mijn leven totaal anders gelopen. En dan had H. 6 jaar later niet kunnen zorgen voor het contact met mensen waaraan ik uiteindelijk een mooie baan te danken had. Als control-freak moet je hier niet te veel over nadenken.

 

Binnen de contouren van deze toevallige, maar bepalende gebeurtenissen, kun je de illusie hebben min of meer rationele afwegingen c.q. doordachte eigen keuzes te maken. Je kunt binnen die toevalskaders wel of niet ergens op ingaan, een kans grijpen of een dreigend ongeluk proberen te vermijden. Maar het is niet meer dan een beetje bijsturen in een proces van gebeurtenissen waarop je maar weinig regie hebt (gehad) en waarvan de richting voor hetzelfde geld anders had kunnen verlopen. Maar zelfs de mate waarin je kunt bijsturen is vooral afhankelijk van factoren die je zelf niet of maar in beperkte mate hebt kunnen kiezen. Zoals  slimheid, doorzettingsvermogen, eerdere ervaringen, geld, maatschappelijke positie etc.

 

Door toevallige factoren zijn mazzel en pech, zoals alle schaarse goederen, ongelijk verdeeld over mensen en groepen. Afhankelijk van onze politieke opvatting vinden we dat onrechtvaardig en moet die ongelijkheid (deels)  gecorrigeerd worden of vinden we het onvermijdelijk of juist goed omdat het de drive is voor menselijk creativiteit.

 

36.  Het geheugen als archief. 

 

Ergens moet er toch iets mis zijn gegaan in de evolutie van ons geheugen. We kunnen vaak niet vergeten wat we liever willen vergeten en we kunnen te vaak niet onthouden wat we willen onthouden. En er blijft steeds meer ongebruikte rommel in het geheugen liggen, waar we niets meer aan hebben. Maar waarom zijn de verschillen tussen mensen qua functioneren van het geheugen zo onrechtvaardig groot? Bij de één functioneert het als een vergiet, bij de ander als videoapparaat dat alles nauwkeurig vastlegt en dat dan ook weer af kan spelen. Een van de meest gebruikte metaforen voor het geheugen is het geheugen als archief. Alleen de één kan in dat archief nauwelijks meer iets terugvinden of slechts met grote moeite en de ander vindt probleemloos de laden met de gezochte informatie. We leven ook in dit opzicht in een onrechtvaardige wereld.

 

37.  Referenda lossen niets op, maar kunnen de democratie wel schaden.

 

Je hoort rechts-populistische politici al heel lang betogen dat de 'politieke elite' te weinig luistert naar wat 'het volk' wil, dat de kloof tussen burger en politiek te groot is geworden en dat we om daarom regelmatig referenda moeten organiseren. Progressieve partijen hebben zich op enig moment bij die roep om referenda aangesloten, met als gevolg dat er een politieke meerderheid in beide Kamers is voor een SP-initiatief om de invoering van een bindend correctief referendum in de Grondwet te verankeren. Kiesgerechtigde burgers  zouden volgens deze initiatiefwet onder voorwaarden een door het parlement aangenomen wet moeten kunnen blokkeren.

 

Met zo’n referendum denken de voorstanders de veronderstelde kloof tussen de burger en de politiek te verkleinen en de burgers meer het idee te geven dat er naar hen geluisterd wordt. Dit is wensdenken dat nergens op is gebaseerd. Ze veronderstellen ook dat ze de burgers via dit instrument meer bij de politiek kunnen betrekken. Dat gaat natuurlijk ook niet lukken en er is ook geen spoor bewijs voor. Een SP-voorstander van de wet sprak zelfs over ,,een noodzakelijke verbreding en verdieping  van de democratie.” Met zo’n statement worden de verwachtingen wel erg opgeblazen want als een referendum juist iets niet doet is wel 'verbreden en verdiepen’. Een referendum is nu juist per definitie een versmalling van complexe vraagtukken tot een simpel eendimensionaal ja-of-nee spelletje. Maar er valt nog wel wat meer af te dingen op al die modieuze aanprijzingen van referenda.

 

Met meer 'luisteren' naar het volk bedoelen vertolkers van die ‘volkswil’ in de regel: meer doen wat de burgers willen. Maar zo’n oproep gaat uit van de cruciale denkfout dat er rond belangrijke onderwerpen zoiets als een eenduidige 'volkswil' te identificeren is. Echter, dat is nooit het geval. De meeste politici luisteren veel, misschien wel te veel, naar wat 'het volk' wil, maar daar komt nooit een eenduidig beeld uit. De neuzen staan nooit in dezelfde richting. Integendeel: die neuzen staan bij alle belangrijke vraagstukken alle denkbare richtingen op. Over welk onderwerp we het ook hebben: altijd blijken er tig verschillende, nauwelijks met elkaar te verzoenen opvattingen. Neem het onderwerp van de vluchtelingen. Uit elke peiling blijkt dat de meningen uiteen lopen van "eigen volk eerst en grenzen dicht” tot "grenzen open en ruimhartige opvang" plus alle smaken daartussen. Je zult hier nooit een beleid, laat staan een wet, uit kunnen destilleren waarin een meerderheid zijn eigen wensen in voldoende mate terug ziet. Hoe moet je die ingewikkelde keuzes nu in een ja-nee vraag gieten voor een referendum?

 

Complexe problemen oplossen en daarbij kiezen uit verschillende beleidsopties vraagt om een ingewikkeld onderhandelingsspel tussen gekozen volksvertegenwoordigers die subtiel naar oplossingen polderen die zo breed mogelijk gedragen worden. De uitkomst kan dan verwerkt worden in een wet waarvoor een parlementaire meerderheid blijkt te zijn. En altijd zullen er dan vele ontevredenen zijn met de uitkomsten, met als standaardreactie: ,,er wordt niet naar ons geluisterd.” Wordt de onvrede bij die groep weggenomen met een referendum over die wet? Ja, maar alleen als die wet via dat referendum wordt afgeschoten. Maar als dat zou gebeuren, dan staat de geloofwaardigheid van een democratische meerderheid in de Kamer op het spel en zijn er weer andere groepen in de samenleving zeer ontevreden. Zeker als bij een referendum met een opkomst van 50% een meerderheid van 60% de wet torpedeert. In die situatie blokkeert dus 30% van de kiesgerechtigden een wet die al wel op een (al dan niet ruime) meerderheid in de Kamer kon rekenen. En bij het Oekraïne-referendum hebben we kunnen zien dat het de tegenstemmers helemaal niet om Oekraïne ging ('geen idee waar dat land ligt'), maar ze wilden laten zien dat ze baalden van het hele kabinetsbeleid.

 

Voor bijna alle burgers, hoog of laag opgeleid, is het vaak te lastig om complexe vraagstukken op alle relevante aspecten te kunnen doordenken. Zij hebben meestal niet de tijd, expertise of inspiratie om zich in die vraagstukken te verdiepen. Of gewoon geen zin: ,,wel wat beters te doen.” Daarbij komt dat je van individuele burgers niet, maar van volksvertegenwoordigers wél mag verwachten dat zij zich bij hun keuzes vooral laten leiden door het brede landsbelang. En van hen wordt gevraagd dat keigoed aan de burgers uit te leggen. Goed bestuur vraagt om doordacht bestuur, dat bij besluiten rekening houdt met de gevolgen voor de lange termijn en/of de effecten voor specifieke groepen. Zulke afwegingsprocessen zijn razend ingewikkeld en de uitkomst daarvan in de vorm van een wet leent zich bijna nooit voor een ja-nee referendum. 

 

Maar waar we de voorstanders van referenda ook nooit over horen, dat zijn de gevaren van manipulatie van de publieke opinie in de aanloop naar het referendum door partijen met specifieke deelbelangen en veel geld, door Russische trollen of door AI-gestuurde stromen desinformatie en deepfake. Dit soort krachten speelden een belangrijke rol bij het Brexit-referendum. De desastreuze gevolgen daarvan moeten voor elke weldenkende politicus toch een nachtmerriescenario zijn?

 

Kortom: een referendum is ten enenmale ongeschikt om de ‘volkswil’ te peilen, omdat die niet bestaat en we een veel betere methode hebben om breed gedragen besluiten te nemen: discussies, afwegingen en besluitvorming door de gekozen volksvertegenwoordigers. Referenda zullen de polarisatie en ontevredenheid alleen maar doen toenemen omdat het instrument de gewekte verwachtingen nooit waar gaat maken en grote groepen kiezers zullen balen als wetten die democratisch in het parlement zijn aangenomen via een referendum toch in de prullenbak verdwijnen. Politici met lef, charisma en het vermogen om moeilijke keuzes goed uit te leggen dragen meer bij aan het verkleinen van de  (veronderstelde) ‘kloof’ dan referenda. 

 

38.  Of je nu door de hond of de kat gebeten wordt....

 

Tot mijn ergernis bleef ik op enig moment hangen in een programma waarvan je denkt: voor wie wordt dit gemaakt en met welk doel? 'Gewone burgers' mochten in het kader van de komende verkiezingen voor Provinciale Staten hun mening geven over politici en hun beleid. Ik kreeg de indruk dat de makers maar één doel hadden: laten horen hoeveel minachting burgers hebben voor politici. Ze mochten ongeremd 'los'. Zomaar. Zonder enige kennis van zaken. Er zat geen genuanceerde opvatting tussen. Politici werden als één-pot-nat aan de schandpaal genageld. Iedereen leek sowieso te vinden dat het eigenlijk niet veel uitmaakt op wie je stemt. Want: ,,of je nu door de hond of de kat wordt gebeten”.

 

Deze altijd wat sneu en verongelijkt klinkende populaire opvatting komt meestal van mensen die weinig tot niets van het politieke proces begrijpen en ook geen enkele aandrang voelen om iets aan die onwetendheid te doen. Er kranten, artikelen of boeken over lezen? Naar serieuze debatten luisteren die wat langer dan vijf minuten duren? Ze hebben wel iets beters te doen. Ze hebben voldoende aan de hapsnap geventileerde ruis op de sociale media of aan de roeptoeters aan de kletstafels om zich een snel oordeel te vormen over ‘de’ politiek en vooral over politici. Politici? Dat is dus geen best volk. Die weten niet wat er 'onder de mensen leeft'. Dat zijn graaiers. Die maken vooral ruzie met elkaar. Die zitten daar vooral om hun eigen zakken te vullen. 

 

Het ontbreken van enig inzicht in wat politici doen en niets weten van de totstandkoming van besluiten of van de effecten van beleid weerhoudt vele mensen er blijkbaar niet van om er toch uitgesproken meningen over te hebben. Bijna altijd negatieve meningen. Niets deugt er. Politici niet. Beleid niet. Het systeem niet. Alles niet.

 

De ongeïnteresseerden, nihilisten, cynici en complotdenkers die er geen idee van hebben wat politici dagelijks doen, en dat ook niet interesseert, lijken allemaal hetzelfde excuus te hebben om zich niet te hoeven verdiepen in de verschillen tussen partijen, politici en beleid: het maakt toch niets uit wat ik stem, want, daar gaan we weer:  “of je nu door de hond of de kat wordt gebeten”. Dus stemmen ze niet ....of ze stemmen op types die hen naar de mond praten en zich ook tegen 'het systeem' afzetten. Waarom kan ik bij dit soort programma's gewoon niet direct doorzappen?

 

NB Overigens: je kunt overigens meestal beter door een kat dan een hond gebeten worden. 

 

39.   “Iedereen heeft recht op zijn eigen waarheid"?  

 

Iedereen heeft recht op zijn eigen waarheid? Natuurlijk heeft iedereen het recht om van alles en nog wat te beweren en vervolgens te vinden dat dat dan de waarheid is. Maar er zit nog wel een laagje onder. De Amerikaanse senator Patrick Moynihan zei hierover: ,,Iedereen heeft recht op zijn eigen waarheid, maar niet op zijn eigen feiten.” Wat hij bedoelde is natuurlijk dat niet elke waarheid ‘even waar’ is c.q. niet elke bewering evenveel betekenis heeft.

 

Als we waarheid definiëren als een bewering  die in overstemming moet zijn met de werkelijkheid c.q. met de feiten, dan is het lastig om aan te nemen dat twee verschillende beweringen over hetzelfde fenomeen beide ‘even waar’ kunnen zijn. Maar als er twijfel is, kunnen de onderliggende feiten als scheidsrechter fungeren. ,,Het heeft vandaag geregend” en ,,Het was vandaag droog” kunnen niet beide waar zijn. Maar als we gewoon de hoeveelheid neerslag meten, weten we snel wie hier de waarheid aan zijn zijde heeft. 

 

Dit geldt voor bijna alle beweringen. De juistheid van de onderliggende feiten en de kwaliteit van de gebruikte argumenten bepalen welke bewering de meeste zeggingskracht heeft. Zo maar iets roepen heeft sowieso geen andere betekenis dan het uiten van emoties. Het zijn niet meer dan “scheten in een netje”. (geleend van de oude Jaap Burger, fractievoorzitter PvdA in jaren vijftig)

 

Toch is deze manier van uiten in mediadiscussies meer regel dan uitzondering. De meningenfabriek is een volcontinubedrijf, waarin feiten en argumenten eerder als hinderlijk en vermoeiend worden ervaren dan als verhelderend.

 

40. Voorzichtig met vage berichten vanuit de rommelzolder van het brein.

 

,,Waar denk je aan?”. De ene keer floept het antwoord er soepel en zonder na te denken uit, de andere keer is het even spitten en zoeken naar de juiste formulering. Soms is het een van de lastigste vragen die je kunt krijgen, omdat je er geen kant mee op kunt. Of er staat toevallige net een gedachte voor de poort die te pijnlijk, te indiscreet of te wild is om er mee voor de dag te komen. Of daar waar je aan denkt, is zo’n warboel van vage, door elkaar kronkelende gedachten, dat het je gewoon niet goed lukt om er een heldere beschrijving van te geven. Hoe kan dat?

 

Dat heeft natuurlijk met taalvaardigheid te maken, maar nog veel meer met het feit dat de veelheid van gegevens, gedachten en beelden in onze bovenkamer niet allemaal netjes gestructureerd liggen opgeslagen. Het is allemaal vaak erg moeilijk toegankelijk. 

 

Een gemiddeld mens krijgt per dag een hoeveel informatie het brein binnen die gelijk is aan de inhoud van honderd kranten. Althans volgens de neurobioloog “Daniel Levitin in The Organized Mind; thinking straight in the age of information overload”. Van het grootste deel zijn we het ons niet eens bewust. Permanent flitsen er gigantische informatiestromen tussen de 86 miljard neuronen in ons koppie heen en weer. Veel daarvan wordt opgeslagen in het korte of lange termijn geheugen. Ladekasten vol met informatie, gedachtenflarden en beelden. Een deel daarvan is zo opgeslagen dat je er via een bepaald algoritme bij kunt als je iets nodig hebt. Althans, als alles goed loopt.

 

Maar soms ook lijkt het brein net een soort rommelzolder. Gelukkig ligt datgene wat je goed kunt gebruiken meestal handig vooraan, maar er ligt ook heel wat ouwe en nieuwe troep, waarvan je je afvraagt: ,,wat moet ik er mee.” Je wilt er wel vanaf, maar dat lukt je niet. Dus blijft het er gewoon liggen, vaak in de weg. Hinderlijk, die overbodige ballast.

 

,,Waar denk je aan?” Stel, deze vraag komt net op het moment dat er zo’n vage gedachte in het brein oppopt, een herinnering waar je niet om gevraagd hebt. Iets schimmigs van vroeger, in flarden die ook nog eens bepaalde emoties oproepen. Ga je daar dan over vertellen? Kan linke soep zijn, want voor je het weet, moet je iets uitleggen wat je zelf nog niet goed kunt doorgronden. Of je moet je verdedigen voor vreemde gedachten die in je brein rondspoken. En word je min of meer verantwoordelijk gesteld voor iets waar je niets aan kunt doen. Het kan de eerste stap zijn in een proces met ongemakkelijke kantjes. Nemen we dat risico of geven we een risicovrij antwoord?

 

Eigenlijk wel een beetje jammer dat we niet altijd frank en vrij over ook onze bizarre gedachten kunnen spreken ( op straffe van....), want die kunnen boeiende verhalen opleveren. Aan de andere kant: elke vage mentale eruptie maar met iedereen delen of altijd maar zeggen wat je denkt, is wel eerlijk, maar het zal de wereldvrede bepaald niet dichterbij brengen; het zal van elk gesprek een moeizame exercitie maken en zelfs de meest duurzame sociale relaties zullen het dan niet redden.

 

Moeilijk, moeilijk. Dus maar weer afdalen van de rommelzolder naar het overzichtelijke deel van het brein. Daar waarin het gaat om de ratio, de feiten, de ideeën. Zaken die je helder kunt uitleggen, analyseren, duiden en beredeneren. Het domein van de logica, waarin je (binnen bandbreedtes) een zekere verantwoordelijkheid kunt dragen voor wat je denkt en zegt.

,,Waar denk je aan?” We schakelen direct over naar het linker deel van de hersenen met de functies die verantwoordelijk zijn voor het redeneren, het plannen, het analyseren en het logisch denken. Met die functies is, abstraherend van vage gedachtekronkels, meestal wel een begrijpelijk verhaal te construeren.

 

41.  Klimaatcrisis kan leiden tot ongekende massamigratie

 

Twee van de grootste problemen waar we de komende 50 jaar mee te maken krijgen: een diepingrijpende klimaatcrisis en, mede als gevolg daarvan, massale migratiestromen vergeleken waarbij de huidige vluchtelingenstromen overzichtelijk, goed behapbaar en eigenlijk ‘klein bier’ zijn. Voor  klimaatcrisis en massamigratie geldt: als we er niet snel een effectief mondiaal beleid op zetten, zullen de gevolgen de wereld ontwrichten. 

 

Beide vraagstukken zijn ook nog eens sterk aan elkaar gekoppeld. Klimaatproblemen zullen tot massale migratiestromen leiden omdat regio’s waar nu nog miljoenen mensen wonen en werken onleefbaar zullen worden. Door hitte, overstromingen, watertekorten, misoogsten vanwege langdurige droogte en conflicten vanwege de strijd om schaars water, voedsel en land. Er  zullen daardoor volksverhuizingen op gang komen die hun weerga in de geschiedenis niet kennen.

 

Waar gaan al die mensen naar toe? Simpel. Daar waar ze veilig zijn, ze te eten hebben, kinderen onderwijs krijgen en ze kunnen wonen en werken. Deze migratiestromen zullen zich in Europa mengen met de stromen die nu al vanuit Afrika en het Midden-Oosten wegvluchten vanwege oorlog, geweld en armoe.

 

Dit onheilspellende perspectief van honger en geweld in vele arme regio’s en vele tientallen miljoenen op drift vraagt om vele maatregelen die ook diep zullen ingrijpen in ónze levenswijze. We zullen als westerse consumenten, bedrijven, politici en bestuurders op vele terreinen een grote slag moeten maken. We zullen ons gedrag substantieel moeten veranderen en een snelle omslag naar een duurzame samenleving moeten realiseren. 

 

Maar er zal ook een gedurfd en realistisch migratiebeleid voor de lange termijn moeten worden opgezet met operationele plannen en een bijna ‘militaire’ uitvoering. Met als belangrijkste elementen: onrustgebieden veiliger maken, armoede-gebieden serieus ontwikkelen, de grote vluchtelingenkampen ‘ombouwen’ tot leefbare steden en grote aantallen vluchtelingen en arbeidsmigranten opvangen in de Europese landen en daar goed laten integreren. Een effectief migratiebeleid zal ook om nieuwe geopolitieke strategieën vragen, gekoppeld aan militaire acties en diplomatieke initiatieven.

 

Deze ‘strijd’ zal talloos vele miljarden gaan kosten, veel politieke stuurmanskunst vragen en decennia lang moeten worden volgehouden. Je kunt dit ook niét doen. Maar dan zullen de mensen zich deze kant op verplaatsen in aantallen die onze spankracht te boven gaat. Welvaart, verzorgingsstaat, veiligheid en rechtstaat komen dan pas echt op het spel te staan.

 

42.  Stemmingen en gevoelens zijn niet te sturen

 

Onze stemmingen, gevoelens en emoties kiezen we niet met een of andere mystieke ‘vrije wil’, maar die overkomen ons. Heel veel ‘overkomt ons’. Wat kun je er aan doen? Niet veel. Vervelende gevoelens kun je niet wegdenken en plezierige gevoelens moeilijk oproepen. Die gevoelens poppen ineens zomaar op en kunnen ook zomaar weer verdwijnen. Alleen met medicatie, alcohol of andersoortige drugs kun je al dan niet stevig ingrijpen.

 

Een lastige en vaak ongemakkelijke vraag is: ,,ben je gelukkig?" Niet te beantwoorden. Wat is 'gelukkig zijn'? In welke stemming moet je zijn om te zeggen ,,ik ben gelukkig?" Ik kan me wel iets voorstellen bij boos, vrolijk, ontspannen, gespannen, droef, angstig, onrustig, etc. Over een dag, een week of een maand genomen komen al deze gevoelsstemmingen wel eens voorbij. In verschillende combinaties van frequentie en intensiteit . Er zijn dagen dat de combinatie vrolijk, blij, ontspannen en zorgeloos een deel van de dag voorkomt. Dit zou je 'gelukkig' kunnen noemen.

 

Hoewel we onze stemmingen niet simpel kunnen oproepen, zijn ze wel vaak gekoppeld aan specifieke gebeurtenissen die een emotie oproepen. Door bepaalde muziek uit de zestiger jaren kan ik me ineens behoorlijk relaxt of vrolijk voelen. Maar schiet een bepaalde gebeurtenis of persoon mij door het hoofd, dan kan de somberheid toeslaan. Is niet te sturen. Ineens, zomaar een gedachte dwarrelt je brein binnen en poef: je voelt je "blij" of "droef".

 

Enige tijd geleden zonk er op de Middellandse zee een boot met ca 800 vluchtelingen. Slechts een paar konden er worden gered. De rest verdronk. Een groot deel zat vast in het vooronder en ging met de boot 250 meter de diepte in. Deskundigen zeiden te verwachten dat ze daar wel tot in de eeuwigheid zouden blijven liggen. Het was immers veel te kostbaar om het wrak op die diepte te lichten.

 

Voortbordurend op het cynisme dat rond deze problematiek bon ton lijkt te worden: misschien hebben die kanslozen op de bodem van de zee uiteindelijk nog geluk gehad. Want wat voor leven hadden ze gehad als ze waren gered. Als 'overlastveroorzaker' en 'uitvreter' nergens gewenst. De rest van hun leven in kampen of ‘on the run’. Of, als ze geluk hebben: bed, brood en bad. Tijdelijk natuurlijk, want ze moeten zo snel mogelijk weer terug naar het onleefbare oord waar ze vandaan komen. Ze kosten teveel, ze nemen teveel ruimte in, ze horen hier niet.

 

Vergelijk deze inhumane behandeling van de duizenden (meest gekleurde) bootvluchtelingen en de onverschillige houding t.o.v. verdronkenen nu eens met de hyper-invoelende manier waarop we met de (meest blanke) MH17 slachtoffers omgaan. Dagen van massale rouw. Met honderdduizenden staan we langs de weg en op viaducten. De knuffeldieren zijn niet aan te slepen. Kosten noch moeite worden gespaard om de stoffelijke resten op te sporen en terug te brengen. Tot op het laatste vingerkootje. Een miljoenenoperatie waarbij inzake de kosten nog nimmer een kritische kanttekening is geplaatst. In tegendeel: een relativerend woord hierover en nationale hoon is je deel.

 

Vanwaar deze verschillen in compassie? Het lijkt me evident. Het leed van 'vreemden' doet ons blijkbaar niet echt iets. Velen hebben een vermogen ontwikkeld om zich af te sluiten voor het leed van mensen die er anders uitzien, die een andere kleur hebben of die er andere gewoontes op na houden. De dood van ons huisdier doet ons, lijkt het wel, meer dan het zien van de doodsstrijd van een groep zwarte koppies in de Middellandse zee. Hadden ze maar een zwemdiploma moeten halen. Soms schaam je je dat je mens bent.

 

43.  Wanneer startte God met het hiernamaals?

 

Op deze aardbol denk bijna iedereen dat er ook nog een leven is na de dood. Alleen in sommige westerse landen zijn er grote minderheden die daar niet in geloven. Maar dat is opgeteld nog geen 5% van de wereldbevolking. Uit onderzoekt blijkt ook dat meeste ‘believers’ niet zozeer ‘geloven’, maar zelfs ‘zeker weten’ dat er nog ‘iets’ is na de dood. Wel verschillen de beelden inzake de vorm die dit leven na de dood aanneemt per religie. Nogal wat religies gaan uit van een hemels paradijs na de dood. Een soort eeuwige vakantie. Maar alleen als je tijdens het leven op aarde conform de regels van jouw geloof hebt geleefd, kom je dat paradijs binnen. Heb je te vaak tegen die regels gezondigd, dan kom je ergens anders terecht, ergens waar het minder goed toeven is. Het paradijs is direct gekoppeld aan het concept van een Almachtige Goede God. Die houdt de 8 miljard aardbewoners permanent scherp in de gaten en bepaalt niet alleen hoe en wanneer je dood gaat, maar ook waar je daarna naar toe gaat. Hemel of hel. Kan het mooier? Kan het gekker?

 

Om dit allemaal serieus te kunnen geloven moet je erg vatbaar zijn voor indoctrinatie en al je kritisch denkvermogen rond dit thema opzij hebben gezet. Je moet ook over een uitermate levendige fantasie beschikken. Want als je weet dat er van elk mens na de dood uiteindelijk niets anders over blijft dat een losse verzameling atomen en er dus geen enkele substantie meer is dat nog kan denken, voelen of communiceren, wat moet er in dan godsnaam naar dat hiernamaals? Iets onzichtbaars en ondefinieerbaars uit dat  hoopje as? Hier kom je met een rationele redenering niet uit.

 

Daarom heeft men ooit de truc van de ‘geest’ of de ‘ziel’ bedacht. Is dat dan ook weer een verzameling atomen, maar dan anders gecombineerd? Niemand die het weet. Niemand die er ooit iets van gezien of gehoord heeft. Het is niet meer dan abstract concept. Een illusie. Je zou  zeggen: te bizar om in te geloven. Maar waarom gelooft bijna iedereen het dan toch? Gewoon een knap staaltje effectieve hersenspoeling vanaf de geboorte in combinatie met de grote behoefte aan zingeving en troost. Je ziet in het hiernamaals weer een hoop oude bekenden terug die je te vroeg ontvallen zijn en een leuk paradijs kan een rot leven op aarde toch fijn compenseren? Daar wil je dus graag in geloven. 

 

Bij het paradijs voor de dooien vraag ik me vaak af: welke voorstelling zouden gelovigen eigenlijk hebben van de ontstaansgeschiedenis? Denken ze dat het hiernamaals gelijk met de oerknal, ruim 14 miljard jaar geleden, is gecreëerd? Of pas met het ontstaan van de aarde, 4 miljard jaar geleden? Maar wie gingen er toen naar toe? De eerste 3 miljard jaar werd de aarde nog slechts bevolkt door eencellige amoeben. Die zullen na hun dood toch niet naar het paradijs zijn gegaan? Maar hoe zit het met de dinosaurussen, leeuwen en tijgers? Of mensapen? Die wel? Mij lijkt, nog steeds vanuit de gelovige denkend, dat wil zo’n paradijs een beetje niveau hebben, het wel bevolkt moet worden door ons soort mensen. Of wat daar na de dood nog van over is. Dat zou betekenen dat het paradijs zeker niet ouder kan zijn dan een paar honderdduizend jaar.

 

Maar wat had die God van de gelovigen al die miljarden jaren eigenlijk te doen toen er nog geen mensen waren om in de gaten te houden? Veel luiwammesen en een beetje experimenteren tot ie eindelijk z’n mensjes had die hij na een zinloze lijdensweg naar zijn paradijs kon sturen? Wat een gedoe om niets.

44.  Harde klimaatacties zijn moreel goed te rechtvaardigen.

 

Waar zou je je als fatsoenlijk burger het meest aan moeten ergeren: aan de ‘harde acties’ van Extiction Rebellion of aan de traagheid van politici om een desastreuze opwarming van de aarde met effectieve maatregelen te voorkomen? Aan de furieuze reacties te horen zou je denken dat het blokkeren van een snelweg of het smijten van wat soepresten tegen de glasplaat van een duur schilderij veel erger is. De klimaatactivisten worden gelaakt en gehaat, maar de veroorzakers van de klimaatrampen en zij die het faciliteren worden gerespecteerd en kunnen hun gang blijven gaan. In wat voor soort wereld zijn we terecht gekomen?

 

Wat een kabaal in de media. Wat een woede. Vooral de beter gesitueerde burgers, die gemiddeld genomen de grootste bijdrage leveren aan de opwarming en de grootste ecologische voetafdruk achterlaten, maken zich maar weinig boos over de dreigende klimaatrampen. Maar nu ze bij de A12 moeten omrijden en er wat soep tegen de glasplaat van ‘hun’ van Gogh wordt gekwakt, is het huis te klein. De verontwaardigde ach-en-wee-roepers hebben het niet over de urgentie van een beter klimaatbeleid waartoe actievoerders oproepen, maar proberen vooral de actie te framen als een ,,onverantwoorde daad van vandalen.”

 

Wanneer hebben deze deftige burgers zich ooit vergelijkbaar boos gemaakt over het slappe klimaatbeleid van de politieke en economische elite? Het is mij ontgaan. Maar zonder de geëngageerde en strijdbare klimaatactivisten van Extiction Rebellion, met boegbeelden als Greta Thunberg, was er helemaal geen donder gedaan. Nu is er bij een deel van de politici tenminste nog een soort afgedwongen verbale betrokkenheid bij het klimaat. En komt er regelmatig een mondiale Klimaattop waarop elke keer weer wordt vastgesteld dat we afstevenen op een hogere opwarming en meer klimaatrampen dan we bij de vorige top nog dachten. Om vervolgens na veel politiek gedipdap voor de bühne wederom mooie documenten met veel goede voornemens te ondertekenen.   

 

Maar daarna blijft het in de meeste landen vooral steken in die goede voornemens. De opwarming onder de 1.5 graad houden blijkt nu al een utopie. De meest recente studies wijzen uit dat een stijging van 2 graden of meer alleen nog te voorkomen is wanneer het roer nu direct fundamenteel wordt omgegooid en er snel diepingrijpende maatregelen worden genomen. En die 2 graden opwarming leidt al tot ernstige verstoringen in het klimaat die grote negatieve gevolgen zullen hebben op de leefbaarheid in vele regio’s, wat zal leiden tot grote en onbeheersbare  migratiestromen.

 

Blijkbaar kun je alleen nog aandacht krijgen als je de samenleving met acties tijdelijk ontregelt. De tegenstanders van zulke harde acties beweren natuurlijk dat die acties niet effectief zijn omdat ze een deel van de burgers boos maken. Maar dat moet ook. Hoe harder de acties en hoe groter de boosheid en des te groter de aandacht in de media en bij de beslissers. En hoe meer aandacht, hoe duidelijker het wordt dat het hier om een zaak van levensbelang gaat.

 

In plaats van de symbolische acties jegens schilderijen zou Extinction Rebellion vanaf nu misschien veel meer moeten inzetten op harde acties die echt ontregelen, boos maken en pijn doen. Het liefst natuurlijk in zoveel mogelijk westerse landen, want als het beperkt blijft tot een paar landen zal het niet veel zoden aan de dijk zetten. Ze zouden net zolang door moeten gaan tot het de beslissers en de bevolking duidelijk wordt dat er nog maar twee smaken zijn: 1. we gaan door met dit nietserige beleid, erkennen dat we de strijd tegen de opwarming al verloren hebben en stiefelen lekker door naar een opwarming van 3 graden of nog veel meer of 2. we gaan er nu echt serieus werk van maken, doen alles om de temperatuurstijging rond de 2 graden max te houden en nemen maatregelen die bedrijven en burgers stevig maar onontkoombaar gaan raken. 

 

Dus toch Schiphol maar een paar dagen lamleggen? Of het gebouw van de Tweede Kamer een weekje bezetten? Er valt nog veel meer te bedenken om te laten zien dat het echt menens is. Het vraagt ook veel moed van de actievoerders, want ze zullen worden bespuugd, gehaat en bedreigd. Maar het is voor een goed doel: de urgentie bij politici zo tussen de oren krijgen dat er ook echt doorgepakt gaat worden. Een beetje slap doorkakken opdat er maar niemand boos wordt, zou geen optie moeten zijn.  

 

45.  Kunnen we nagaan of we met andere keuzes gelukkiger waren geworden?

 

Het is mijn opvatting dat we het in het leven niet echt voor het kiezen hebben. Belangrijke zaken zoals ziekte, dood, slimheid, succes, partners, banen, plezier, geluk, ongeluk, humeuren of een mooie jeugd overkomen ons. En wat ons overkomt, heeft weer gevolgen (soms grote) voor andere belangrijke gebeurtenissen in het leven. We zijn, van de wieg tot het graf, vaak een speelbal van het toeval. Daarbij zijn mazzel en pech ook nog eens super oneerlijk verdeeld. 

 

En op de momenten dat we echt zelf de keuze denken te hebben uit meerdere opties besluiten we vaker impulsief of intuïtief, dan rationeel. Maar ik betwijfel of dit een besef is dat ook breed gedeeld wordt. Ik sluit niet uit dat de meeste mensen de illusie koesteren dat zij meester in hun eigen universum zijn, dat zij hun levensloop, stemmingen en gevoelens redelijk kunnen sturen en dat zij op de belangrijke momenten goed afgewogen keuzes maken en de effecten van hun besluiten goed kunnen doordenken. Gelukzalig zijn de naïeven van geest. Maar wat maakt het uit.

 

Een gedachte-experiment. Herinner je een belangrijk keuzemoment in je leven waarbij je ook een ander besluit had kunnen nemen, dan je hebt genomen. Was de uiteindelijk gemaakte keuze rationeel of gevoelsmatig/impulsief? En stel, je zou toen die andere keuze hebben gemaakt, zou je dan een beter of slechter leven hebben gehad? Een opwindender of een saaier leven? Een gelukkiger of een ongelukkiger leven? Kortom: kun je beredeneren dat je 'toen en toen' een onverstandige keuze hebt gemaakt en daar nu spijt van hebt? 

 

Helaas, of misschien wel gelukkig, is het onmogelijk om dat soort alternatieve keuzes serieus op hun gevolgen te doordenken. Je moet je dan namelijk een voorstelling proberen te maken van de ‘ketting van gebeurtenissen’ die je met die andere keuze in gang zou hebben gezet. Je moet allerlei compleet denkbeeldige ‘what, if…” situaties fantaseren waarin ook andere mensen en het toeval een grote rol spelen. Stel je was niet met persoon X maar met Y doorgegaan. Of alleen. Hoe was het dan gelopen? Zelfs met de rijkste fantasie blijft allemaal giswerk en wensdenken.

 

Toch heb ik het gevoel dat veel mensen daar heel wat tijd in stoppen, in dat zinloze mijmeren over het leven, over gemaakte keuzes en over gemiste kansen. Niet zelden denken ze dat ze de verkeerde keuzes hebben gemaakt. Ze fantaseren zich een gelukkiger leven door betere keuzes. Maar waarom de vermeende foute keuzes en de realiteit van dit moment niet gewoon accepteren als voldongen feiten en van daaruit er weer het beste van proberen te maken? Het leven is immers een leerproces. Wel met de aantekening dat in het verleden gemaakte fouten geen garantie zijn dat we het in de toekomst beter zullen doen. De leercurve van de doorsnee mens kent een verloop dat niet tot optimisme  stemt.

 

46.  Relaxte jongens, die Stoïcijnen

 

De Griekse Stoïcijnen vonden dat je gelukkiger kon worden door je eigen gedachten te veranderen. En wel zodanig dat je je niet druk (meer) maakt over zaken waar je geen invloed op hebt. En ook niet over pietluttigheden of over zaken die in de toekomst liggen en (dus) nu nog geen probleem vormen. De toestand waarin je je als mens het best voelt, was volgens deze filosofen gemoedsrust ofwel innerlijke kalmte. In de terminologie van nu: je moet jezelf in een ‘state of mind’ brengen, waarin je je nergens meer door laat opnaaien.

 

De Stoïcijnen zagen angst, vooral angst voor wat komen gaat, als de grootste bederver van geluk. De belangrijkste taak van de filosofie was volgens hen dan ook: de mensen bevrijden van hun angsten. Zij geloofden er heilig in dat je angsten, maar ook andere ‘onhandige’ emoties zoals woede, jaloezie of verdriet, kunt wegrationaliseren. Dat kan b.v. door ze in de context van groter leed te plaatsen, maar vooral door ze te verkleinen tegen de achtergrond van de eeuwigheid. Relativeren dus.

 

Een van de belangrijkste Stoïcijnen, Epictetus, vroeg zich af waarom we ons aan van alles en nog wat zouden hechten of waarom we ons zouden laten beheersen door irrationele emoties, als ons leven maar zo ultrakort duurt en we er vooral ‘niet zijn’. Schuif alles dat hindert weg, doceerde hij, richt je op het haalbare, koester de momenten  waarop je geen pijn of nare emoties ervaart, wordt ‘onverstoorbaar’ en maak vanuit die geesteshouding met je beperkte mogelijkheden iets van het leven.

 

Also sprach Epictetus 100 jaar na Chr. Hij vond ook dat je via training kunt wennen aan de gedachte dat er iets ergs kan of gaat gebeuren. Een ernstig ongeluk. De dood. Oorlog. Als je dat ‘wennen aan’ systematisch doet, ben je mentaal zodanig op het ergste voorbereid dat je er niet meer door wordt overvallen en je je emoties op het moment suprême kunt controleren. Zo voel je je beter, gelukkiger misschien zelfs. Tsja, zo’n training zal er voor de doorsnee Europeaan dan wel wat anders uit zien dan voor de opgejaagde vluchtelingen in het Midden-Oosten. Maar het gaat hier even om het basisprincipe.

 

De nadruk van de Stoïcijnen op het wegrationaliseren van onplezierige emoties impliceert niet dat ze vonden dat we ook onverschillig moeten staan tegenover het leed ‘in de wereld’. In tegendeel, wanneer dat leed negatief uitwerkt op onze gemoedsrust, soms zodanig dat we er zelfs ongelukkig van worden, moeten we alles doen wat in onze vermogen ligt om dat leed te verminderen. Dat kan via directe hulp, maar ook via steun aan anderen die meer mogelijkheden hebben. Als je dan tot de grens van je mogelijkheden bent gegaan, kun je weer het stadium van innerlijk rust bereiken. Jezelf helpen door anderen te helpen, is in de visie van de Stoïcijnen altruïstisch noch egoïstisch, maar wel verstandig en dus logisch.

 

Er zit veel wijsheid in de filosofie van Epictetus cs, maar toch ook iets ‘onmenselijks’. De essentie van het ‘mens zijn’ is juist dat we ons hechten aan onze dierbaren, dat we verdriet hebben als hen iets ergs overkomt en dat we soms angst hebben dat dat op enig moment ook gaat gebeuren. Daar door training, wegrationalisering van vervelende emoties en relativering van leed los van komen, is voor de meeste mensen, denk ik, te veel gevraagd. Als we het al willen, is het de vraag of we het kunnen. Zelf geloof ik niet zo in het doelgericht sturen van gedachten.  

 

Het ideaal van de Stoïcijnen moge dan onbereikbaar zijn, we kunnen hun basisgedachten wel benutten om ons (veel) minder te laten regeren door emoties. En om wat minder energie te steken in ‘klein bier’ en zaken die buiten onze macht liggen. Dit als een mantra er elke dag weer inrammen. Dan kunnen we ons vast wat relaxter door het leven rommelen. En als het over emoties gaat dan niet te makkelijk de dooddoener hanteren: zo ben ik nu eenmaal. Toch maar een beetje gedisciplineerd trainen op het relativeren van onze emotionele ongemakken en nare gedachten dus.  

 

47.  Immanuel Kant en ons geweten

 

,,Behandel mensen in rotsituaties zoals je zelf graag in zo'n situatie behandeld zou willen worden". Deze uitleg van Kants categorisch imperatief is eigenlijk nooit een stevige pijler van onze beschaving  geweest. We kijken weg, willen het niet zien of kopen de ellende van ‘mensen ver weg’ af met een paar aalmoezen. Maar nu de ellende en ook de vluchtelingen voor die ellende wat meer onze kant op komen, laten we ons ware gezicht zijn. Alles best, maar ,,not in our backyard. It's better in Turkisch backyard". 

 

Europa is het rijkste continent ter wereld en heeft ruimte genoeg, maar toch weigeren we hen die vluchten voor oorlog en armoe een fatsoenlijk plaatsje te geven. We laten mannen, vrouwen en kinderen massaal creperen in kampen ‘in de regio’ of ergens in Europa in  de modder ploeteren voor de hekken met prikkeldraad die we bij de grenzen hebben opgetrokken. Ons geweten is daar blijkbaar tegen opgewassen. Dion Grauss en Marianne Thieme zouden verontwaardigd in actie zijn gekomen als dieren zo zouden worden behandeld. Nu kijken we er naar, zuchten wat om die hinderlijke beelden en prijzen ons gelukkig dat Nederland wel iets doet. Iets. 

 

Wij laten er een aantal binnen en kloppen ons daarover op de borst. We zijn trots op onze ‘sobere’ opvang. Wat in de praktijk betekent dat we het hen zo onaangenaam proberen te maken dat het anderen afschrikt om hier naar toe te komen. Zorg dat ze opgehokt worden, geen privacy hebben, niets mogen doen, zich vervelen en elkaar gaan hinderen. Geef xenofoben zo vaak mogelijk de ruimte om hun woede bij opvangkampen uit te schreeuwen en met brandbommen kracht bij te zetten. Verplaatst de asielzoekers zoveel mogelijk van het ene naar het andere centrum. Zorg er vooral ook voor dat de procedures zo ingewikkeld zijn dat ze er niets van begrijpen en maak ze vooral in alle talen duidelijk dat de procedures erg lang gaan duren en dat ze voorlopig niet op gezinshereniging hoeven te rekenen; als dat er al in zit. Onthoud hen dus vooral elke vorm van comfort en menselijkheid. 

 

Bevorder vervolgens dat ze deze behandeling zo snel mogelijk wordt doorgeven aan landgenoten op de vlucht die ook overwegen hier naar toe te komen. En hoop ook dat zoveel mogelijk van degenen die hier al zijn uiteindelijk moedeloos en ten einde raad maar besluiten om terug te gaan. Omdat ze de behandeling, de vijandige bejegening, de onzekerheden en de angst om het lot van vrouw en kinderen niet meer volhouden. Dan nog liever terug naar de oude situatie. En om ons geweten te sussen denken we dan: dan kan het daar ook nooit zo erg zijn. 

 

Als je er goed over nadenkt is het toch iets om je als rijk land/continent voor te schamen? Een klein beetje van onze welvaart delen is nog te veel. Blijkbaar zit er veel rek in ons geweten. We sussen het met het mantra dat opvang in de regio voor die mensen zelf toch ook beter is.

 

48. “Freedom is just another word for nothing left to lose".

 

“Freedom is just another word for nothing left to lose”, zong Janis Joplin in ‘Me and Bobby McGee’ op de LP Pearl (1970). Een iconisch statement dat paste in de tijdgeest van eind jaren zestig/begin jaren zeventig van de vorige eeuw. Althans in bepaalde kringen. Hoe minder je hebt/bezit, hoe minder je kunt verliezen, hoe minder zorgen je je daarover hoeft te maken en hoe vrijer je je (dus) kunt voelen. Vooral student-achtige types in het Westen vonden JJ’s statement wel een inspirerende, filosofische gedachte. Zonder door te denken over de praktische betekenis ervan. Overigens: dat deed JJ zelf ook niet. In het volgende nummer op dezelfde LP zong zij: “Oh Lord, won’t you buy me a Mercedes Benz? My friends all drive Porsches, I must make amends”. Waar staat dat je consequent moet zijn?

 

Het ‘nothing left to lose’ van JJ refereerde vooral aan de romantische dimensie van vrijheid. Het quasi onthechten van bezit (door linkse anti-materialisten die ook wel wisten dat het voor hen op enig moment toch wel goed zou komen met die materie). Een fake-filosofietje. Want wie of wat ben je nog als je echt helemaal niets meer hebt om te verliezen? En zelfs geen hoop meer hebt. Vraag het aan de Yezidi’s of Palestijnen.

49.  Is elke mening evenveel waard of doen de feiten er ook nog toe?

 

Je denkt net een interessante discussie te starten met een goed onderbouwd standpunt en je hoopt dat de ander dat nu ook gaat doen. Of op z’n minst aangeeft waar jouw redenering tekort schiet. Maar dan komt de ultieme dooddoener: ,,Dat kun jij nu wel vinden, maar iedereen heeft zo zijn eigen waarheid”. Of, even erg: ,,Je moet niet denken dat je gelijk hebt, alleen omdat jij meer weet.” Ook desastreus: ,,Jij timmert alles dicht met je argumenten, maar ik voel dat je mis zit.”

Deze dooddoeners voelen als een natte dweilen in het gezicht. De discussie smoren zonder serieus weerwerk te leveren. Het is de makkelijkste manier om kritiek te pareren en het eigen standpunt te redden. Maar het is ook minachting van de ander die de moeite heeft gedaan om zich ergens goed in te verdiepen en dat zo goed mogelijk wilde verwoorden en onderbouwen.

 

Met dit type verzuchtingen begint het boek “Op denkles” (2015) van Sebastiaan Valkenberg, een nogal dwarse filosoof die uitlegt dat kritisch denken en vruchtbaar debatteren nog een hele opgave is. Met aansprekende voorbeelden maakt hij duidelijk dat niet elke opvatting even ‘waar’ is en dat (natuurlijk) niet elke mening evenveel betekenis heeft.

 

Valkenburg laat ook zien dat mensen maar matig zijn toegerust voor waarheidsvinding. En daar eigenlijk ook niet eens zo in geïnteresseerd zijn. Immers: ,,iedereen heeft zijn eigen waarheid” is de volkswijsheid tegenwoordig. Waarheid is dus een relatief begrip geworden? Zeker niet. De filosoof maakt duidelijk dat het waarheidsgehalte van beweringen toeneemt, naarmate ze strenger zijn getoetst op de correctheid van de feiten. Verder kun je alleen met rationele argumenten een bewering geloofwaardig maken. Dat lukt niet met verwijzing naar een 'gevoel'.

 

Toch is er voor onzindenkers, complotdenkers, gevoelsdenkers en antirationalisten een grote markt en opmerkelijk veel begrip. In de media krijgen ze alle ruimte voor hun oneliners en sappige verhalen. Ze werken vooral met niet te checken quasi feiten en uit hun context gelichte ‘bewijzen’. ,,Ja, dat vind jij, maar ik zie een heel andere werkelijkheid." Hoe exotischer 'het verhaal' hoe gretiger de aftrek. Het gaat er in als koek, al die snelle beweringen gebaseerd op ‘gevoelens’ i.p.v. op verifieerbare feiten.

 

Veel minder populair (want 'moeilijk’ en ‘saai') is het uitgangspunt dat een zinvolle discussie ‘eist’ dat je een aantal spelregels in acht neemt. Spelregels die betrekking hebben op logisch-consistent redeneren, op helder argumenteren en op het verzamelen, analyseren en in de juiste context te plaatsen van feiten. In feite is discussiëren vooral argumenteren volgens heldere regels. Maar zinvolle discussies kunnen natuurlijk ook niet zonder basale inhoudelijke kennis van het onderwerp waarover het gesprek gaat. Anders wordt het een beetje babbelen over zaken waar we ook wel eens iets over gelezen hebben.

 

Lees dat boek van Valkenberg. Je wordt er wijzer van en discussiëren wordt zinniger en leuker. Zoals voetbal alleen maar gespeeld kan worden als alle spelers dezelfde voetbalspelregels kennen en ook naleven. En het spel wordt leuker naarmate de spelers meer techniek, inzicht en inzet in huis hebben. Dat is, naast een zeker talent, zeker ook een kwestie van veel trainingsarbeid.

 

50.  Emmanuel Kant over rechtvaardigheid

 

Emmanuel Kant (1724-1804) was de zoon van een arme zadelmaker en student en docent op de universiteit van Koningsberg. Deze filosoof heeft de basis gelegd voor de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens uit de 20-ste eeuw (1948). Kants basis berust op het uitgangspunt dat we rationele, met rede begaafde wezens zijn die waardigheid bezitten en respect verdienen. Iedereen. Overal. Altijd. Niemand uitgezonderd. Kant beschreef de grondslagen van zijn filosofie in twee boeken: “Kritiek der reinen Vernuft” en “Grundlegung zur Metaphysik der Sitten”. Gelukkig zijn er ook handige, goed te volgen samenvattingen van Kants filosofie.

 

Voor Kant draait het bij rechtvaardigheid om het begrippentrio autonomie, moraliteit en rationaliteit.  De mens verricht autonoom (zonder dwang/in vrijheid) die handelingen die moreel verantwoord zijn. En wat moreel verantwoord is, dat wordt rationaal bepaald. Rationeel kan worden beredeneerd dat je moet handelen volgens een leidend moreel principe waarvan je zou willen dat ze een algemene wet wordt. Met andere woorden: je moet handelen op de manier waarvan je zou willen dat iedereen zo zou handelen. Je bedriegt of bedreigt dus niemand, want als iedereen dat doet, wordt het een zootje waar ook jij het slachtoffer van wordt. Populair gezegd: ,,wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.” Dit uitgangspunt noemt Kant het Categorisch Imperatief.

 

Wat het moreel goede is, is volgens Kant niet terug te voeren op je zintuigen of op je gevoel, ook niet op een goddelijke norm en kan ook niet afgedwongen worden door een wet (alleen), maar is gebaseerd op de rede. Kant is een kind van de verlichting. Hij verzet zich tegen een onderworpen kijk op de moraal, waarbij God de norm oplegt.

 

In de visie van Kant gaat het bij het moreel juist handelen vooral om de intentie waarmee die handeling wordt verricht en veel minder om het resultaat. Want die intentie bepaal je rationeel zelf, maar de uitkomsten heb je vaak niet in de hand. Het is een uitgangspunt waar, als het om de praktisch politiek gaat, ook wel wat op af te dingen is. Je hoopt toch wel dat politici niet alleen werken vanuit goede intenties, maar ook goed nadenken over de uitkomsten van hun beleid.

 

Het Categorisch Imperatief is te beschouwen als een universeel en absoluut gebod waaruit dwingend een bepaald handelen volgt. Het is een soort gids van het zedelijk bewustzijn. Een bewustzijn dat zich zowel van de eigen menselijke vrijheid bewust is, als van de vrijheid van anderen. Je handel dus altijd ‘moreel juist’ in relatie tot de anderen. Vanuit deze noties kan een rechtvaardige samenleving worden opgebouwd.

 

Kants filosofische stellingen zijn niet alleen complex, maar ook erg moedig als je ze in de context van zijn tijd plaatst. Nu kun je ongestraft alles zeggen wat er in je kop opkomt, maar in Kants tijd was het tegendeel het geval. Als je iets beweerde dat tegen de belangen van de machthebbers in ging, kon je in het gevang terecht komen of erger. Kant leefde weliswaar midden in de periode van de Verlichting, maar de absolute vorsten en de kerk hadden nog steeds de meeste macht. Het volk had niets te zeggen. Democratie moest nog uitgevonden worden. En ook de rechtstaat bestond nog niet.

 

In die tijdgeest had Kant het dus de moed om te pleiten voor de vrijheid van denken, voor de juiste moraal, voor respect voor het individu en voor rechtvaardigheid. Toen nog allemaal utopische vergezichten. Hij schopte er de machthebbers mee tegen de schenen. Misschien was hij toen al ‘te groot’ om aan te pakken, maar toch was ie dapperder dan al die types die nu ongeremd en zonder ratio of moraal de sociale media bevuilen en om de vrijheid van het woord schreeuwen. Hún vrijheid wel te verstaan. Zonder rekening te houden met 'de ander'.    

 

51. John Rawls over rechtvaardigheid

 

John Rawls (1921-2002) borduurde voort op de filosofische principes die Kant 170 jaar eerder had geformuleerd. Zijn baanbrekende “A Theory of Justice” (1971) wordt tot een van de hoogtepunten van de politieke filosofie gerekend. Zowel liberalen als sociaaldemocraten herkennen veel van Rawls’ filosofie als het gaat om hun visie op de rechtvaardige samenleving. Als we wat abstraheren van het alledaagse partijpolitieke gesteggel en het elkaar vliegjes afvangen, dan zien we inderdaad veel van de principes van Rawls’ rechtvaardige samenleving terug bij in ieder geval de VVD, D66, PvdA en Groen Links en SP

 

Terzijde: vanuit een Amerikaans perspectief is er tussen deze partijen ook nauwelijks uitlegbaar verschil. De verschillen binnen de Democratische partij in de VS zijn, als het gaat om de rechtvaardige samenleving, oneindig veel groter dan de verschillen tussen de SP en de VVD hier. Of een samenleving rechtvaardig is, wordt voor een belangrijk deel bepaald door de kwaliteit van de instituties die de rechtstaat en democratie schragen en door de wetten die bepalen hoe schaarse goederen en diensten worden verdeeld over de inwoners. Maar daar gaan nog diverse filosofische en praktische vragen aan vooraf. Rawls bedacht een ingenieuze redenering om consensus te bereiken over de fundamenten van een rechtvaardige samenleving. 

 

Vertrekpunt is zijn definitie van een rechtvaardige samenleving. Dat is volgens hem een samenleving waarin belangrijke zaken zoals inkomen, rijkdom, rechten en plichten, macht en mogelijkheden, ambten en eerbetoon op een juiste manier verdeeld worden. Dus zodanig dat iedereen krijgt wat hem toekomt. Maar wat komt elk mens toe en waarom? En via welke principes en mechanismen organiseren we die verdeling dan?

 

De huidige politiek, democratie en rechtstaat met z’n wetten en daarop gebaseerd contracten leiden volgens Rawls meestal niet tot een rechtvaardige verdeling van wat schaars is. Omdat ze zijn geconstrueerd door mensen met specifieke eigen belangen, die ook (altijd) in de machtsposities zitten om die belangen te bewaken en uit te breiden. Deze elite had bij de start al een zodanige voorsprong op de rest dat ze de wetten en de democratische besluitvorming zo konden inrichten dat hun belangen het best gediend werden (en worden). Dat moet rechtvaardiger kunnen, aldus Rawls. 

 

Hij is van mening dat de verdeling van schaarse goederen als inkomen en vermogen niet gebaseerd moet zijn op toevallige factoren zoals aangeboren talent, maatschappelijke startpositie, opvoeding, opleiding, sociale relaties, gezondheid en het vermogen hard te werken, uiterlijk etc. Allemaal zaken die je toevallig hebt ‘meegekregen’. Het is in Rawls zienswijze niet rechtvaardig om op basis van zaken waarvoor jezelf niets hebt hoeven doen, schaarse goederen en diensten (uitermate ongelijk) te verdelen. Hoe dan wel?

 

Rawls formuleerde een gedachte-experiment, waarin mensen met elkaar in conclaaf gaan om een sociaal contract op te stellen, met principes op basis waarvan de schaarse goederen en diensten op een rechtvaardige manier kunnen worden verdeeld. Uitgangspunt voor het conclaaf is dat de mensen net doen alsof ze niet weten op welke plek in de samenleving ze zelf zitten of terecht komen. Ze weten niet of ze in een rijk of arm milieu geboren worden, of ze slim of dom, kerngezond of gehandicapt, mooi of lelijk etc zullen zijn. 

 

Achter deze “sluier van onwetendheid”, zoals Rawls het noemde, spelen de huidige machtsposities, de sekse, de kleur, de slimheid, etc. van de deelnemers dus even geen rol meer. Hoe zouden zij - als ze niet weten waar ze later terechtkomen - de maatschappij dan inrichten? Zouden ze dan kiezen voor een systeem dat opkomt voor de zwakkeren? Waartoe ze zelf ook zouden kunnen gaan behoren. Of zouden ze kiezen voor een liberaal systeem, waar ieder zichzelf moet redden? En ze dus zelf ook kunnen winnen of verliezen.

 

Uiteindelijk moet zo’n conclaaf leiden tot de keuzes van principes/ wetten op basis waarvan de schaarse goederen zullen worden verdeeld. Omdat die keuzen niet meer terug te voeren op de huidige posities, mag je verwachten dat de meeste deelnemers nu kiezen voor de optie: iedereen moet een faire kans krijgen op zijn rechtvaardig deel. Die principes kunnen vervolgens worden vastgelegd in een sociaal contract.

 

Vanuit dit gedachte-experiment kiest Rawls voor het gelijkheidsbeginsel. In beginsel krijgt iedereen, binnen reële bandbreedtes, hetzelfde. De idee is dat iedereen zijn deel van de inspanningen levert, waarbij reciprociteit (wederkerigheid) centraal staat. Vervolgens stel je, zoals in het gedachte-experiment, met elkaar spelregels op betrekking hebbend op uitzonderingen op het gelijkheidsbeginsel. Binnen die spelregels kunnen er ook verschillen in inkomen en bezit ontstaan tussen individuen. Aan die spelregels kunnen individuen legitieme verwachtingen ontlenen.

 

Een uitzondering op het gelijkheidsbeginsel kan bv zijn: wanneer gelijkheid leidt tot verminderde prikkels c.q. tot minder inspanningen en creativiteit en daarmee leidt tot een lagere groei van welvaart en individuele inkomens, dan is ongelijkheid om dat te voorkomen, gerechtvaardigd.

 

De liberalen en sociaal-democraten pakken vaak elk die delen uit Rawls’ filosofisch bouwwerk die het best passen in hun eigen ideologische kraam. Maar uit het feit dat VVD en PvdA na WO II opgeteld zo'n 15 jaar samen in redelijke harmonie het land hebben bestuurd, kan worden opgemaakt dat Rawls’ principes een interessante verbindende schakel vormen tussen beide stromingen. In de VS zouden beide partijen tot het linkerdeel van de Democraten worden gerekend.

 

52.  Joris Ivens: gelauwerd cineast, fellow-traveller en propagandist voor criminele politieke praktijken

 

De benaming fellow-traveller werd in de zestiger en zeventiger jaren gebruikt voor ‘politieke meelopers’, vaak linkse schrijvers, filosofen of filmers, die in hun eigen land altijd erg kritisch waren op ‘hun’ democratie, maar wel enthousiaste verhalen schreven of films maakten over de 'geweldige ontwikkelingen' in de Sovjet-Unie en China, waar het, volgens hen, dankzij het communisme en maoïsme eindelijk goed ging met de economie en het volk. Ze verheerlijkten dictators als Jozef Stalin en Mao Zedong, terwijl ze wisten of hadden kunnen weten van de onvoorstelbare materiële armoe en de gruwelijke schendingen van de mensenrechten in de politieke dystopieën en wie daar voor verantwoordelijk waren. 

 

In Frankrijk had je in die tijd relatief veel fellow-travellers, waarvan een van de bekendste J.P. Sartre was, die nog tot op zijn tachtigste, half-seniel, samen met twintigjarige studentes Maoïstische pamfletten stond uit te delen aan de fabriekspoorten, waar de arbeiders die overigens niets van moesten hebben. In eigen land hadden we Harry Mulisch, die altijd heel denigrerend deed over onze politici, maar erg lovend was over de Cubaanse heilstaat en haar dictator Fidel Castro. De gevierde schrijver had lange tijd een zwerm ‘elitaire groupies’ aan zijn lippen hangen die alles wat ie over Castro zei even mooi vonden en weer doorvertelden. Sneu volk. Naïef, slecht of een pathologisch behoefte om ‘erbij te horen’? Bepaald niet dom, maar gewoon sluw en moreel slecht was een van de meest vermaarde cineasten van die tijd en ook nog van eigen bodem: Joris Ivens.

 

Wereldburger Ivens heeft een groot deel van zijn leven gewijd aan het verheerlijken van totalitaire systemen. Eerst de Sovjet-Unie en daarna China. Daarbij heeft hij zich nooit bekommerd om de ellende van de talloze slachtoffers van de politieke criminelen voor wie hij zijn films maakte. De ideologische prietpraat waarmee hij zijn docu-films ‘verkocht’ waren niet te harden, maar gingen er in naïef-linkse kringen in als Gods woord in een ouderling.

 

In 1931 maakte Ivens voor het Stalin-schrikbewind de propagandafilm “Het lied van de helden” over de stad Magnitogorsk, die voor een groot deel door Goulagdwangarbeiders was gebouwd. Ivens zou die dwangarbeiders later vergelijken met ‘onkruid’. Midden zeventiger jaren verruilde hij Stalin voor zijn nieuwe held, Mao Zedong, en maakte, volgens insiders, een van de schandelijkste propagandafilms ooit: “Hoe Yukong de bergen verzette”, waarin hij Mao’s culturele revolutie verheerlijkte. Deze culturele revolutie en Mao’s “grote sprong voorwaarts” van een decennium daarvoor, hebben vele miljoenen Chinezen het leven gekost. Feiten over het barbaarse systeem die ook Ivens toen al had kunnen en moeten kennen. B.v. als hij het boek Chinese Schimmen van  Simon Leijs had gelezen. Ivens, kun je zeggen, was als beroepspropagandist van hetzelfde soort als Leni Riefenstahl, de Duitse cineaste die met indrukwekkende spektakelfilms een zeer belangrijke bijdrage leverde aan de opkomst van het nazisme en de beeldvorming van Hitler als een charismatisch leider.

 

Je vraagt je met terugwerkende kracht af hoe hele volksstammen van politiek verdwaasden die Ivens toen zo hebben kunnen adoreren en lyrisch werden als zijn films werden uitgezonden door de VPRO, de omroep die in de jaren zeventig altijd haantje de voorste was als er fellow-travellers op schild moesten worden gehesen.

 

53.  Heilige boeken verbranden…het mag. Maar moet je het dan ook doen, wat de gevolgen ook zijn?

 

Boekverbranding mag dus, maar het lijkt mij geen teken van beschaving, eerder een teken van barbarij en stompzinnigheid, het is een uiting van een nazi-mentaliteit die doet denken aan de Kristalnacht, bedoeld om tot uitdrukking te brengen dat je degenen die die boeken hebben geschreven of die boeken als heilige boeken vereren, verachtelijk vindt. Het is bedoeld als de overtreffende trap van beledigen. Het mag, maar moet je het ook willen? En moet je het als overheid ook blijven tolereren?

 

Het dilemma is duidelijk. Want stel de verbranding van heilige boeken wordt verboden, dan zit je, voor je weet, op een glijdende schaal. Want wanneer is iets een ‘heilig boek’? Welk boek mag je niet verbranden en welk boek wel. De Koran niet en Mijn Kampf wel? En wie bepaalt dat? En hoe omschrijf je het soort boek dat je niet mag verbranden dan in de wet zo precies, dat het ook toetsbaar is door een rechter? Maar als je de verbranding van de Koran expliciet zou verbieden, dan is de volgende vraag: mag je dan helemaal niets kritisch meer zeggen over 'de profeet' en de islam, alleen omdat moslims er zich beledigd over voelen? Niet aan de orde lijkt me, want het einde van de vrijheid van meningsuiting is in zicht als een rechter iets gaat verbieden, alleen omdat een christen, hindu of moslim zich ergert aan een uitspraak, grap, cartoon, boek of film.

 

Helaas zitten we op dit punt in feite al in een uiterst precaire situatie: er komen steeds meer kunstenaars, cabaretiers, schrijvers en politici die via zelfcensuur allerlei controversiële cultuuruitingen of kritische statements maar achterwege laten. Alleen omdat gelovigen zich gepikeerd of beledigd zouden kunnen voelen en dreigen met geweld. Het is een heilloos pad als we ons zo serviel gaan opstellen tegenover intolerante gelovigen met lange tenen. Wij moeten kunnen blijven zeggen dat in de Koran, de Bijbel en vele Hindu-geschriften op heel wat pagina's fascistische standpunten, intolerantie en geweldverheerlijking worden uitdragen. Niet alleen omdat dat, volgens kenners, zo is, maar ook omdat ik over de politici die in onze Kamer telkenmale roepen dat de Koran een fascistisch boek is, ook wil kunnen zeggen dat zij, die roeptoeters, zelf extreemrechtse islamofoben zijn. Wat ook klopt.  

 

Dus liever geen verbod op boekverbranding en ook geen zelfcensuur uit angst voor bedreigingen, maar wat dan wel? Misschien een beroep doen op het gezond verstand, de redelijkheid en het goede voorbeeld? In de trant van: geloofskritiek moet altijd kunnen, evenals harde grappen over een geloof of een profeet, maar waarom zou je de meest extreme vormen kiezen, alleen om te provoceren? Maar zelfs zo’n oproep om het gezond verstand te gebruiken is linke soep, want je roep dan toch min of meer op tot een zekere zelfcensuur. En hoever zijn we dan af van de opvatting dat als je toch iemand beledigt, de daarop volgende bedreigingen ook een beetje je eigen schuld zijn. Het zou te gek voor woorden zijn.

 

Daarom is de volgende lijn misschien de beste: binnen de grenzen van de wet moet in beginsel alles kunnen en gelovigen mogen zich daarover natuurlijk beledigd voelen, mogen ook zeer boos worden, maar moeten zich hier in het Westen onthouden van elke vorm van verbaal en fysiek geweld. En als ze die waarden en normen niet op kunnen brengen, kunnen ze beter verhuizen naar daar waar ze niet met geloofskritiek worden geconfronteerd. 

 

Maar los van die principiële claim op de vrijheid om religies te beledigen: het gaat die boekverbranders in Zweden en Denemarken helemaal niet om die vrijheid, maar om het creëren van chaos en het oppoken van haat. Het is de beproefde formule van extreemrechts in alle westerse landen: de Islam beledigen, hopen op even extreme reacties van moslims en zo de ‘angst voor de ander’ oproepen en beweren dat moslims een bedreiging vormen voor de westerse cultuur als ze fanatiek op die boekverbrandingen reageren. En daarom moeten ze dus ‘weg'. 

 

By the way, recent werd er in Zweden ook een Koran-belediging uitgevoerd door een gevluchte Irakees, die voor de Irakese ambassade bladzijden uit de Koran scheurde omdat hij de Islam een gevaarlijke ideologie vindt, die de hoofdoorzaak is van veel geweld in zijn regio, waar ie deels gelijk in heeft. Hij zei dankbaar te zijn dat hij in Zweden de vrijheid heeft om daar uiting aan te geven. Tsja, wat moet je dan? Er op z’n minst op verdacht zijn dat de Islam een religie is met nogal wat intolerante en irrationele kantjes: je mag niets negatiefs over hun profeet zeggen, maar zij claimen niet zelden wel alles over andere religies te mogen debiteren. Daarover zwijgen is teveel gevraagd, maar het niet verbranden van de Koran moet toch op te brengen zijn. Uit vrije keuze.

 

54.  Was er ooit een begin van alles? Maar wat was er dan vóór dat begin?

 

In het kader van het programma Zomergasten interviewde Theo Maassen in deze zomer de internationaal vermaarde Belgische kosmoloog professor Thomas Hertog, die op Cambridge jarenlang heeft samengewerkt met Stephen Hawking….Einstein de Tweede dus. Doorgaans schrijft Hertog artikelen over het universum en zwarte gaten die maar voor een handjevol ingewijden te volgen zijn, maar dit jaar kwam hij met “Het ontstaan van de tijd, mijn reis met Stephen Hawking voorbij de oerknal”, bedoeld voor een breder publiek.

 

Oké, het is toegankelijk geschreven, maar heb niet de illusie dat je met je HBS-B kennis alles over de oerknal, de uitdijing van het universum en de ontwikkeling van ruimte en tijd in dit boek kunt volgen. Zelfs met 100% concentratie was ik al blij als ik me bij 10% van al die ingewikkelde vraagstukken iets kon voorstellen.... een begin van begrip. Maar zelfs met dit lage percentage was het fascinerend om te lezen. Allereerst om weer eens te beseffen dat er blijkbaar geniale geesten zijn die iets kunnen bedenken wat ik nooit en te nimmer zal begrijpen. En ten tweede omdat er vragen zijn te bedenken die raken aan het begin van alles. De meest intrigerende vragen in het boek gaan over ruimte, tijd, snelheid en afstanden. En alsof dat nog niet genoeg is, gaat hij ook nog in op de relativiteitstheorie ofwel de wetten van het grote universum en de kwantumtheorie, de wetten van de superkleine deeltjes. Twee theorieën die (nog) niet matchen met elkaar. De knapste koppen in deze wereld zijn druk doende om een overkoepelende theorie te bedenken? Het is een werkveld waarin 'onze' Robert Dijkgraaf actief was met zijn snaartheorie. Tot hij zo nodig minister moest worden.

 

De vragen die Hertog behandelt zijn 'groots'.  Was de oerknal, het begin van ons universum, echt het begin van alles? En wat was er dan voor dat begin? Niets? Maar hoe kan het begin van alles uit het niets ontstaan? Iets kan toch niet uit niets ontstaan? Of was er voor de oerknal toch wel ‘iets’? Was er voorafgaande aan de oerknal al ruimte? En zo ja, was die er dan altijd al? Maar er kan toch nooit altijd al zoiets als ruimte hebben bestaan, want iets moet toch altijd een begin hebben? Het zijn bijna filosofische vragen waar je toch iets mee moet. Het boek van Hertog tast mogelijke antwoorden af. Het duizelt, maar iedereen zou gewoon eens een tijdje diep over die vragen moeten nadenken. 

 

En dan zijn we nog maar bij de oerknal van waaruit het huidige universum ontstond en vervolgens maar eindeloos uitdijde. Eindeloos? Of houdt het een keer op? En wat is er aan het eind van die ruimte van het universum? Niets? Kun je daar over de rand kijken? Gaat dat uitdijen eindeloos door? Of komt er op enig moment een eind aan en krimpt het universum dan weer in tot een speldenknop, waarna er vervolgens weer met een oerknal een volgend universum ontstaat? Hertog en Hawking hebben er een theorie over ontwikkeld, die nog niet op een brede ondersteuning kan rekenen in het kleine wereldje van ingewijden. 

 

Na de oerknal en zwarte gaten weet Hertog boeiend te vertellen over de sterrenstelsels, waarvan we er zeker 100 miljard !!!! hebben. En binnen elk sterrenstelsel zijn er dan weer 100 miljard sterren actief, waar omheen meerdere planeten omheen draaien. Alleen ons ‘eigen’ sterrenstelsel, de Melkweg, heeft dus al meer dan een miljard sterren, waarvan onze zon er maar één is. Er zijn meer sterren in het universum dan zandkorrels op aarde.  Het zijn duizelingwekkende aantallen sterren die er na de oerknal zijn ontstaan.

 

Maar zo mogelijk nog duizelingwekkender dan de aantallen sterren zijn de afstanden tussen de sterren en tussen de sterrenstelsels, afstanden die niet eens meer in miljarden kilometers zijn te meten. Dat gebeurt daarom in lichtjaren: de afstand die het licht in één jaar aflegt. En dat is een behoorlijk afstandje als je weet dat het licht in één seconde al 300.000 km aflegt…hoe is dat dan in een jaar? 300.000 x 365 x 24 x 60 x 60 = 9.460. 000.000.000.000 km ofwel 9461 biljoen km. Het licht doet er meer dan 4 jaar over om afstand naar de dichtstbijzijnde zon buiten ons zonnestelsel te overbruggen. 

Met zulke afstanden zal het duidelijk zijn dat er nooit levende wezens van een andere planeet behorend bij een andere ster dan onze zon de aarde kan bereiken. Ze zouden er miljoenen jaren over doen om die gigantische afstanden te overbruggen.

 

Ik hoop dat Thomas Hertog met zijn boek een groot publiek weet te bereiken, dat zich gaat interesseren voor die fascinerende vragen over tijd, ruimte, sterren en afstanden. Er over nadenken alleen al kan er misschien voor zorgen dat we de ‘kleine dingen des levens’ wat gaan relativeren. We stellen in de context van de kosmische tijd en ruimte absoluut geen ene moer voor. We waren niets en worden, na een nano-momentje op deze planeet, uiteindelijk gewoon één met het sterrengruis. Ook niets mis mee.  

 

55.  Wees woke….maar wel met verdraagzaamheid en humor please.

 

Anderhalvemetersamenleving, fabeltjesfuik en viruswappie: de top drie van van Dale’s “Woord van het Jaar 2020”. Wat mij betreft had ‘woke’ ook wel hoog mogen eindigen. In 2018 had ik nog nooit van het woord gehoord, verleden jaar druppelde het een beetje binnen, maar dit jaar kwam ik het ineens overal tegen. Overgewaaid vanuit de Amerikaanse universiteiten en flinke pushes gekregen in de slipstream van  #metoo en de Black Live Matters beweging. Begonnen als broodnodige correcties op een vervelend soort gedrag en taalgebruik en op meningen die steeds meer als ongepast werden beschouwd, lijkt het in bepaalde kringen nu een beetje door te schieten naar een nieuw soort onverdraagzaamheid.

 

Woke zijn betekent ‘wakker zijn’, je ergens van bewust zijn, weten wat er aan de hand is in de maatschappij. Zij die ‘woke’ zijn hebben de pretentie om te kunnen bepalen wat wel en wat niet kan. Zij hebben haarfijn in de smiezen of iemand slaagt voor de lakmoesproef die bepaalt of je goed of fout zit wat betreft racisme, seksisme of genderdingetjes.   

   

De extreme sectie van de woke-activisten behoort tot de cancel culture, de afrekencultuur, waarin meningen die niet naadloos passen binnen de woke-subcultuur worden afgestraft. Degenen die hier graag bij willen horen lijken het vermogen tot zelfreflectie en relativeren volledig te verliezen. Ze worden intolerant. Op sommige Amerikaanse en Engelse universiteiten is dit een plaag geworden. Een verkeerde grap, een onwelgevallig kunstwerk of een artikel met passages die (ten onrechte) als vrouwonvriendelijk of racistisch worden uitgelegd en je loopt grote kans dat de woke-activisten je met hetzes in diskrediet brengen. Al heel wat bekwame docenten, schrijvers, politici en kunstenaars zijn door de cultuur-puriteinen aan de schandpaal genageld. Hen is het werkende leven soms onmogelijk gemaakt, niet zelden met ontslag als gevolg. Deze bedreigingen leiden tot treurige vormen van zelfcensuur.

 

Hoever drijven ze het opjagen door van hen die zich (bewust of nietsvermoedend) niet strikt aan de woke-codes houden? De linkse Britse komiek en satiricus Andrew Doyle gaf in een interview in de Volkskrant aan dat je absoluut niet buiten de lijntjes moet kleuren. Je bent al gevaarlijk bezig als je een grap maakt over de strijd van woke-activisten om alle openbare toiletten om te bouwen tot genderneutrale ruimtes, terwijl slechts 1.5% van de bevolking tot de doelgroep behoort.

 

Volgens Doyle zijn veel woke-activisten niet alleen onverdraagzaam, maar ook humorloos. Hij ziet het als een groot gevaar dat deze subcultuur infiltreert in progressief-links. Vooral onder de jongeren wordt het woke-zijn steeds meer een keurmerk om iemands maatschappelijk bewustzijn mee te beoordelen. Er groeit volgens Doyle ook een soort minachting voor hen die nog niet zover zijn. Met de strijd tegen economische ongelijkheid hebben de wokers overigens niets, het gaat hen alleen om (vermeend) ‘foute’ culturele gedragingen.  

 

Natuurlijk zijn degenen die een harde strijd voeren tegen discriminatie zeer te prijzen. Het vergt vaak ook moed. En dat ze daarbij wel eens doorschieten is ook begrijpelijk want ze moeten van ver komen en worden vaak keihard tegengewerkt door de witte geprivilegieerden en verstokte conservatieven. Maar ze moeten wel er wel voor uitkijken dat er voor seksisme en racisme niet een ander soort morele superioriteit in de plaats komt.

 

56.   De universiteit: een klachtenfabriek voor kneusjes die er eigenlijk niet thuishoren?

 

"Het aantal studenten met psychische problemen groeit". Je kunt het met grote regelmaat lezen en horen. Studenten blijken nu veel vaker dan vroeger in psychische nood te verkeren. Maar ook over de psychische ellende onder de jeugd in het algemeen wordt permanent de noodklok geluid en daarbij worden er aantallen depressieven genoemd waarvan je denkt: zijn we in oorlog zonder dat ik het in de gaten had? Hoe moet die jeugd in Oekraïne en de Soedan zich dan wel niet voelen? Maar dat ook studenten, als de meest bevoorrechte groep jongeren van ons land en misschien wel van de wereld, ook in grote getale psychisch lijden, dat is toch verbazingwekkend. Alleen: nergens kan ik een deugdelijk wetenschappelijk onderzoek vinden waarin wordt aangegeven om welke aantallen het gaat en wat de oorzaken van deze malaise zijn. Alle verhalen zijn gebaseerd op indrukken, beelden en hearsay van betrokkenen in het hulpverleningscircuit en vertegenwoordigers van de studenten zelf. Belanghebbenden dus. 

 

En wat zijn dan zoal de problemen die deze belanghebbenden in hun 'rondje langs de velden' horen? Vermoeidheid, stress, faalangst en concentratieproblemen zijn wel de meest gehoorde klachten, die dan veelal gepaard blijken te gaan met overmatig gebruik van alcohol, drugs en internet!! Als achterliggende oorzaken worden vervolgens genoemd: het zware studieprogramma, het hoge studietempo, het afschaffen van de studiebeurs en de angst voor een te hoge studieschuld.

 

'Grappig' is ook de waarneming dat studenten nu (vroeger niet?) op zoveel fronten tegelijk moeten presteren: in de kroeg, op het sportveld, in bijbaantjes, in de studentenvereniging en op de sociale media, waardoor er te weinig tijd overblijft voor de studie. Hierdoor worden tentamens niet gehaald en wordt er om al die zorgen te dempen veel geblowd, tot men het helemaal niet meer ziet zitten. En dan komen de hulpverleners in beeld. Die vervolgens de media opzoeken.

 

Hier wreekt zich het gebrek aan wetenschappelijk onderzoek. Oorzaak en gevolg lijken nogal eens door elkaar te worden gehaald. Ga je van ellende maar blowen omdat je je tentamens niet haalt en je je zorgen maakt over je studieschuld? Of haal je je tentamens niet omdat je je niet meer kunt concentreren vanwege teveel blowen en zuipen? Kun je door de hoge studiedruk en daardoor ontstane faalangst je tentamens niet halen of heb je die faalangst terecht omdat je gewoon het niveau niet hebt voor een universitaire studie? Iedereen heeft natuurlijk wel een vermoeden hoe die oorzaak-gevolg relaties liggen, maar goed onderzoek zou hier wel nuttig zijn.

 

Maar voordat we nu weer een blik met extra hulpverleners opentrekken of de lat voor die arme studenten nog lager leggen, zouden de eerstverantwoordelijken op de universiteiten de studenten ook kunnen aanspreken op hun eigen verantwoordelijkheid: ze hoeven zich toch niet zo vaak tot diep in de nacht klem te zuipen of suf te blowen. Ze hoeven zich toch niet de helft van hun tijd op de sociale media te manifesteren. Als ze op deze punten wat minderen, houden ze voldoende tijd, hersens en concentratievermogen over om vijf dagen per week dagelijks een uur of acht te studeren. En dan hou je zelfs nog tijd over voor een bijbaantje en sociale activiteiten.

 

Het is voor studenten, net als voor gewone mensen, een kwestie van prioriteiten en capaciteiten. En dan kom ik op mijn belangrijkste punt: zou een universitaire studie voor heel veel studenten niet veel te hoog gegrepen zijn? Missen zij misschien de elementaire vaardigheden die daarvoor nodig zijn? Voldoende intellectuele capaciteiten. Intrinsieke wetenschappelijke belangstelling. Studiediscipline. Doorzettingsvermogen. Als je die capaciteiten niet op universitair niveau hebt, kun je toch beter naar een andere vorm van onderwijs uitkijken? Dat is niet de lat lager leggen, maar een andere sport kiezen waar je beter in bent. Dan heb je ook minder stress.

 

Is de universiteit een klachtenfabriek geworden voor kneusjes die er eigenlijk niet thuishoren? Wie had dat ooit kunnen denken? De meest bevoorrechte groep aller tijden heeft er doorgaans de mooiste tijd van hun leven, maar een deel treurt, sombert en strest zich ongelukkig. Althans als je de hulpverleners moet geloven. Als het inderdaad om substantiële aantallen gaat, kost het, los van al het persoonlijke leed, de samenleving klauwen met geld, door al die uiteindelijk gesjeesde studenten die later nooit 'waar voor hun geld' geven. Geld dat beter besteed had kunnen worden aan opleidingen die ook belangrijk zijn voor de toekomst van Nederland. Los daarvan vind ik het ook iets gênants hebben: leden  van de toekomstige elite klagen steen en been en melden zich massaal ziek omdat ze, naast de gebruikelijke hen gegunde lol, hard moeten werken voor hun studie. Verwende mazzelaars.

 

Zet tegenover deze mazzelaars de 18-jarige vmbo-studenten die niet het voorrecht hebben om te kunnen ‘doorleren’, maar direct echt hard moeten werken, vaak voor weinig loon in kloterige flexbaantjes zonder het perspectief dat ze het ooit beter zullen krijgen en waarschijnlijk ook nooit een hypotheek voor een eigen huis kunnen krijgen. En dan mekkeren de bevoorrechte studenten, de meesten met mooie toekomstperspectieven, dat ze ooit hun studieschuld terug moeten terugbetalen, waardoor ze onzeker worden en in de stress schieten. Wat willen ze dan? Dat hun studieschuld gewoon betaald wordt door degenen die op 18-jarige leeftijd de arbeidsmarkt al op moesten?

 

Sinds 1970 is onze bevolking met 30% gegroeid, maar het aantal eerstejaars studenten met 130%!!! Van 17.000 toen naar 50.000 nu. Misschien zijn dat er 10.000 of 20.000 teveel, waarvan nu een deel bij de psych zit omdat het te hoog gegrepen voor ze is. Laten we de universiteit reserveren voor studenten die het wetenschappelijke niveau niet alleen ambiëren maar ook aankunnen. En tegen degenen voor wie dat niet geldt, zou ik willen zeggen: een beroepsopleiding is minstens zo respectabel en je kunt er prachtige en zeer belangrijke banen mee krijgen. Luister wat minder naar je streberige ouders, die je naar de universiteit pushen omdat ze daarmee bij vrienden, familie en buren willen snoeven en zich generen voor een beroepsopleiding. Maar doe vooral wat je zelf leuk vind en ook aankunt. En…een beetje stress en op je tenen lopen, daar word je weerbaar van.

57.  Hoe kon Mussolini met zijn fascistische partij aan de macht komen en welke lessen kunnen we hieruit trekken voor onze kwetsbare liberale democratie?

 

Recent verscheen de Nederlandse vertaling van het laatste deel van Antonio Scurati’s trilogie over het leven van Benito Mussolini: “de laatste dagen van Europa”. Scurati beschrijft in zo’n 1800 pagina’s, verdeeld over drie kloeke delen, de opkomst en ondergang van de grondlegger van het  Italiaans fascisme. Zonder Mussolini was het fascisme in Italië bijna zeer nooit die dominante totalitaire ideologie geworden. De dictator en ‘zijn’ fascistische heilsleer bepaalden van 1922 tot 1943 het leven van de Italianen en de koers van de staat Italië. We zullen nooit weten wat er in en met het land was gebeurd als Mussolini gewoon onderwijzer of journalist was gebleven. 

 

Scurati reconstrueert de sleutelmomenten in Mussolini’s leven, en dat van de belangrijkste personen in zijn entourage, en wel zodanig dat het lijkt alsof je in het hoofd van die personages zit. De historische feiten kloppen volgens de insiders tot in het kleinste detail en bij de reconstructie van wat er in al die breinen aan overwegingen en vele soorten emoties plaatsvindt, heeft Scurati geput uit de vele brieven, persoonlijke notities, dagboeken en verslagen van vertrouwelijke gesprekken van de hoofdrolspelers zelf. De auteur noemt deze vorm van geschiedschrijving ‘de documentaire roman’.

 

De auteur boetseert een beeld van Mussolini, ‘il Duce’, dat je met de volgende trefwoorden kunt samenvatten: politiek briljant, charismatisch, oratorisch talent, schaamteloos opportunistisch, een ongeëvenaarde snoever, meedogenloos en wreed voor zijn politieke vijanden, mateloos corrupt, seksueel ongeremd en moreel verdorven. Hij werd in 1918 afgezet als leider van de socialisten en werd daarna in 1919 de leider van de fascisten. Hij was in de eerst een soort leermeester voor Hitler en later niet meer dan brave leerling. Hij trok graag met Hitler op, steunde hem in bijna alles en voerde op enig moment, op aandrang van de nazi’s, ook ongekend strenge rassenwetten in die voor de Italiaanse Joden een normaal leven onmogelijk maakte. 

 

 Maar toen Duitsland in september 1939 Polen binnenviel probeerde Mussolini eerst nog enige afstand te nemen van Hitler, omdat Italië in geen enkel opzicht klaar was voor een oorlog. Maar het was te laat. Door Mussolini’s samenwerkingspact met Hitler stortte hij Italië in een rampzalige Tweede Wereldoorlog, waar het economisch, politiek en moreel zwaar beschadigd uitkwam, aan de kant van de eerloze verliezers.

 

Mussolini overleefde de oorlog niet, hij werd in 1943 vermoord. Het fascisme als staatsideologie overleefde de oorlog ook niet. Maar daar waar Hitler en het nazisme na WO II als de belichaming van de hoogste graad van slechtheid werden beschouwd en in de morele afvoerput van de wereldgeschiedenis verdwenen, is Mussolini in Italië nog steeds redelijk populair en kunnen politici gewoon uitkomen voor hun fascistische sympathieën zonder maatschappelijk geboycot te worden. De huidige premier Meloni is daar een ‘mooi’ voorbeeld van. Wel probeert zij haar semi-fascistische preoccupaties nu wat onder de pet te houden, om in de rest van Europa niet teveel morele weerstand op te roepen.

 

Hoe vestigde en handhaafde Mussolini een totalitair fascistisch systeem dat gedurende 20 jaar tot in de haarvaten van de maatschappij het doen en laten in Italië bepaalde? Deze vraag loopt als de rode draad door de hele trilogie en wordt uitgewerkt middels een grondige analyse van Mussolini’s leven. De trilogie is niet alleen literair van hoog niveau, maar ook op vele plaatsen verbijsterend, omdat het zo duidelijk maakt hoe relatief simpel een redelijk functionerende democratie gesloopt kan worden en kan worden getransformeerd tot een totalitair systeem met een dictator, waar een groot deel van de bevolking twee decennia doldwaas achteraan loopt. Het is in die zin ook een leerzame trilogie, vooral vanwege een aantal paralellen met het huidige tijdsgewricht. Het kan zomaar weer gebeuren. Als er maar een charismatisch leider 'beschikbaar' is. 

 

De fascistische machtsovername in Italië is mogelijk geworden door een combinatie van een aantal elkaar versterkende politieke, economische, historische en persoonlijke factoren. Om te beginnen heerste er een politiek klimaat waarin obscure personages perfect konden gedijen:  1. Grote armoe en sociale spanningen. 2. Economische onzekerheid en hoge werkloosheid. 3. De als vernederend ervaren gevolgen voor Italië van WO I. 4. Angst voor het overslaan van de Russische revolutie en mede daardoor veel haat van rechts tegen alles wat links was.  

 

Deze stemming in het land eind jaren negentig, begin jaren twintig wisten Mussolini en zijn zwarthemden maximaal uit te buiten via:  5. Lokale knokploegen die in de steden en dorpen op socialisten-jacht gingen en hen vaak met dodelijk geweld als politiek factor uitschakelden. 6. Het met manipulaties en fysieke intimidaties uitschakelen van de linkse media. 7. Het op grote schaal verspreiden van nepnieuws over ‘het linkse gevaar’. 8. Het inzetten van de moderne massamedia en propagandatechnieken bij bouwen van een heldencultus rond de persoon van de Sterke Leider Die De Volkswil Begrijpt En Die Ook Uitvoert. 9. De ruimhartige financiering van al deze staatsondermijning en het vele geweld door de conservatieve industriëlen en aristocratie. 

 

Maar de fascistische revolutie kon 'in the end' alleen maar slagen vanwege de persoon Mussolini: de juiste man op het juiste moment met de juiste skills. 10. Een briljant politicus die elke keer weer precaire of ogenschijnlijk hopeloze situaties toch in zijn voordeel wist om te buigen. 11. Een charismatisch redenaar die de massa’s wist op te zwepen. 12. Een geslepen ideoloog die zijn belangrijkste tegenstanders tactisch en strategisch steeds weer de baas was. 13. Een wrede opportunist die bereid was om zonder aanziens des persoons opponenten te slachtofferen als dat zijn belangen diende. 14. Doorgaans rationeel en slim calculerend, maar vaak ook verrassen met impulsief en intuïtief handelen. 15. Een geluksvogel: net als de meeste andere dictators had hij ook vaak het geluk aan zijn kont hangen. Op vele momenten rolden de balletjes door puur toeval toch weer net zijn kant op. 

 

Veel van de punten die hierboven worden genoemd als oorzaken voor de fascistische revolutie kunnen ook vandaag de dag zomaar weer optreden: een volk dat massaal ontevreden is door wantrouwen, armoe of onzekerheid, volksmenners die daar via nepnieuws misbruik van maken en het volk opjutten tegen 'de elite', complottheorieën die steeds massaler worden aangehangen, geweld met woorden dat overgaat in geweld met daden en knokploegen die politici die hen niet zinnen fysiek intimideren of uitschakelen, waardoor fatsoenlijke burgers zich uit publieke functies terugtrekken en het schorriemorrie die plaatsen inneemt.

 

De waarschuwing van Scurati in meerdere interviews: ook nu kan een liberale democratie via een sluipend proces met ondemocratisch middelen zodanig worden ontwricht dat we, al dan niet na een autocratische tussenfase, weer wegzakken in een totalitair systeem. Het wachten is dan op een moderne Mussolini 2.0.  

57.  De vraag naar de zin van het bestaan levert vooral zinloze antwoorden op. 

 

Zowel in de Volkskrant als de NRC staan regelmatig artikelen waarin aan filosofisch ingestelde burgers wordt gevraagd wat de zin van het leven is. In het begin sloeg ik die stukken over omdat ik er al heel lang van overtuigd ben dat er op zulke ‘grote’ levensvragen geen zinvolle antwoorden mogelijk zijn. Je kunt hooguit op vaak onbeholpen wijze aangeven wat de zin van jouw leven is, maar de vraag naar de zin van het leven van 'de mens' is niet te beantwoorden. Op enig moment ben ik die zingevingsartikelen steekproefsgewijs toch maar eens gaan lezen, vooral om me te verbazen over de pretentieuze woordenbrij en om mijn (voor-) oordelen te toetsen. 

 

Mijn verwachtingen bleken te klopten. Mensen die verder een uitermate verstandige indruk maken, blijken behoorlijk te ontsporen wanneer ze de woorden proberen te vinden om uit te leggen wat het leven van dé mens zinvol maakt. Veel esoterische lullekoek, religieus gezever en emotionele open duren. Wat vaak terugkomt zijn variaties op tegeltjes wijsheden als: “genegenheid aan elkaar schenken”, “het er zijn voor elkaar”, “mens durven zijn” of “doorgroeien in liefde met de medemens of God”. Het ene antwoord was nog vager dan het ander, maar het had allemaal niets met de vraagstelling “wat is de zin van het leven van de mens” te maken. Ze gaven hooguit aan wat zij in het leven belangrijk vinden.

 

De waarheid is blijkbaar moeilijk te verdragen: het leven van ‘de mens’ heeft geen enkele zin, tenminste als we ‘zin’ opvatten als een hoger doel waarvoor de homo sapiens op aarde is. Hij is er en plant zich voort….c'est tout....en dat is zijn enige evolutionaire doelstelling. De homo sapiens is er uiteindelijke na vier miljard jaar gekomen door talloze toevallige mutaties vanuit een eencellige amoebe en niet omdat er iemand dacht: laten we nu eens een zinvolle mens op aarde laten rondwandelen. 

 

Zou er zonder ons ergens iets mis gaan in heelal of op aarde? No way: niemand zou het merken. En dat geldt ook voor elk individu afzonderlijk: het zou totaal niets hebben uitgemaakt als jij er niet geweest zou zijn. Door het toeval ben je er wel. Leuk voor jou, misschien, maar zinvol? En voor het grootste deel van de mensen is het leven zelfs niet eens een beetje leuk, maar vooral één grote bak met ellende, een gebeuren dat ze waarschijnlijk graag hadden willen missen. Alleen leven om een tijdje te ploeteren en af te zien en om dan aan het eind op een vaak rottige manier dood te gaan….ik kan er zin niet van inzien. En is het zinvol om het hele tobbende leven te verdragen alleen omdat iemand je heeft wijsgemaakt dat je na dit leven in een paradijs komt? Maakt die illusie het zinvol? 

 

Maar ....als je er dan toch bent, kun je je er het beste een beetje relaxed doorheen rommelen. Binnen je beperkte mogelijkheden de dingetjes doen waar je je goed bij voelt. Van instant-kicks of een goed boek lezen tot nuttig zijn voor anderen. Of nog ambitieuzer: eruit halen wat er in zit of de maatschappij willen veranderen. Zonder daar van die ingewikkelde spirituele zingevingsbegrippen aan te hangen. Het leven mag dan geen hoger doel dienen, maar waarom zou je om die reden alleen maar wat slampamperen of er vroegtijdig somber uitstappen? Je kunt nog lang genoegd dood zijn…

 

Tussen het bizarre toeval van geboren worden en de zekerheid van dood gaan is het leven voor de meesten een loterij met weinig prijzen en veel nieten, met als enig zinvol adagium: zolang het kan…maak er wat van.

 

57.  De vraag naar de zin van het bestaan levert vooral zinloze antwoorden op. 

 

Zowel in de Volkskrant als de NRC staan regelmatig artikelen waarin aan filosofisch ingestelde burgers wordt gevraagd wat de zin van het leven is. In het begin sloeg ik die stukken over omdat ik er al heel lang van overtuigd ben dat er op zulke ‘grote’ levensvragen geen zinvolle antwoorden mogelijk zijn. Je kunt hooguit op vaak onbeholpen wijze aangeven wat de zin van jouw leven is, maar de vraag naar de zin van het leven van 'de mens' is niet te beantwoorden. Op enig moment ben ik die zingevingsartikelen steekproefsgewijs toch maar eens gaan lezen, vooral om me te verbazen over de pretentieuze woordenbrij en om mijn (voor-) oordelen te toetsen. 

 

Mijn verwachtingen bleken te klopten. Mensen die verder een uitermate verstandige indruk maken, blijken behoorlijk te ontsporen wanneer ze de woorden proberen te vinden om uit te leggen wat het leven van dé mens zinvol maakt. Veel esoterische lullekoek, religieus gezever en emotionele open duren. Wat vaak terugkomt zijn variaties op tegeltjes wijsheden als: “genegenheid aan elkaar schenken”, “het er zijn voor elkaar”, “mens durven zijn” of “doorgroeien in liefde met de medemens of God”. Het ene antwoord was nog vager dan het ander, maar het had allemaal niets met de vraagstelling “wat is de zin van het leven van de mens” te maken. Ze gaven hooguit aan wat zij in het leven belangrijk vinden.

 

De waarheid is blijkbaar moeilijk te verdragen: het leven van ‘de mens’ heeft geen enkele zin, tenminste als we ‘zin’ opvatten als een hoger doel waarvoor de homo sapiens op aarde is. Hij is er en plant zich voort….c'est tout....en dat is zijn enige evolutionaire doelstelling. De homo sapiens is er uiteindelijke na vier miljard jaar gekomen door talloze toevallige mutaties vanuit een eencellige amoebe en niet omdat er iemand dacht: laten we nu eens een zinvolle mens op aarde laten rondwandelen. 

 

Zou er zonder ons ergens iets mis gaan in heelal of op aarde? No way: niemand zou het merken. En dat geldt ook voor elk individu afzonderlijk: het zou totaal niets hebben uitgemaakt als jij er niet geweest zou zijn. Door het toeval ben je er wel. Leuk voor jou, misschien, maar zinvol? En voor het grootste deel van de mensen is het leven zelfs niet eens een beetje leuk, maar vooral één grote bak met ellende, een gebeuren dat ze waarschijnlijk graag hadden willen missen. Alleen leven om een tijdje te ploeteren en af te zien en om dan aan het eind op een vaak rottige manier dood te gaan….ik kan er zin niet van inzien. En is het zinvol om het hele tobbende leven te verdragen alleen omdat iemand je heeft wijsgemaakt dat je na dit leven in een paradijs komt? Maakt die illusie het zinvol? 

 

Maar ....als je er dan toch bent, kun je je er het beste een beetje relaxed doorheen rommelen. Binnen je beperkte mogelijkheden de dingetjes doen waar je je goed bij voelt. Van instant-kicks of een goed boek lezen tot nuttig zijn voor anderen. Of nog ambitieuzer: eruit halen wat er in zit of de maatschappij willen veranderen. Zonder daar van die ingewikkelde spirituele zingevingsbegrippen aan te hangen. Het leven mag dan geen hoger doel dienen, maar waarom zou je om die reden alleen maar wat slampamperen of er vroegtijdig somber uitstappen? Je kunt nog lang genoegd dood zijn…

 

Tussen het bizarre toeval van geboren worden en de zekerheid van dood gaan is het leven voor de meesten een loterij met weinig prijzen en veel nieten, met als enig zinvol adagium: zolang het kan…maak er wat bij de schrijver in de kop opkomt.

 

58.  Een beetje compassie met de armen is voor proleten al teveel gevraagd

 

Ayn Rand, de Amerikaanse schrijver en oprichter van de Objectivistische Beweging, vond egoïsme een morele deugd en altruïsme verwerpelijk, omdat het passief maakt. Want wie hulp accepteert, onderwerpt zichzelf volgens haar aan wat een ander te geven heeft en onderneemt zelf niets meer. Dat gaat ten koste van de creativiteit en betekent het einde van een welvarende samenleving. In haar boeken predikt Rand de noodzaak van een minimale staat die zich niet met het welzijn van individuen moet bemoeien en zich daar zeker niet om moet bekommeren. De staat moet alleen alle hindernissen wegnemen die individuen belemmeren hun eigen belang na te jagen. Óf en hóe ze dat dat doen, moeten de burgers helemaal zelf uitzoeken. En als ze niets van hun leven (kunnen) maken, ook goed, maar dat kunnen ze dan alleen zichzelf  verwijten. 

 

Wat voor velen meedogenloos zal klinken, is voor Rand een volstrekt rationale politieke filosofie. Een filosofie die zich diep heeft ingevreten in het wild-west-kapitalisme en de conservatief-liberale stromingen die de facto nog steeds dominant zijn in heel wat westerse landen, de VS voorop. Maar ook in ons land steekt deze mentaliteit nog vaak de kop op, al gebeurt het hier minder expliciet dan in de VS. Je herkent de filosofie van Rand in slogans als:  “de overheid is niet de oplossing, maar juist het probleem”, “belasting innen is diefstal’,”, “je kunt alles bereiken als je maar wilt”, “als je betere keuzes had gemaakt, zou je nu niet in de shit zitten” en, de meest hufterige, “succes is eigen verdienste en armoe een keuze”. M.b.v. de Rand-test kun je de hardvochtigen zonder compassie makkelijk onderscheiden van degenen die zich wél kunnen verplaatsen in het lot van de pechhebbers.

 

Zelfs in onze rijke samenleving heb je zo’n miljoen burgers, waaronder vierhonderdduizend kinderen, die in diepe armoe leven. Je hoeft niet veel moeite te doen om, als het je interesseert, zicht op te krijgen op zowel de omvang van die armoe als de oorzaken. Vele instituten rapporteren daar met grote regelmaat over. Het Sociaal Cultureel Planbureau zelfs driemaal per jaar. Over mensen die door een veelheid van redenen diep in de shit zitten en daar zonder hulp niet meer uit kunnen komen. Mensen die moeten kiezen tussen de huur betalen of voldoende eten kunnen kopen. Mensen die hun kinderen niet kunnen geven wat ze nodig hebben om op school mee te kunnen komen. Die studies gaan ook over honger in een land, waarin de overgrote meerderheid het goed heeft en een bovenklasse van gekkigheid niet weet wat ze met hun geld moeten doen.

 

Hoe kun je in een samenleving met uitkeringen en toeslagen toch nog in de armoe en/of diepe financiële problemen komen? In al die rapporten wordt dat keer op keer uitgelegd. Er zijn vele oorzaken en die kunnen bijna allemaal worden samengevat met het begrip vette pech: je groeide op in een zwak gezin, waarin je alleen maar met ellende werd geconfronteerd, je hebt geen sociale vaardigheden meegekregen, je bent gebrekkig opgeleid, je bent digibeet en bent het contact met de complexe wereld totaal kwijtgeraakt, je hebt geen sociale netwerken, je hebt een slechte gezondheid en veel extra kosten, je hebt onzekere flexbaantjes met te weinig inkomsten om van te kunnen leven, je hebt schulden moeten maken vanwege een scheiding en een gedwongen verkoop van je huis, je hebt geen huis meer, je bent niet vaardig genoeg om een toeslag aan te vragen of je durft geen toeslag aan te vragen omdat je bang bent dat je later weer iets moet terugbetalen ….etc. etc. etc.

 

En als je eenmaal een kansloze start hebt gemaakt, vooral tegenslagen hebt gekend en diep in de dalles zit, dan kom er bijna niet meer uit. Het ene financiële gat wordt met het andere gedicht, waardoor je zo depressief kan worden dat je helemaal niet meer logisch kunt denken en geen rationele beslissingen meer kunt nemen. Het is bijna nooit onwil, maar onmacht. Het zijn situaties die vaak zo schrijnend zijn, dat je niet begrijpt dat die slachtoffers van het noodlot dit nog volhouden. Als je die gevallen minachtend afdoet met 'eigen schuld', dan ben je dom, bewust ongeïnformeerd of een hardvochtige Rand-fan. 

 

Als je de treurige verhalen over armoede in Nederland leest of hoort, dan denkt, hoop ik, ieder normaal mens met een beetje gevoel: 1. wat een mazzel dat mij dit niet is overkomen, wat zomaar had gekund en 2. Waarom haalt dit stinkend rijke land niet alles uit de kast om het lot van die armen te verbeteren?  Vooral dat laatste punt intrigeert natuurlijk. We laten die mensen gewoon in de shit zitten omdat we politiek een superrechts landje zijn. Er is blijkbaar te weinig draagvlak voor een effectief armoedebeleid. Dat heeft m.i. te maken met een Ayn Rand-mentaliteit, d.w.z. met cynisme, groepsegoïsme, het onvermogen om je in de pechhebbers te verplaatsen of zelfs minachting voor de burgers die het niet redden zonder hulp.

 

Er zijn blijkbaar heel wat Nederlanders die niets hebben met ‘mensen in armoe’. Of ze ontkennen gewoon niet dat hier nog honger wordt geleden: ,,want er zijn toch uitkeringen?" Of ze vinden het de eigen schuld van mensen als ze in de armoe zitten. Ze willen er ook niets over lezen of over horen. Nee, stel dat je iets wijzer wordt. Ze hebben via via gelijkgezinden een paar anekdotes over misbruik van sociale voorzieningen gehoord en dat is voldoende. Verder is de onderbuik hun raadgever. Ze hebben het zelf vaak goed en vinden dat niet meer dan terecht, omdat ze daar immers “hard voor gewerkt hebben.”

 

Dat zij hun welvaart vooral te danken hebben aan veel mazzel met hun goede opvoeding, hoge opleiding, handige sociale contacten, goede gezondheid, mooie baantjes of lekker verdienende partner vinden ze onzin. Het was echt allemaal hun eigen verdienste.... vinden ze.

 

59.  Serieus en hard ingrijpen? Of de aarde doelbewust onleefbaar laten worden? 

 

In het in 2023 gepubliceerde rapport van het "Intergovernmental Panel on Climate Change" (IPCC) is alle relevante kennis over klimaatverandering samengebracht. En nooit werd volgens de klimaatexperts de urgentie van snel, breed en diep ingrijpen zo nadrukkelijk verwoord. Te weinig doen is geen optie meer, want klimaatveranderingen verstoren nu al op grote schaal de kwetsbare natuur en het leven van mensen. Experts van het IPCC stellen na acht jaar onderzoek vast: ,,De gevolgen van klimaatverandering zijn groter dan hiervoor gedacht. Met elke verdere toename van de opwarming zullen de negatieve effecten voor, en de schade aan mensen en ecosystemen „escaleren”. En we zullen al snel ‘kantelpunten’ bereiken, waarna de ecosystemen zich ook niet meer kunnen herstellen.

 

De opvallendste inzichten uit het klimaatrapport zou je in de volgende essentiële punten kunnen samenvatten:

  1. Het is nu echt niet meer te ontkennen dat de mens voor 100% verantwoordelijk is voor de gevaarlijk snelle opwarming van de aarde. En alleen de mens kan die opwarming ook terugdringen. M.n. door een snelle en massieve afbouw van de CO2-uitstoot.
  2. Een opwarming van meer dan 1.5 graad is bijna niet meer te vermijden en kan al binnen 10 jaar tot klimaatveranderingen leiden die desastreus zijn voor de leefbaarheid in grote delen van de aarde. Om uiteindelijk toch weer onder die 1.5 graad te komen, zijn rigoureuze beleidsmaatregelen nodig. Te weinig maatregelen kan er toe leiden dat de temperatuur op aarde gemiddeld met 4 graden of meer stijgt.
  3. De helft van de mensheid, meer dan 3 miljard mensen dus, zit nu al in gebieden die ,,hoogst kwetsbaar” zijn voor klimaatverandering. Daar ontstaan steeds extremere situaties: nog meer hittegolven, droogte, tropische cyclonen, hoosbuien, bosbranden en overstromingen, waardoor veeteelt en landbouw er binnen afzienbare tijd niet meer mogelijk zijn. En als alle middelen van bestaan daar worden weggevaagd zal, volgens het klimaatrapport het aantal regionale conflicten toenemen en de aantallen klimaatvluchtelingen met tientallen miljoenen stijgen.
  4. Als we de stijging niet onder 1.5 graad houden, zullen niet alleen de gevolgen voor meer dan de helft van de wereldbevolking in de kwetsbare gebieden dus rampzalig zijn, maar ook voor kinderen die nu in ons land geboren worden zal de klimaatverandering, tegen de tijd dat ze oud zijn, zeer ernstige gevolgen hebben. Niet handelende politici, burgers en ondernemers weten dus wat ze die kinderen en hun kinderen aan gaan doen.  
  5. Als we al die rampen willen voorkomen, moet er nu wereldwijd keihard worden ingegrepen. Tal van maatregelen zijn er al bedacht: 1. streng overheidsingrijpen in de productie, mobiliteit en consumptie via verboden, geboden en het prijsmechanisme, 2. gedragsveranderingen van burgers en ondernemers via de 'wortel-en-stok'-methode en 3. meer revolutionaire technologische oplossingen.
  6. Heel veel maatregelen kunnen er nu al ingevoerd worden, als de politieke wil er maar is. Helaas is de politieke vastberadenheid om veel concrete stappen te zetten bijna overal nog steeds ver te zoeken. Ondanks de door vele landen ondertekende documenten waarin de urgentie wordt benadrukt en van alles beloofd wordt. 


Het IPCC-rapport kan ook als volgt worden uitgelegd: wie zich nu nog uit politieke onwil, desinteresse, gemakzucht, hebzucht of egoïsme blijft verzetten tegen de noodzakelijke klimaatmaatregelen is willens en wetens medeschuldig aan rampspoed die elke verbeeldingskracht te boven gaat. De eco-filosoof Timothy Morton spreekt ook niet meer van 'klimaatcrisis', maar van 'de massale uitroeiing van de soorten op aarde'.

 

Toch wordt de urgente boodschap van een dreigende massa-instinctie door grote groepen genegeerd. 'Het-zal-mijn-tijd-wel-duren’. 'Het-zal-zo'n-vaart niet-lopen'. 'Het-is-één-groot-complot-van-de-elite'. De groepen die deze geluiden ventileren vormen één front om elk klimaatbeleid te frustreren. Leidende politici geven hier teveel aan toe omdat ze bang zijn om anders bij verkiezingen democratisch weggespeeld te worden. Waarschijnlijk een terechte vrees.

 

Deze angst leidt tot een naargeestig dilemma. Als een noodzakelijk klimaatbeleid niet langs democratische weg kan worden gerealiseerd, dan moet het denkende deel der natie dat wel begaan is met het welzijn van toekomstige generaties op enig moment misschien toch de harde afweging maken: geven we er de voorkeur aan om via democratisch ‘niets doen’ naar de afgrond te racen of kiezen we ervoor om via een autoritair pad die maatregelen door te drukken die een desastreuze opwarming nog kunnen voorkomen? Vluchten voor moeilijke keuzes kan niet meer. Het is overigens wel erg treurig te moeten vaststellen dat de naoorlogse generatie die de meeste schuld heeft aan de extreme opwarming en ook het meest van de welvaart heeft geprofiteerd, het minst bereid is om een paar passen terug te doen om de wereld voor toekomstige generaties leefbaar te houden. Groepsegoïsme is ‘the least you can say’.   

 

Het kan, zeker na dit IPCC-rapport, niet meer ontkend worden dat de klimaatcrisis in alle opzichten een existentiële crisis is, belangrijker dan de meeste andere crises. Helaas heeft de recente verkiezing in dit land aangetoond dat grote groepen burgers geen benul hebben van de urgentie. Integendeel, een partij die de strijd tegen het ‘establishment’ is aangegaan met de onnozele leuzen “tegen de  stikstofgekte’ en “tegen de  klimaatgekte” is hier een machtsfactor van betekenis geworden. Op democratische wijze rennen we het padje stijl naar beneden af, achter de populistische rattenvangers aan. Als lemmingen richting de klif.

 

60.   Miljonairs die wegvluchten voor de belasting en dan ook nog als een held worden toegejuicht.

 

Max Verstappen is de grote held van de Nederlandse Formule-1 supporters. Hij wordt dit jaar al voor de derde keer de beste coureur ter wereld. Zo hard mogelijk scheuren in een vervuilende lawaaimaker, daar kun je een godsvermogen mee verdienen. Het afgelopen jaar incasseerde hij ca € 50 miljoen. Dit inkomen, verkregen via zijn salaris bij Red Bull, reclame, merchandising en de rendementen op zijn geïnvesteerd vermogen, kan nog vele jaren in stijgende lijn doorgaan. Daarnaast heeft deze 25-jarige autocoureur een vermogen opgebouwd dat inmiddels door Quote wordt geschat op € 150 miljoen. Dat Verstappen op enig moment miljardair wordt, daarover bestaat weinig twijfel bij de insiders, de vraag is alleen: wanneer? Nog voor zijn 35-ste menen velen.

 

Het zijn natuurlijk krankzinnige bedragen, in een wereld waarin een miljard mensen geen nagel heeft om aan hun kont te krabben. Maar de professionele sportwereld waarin Verstappen acteert is nu eenmaal totaal losgezongen van de normale maatschappij. Of toch niet? Is het niet van alle tijden dat het leven van de massa vooral draait om ‘brood en spelen’? Daarmee werden armoe en ellende 'afgekocht'. Maar er gaat heden te dage wel heel veel meer geld in de sportcircuits om. En het zijn de toppers die daar vaak het meest van profiteren. So what? Als vele miljoenen mensen ‘all over de world’ bereid zijn om uit vrije wil geld te betalen voor boeiende sportwedstrijden waarin de unieke talenten de meeste bewondering oogsten, dan is het toch niet meer dan logisch dat een substantieel deel van die inkomsten ook gaat naar sporters die het best presteren. Want zonder hen zou er in die tak van sport ook niet zoveel geld omgaan.

 

Dus dat types als Verstappen, de voetballer Messi, de tennisser Nadal en noem ze maar op, zo gênant veel verdienen, kun je hen niet kwalijk nemen. Ze stelen het niet, zij dwingen niemand om hen die bedragen te betalen, het wordt hen aangeboden. Maar wat je die veelverdieners wel kwalijk kunt nemen, is dat ze alles uit de kast halen om over die mega-inkomsten zo min mogelijk of helemaal geen belasting te betalen. Hoe meer miljoenen ze binnen harken, hoe meer greedy ze lijken te worden. Want ,,waarom zou je een dief van je eigen portemonnee zijn?” is dan de afgezaagde verdediging.

 

Daarom heeft Verstappen z’n hele vermogen ‘gestald’ in Monaco. Omdat ie daar minstens drie maanden per jaar woont, hoeft hij over zijn inkomen en vermogen geen cent belasting te betalen. Peter de Waard rekende in één van zijn Volkskrant-column uit dat als Verstappen ‘netjes’ in Nederland belasting zou betalen, hij over 2022 € 25 miljoen aan inkomstenbelasting naar de Belastingdienst had moeten schuiven, ,,voldoende om de opvang van duizend asielzoekers te bekostigen” aldus de Waard. Het is stevig bedrag, maar hij zou nog meer dan genoeg overhouden om in grote weelde te kunnen leven.

 

De meeste sportliefhebbers interesseren zich geen bal voor deze abjecte belastingmoraal van hun idolen. Zelf zijn ze doorgaans gewone loonslaafjes, maar dat hun helden miljoenen verdienen en daarover ook nog eens geen of zo weinig mogelijk belasting willen betalen…het zal ze worst wezen. Integendeel: hoe rijker ze worden, hoe meer ze als helden vereerd worden. Het gekke is dat die supporters wel massaal woedend uit hun dak gaan als de veelverdieners uit het bedrijfsleven belasting proberen te ontwijken. Die worden dan graaiers genoemd, die hard aangepakt moeten worden. Terwijl die doorgaans met hard werken heel veel minder verdienen dan topsporters.

 

De Waard maakt in zijn column dan ook de terechte observatie: ,,Topsporters zijn financieel gezien geen haar beter of slechter dan de haaien van de financiële wereld”. Maar bij de supporters van Max zal dit verwijt niet binnen komen. Max mag van hen nog wel tweemaal zoveel verdienen, zonder er een cent belasting over te hoeven betalen. Als hun idool volgend jaar maar voor de vierde keer wereldkampioen wordt.

61.  Het in de ban doen van boeken of censureren van teksten is een middeleeuwse aberratie.

 

De zogenaamde 'sensitivity readers' rukken op. In Engeland en vooral de VS zijn ze een ware plaag geworden en verantwoordelijk voor het censureren van woorden en teksten en het doen verwijderen van boeken uit bibliotheken. Zowel de ultraconservatieven als doorgewinterde wokies maken zich er schuldig aan. Beide kampen hebben hun eigen ‘gevoeligheidslezers’ die speuren naar ‘besmette boeken’ door het screenen van teksten op passages die ‘echt niet kunnen’ omdat ze niet meer passen in de tijdgeest, of omdat ze strijdig zijn met de strenge moraal van de eigen subcultuur.

 

De meest recente rel die ‘gevoeligheidslezers’ veroorzaakten is die waarbij een kinderboek van Roald Dahl aan een kritische inspectie werd onderworpen. De erven van Dahl hadden de rechten van zijn kinderboeken voor een half miljard dollar aan Netflix verkocht en de inschatting werd gemaakt dat die films een nog breder publiek zouden kunnen aanboren als de boeken gezuiverd zouden worden van woorden waaraan grote groepen aanstoot kunnen nemen. De taalpolitie ging likkebaardend aan de slag. Het stigmatiserende woord 'mannetjes' werd natuurlijk direct vervangen door 'mensjes'. En die genderneutrale mensjes mochten ook niet meer dik, lelijk, stom of zwart zijn, dus die woorden werden geschrapt en vervangen door woorden die als niet-stigmatiserend werd beschouwd. Rommelen in teksten van boeken omdat bepaalde groepen zich er gekwetst door (kunnen) voelen en er dan omzet wordt misgelopen...het is kleinzielig puriteinisme.

 

Het is erg, maar kan nog erger. In bibliotheken in gebieden van de VS waar de conservatieven het voor het zeggen hebben, worden al geruime tijd alle boeken verwijderd waarin de evolutietheorie, seksuele voorlichting, de slavernij of gendervraagstukken aan de orde komen. Op universiteiten waarin de woke-beweging een sterke positie heeft, komen boeken waarin kolonialisme, slavernij of etniciteit niet vanuit het enig juiste perspectief beschreven worden, niet door de ballotage. Die boeken, en hun schrijvers, moeten worden gecanceld. 

 

Komt dit bizarre fenomeen ook onze kant op en hoever wordt dit dan doorgedreven? Het is moeilijk te voorspellen hoe erg het gaat worden, maar één ding is zeker: de ‘'sensitivity readers'' rukken ook hier op. Langzaam misschien, maar wel zeker. Je mag elkaar hier in het publieke debat wel voor rotte vis en heks uitmaken en personen van vlees en bloed bedreigen, maar in boeken moeten fictieve personages steeds meer op hun woorden letten. Dit land is over de hele linie qua publieke moraal veel conservatiever, preutser en intoleranter geworden dan, zeg, 30 jaar geleden. Daarom vraag ik me af hoe lang het nog duurt voordat de boeken van Willem Frederik Hermans, Jan Wolkers en Gerard Reve niet meer op de leeslijsten van middelbare scholen mogen worden gezet, vanwege de (vermeend) aanstootgevende passages over religie, seks of vrouwen. Teksten die bepaalde subculturen of bevolkingsgroepen kwetsen, moeten die niet meer mogen? Zelfs met terugwerkende kracht? Zomaar een voorbeeld. In zijn heerlijk provocerende boek “Ik heb altijd gelijk” uit 1951 !! laat W.F. Hermans zijn hoofdpersoon Lodewijk Stegman de volgende passage uitspugen:

 

,,De katholieken! Dat is het meest schunnige, belazerde, onderkruiperige, besodemieterde deel van ons volk! Maar die naaien er op los! Die planten zich voort! Als konijnen, ratten, vlooien, luizen! Die emigreren niet! Die blijven wel zitten in Brabant en Limburg met puisten op hun wangen en rotte kiezen van het ouwels vreten!’’  

 

Dit soort teksten wordt nu ter discussie gesteld, omdat katholieken van nu (zijn die er dan nog?) zich gekwetst kunnen voelen. 70 jaar geleden mocht het van de rechter, maar nu gaan de moraalridders vragen stellen over de ethische toelaatbaarheid? Opzouten met die religieus en anderszins gekwetsten. Laat ze emigreren naar het pedofiele lustoord Vaticaanstad. Laat ze zich daar tot in de hel schamen voor het endemische kindermisbruik gepleegd door hun religieuze opvoeders.

 

Maar het drama gaat veel verder dan die religieus gekwetsten. Het wordt door veel grotere groepen blijkbaar steeds minder begrepen dat je de personages in boeken alles moet kunnen laten denken en zeggen. Wat nog helemaal niet betekent dat de schrijver er ook zo over denkt of dat hij de provocerende opvattingen van zijn personages ook propageert. En zelfs als hij er zelf ook zo over zou denken: so what? Maar vertel dat maar eens aan de lezers die hun verstikkende moraal ook aan andere willen opdringen. 

 

Als Hermans die woede-uitbarsting van Lodewijk Stegman in dit tijdsgewricht had geschreven en katholieken had vervangen door moslims, dan was hij zijn leven niet meer zeker geweest, want aan een fatwa was hij niet ontkomen. Ook in dat opzicht zijn we er bepaald niet op vooruit gegaan. Die geweldige zestiger en zeventiger jaren van de vorige eeuw waren, zeker voor schrijvers en kunstenaars, toch echt het absolute hoogtepunt van de vrijheid om te denken, zeggen, filmen en schrijven wat je wilde, zonder de hijgende adem van de moraalpolitie of streng gelovigen in je nek. Daarna is het alleen maar minder geworden, saaier ook, met steeds meer zelfcensuur. 

 

Het is het einde van de literatuur als de personages in boeken of films geen abjecte, gore, stuitende, immorele of blasfemische gedachten meer mogen hebben en die ook niet meer mogen uitspreken. En hoe zit het met ironie in teksten, waarmee je het omgekeerde wilt zeggen van wat je opschrijft? Kan dat dan nog wel? Maar om die ironie te begrijpen moet je wel over verbeeldingskracht en een minimaal gevoel voor humor beschikken en dat lijken me niet de sterkste punten van de ‘gevoeligheidslezers’ en het publiek waarvoor ze censureren. Zij willen blijkbaar dat alle personages van schrijvers voorbeeldige of op z’n minst ‘normale’ mensen zonder al te grote afwijkingen zijn. Die benadering is het begin van het einde. De werken van William Shakespeare zouden voor 50% zwartgelakt moeten worden.  

 

De moraalridders van nu vergeten dat schoonheid, goedheid en waarheid, ook in de literatuur, vaak pas echt betekenis en gezag krijgen als ze worden afgezet tegen lelijkheid, slechtheid, leugens of dwalingen. Personages moeten daarom alle rollen kunnen spelen en daarin ze alles kunnen zeggen wat hen

 

62. Moeten politici nóg meer naar ‘het volk’ luisteren? Maar naar welk deel dan? Elke groep vindt immers  iets anders. 

 

Het zijn vaak gehoorde kritiekpunten op de politici van deze tijd: 1. ze luisteren niet meer naar wat het volk wil en 2. de kloof tussen de politici en de burgers is veel te groot geworden. Het zijn hardnekkige, maar makkelijk te weerleggen misverstanden. Er is door politici namelijk nog nooit zoveel naar iedereen geluisterd als heden ten dage, en mede daardoor is de kloof nog nooit zo klein geweest is als nu.  Misschien wordt er wel te veel geluisterd. 

 

Politici ‘luisteren’ via de sociale media en eindeloos veel gesprekken dag in dag uit naar wat burgers bezig houdt, maar wat de criticasters en klagende burgers eigenlijk bedoelen is natuurlijk: ze luisteren misschien nog wel, maar ze doen niets met wat ze horen, ze doen niet wat het volk roept of eist. Maar dat laatste kan natuurlijk ook niet, want hét volk bestaat niet. De samenleving bestaat uit tig subculturen die allemaal iets anders willen van de overheid en die kun je dus met geen enkel beleid allemaal tevreden stellen. 

 

Als we die grote verschillen in opvattingen een beetje groeperen tot drie blokken, dan wil grosso modo 30% stijf rechtsaf, 30% linksaf en 40% kiest voor een middenkoers, zigzaggend rechtdoor. Dus welke beleidsmix er ook gekozen wordt: 1. het moet altijd een compromis worden uit een bonte verzameling vaak contraire opvattingen en 2. zeker is dat niemand met het hele pakket tevreden zal zijn, hooguit met een deel. Vanwege die grote verscheidenheid aan opvattingen in de samenleving kiezen we nu juist politici die al die verschillende wensen en eisen tegen elkaar en het algemeen belang moeten afwegen en vervolgens moeten proberen om er een uitvoerbaar beleidspakket van te maken dat tenminste nog de goedkeuring krijgt van de meerderheid in het parlement. En dat is een razend complexe klus, die steeds lastiger wordt. Bijna onmogelijk. Van nog meer ‘luisteren’ naar nog meer burgers wordt het allemaal echt niet beter en zeker niet makkelijker.

 

Aan die kritiek van ‘ze luisteren niet meer’ ligt de veronderstelling ten grondslag dat politici vroeger meer en beter naar dé samenleving luisterden dan nu. Maar ook dat klopt niet. Zo werd er in de zuilensamenleving van voor de oorlog nauwelijks naar het ‘gewone volk’ geluisterd. De politieke, economische en culturele elite bedacht met elkaar wat het beste was voor het land en de uitkomsten van dat beraad werd vanaf bovenaf via de bevriende organen vertaald en doorgegeven naar beneden. Daar werd het doorgaans braaf geaccepteerd. De afstand tussen de elite die het beleid ‘maakte’ en de man in de straat was surrealistisch groot.

 

Pas na WO II is die kloof, eerst stap voor stap, daarna razend snel, kleiner geworden, zo klein zelfs dat je de laatste twintig jaar niet eens meer van een kloof kunt spreken. Nergens in de wereld zijn politici zo makkelijk door Jan en Alleman te benaderen als in dit landje. Je kunt hier als journalist een bewindspersoon recht in z’n gezicht en zonder veel onderbouwing verwijten dat ie er met z’n beleid een potje van maakt. Eigenlijk kan hier elke Jan Doedel van alles en nog wat tegen een politicus roepen. Je kunt ze zelfs uitschelden, bespugen en, via de sociale media, persoonlijk bedreigen.

 

Het beschavingsniveau is er met het verdwijnen van de kloof tussen politici en burgers in ieder geval niet op vooruit gegaan. Maar is het democratische systeem er misschien beter door gaan functioneren? Lijkt me niet. Wat is nu de winst dat iedereen direct zijn onvrede op een politicus kan afreageren? Wat is de winst dat politici de hele dag bezig zijn om naar de burgers te luisteren?

 

Het slagveld van klaagzangen, beledigingen en bedreigingen overziend zou ik daarom eerder willen pleiten voor een wat grotere afstand tussen politici en burgers. Naar de onoverbrugbare kloof uit de verzuilde samenleving hoeven we niet terug te verlangen, maar een wat veiliger afstand tussen politici en burgers zou niet verkeerd zijn. Politici moeten hun oren niet nog meer laten hangen naar de assertieve burgers die op straat of in de media van alles roepen en ze moeten zeker geen spreekbuizen worden van de hardste schreeuwers. Ze moeten juist veel meer afstand nemen van belangengroepen en de waan van de dag.

 

Politici moeten gewoon doen waarvoor ze door 'het volk' zijn gekozen: zo goed mogelijk aan de kiezers uitleggen waarom de koers die zij willen varen het beste voor het land is. En voor ze zelf die koers hebben bepaald, hebben ze opgesnoven wat er leeft in de samenleving en zich laten adviseren door experts. Meer zit er echt niet in.

 

63.   Er zijn wel griezelig veel types die geloven in complottheorieën.

 

Kijk op de markt of in de trein om je heen en besef dan dat 2 van de 10 mensen die je ziet zeker weten dat de wereld wordt geregeerd door maar een paar mensen of mensachtigen, die achter de schermen stiekem alle belangrijke beslissingen nemen. En nog eens 2 van de tien weten dat niet zeker, maar twijfelen wel. Dus 40% is in hoge of mindere mate gevoelig voor deze complottheorie. Het lijken mij extreem hoge cijfers, maar ze komen uit een recent wetenschappelijk  onderzoek.

 

Vergelijkbare uitkomsten zien we als het gaat om antwoorden op de vraag of wetenschappers wel te vertrouwen zijn: 36% vindt dat wetenschappers de zaken bewust verdraaien, verzinnen of verzwijgen om de bevolking te misleiden, of neigen er naar deze stelling te onderschrijven. Deze cijfers komen uit een recent Europees onderzoek, ‘European Social Survey’. In heel wat andere Europese landen liggen de percentages complotdenkers nog veel hoger.

 

Goed onderbouwde verklaringen voor deze redelijk schokkende uitkomsten hebben de onderzoekers nog niet, maar het lijkt volgens hen toch erg aannemelijk dat het veel te maken heeft met het brede wantrouwen in alles wat met de politiek en overheidsinstituties te maken heeft, een wantrouwen dat elke minuut van de dag wordt aangeblazen en opgeblazen in de sociale media. De feiten in de echte wereld doen er voor die bellenblazers niet meer toe. Niets geloven ze meer als het van de overheid, de wetenschap of de mainstreammedia komt. Hun ‘waarheid’ vinden ze in de bubbel van gelijkgestemden in de sociale media. Een fenomeen waar nauwelijks meer tegenop te communiceren is.

 

Boosheid, waar je vanwege aangedaan onrecht soms begrip voor kunt opbrengen, ontwikkelt zich steeds vaker tot op de persoon gerichte haat die verschroeiend werkt en elk fatsoenlijk debat onmogelijk maakt. Het is haat die zich exponentieel verspreidt, zoals het coronavirus. Een fenomeen waar de meeste complotdenkers overigens ook zo hun eigen, bizarre, gedachten over hebben. Velen van hen denken namelijk dat een of andere geheime organisatie, met Bill Gates als financier, dat bewust heeft verspreid om ons met controle-chips in te kunnen spuiten. Om ons daarna te kunnen volgen en manipuleren.

 

Zulke opvattingen doen mij denken aan gelovers in een of andere God of in een leven na de dood: waar in de breinbedrading zit er bij hen iets mis? Waarom geloof je wél in iets dat uitermate irreëel is en waarvoor nooit een spoor van bewijs is gevonden, maar niet in datgene waarvoor de controleerbare feiten en logische argumenten opgestapeld liggen?

 

64.  Hoeveel dagen minder leven vinden de wijndrinkers nog acceptabel?

 

Alcohol is slecht voor je. Ja, en ,,van leven ga je dood” zong Robert Long al in 1975. De wetenschappelijke bewijzen dat alcohol niet goed is voor de meeste organen zijn overstelpend. Al die serieuze onderzoeken die ik heb gezien geven echter geen uitsluitsel over hoeveel eerder je dood gaat van hoeveel glazen per dag. Dat is natuurlijk ook afhankelijk van tal van andere factoren die bepalen hoeveel levensjaren er voor jou als een individu in het verschiet liggen. Maar dat alcohol een ‘game-changer’ kan zijn als het gaat om gezond ouder worden is inmiddels wel evident.

 

Gelukkig verschijnt er zo nu en dan ook weleens een wetenschappelijk onderzoekje waaruit met name de wijndrinkers dan weer moed putten. Twee of drie glazen rode wijn per dag zouden juist gezond zijn omdat die hoeveelheid wijn stofjes aanmaakt die de wanden van de aderen versterken en de kans op hart- en vaatziekten significant verminderen. Verder zou bewezen zijn dat wijndrinkers doorgaans aanzienlijk minder stress hebben dan zij van de blauwe knoop en daardoor langer leven dan de vaak tobbende geheelonthouders. Maar goed: iedereen kan met een paar minuten googelen de mening over alcohol die hem of haar het beste uitkomt van een wetenschappelijk sausje voorzien.

 

Degenen die vanuit een welbegrepen eigenbelang het gevaar van alcohol nog een beetje proberen te relativeren voeren natuurlijk een kansloos achterhoedegevecht. Die oorlog is al verloren. Nog voor ie goed en wel begonnen is. Nu de anti-rook-campagne glansrijk is gewonnen door de anti-rook-magiërs en alleen de absolute losers nog roken, is de drinker aan de beurt. Onontkoombaar. Drinken wordt het nieuwe roken. Als je over een paar jaar nog alcohol drinkt, word je weggezet als net zo’n loser als de roker nu. We staan nog maar aan het begin van een anti-alcohol offensief dat zijn weerga niet kent en binnenkort over heel Nederland zal worden uitgerold. Daarbij zal geen enkel middel worden geschuwd. In elk kletsprogramma zullen bekeerde c.q. fanatieke geheelonthouders en gedreven medici hun waarschuwende vingers opsteken en de vervette levers, kankerpussige alvleesklieren en door alcohol verschrompelde hersens zullen van het scherm afspatten.

 

Het zondagse tv-programma “voor rechts Nederland”, WN op Zondag, waarvan de presentator elke actie van de overheid om een gezonde leefstijl te bevorderen als ‘betutteling’ beschimpt, wilde laatst ook een duit in het zakje doen. Voor de balans had hij een schrijver van wijnboeken uitgenodigd en een mevrouw die al vier jaar droog staat. De eerste was van de school ‘geniet en drink gewoon door, hooguit voor de vorm ietsjes minder’ en de ander wees er op dat ook een weinig alcohol al te veel is. Om dat laatste kracht bij te zetten vertelde ze dat ze tijdens haar gastlessen op scholen indruk op de leerlingen probeert te maken door hen te waarschuwen dat ,,één glas alcohol het leven met een half uur bekort.” Zou dat echt indruk maken op die scholieren? En zouden zij die mevrouw ook durven vragen of ze deze wijsheid heeft gehaald uit degelijk wetenschappelijk onderzoek of dat ze het zelf maar een beetje bij elkaar heeft gefröbeld? 

 

Hoewel het complete onzin is, kon ik het toch niet nalaten om het even snel door te rekenen. Je schenkt zes zuinig gevulde glazen uit één wijnfles, dus als je die alleen opdrinkt, zou je je leven met drie uur bekorten? Giet je gedurende een heel jaar elke dag één fles wijn naar binnen dan leef je volgens de aanname van die dame bij Wakker Nederland 365 x 3 uur korter…= 1000 uur = 45 dagen. Stel je bent 73 en vindt 83 wel een mooie leeftijd om te stoppen ….met leven …dan zou je dus met één fles wijn per dag 10 x 45 = 450 dagen korter leven dan zonder die wijn. Mwahh. Niet echt een schokkend aantal als bedenkt dat je er zo rond je 80-ste al 30.000 dagen op hebt zitten. Wat zeggen dan die 450 dagen minder?  In het veen kijkt men niet op een turfje.

 

Mijn inschatting is dat er voor veel mensen belangrijker redenen zijn om niet elke dag een hele fles wijn te drinken dan die 450 dagen korter leven. Voorkomen dat je je elke morgen wat gammel voelt bijvoorbeeld. Maar wie zijn wijnconsumptie in die tien laatste jaren kan beperken tot twee flessen per week, leeft slechts 2 x 3 x 52 x 10 = 3100 uur korter….130 dagen….ofwel  5 maanden korter leven.

 

Krap een half jaar korter leven als tussen je 73-ste en 83-ste twee flessen wijn per week drinkt? Dat stelt dus niets voor. Vooral ook omdat dat laatste jaar mij toch al goed shit lijkt. Als je een beetje pech hebt, word je tegen die tijd met een slabbetje voor gevoerd door zo'n bazig jong ding die jou behandelt als een onmondige ouwe zak, wiens murmelende tandeloze bekkie de hele dag moet worden schoongepoetst. Volgens onze geheugen-professor Douwe Draaisma zitten de mooiste jaren van het leven bijna nooit in die laatste tien jaar. Integendeel. Ieder trekt uit die empirisch vastgestelde wijsheid vooral zijn eigen conclusies. Gewoon vanaf je 73-ste nog een tijdje doorzupen om er tenminste nog iets van te maken en om die aftakeling niet al te bewust te ervaren?

 

65. Bedrijven die alleen kunnen overleven door uitbuiting hebben geen recht van bestaan.

 

Er zijn van die maatschappelijke discussies waarbij je de lelijke kanten van het kapitalisme recht in de bek kijkt. Waarbij duidelijk wordt dat zoveel mogelijk winst maken belangrijker wordt gevonden dan mensenrechten. Waarbij bedrijven zeggen dat ze alleen maar kunnen overleven als er niet al te streng wordt toegezien op de slechte arbeidsomstandigheden van henzelf of hun toeleveranciers in exotische landen. Waarbij rechtse politici zich voor het karretje laten spannen van bedrijven die lobbyen tégen wetgeving die probeert serieus iets te doen aan die uitbuiting. Het zijn deze kwalijke kanten van ons economisch systeem die de geloofwaardigheid van de liberale democratie aantasten. Keer op keer. Overal.

 

 We zien deze uitwassen van het kapitalisme in al haar facetten terug in de treurigstemmende lobby tegen de initiatiefwet van D66, CU, PvdA, GL, Vonk en SP. Een harde lobby waarbij overdrijven, halve waarheden en hele leugens niet geschuwd worden. Die initiatiefwet, die alleen gaat gelden voor de grote bedrijven met meer dan 250 werknemers, beoogt een wettelijke ondergrens te stellen aan duurzaam ondernemen voor Nederlandse ondernemingen die internationaal opereren. De wet wil o.a. hun betrokkenheid, en die van hun toeleveranciers, bij uitbuiting, andere mensenrechtenschendingen en milieudelicten tegengaan. Volgens insiders is het een ‘milde’ wet die nog wel wat tandjes scherper had gekund. Had gemoeten. Meerdere EU-landen hebben al wetgeving ingevoerd die veel verder gaat dan de Nederlandse initiatiefwet. Wij lopen dus helemaal niet voorop. Integendeel. 

 

Toch wordt de wet door de tegenstanders geframed als: ‘gevaarlijk voor ondernemers persoonlijk’, ‘onwerkbaar’, ‘naïef’ en ‘slecht voor onze concurrentiepositie’. (2) De lobbyisten, baggeraar Boskalis voorop, pleiten er voor deze wet te torpederen c.q. aan te houden tot er wetgeving op Europees niveau is, wetende dat die wetgeving nog jaren op zich zal laten wachten en als ie er ooit komt een slap aftreksel zal zijn van de Nederlandse initiatiefwet. Veel meer dan de vrijblijvende convenanten waarmee er nu al tien jaar, zonder noemenswaardige effecten, gewerkt wordt, zal er op EU-niveau waarschijnlijk niet tot stand komen. Maar dat is nu juist waar Boskalis en andere multinationals naar streven: vrijblijvende wetgeving, waar je makkelijk omheen kunt baggeren. 

 

Zo ontstaan er dus twee kampen. In het eerste kamp vinden ze dat we die uitbuiting maar moeten gedogen tot er (vrijblijvende) internationale wetten zijn ingevoerd. Die er zelfs op EU-niveau nooit komen. Terwijl het tweede kamp van mening is dat bedrijven die weten dat ze zaken doen met toeleveranciers die de mensenrechten schenden, aangesproken moeten kunnen worden. En als dat niet helpt moeten ze uiteindelijk ook teruggefloten en/of beboet kunnen worden.

 

Het geklaag van de opposanten dat de wet arbeidsplaatsen in ons land kan gaan kosten, is het mantra waar ze altijd mee komen als ze bang zijn dat hun winstgevendheid in gevaar komt. Dan gaan ze dreigen met hun vertrek naar het buitenland. Of ze chanteren de politiek met het werkgelegenheidsargument: wij verliezen hier in ons land arbeidsplaatsen als we dáár de arbeidsomstandigheden moeten verbeteren, want de concurrenten doen dat niet. Je bent toch wel erg sneu als je op die manier de voortzetting van uitbuiting onder jouw verantwoordelijkheid wilt rechtvaardigen. Doe normaal: betaal daar gewoon een paar euro's loon meer en bereken die hier door in de prijzen of neem genoegen met ietsepietsie minder winst. Of: loop met humane arbeidsomstandigheden voorop, wees op dat punt beter dan je concurrenten, maak daar goede sier mee, verbeter zo je imago, waardoor je je marktpositie kunt verbeteren en meer verkoopt. Verdienen aan een wat humaner beleid. Dat is win-win. 

 

Het verzet van Boskalis tegen de initiatiefwet voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen is behalve immoreel vooral kortzichtig. Dat laatste omdat duurzaam ondernemen geen linkse hobby (meer) is, maar een absolute noodzaak die niet alleen met de mond beleden moet worden. Helaas laten vele burgers en journalisten, die niet de moeite nemen om zelf ook maar iets over de wet te lezen, zich simpel overtuigen door het lobbyverhaal van ondernemers en hun spreekbuizen.

 

Naast Boskalis speelt vooral VNO-NCW hier een dubieuze rol. Hun voorzitter Ingrid Thijssen, toch van D66-huize, probeerde haar wat bleek geworden imago binnen de werkgeversclub wat op te poetsen met het statement dat ze de felle reactie van Boskalis tegen de initiatiefwet  ,,wel kan begrijpen". En vervolgens blijft ze maar mee klagen met de grote bedrijven dat het vestigingsklimaat hier steeds slechter aan het worden is. ,,We jagen de bedrijven het land uit". Pure opruiing. Demagogie. Die beeldvorming is pas slecht voor ons vestigingsklimaat. De tijden van haar voorganger, de ‘botte lobbyist’ Hans de Boer, lijken weer terug te komen. Je moet maar durven. De vermogensverschillen in ons land worden almaar groter. De lonen worden, ondanks de krapte op de arbeidsmarkt, al jaren afgeknepen. Maar de bonussen aan de top gaan, mét de winsten, sky-high. De ondernemers worden hier dus juist gepamperd, zeker vergeleken met de factor arbeid. Maar als er dan een beroep op de bedrijven wordt gedaan om er voor te zorgen dat de arbeiders, die voor hen de ‘spulletjes’ maken, een loon krijgen waarvan ze kunnen leven, dan is er even geen geld voor: want dan ,,verslechtert onze concurrentiepositie". Terwijl uit elk onderzoek blijkt dat Nederland qua vestigingsplaatsvoordelen tot de top van Europa behoort. 

 

Maar mijn repliek aan al die mekkerende bedrijven kan heel kort zijn: bedrijven waarvan het verdienmodel, direct of indirect, is gebaseerd op uitbuiting en/of de verwoesting van natuur en milieu hebben geen recht van bestaan. Hier niet en daar niet. Je moet toch ergens een morele grens trekken. Of niet?  

 

66.  De wokies maken het extreemrechts soms wel erg makkelijk.

 

,,Hé, wake up”. Wordt wakker. Wees alert op maatschappelijke misstanden, ongelijkheid, racisme of discriminatie. Wees woke. De aanhangers van de woke-beweging vragen aandacht voor maatschappelijk onrecht en proberen dat met gelijkgezinden te bestrijden. Zo is het ooit begonnen. Deze beweging is nauw verbonden met identiteitspolitiek, waarbij men zich vanuit een specifieke identiteit (kleur, etniciteit, gender) groepeert.  Woke-isme en identiteitspolitiek vormen in feite al heel lang de basis voor de emancipatie van minderheidsgroepen die zich achtergesteld voelen en zich met gelijkgezinden sterk maken tegenover de overmacht van de dominante cultuur.

 

Maar ‘the-times-the-are-a-changing’: van geuzennamen zijn de termen woke en identiteitspolitiek inmiddels verworden tot scheldwoorden. Allereerst omdat ze door extreemrechts als ‘gevaarlijke linkse dwaasheid’ worden geframed. Zij proberen die begrippen te koppelen aan de cancelcultuur die zich op de universiteiten en in de media als een levensgevaarlijk virus zou verspreiden. Wat niet zo is, want het zijn slechts geïsoleerde splintergroepjes zonder macht, maar wel luidruchtig. Toch is de kruistocht tegen woke, identiteitspolitiek en cancelcultuur inmiddels een belangrijk speerpunt van het rechtspopulisme geworden, vooral bedoeld om alles wat progressief is verdacht te maken.

 

De woke-beweging heeft echter zelf ook behoorlijk wat brandbaar hout voor die negatieve beeldvorming aangedragen. Door sektevorming. Door een gebrek aan humor en relativeringsvermogen. Door het beschimpen van andersdenkenden. Door behoorlijk te overdrijven. Door het accent niet alleen op insluiting, maar vooral op uitsluiting te leggen, soms op het stalinistische af. Potentiële medestanders, schrijvers, politici en wetenschappers die niet zuiver genoeg in de leer zijn, worden te vaak geboycot. Dat cancelen is natuurlijk koren op de molen van de reactionairen die daardoor elk incident zo kunnen opblazen dat het lijkt alsof de hele universitaire wereld door wokies wordt gedomineerd en heel progressief Nederland achter die extreme uitwassen staat. Quad non.

 

Dat overdrijven en cancelen vanuit de woke-beweging zelf heeft de vijanden van deze emancipatiebewegingen zoveel stokken gegeven om mee te meppen, dat woke momenteel zelfs in de mainstreammedia als een scheldwoord wordt gebruik. Want ook daar is gemakzucht vaak de norm en kost het nuanceren en het bieden van context teveel tijd. Een hilarisch voorbeeld van een woke-principe dat van oorsprong goed bedoeld is, maar door haar overdrijving probleemloos belachelijk gemaakt kan worden, is het recente besluit van het Cultureel Studentencentrum in Groningen, de USVA, om de uitvoering van een toneelstuk van de beroemde Ierse schrijver Samuel Beckett in haar theaterzaal tegen te houden. Reden: in het boek spelen vijf mannen de hoofdrol en daarom had de regisseur alleen mannen gevraagd om auditie te doen. En geen vrouwen. Het lijkt een normaal mens vanzelfsprekend. Maar volgens de theaterprogrammeur van de USVA is dat nu in strijd met haar diversiteitsbeleid dat 'eist' dat mannen en vrouwen dezelfde kansen moeten krijgen. En daarom kan het niet dat alleen mannen worden gevraagd voor mannenrollen. Hoe onnozel wil je het hebben? Onnozel? Nee, hier is goed over nagedacht. Wat het nog erger maakt. 

 

De haat tegen de zogenaamde ‘cancelcultuur’ is al zo hoog opgelaaid dat de van oorsprong links-liberale John Cleese zich demonstratief heeft aangesloten bij het rechts-conservatieve tv-netwerk GB-news omdat de Britse wokies zijn briljante serie Fawlty Towers in de ban hebben gedaan vanwege afleveringen waarin er sprake is van etnische stereotypering, m.n. in de aflevering The Germans. Cleese is misschien een oud, brommerig, rechts mannetje geworden, maar Fawlty Towers in de ban doen is wel het einde van een tijdperk waarin er nog onbekommerd gelachen kon worden. 

67.  Carl Schmitt: een boeiend en origineel denker, maar ook gevaarlijk. (1)

 

,,Wie echt tegen de oorlog is, moet bereid zijn om een oorlog tegen de oorlog te voeren, de oorlog die een einde maakt aan alle oorlogen.” Aldus de Duitse rechtsgeleerde en politiek filosoof Carl Schmitt (1888-1985). De ene groep wetenschappers vindt hem een van de grootste politieke denkers van de twintigste eeuw. Anderen zien in hem niet meer dan een gewetenloze opportunist. Zoals met veel ‘grote mannen’ hoeft het ene het andere niet altijd uit te sluiten. Je hebt briljante schrijvers met abjecte politieke opvattingen.

 

In zijn essay “Vriend en vijand” (2019) geeft schrijver Arnon Grünberg zijn visie op de ideeën van Schmitt. Het gaat o.a. over de noodzakelijke rol van vijanden in de politiek en over de vraag of een samenleving zonder de voorbereiding op oorlog en geweld, en dus zonder het vermogen om zich te verdedigen, wel levensvatbaar is. Grünberg beschouwt Schmitt niet alleen als iemand met abjecte politieke opvattingen, maar ook als een ,,buitengewoon scherpzinnig denker”. Historici van naam wijzen toch vooral op de kwalijke kanten Schmitt’s boeken en polemieken, waarmee hij in ieder geval heeft bijgedragen aan het in diskrediet brengen van de democratie van Weimar.

 

Hij was veel tegelijk: oerconservatief, antidemocraat, antisemiet, nazi en bewonderaar van Hitler (1), maar ook een consequent denker met hoogst originele opvattingen over democratie en rechtstaat. Schmitt vreesde de Hobbiaanse samenleving zonder een sterk gezag waarin iedereen tegen iedereen vecht. Daarom koos hij voor een soeverein leiderschap dat de orde strak en met harde hand handhaaft, daarmee burgeroorlogen voorkomt en de volkswil beter vertolkt dan de liberale democraten die, naar zijn waarneming, in het parlement vooral ruzie maken en allemaal een andere interpretatie van die 'volkswil' hebben. Hij laakte de besluiteloosheid en de weekheid van het compromis en daarmee van de parlementaire democratie. Schmitt prefereerde de sterke staat met een sterke leider boven de chaos van de Weimarrepubliek en juichte de machtsovername van Hitler in 1933 dan ook van harte toe.

 

Schmitt typeerde het liberale parlement van de Weimarrepubliek, dat in 1923 democratisch was gekozen, als ondemocratisch vanwege ,,de eeuwige discussie van parlementariërs die zich niets gelegen laten liggen aan ‘de volkswil’, een term die hij nooit adequaat definieerde. In zijn visie kon een ware democratische politiek alleen levensvatbaar zijn door de expliciete keuze van interne en externe vijanden.

 

Volgens Schmitt is er pas van ‘waarachtige politiek’ sprake wanneer er een existentiële tegenstelling bestaat tussen vriend en vijand. Het gaat hier om een zodanig grote tegenstelling tussen verschillende zienswijzen, dat die niet meer met elkaar in overeenstemming kunnen worden gebracht. Een situatie dus waarin men door een rationele discussie niet meer tot een vergelijk kan komen. Dan kom je alleen verder door die vijand ‘uit te schakelen’. Omdat het alternatief is: geen besluit of slechte besluiten nemen. Dat laatste is strijdig met het staatsbelang, want je kun er een prooi door worden van externe vijandige machten. 

 

Grünberg schrijft in zijn essay dat je de politieke keuzes van Schmitt wel kunt verafschuwen, maar dat je toch waardevolle inzichten uit zijn redeneringen kunt halen. Iedereen kan daar wel iets actueels bij bedenken. B.v. hoe ver moeten wij als Europa gaan om ons tegen imperialistische machten als Rusland en China te beschermen? Met alle middelen, ook de meest vergaande, of laten we het op enig moment maar begaan als het ons teveel welvaart en/of slachtoffers kost?

Kortom: trekken wij als burgers in een liberale democratie ergens een grens in het onszelf verdedigen tegen terreurdreiging en agressieve staten? En waar trekken we die grens dan? Ik vrees dat niet alleen de populisten, maar ook de vermaak-verslaafde middenklasse  en de weinig-hebbende onderklasse op enig moment zullen zeggen: laat maar lopen, wij kiezen voor ons korte-termijn-belang... liever onze vrijheid opgeven, dan onze welvaart. Over die dilemma’s moet wel gedebatteerd worden.

 

Grünbergs oproep is dan ook: ,,Lees Carl Schmitt, vooral ook als u het niet met hem eens bent.”  Want je kunt je met de antwoorden op die ongemakkelijke opvattingen beter wapenen tegen de vijand die jouw existentie bedreigt. Drie uurtjes vliegen oostwaarts zien we wat er kan gebeuren als je dat hebt nagelaten en je je niet hebt verplaatst in het machtsdenken van ‘de ander’.   wordt vervolgd

 

68...Carl Schmitt: een boeiend en origineel denker, maar ook gevaarlijk. (2)

 

Carl Schmitt zal door ‘de geschiedenis’ vooral worden gezien als een rechtsgeleerde die de gewelddadige politiek van Hitler en zijn fascistische trawanten ideologische legitimiteit wilde verschaffen. Toch stelde hij ook erg interessante juridische vraagstukken en politiek-filosofische dilemma’s aan de orde. Vraagstukken en dilemma's die nog steeds actueel zijn: Waar ligt de grens van liberale tolerantie? Is het voor een politieke gemeenschap wel mogelijk om zonder vijand te leven? Is een rechtvaardige samenleving wel zonder oorlog te bereiken? Welke bevoegdheden geven wij de staat in crisissituaties? Hoe definiëren we ‘het belang van de staat’? Hoever zijn wij bereid te gaan om het staatsbelang tegen vijanden te verdedigen?

 

In deze tijd zou Schmitt ongetwijfeld de vraag hebben gesteld: is de liberale democratie eigenlijk wel opgewassen tegen ernstige verstoringen van het normale leven? Hierbij kun je nu b.v. denken aan het aanpakken van de klimaatcrisis of een zware, lang aanhoudende economische stagnatie met veel werklozen en armoe, gecombineerd met continue hetzes op de sociale media, waarin de vertegenwoordigers van de zogenaamde elite onophoudelijk als vijanden van het volk worden geframed.

 

Blijven vasthouden aan redelijke en rationele discussies? Natuurlijk, maar probeer op die zes existentiële vragen van Schmitt in het publieke debat maar eens antwoord te geven zonder er hooglopende ruzies over te krijgen. Het zal dan ook nog verdomd lastig worden om er in het parlement of in de samenleving een redelijke mate van consensus over te bereiken. Het wordt een Babylonische spraakverwarring, waarbij menigeen zal twijfelen aan het morele kompas van de ander. Onoverbrugbare kloven. En dan?

 

Vooral de aanvoerders van de extreemrechtse populisten hebben Schmitt vaak goed gelezen, en begrepen. Aan de Universiteit Leiden zit bij de sectie Rechtsfilosofie zelfs een heel ‘nest’ Schmitt-adepten. Onder supervisie van professor Paul Cliteur is daar o.a. T. Baudet gepromoveerd. Schmitt’s stelling dat je interne en externe vijanden nodig hebt om ‘waarachtige politiek’ te kunnen bedrijven, gaat er daar in als koek, evenals dat de opvatting dat ‘die oeverloze parlementaire debatten in het nep-parlement’ niet leiden tot besluiten die de ‘volkswil’ honoreren. 

 

Nee, is hun verhaal, daar heb je leiders voor nodig die die de ‘volkswil’ wel aanvoelen, die interne vijanden willen uitschakelen en die externe vijanden creëren om de rijen intern gesloten te houden. Die politieke mentaliteit zien we wereldwijd sterk groeien. De illiberale democratie en autocratie zijn in opmars. Poetin en zijn naaste adviseurs hebben, volgens Rusland-kenners, Schmitt’s ideeën al 3 decennia geleden opgezogen, ook om hun eigen machtsdenken en maffiapraktijken van een ideologische saus te voorzien. 

 

 Hun inschatting was/is dat het Westen met haar liberale democratie en haar verdeeldheid op enig moment zal vastlopen door, wat zij Schmitt nazeggen: haar ‘parlementair gezever’, haar aversie tegen geweld en oorlog, haar splijtende morele dilemma’s, haar verlammende besluiteloosheid en haar voorkeur voor een luxe-leven boven militaire investeringen. De liberale democratie zal, verwachten de autocraten, op den duur geen partij meer zijn voor een militair krachtige 'volksdemocratie' die wel bereid is haar machtspositie te verdedigen of zelfs uit te breiden met het opofferen van mensenlevens en het inleveren van welvaart. Schmitt heeft hen ervan overtuigd dat je met brute macht verder kunt komen dan met redelijkheid, menselijkheid, kwetsbaarheid en verdeeldheid. Maar misschien is er ook een tussenweg waarin je je in ieder geval realiseert dat de wereld een vijandige jungle is waarin je je moet wapenen, in alle betekenissen van het woord, tegen de 'boze krachten' om t.z.t. niet overlopen te worden. 

 

De voorstanders van de liberale democratie zouden misschien wat meer moeite mogen doen om actuele lessen uit Schmitt’s ideeën te trekken. In ieder geval door minder naïef te zijn als het gaat over het verdedigen van de eigen kernwaarden en de vitale belangen van de eigen staat. Maar ook door gezamenlijk de echte vijanden in en buiten het parlement te bestrijden op de existentiële vraagstukken en minder met elkaar te miereneuken over relatief kleine, technocratische meningsverschillen in doorsnee beleidskwesties. Vanuit deze noties moet je je afvragen hoever je in eigen land de sympathisanten van Poetin en andere autocraten moet laten komen. Moet je ze hun destructieve gang laten gaan? Of de NBS-achtige partijen van deze tijd al vóór de oorlog verbieden i.p.v. pas er ná?

69....De meeste burgers hekelen brutale omgangsvormen  ….vooral van ‘de ander’.

 

75% van de Nederlandse bevolking is van mening dat de publieke en politieke debatten té hard zijn geworden en dat de politieke meningsverschillen over maatschappelijke kwesties steeds groter worden. Zij ergeren zich ook aan extreme opvattingen en de slechte omgangsvormen in de politieke gremia. Dit blijkt uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) dat recent is verschenen. Een hoog cijfer, die 75% die baalt van ruwe debat, maar het lijkt niet helemaal te sporen met de meest recente politieke peilingen, waarin juist de extreme  partijen met hun intimiderende taalgebruik op een forse winst staan.

 

In mei 2023 rapporteerde het SCP al dat ruim 75% van onze burgers vindt dat politici teveel met zichzelf bezig zijn en te weinig met het oplossen van problemen. Het vertrouwen was bij hen tot een absoluut dieptepunt gedaald. Het SCP is van mening dat die polarisatie en dat gebrek aan vertrouwen de sociale cohesie en het functioneren in de democratie kan aantasten.

 

Die 25% die niet vindt dat het debat te hard en te grof wordt gevoerd, is dan zeker vooral dat deel dat op extreme partijen stemt en/of op de sociale media ‘totaal los’ gaat. Of zijn er ook veel Nederlanders die zelf lekker tekeer gaan, maar vooral vinden dat ‘de anderen’ dat doen? De perceptie van een overgoot deel van de Nederlandse burgers is in ieder geval: de omgangsvormen verruwen en dat moet gestopt worden.

 

Of de publieke en politieke debatten ook echt harder en onverdraagzamer worden, is niet eens zo makkelijk objectief te meten. In mijn eigen bubbel merk ik er sowieso niet zoveel van. En dat zal voor iedereen in z’n eigen subcultuurtje wel gelden: onder gelijkgestemden blijven we doorgaans ‘beschaafd’ en zolang die subculturen elkaar niet ontmoeten is er weinig aan de hand. Maar als dat wel gebeurt, in de (sociale)  media b.v., gaan richting andere bubbels met sterk afwijkende opvattingen vaak alle remmen los. Dat beeld ontstaat althans als ik afga op wat ik in de media zie, hoor of lees. De types die daar acteren, bejegenen elkaar steeds ongenuanceerder, brutaler en onbeschofter. Niet alleen in de sociale media, maar ook de msm doen er aan mee. Ook die spelen bij de debat-verruwing een ‘faciliterende’ of zelfs aanjagende rol. Want ophef verkoopt. Serieuze inhoudelijke gesprekken zonder ruzie vervelen en leiden tot wegzappen. 

 

In de Tweede Kamer zien we iets vergelijkbaars. Zelfs blinden en doven kunnen vaststellen dat vooral de politici aan de extreemrechter flank de vuurtjes steeds hoger opstoken. Als je hun ongenuanceerde, onbeschofte en op de persoon gerichte intimidaties richting de fatsoenlijke politici over je heen laat komen dan kun je maar één conclusie trekken: het wordt van kwaad tor erger en het is in ieder geval veel erger dan vroeger. Er zit geen rem meer op. Ze moeten steeds harder en onbeschofter ageren om de aandacht van de media en ontevreden burgers te genereren. En dat doen ze, gezien de peilingen, heel goed. En w.b. de toenemende bedreigingen tegen redelijke politici doen ze het héél goed.

 

Als voorbeeldfunctie voor de kijkende bevolking is dat abjecte gedrag van een deel van de Kamerleden natuurlijk desastreus. Als zij het doen en blijkbaar ook mógen doen, waarom wij dan niet? Maar het ondermijnt vooral het gezag en de geloofwaardigheid van álle politici. En dat wordt door het SCP terecht als een gevaar voor de democratie beschouwd.

70.    Hoe wint de overheid na zoveel falen het vertrouwen van een paar miljoen afgehaakten terug?

 

Enige tijd geleden keek ik met boosheid en plaatsvervangende schaamte naar het programma De Publieke Tribune van Coen Verbraak. Het ging om de vraag waarom steeds meer burgers geen vertrouwen meer hebben in de overheid. Men liet Rotterdammers aan het woord die om uiteenlopende redenen vinden dat de overheid er niet meer voor hen is. Waar ze ook stuk voor stuk gelijk in hadden. In dit programma ging het vooral over het falen van de overheid in het kindertoeslagenschandaal. 

 

Als slachtoffers van bruut en racistisch overheidsoptreden en ervaringsdeskundigen wisten de gasten onder de bezielende regie van Verbraak hun dieptreurige ervaringen, gevoelens, gedachten en uitgesproken opvattingen opmerkelijk goed onder woorden te brengen. Minister Hanke Bruin-Slot, op zich een capabele bewindsvrouwe, zat er als exponent van dé overheid wat hulpeloos bij. Zoveel evident overheidsfalen, met zoveel slachtoffers: ze kon het eigenlijk alleen maar beamen, vreselijk vinden en beloven dat de overheden het vanaf nu anders en beter gaan doen. De onmacht straalde van haar gezicht af. Ik had het zelfs een beetje met haar, pas 1 jaar minister, te doen.

 

Ik weet uit eigen ervaring dat er binnen elke organisatie, dus ook een overheidsorganisatie, van alles mis kan gaan, maar dat het bij sommige onderdelen van de overheid zo fout kon gaan, met zulke funeste gevolgen voor onschuldige burgers, dat ging mijn voorstellingsvermogen lang te boven. Inmiddels is dat besef ook bij mij wel ingedaald. Burgers wier veiligheid door de overheid beschermd zou moeten worden, werden juist door die overheid meedogenloos aangevallen en vervolgd, omdat die overheid hen, zonder feitelijke aanleiding, anders dan dat ze een vreemde achternaam hadden, niet vertrouwde. En nu vertrouwen al die gemaltraiteerde burgers en heel velen met vergelijkbare ervaringen de overheid niet meer. Nooit meer.

 

Bij elk persoonlijk verhaal over hetgeen vele mensen in de toeslagenaffaire hebben meegemaakt, denk ik weer: wat weerzinwekkend, hoe diep hebben ambtenaren kunnen zinken en waarom zijn die slachtoffers niet massaal met een knuppel, mes, granaat of geweer een kantoor van de Belastingdienst binnengestormd om wraak te nemen voor wat hen is aangedaan. Want uiteindelijk zijn het in die dure kantoren en achter die loketten toch altijd weer mensen van vlees en bloed die precies weten wat ze andere mensen aandoen. Ze moesten weliswaar werken met keiharde, zelfs onmenselijke wetgeving, maar ze zagen, lazen of hoorden elke dag weer de inhumane gevolgen, en deden er soms/vaak nog een sadistisch schepje bovenop. Ze zeiden bijna nooit: dit kunnen we niet meer voor ons geweten verantwoorden. Het morele kompas was volstrekt afwezig.

 

En dan hoor je natuurlijk ook altijd stemmen die het schandaal  proberen te vergoelijken, relativeren of  bagatelliseren. Ze wijzen op de ‘complexiteit’ van het onderwerp waar de meeste ambtenaren het ook moeilijk mee hadden. Quad non. Of ze kennen iemand die ook weer iemand kent die ‘echt wel’ misbruik heeft gemaakt van allerlei regelingen en ten onrechte overheidsgeld heeft ontvangen. Bedoelen ze dan de types die al veel geld en vermogen hebben, dus rijk zijn, en op alle mogelijke slinkse manieren zo min mogelijk belasting proberen te betalen? Nee, dan bedoelen ze armoedzaaiers die toch al weinig hebben en via de sociale regelingen proberen nog een leefbaar bestaantje te financieren. Maar wat willen die criticasters daarmee nu eigenlijk zeggen? Dat het logisch is dat die tienduizenden toeslagenslachtoffers ongezien, vaak alleen al vanwege hun kleur, het stempel fraudeur opgeplakt kregen? Het is het toppunt van cynisme, want zelfs toen iedereen bij de Belastingdienst allang wist dat deze mensen niets te verwijten viel en geen fraudeur waren, ging het roer niet om, maar gingen ze volle kracht vooruit door. O.a. met het aanleggen van zwarte lijsten waarmee de slachtoffers zo gestigmatiseerd werden dat ze het moeilijk kregen bij het bemachtigen van een baan, toeslag, lening of hypotheek. Tot op de dag van vandaag. Kafka maakt nog steeds overuren.

 

Het gaat hier niet alleen om een onbetrouwbare overheid, maar vooral ook om een gevaarlijke overheid, waarbij velen zich niet veilig konden voelen en waar ze niets aan hadden toen ze dringend steun behoefden. Ik ben er niet gerust op dat politici en uitvoerende ambtenaren het vanaf nu echt fundamenteel anders gaan doen. We zien het onder (veel) meer bij het abjecte gesol met asielzoekers in het afgelopen jaar. Maar toch....hoop moet er blijven.

 

71.   We zijn het rijkste EU-land, maar wel met veel armen, wat een schande is.

 

In zijn column in de Volkskrant somde Peter de Waard ze maar weer eens op, de vele crises waar we momenteel, net als de meeste EU-landen, mee te maken hebben: van de oorlog in Oekraïne tot de energiecrisis, van de stikstofcrisis, de zorgcrisis en de woningmarktcrisis tot de klimaatcrisis, de vluchtelingencrisis, de koopkrachtcrisis en de personeelscrisis. En dan vergat hij nog de vertrouwenscrisis, in politici en overheid, en de schrijnende armoe onder degenen die we in het afvoerputje van de samenleving hebben laten glijden. Wat je ook een morele crisis kunt noemen.

 

Maar vervolgens relativeert de Waard het geklaag ook weer een beetje door per crisis aan te geven dat ie óf onze eigen schuld is, óf veel kleiner is dan we denken, óf van alle tijden is, óf bij slimmer beleid wel degelijk beheersbaar dan wel oplosbaar is. Het echte probleem is dan ook vaak dat er voor de beste en meest voor de hand liggen oplossingen geen meerderheden in het parlement te vinden zijn: door de versplintering en door politieke onmacht of onwil. Daarom wordt er te vaak noodgedwongen maar wat aangemodderd en blijven veel problemen liggen.   

 

En dat de bevolking breed zou zuchten onder de koopkracht-ellende is ook maar zeer betrekkelijk, aldus de Waard, want ,,ondanks al deze crisissen was er zaterdag geen tafeltje te krijgen in een van de 1.300 restaurants van Amsterdam. Dorpen en steden zijn een zee van kerstlicht. Nederland is het rijkste land van de EU.” Daar zou je nog aan kunnen toevoegen dat er ondanks al die koopkrachtmisère waar de media over rapporteren, dit jaar recordbedragen worden uitgegeven aan vuurwerk en dat een opmerkelijk groot deel van de bevolking ook dit jaar weer relatief grote bedragen heeft uitgegeven aan dure auto's, vertier buiten de deur, hightech elektronica, prijzige huizen en dure vakanties in het buitenland.

 

Dat grote groepen goed blijven besteden is ook logisch want wij wonen in het rijkste land van Europa. Dat heeft het jaarlijkse onderzoek van verzekeraar Allianz ook voor dit jaar weer met harde cijfers aangetoond. ,,Nederlanders zijn met een gemiddeld vermogen van € 176.510 het rijkst van de inwoners van de tien grootste landen in de Europese Unie. Het gemiddelde vermogen per hoofd van de bevolking in Nederland lag per eind 2021 ruim 4,5 keer hoger dan in Portugal, het land dat het laagst scoorde. En was bijna dubbel zoveel als middenmoter Duitsland.” Kijk, wat hebben we dan nog als land te mekkeren zou je kunnen zeggen.

 

De makke van dit altijd mopperende landje is niet dat we niet rijk genoeg zijn, de makke is dat die rijkdom, vastgelegd in allerlei soorten vermogens, bizar oneerlijk is verdeeld en we weigeren om die vermogens fair te belasten. De bovenste 10% heeft heel veel, veel of meer dan genoeg, de onderste 10% heeft veel te weinig of leeft in armoe en de 80% daartussen kan zich doorgaans redelijk tot goed redden. Het probleem is dus die onderste 10% waarvan er ongeveer anderhalf miljoen dik in de shit zitten. Armoe, onzekerheid, slechte huizen, te weinig geld om hun kinderen te geven wat ze nodig hebben, slechte gezondheid, geen baan of rottige flexbaantjes…hier schijt de duivel qua pech en structurele ellende vaak op één grote hoop, zonder perspectief op verbetering.

 

Armoede is geen natuurwet die we machteloos moeten ondergaan, maar een bewuste keuze van de rijken en middengroepen die via hun politieke partijen een faire herverdeling van welvaart willen voorkomen, uit angst zelf te moeten inleveren. Een bescheiden progressieve vermogensheffing bij iedereen met meer dan 2x modaal, zou de meesten uit de armoede kunnen halen. Dat zou toch een mooi begin kunnen zijn van een rechtvaardiger samenleving. 

 

Het is misschien een leuke gedachte ter verhoging van de kerstsfeer: terwijl een groot deel van de elite van gekkigheid niet weet wat ze met haar geld moet doen en de middengroepen er ook niet slecht voor staan, laten we grote groepen die te weinig of niets hebben barsten. Een nationale schande. Het is maar goed dat onze breinmechanismen doorgaans goed ontwikkeld zijn om het leed van anderen te bagatelliseren of te verdringen. En als het geweten dan toch nog wat schuldgevoel produceert:…. gewoon nog even snel € 25 overmaken naar het armoedefonds of de voedselbank.  

 

72.  Wij zijn ons brein…maar vooral: wij zijn onze hormonen.

 

“Wij zijn onze hormonen” is de titel van het recent verschenen boek van Max Nieuwdorp, internist-endocrinoloog, die als hoogleraar verbonden is aan het AMC. De titel van zijn boek noemt de auteur een knipoog naar het boek dat neurobioloog Dick Schwaab in 2010 uitbracht: “Wij zijn ons brein”. Nieuwstad is het met Schwaab eens dat veel van ons gedrag in het brein is voorgeprogrammeerd, maar voegt er wel de belangrijke, zeg maar sleutelrol van hormonen aan toe. Hij legt uit dat waar het brein bepalend is bij alle beslissingen die we nemen en keuzes die we maken, de hormonen weer bepalend zijn voor hoe het brein en andere vitale organen functioneren.

 

Een verstoring van de hormoonbalans kan ons fysiek en/of mentaal uit ons evenwicht brengen. Het kan ons ziek maken of leiden tot grote stemmingswisselingen en onvoorspelbaar, deviant of zelfs uiterst ongewenst gedrag. Hormonale disbalans kan ons hele leven uit balans doen geraken. Vaak kunnen we daar maar verdomd weinig zelf aan doen. Ook hier is het weer een kwestie van vette pech of mazzel, waarvoor al vrij snel na de conceptie, in de baarmoeder en in de eerste kinderjaren de basis wordt gelegd.

 

Dacht ik vóór het lezen van dit boek bij abnormaal gedrag van mijn soortgenoten altijd: er is iets mis in het brein, na het lezen van dit hormonenboek denk ik: er is iets mis met zijn of haar hormoonhuishouding. Maar in beide gevallen kan iemand er zelf betrekkelijk weinig zelf aan doen. Je kunt iemand moeilijk zijn verstoorde hormoonbalans verwijten. Via diagnoses en interventies van artsen is er soms/vaak wat aan te doen. Maar soms/vaak ook niet.  

 

Wat is een hormoon eigenlijk? Het zijn stofjes die het lichaam zelf met de hormoon-producerende klieren aanmaakt, waarna ze via de bloedbaan naar organen en weefsels worden gestuurd, om daar allerlei lichaamsfuncties te regelen. Via die regelfunctie kunnen ze processen in gang zetten of juist afremmen. Ook beïnvloeden ze elkaar onderling. Het ‘hoofdkantoor’ van het hormoongebeuren ligt midden in de hersenen, direct achter de oogkassen: in de hypothalamus en hypofyse, met de afmetingen van een aardbei resp. een erwt. 

 

Je hebt behoorlijk wat verschillende soorten hormonen, elk met hun eigen specifieke invloed. De aangemaakte hormoontypes reguleren elk iets anders. B.v. de groei, de driften, de eetlust, de neiging tot verslaving, het concentratievermogen of de verstandelijke vermogens. Onbalans in de productie van dit soort hormonen kan van grote invloed zijn op de kwaliteit van leven. Zo kan een defect aan de schildklierhormoonproductie leiden tot lichamelijke en verstandelijke beperkingen.

Nieuwdorp behandelt in het boek veel baanbrekende onderzoeken naar de werking van hormonen en de mentale en fysieke gevolgen van een tekort of teveel aan verschillende hormonen. Het is een behoorlijk griezelig idee dat er maar iets hoeft te gebeuren met die hormonenproductie en de kwaliteit van leven kan een geweldige opdonder krijgen. Hij geeft hier vele indrukwekkende voorbeelden van.

 

Zo kan chronische stress of ondervoeding tijdens de zwangerschap stresshormonen, cortisolen, ontwikkelen die onomkeerbare schade toebrengen aan de neurologische ontwikkeling van het kind, o.a. op het immuunsysteem en het brein, met alle gevolgen van dien op de latere emoties en het gedrag.  Die hormonale disbalans kan vooral doorwerken naar vroeg-puberende kinderen, pubertas preacox, met als mogelijke gevolgen: concentratiestoornis, faalangst, branie-of gewelddadig gedrag, vormen van autisme of schaamte vanwege afwijkende transgender gevoelens, slechtere schoolprestaties, kans op drugsgebruik etc etc. Recent onderzoek laat zien dat er in specifieke gevallen via hormoneninjecties succesvol geïntervenieerd kan worden.   

 

Nieuwdorp op blz 59: ,,Hormonen kunnen op een sciencefictionachtige wijze invloed uitoefenen op ons leven”. En dat begint dus al in de baarmoeder. Kunnen we als individu dan helemaal geen invloed uitoefenen op onze hormonenbalans. Ja, dat kan….uit bijna elk onderzoek blijkt een goede nachtrust met een diepe slaap, verantwoorde voeding en veel bewegen een sterk positieve invloed heeft op onze hormonenbalans.

 

Doen dus, maar….mensen bij wie de hormonenbalans verstoord is, slapen nu juist slecht of  kunnen het niet of nauwelijks opbrengen om veel te bewegen of verantwoord/matig te eten. Zij zitten hopeloos gevangen in de vicieuze hormonencirkel, waar ze alleen met deskundige begeleiding en volharding en zelfdiscipline uit kunnen komen. Maar om dat duurzaam op te kunnen brengen,  hebben ze nu juist de hormonen nodig die ze zelf onvoldoende aanmaken.

 

Eigenlijk zouden ze die noodzakelijke hormonen waar ze een chronisch tekort aan hebben met een injectie ingespoten moeten krijgen. Maar helaas: zover is de wetenschap nog niet. Nog niet. Een kwestie van tijd. Mag je hopen.

 

73.  Armoedebestrijding levert uiteindelijk méér op dan het kost: macro-economisch en moreel

 

Laat de Tweede Kamer het echt gebeuren dat het aantal mensen dat onder de armoedegrens zakt, gaat stijgen van 815.000 naar bijna 1 miljoen dit jaar, waaronder 230.000 kinderen? Het zou een schande zijn voor het rijkste land van Europa.

 

Maar als het kabinet bij de komende begrotingsbehandeling niet stevig ingrijpt, dan gaat dat toch echt gebeuren. Volgens de recente berekening van het Centraal Planbureau zakt 6% van de burgers zonder een aanvullend pakket maatregelen diep door een ondergrens die door overheid zelf is gedefinieerd als het bestaansminimum. Het is de grens waaronder je in dit land geen ‘human bestaan’ kan leiden. Om zo’n asociale situatie te voorkomen is het minimaal noodzakelijk om de energie- huur, kinder- en zorgtoeslagen voor de onderkant zo te verhogen dat er wat meer ruimte voor die groepen ontstaat om te kunnen ‘leven’. De kosten daarvan worden geschat op € 7 miljard. Peanuts op een rijksbegroting van € 400 miljard. De vermogens- en winstbelasting ietsjes omhoog en klaar is Kees.

 

Rechts Nederland zal de precaire situatie van deze armoelijders een biet wezen en links Nederland zal electoraal te weinig scoren om echt het verschil te kunnen maken.  Als rechts het heeft over de groepen die het moeilijk hebben, hebben ze het bijna altijd over de middenklasse en de ‘hardwerkende Nederlanders die het al zo zwaar hebben', maar slechts zelden over de mensen die het CPB onder de armoedegrens ziet zakken.

 

De debatten over de armoedebestrijding in ons land kenmerken zich altijd door veel sociale retoriek, maar structurele oplossingen voor de hardnekkige armoe in dit land blijven altijd achterwege. In de afgelopen acht jaar was geen Kamermeerderheid te organiseren voor een effectief langetermijnbeleid voor de armen. Meer dan wat ad-hoc maatregelen met veel onwerkbare bureaucratie zat er nooit in. Daarom heeft de goedwillende minister voor armoedebestrijding, Carola Schouten, er ook niets van kunnen maken. En dat zal de komende vier jaar niet anders zijn. Hoe kan dat?

 

De plaag die armoede heet krijgt in dit land geen prioriteit omdat de armen minder goed kunnen lobbyen dan de vermogenden en omdat de echte de armoede zich in ons land aan het zicht van de meeste Nederlanders onttrekt. Het grootste deel van de burgers komt nooit in aanraking met echt arme mensen, want waar zouden ze die moeten ontmoeten? Ze wonen immers in aparte buurten en komen doorgaans niet op sportverenigingen of in andere gelegenheden waarvoor je over voldoende financiële middelen moet beschikken. Nederlanders horen over de armen alleen in abstracte termen of via CBS-cijfers, maar ze zien ze niet in hun concrete misère: hun slecht geïsoleerde en gehorige huizen, hun dagelijkse geploeter om de rekeningen van eten, kleding, energie en huis te kunnen betalen en hun zorgen over de schoolprestaties van hun kinderen die ze niet kunnen geven wat voor de kinderen van andere ouders normaal is.

 

De houding van tegenstanders van een effectieve armoedebestrijding is moeilijk te volgen. Dat het je niet interesseert dat je met armoedebestrijding heel veel mensen iets minder ongelukkig kunt maken, is al heel erg, maar dat je niet begrijpt dat investeringen in mensen aan de onderkant zichzelf uiteindelijk terugverdienen, is gewoon kortzichtig. Terwijl het toch zo simpel is. Haal mensen die zich dagelijks grote zorgen moeten maken over hun eten, hun huur, hun kleding en de opvoeding en de schoolprestaties van hun kinderen uit de financiële sores en ze voelen zich mentaal beter, piekeren minder, worden gezonder, doen minder beroep op de zorg, kunnen beter voor hun kinderen zorgen en zijn productiever in hun werk. Allemaal winst.

 

Meer mensen onder de armoedegrens betekent meer mensen ongelukkig en een groter nationaal welvaartsverlies. Armoedebestrijding levert op termijn veel meer op dan het kost. Nog los van de morele winst. Het CPB-rapport met de nieuwste koopkrachtcijfers is er duidelijk over: de mensen die het al goed hebben krijgen het weer beter en de mensen die het al slecht hebben, krijgen het nog slechter. En ondertussen stemt het volk dat ver van de armoelijers afwoont massaal op de volksvertegenwoordigers die ook helemaal niets met de sores van de gedepriveerden hebben.

 

74.   ChatGPT is een ongeëvenaarde AI-gestuurde vraagbaak met nog wel wat kinderziektes.

 

Mijn ervaringen met ChatGPT zijn tot dusver door de bank genomen erg positief. Ik vind de prestaties zelfs imponerend. Ingewikkelde wiskundige en statistische opgaven worden in een 'split-second' accuraat berekend, met uitleg van de relevante stappen. Als databank voor vragen over politiek, economie, wetenschap, bekende personen etc. etc. is het systeem onovertroffen. Tegen de snelheid en de volledigheid kan geen enkele andere zoekmachine op. Ook als je vraagt om de samenvatting en/of een recensie van een boek, welk boek dan ook, heb je binnen een paar seconden in elke taal die je wenst, een uittreksel, waarvan je de lengte en beoordelingscriteria gewoon zelf kunt opgeven. Maar dat is nog lang niet alles. De mogelijkheden van ChatGPT lijken onbegrensd: het geeft niet alleen antwoorden op de meest complexe vragen, maar kan ook een inhoudsopgave genereren voor een boek, teksten herschrijven, teksten samenvatten, songteksten schrijven en verhalen voor een roman of essay over een opgegeven thema componeren.

 

Met 'chatbot' van ChatGPT kun je een serieus gesprek voeren en je kunt over alles en nog wat advies vragen. Je kunt zelfs de opdracht geven een schilderij te maken waarin de stijlen van Dali, Moesman, Melle en Kiefer worden gecombineerd. Bijzonder is ook het zelflerend vermogen van ChatGPT. Het leert van gemaakte fouten en van verkregen feedback.

 

En we staan nog maar aan het begin van deze AI-gestuurde revolutie. De toepassingsmogelijkheden en snelheden nemen exponentieel toe. Dat het diep zal ingrijpen in alle sectoren van het menselijk bestaan, inclusief de werkgelegenheid, de opleidingseisen en omgangsvormen, is evident, maar hoe diep…daar hebben ook de deskundigen nog weinig zicht op. Over 5 jaar werken we in een AI-gestuurde wereld waar we ons nu nog geen enkele voorstelling van kunnen maken. De impact zal waarschijnlijk nog groter zijn dan die van de pc en het mobieltje.

 

Ongekende mogelijkheden. Ongekende gevaren. Maar niet meer te stoppen. Nauwelijks stuurbaar. Hooguit de goede richting op te ‘begeleiden’ en de negatieve effecten zoveel mogelijk mitigeren. In ieder geval moeten de overheden er bovenop zitten en de combinatie techneuten-markt-bedrijven-winst niet hun goddelijke gang laten gaan.

75.  Buik en borsten bloot, oké, moet kunnen, maar denk qua esthetische uitstraling ook een beetje aan het incasseringsvermogen van de medemens.

 

Artikel 1 van de Grondwet gebiedt dat er geen onderscheid mag worden gemaakt tussen de rechten van de inwoners van dit land en (dus) ook niet tussen de rechten van man en vrouw. Iedereen heeft gelijke rechten. “Free The Nipple" is de naam van een nieuwe internationale beweging die vindt dat vrouwen evenveel recht hebben als mannen om, waar ze dat willen, hun borsten te laten zien. Het lijkt me, mede op basis van artikel 1, zo vanzelfsprekend, dat je je afvraagt waarom hier nog over gedebatteerd moet worden. Gewoon doen dus, zeker op de plaatsen waar mannen dat ook mogen.

 

Maar dit is natuurlijke naïeve gedachte, want zo vanzelfsprekend zijn die gelijke rechten niet, of niet meer. In een groot deel van de wereld is het zelfs vanzelfsprekend dat man en vrouw fundamenteel ongelijkwaardig zijn en dat de ene sekse veel meer rechten heeft dan de andere. De door cultuur en religies gedicteerde achterlijkheid is daar nog zo groot, dat voor een meisje of vrouw het laten zien van zelfs een haarlok, een bloot been of een ontblote arm al haar einde kan betekenen. Op z'n minst wordt ze dan als een paria uitgestoten, maar vaak nog erger. In Iran, Afghanistan of Pakistan zien we dagelijks de vreselijke voorbeelden.

 

Een deel van die culturele aberraties zijn in de loop der jaren gewoon mee-geëmigreerd onze kant op. De laatste 30 jaar zijn ze dus ook de liberale democratieën binnen gesijpeld. Wat in de zeventiger en tachtiger jaren hier op de stranden en in parken, na een stevige emancipatiestrijd, voor de vrouwen normaal was geworden, zie je nu bijna niet meer. Zij hebben die vrijheid om topless te zonnen of te paraderen grotendeels opgegeven. Deels onder druk van verbale en fysieke bedreigingen vanuit conservatieve moslimgemeenschappen, deels vrijwillig omdat ze zelf ook conservatiever zijn geworden. De tijdgeest heeft een ruk naar rechts gemaakt. Kleinburgerlijk fatsoen en nieuwe preutsheid zijn de dominante normen geworden. 

 

Het is daarom goed dat er een sterke internationale beweging aankomt, "Free the Nipple", die de liberale vrijheden in de openbare ruimtes weer terug gaat veroveren. Maar om deze beweging een kans te geven, moeten de conservatief-religieuze mannetjes wederom fel bestreden worden, zoals hier vroeger de refo's en papen door de linkse intellectuelen werden aangepakt. De intolerante fatsoensrakkers en morele haatpredikers moeten uit de publieke ruimte worden verdreven en worden teruggedrukt naar binnenwereld van hun gebedshuizen. Hun optreden is van kwaad tot erger geworden. Ze hebben ooit een vinger gekregen, maar pakten vervolgens de hele hand en denken nu dat ze hun knellende fatsoensregels ook ‘op de straat’ kunnen laten gelden. De hoofddoek en bourkini mag (natuurlijk), maar de borsten en de blote buiken ook. 

 

Mannen en vrouwen die dat willen moeten de vrijheid hebben om met ontbloot bovenlijf op de stranden, in de parken en op de terrassen van de zon te genieten. En ook als het regent hebben ze dat recht. Maar zoals ik dat bij zwaarbuikige mannen vaak denk, zal ik dat ook bij sommige vrouwen denken: je hebt alle vrijheid om dat T-shirt uit de doen, maar het hoeft niet, want in de openbare ruimte heeft het menselijk oog ook zo zijn rechten. De vraag is hier niet: mag het of is het fatsoenlijk, maar is het esthetisch verantwoord?

 

76.  Wanneer noemen we iets ‘kunst’ en wanneer ‘gefröbel’? En wie bepalen dat? 

 

Voor een relatief kleine groep burgers, vaak goed opgeleid en financieel weinig te klagen, is kunst het zout der aarde, de sjeu van het leven. Maar het overgrote deel van onze landgenoten heeft niets met kunst en is veel meer bezig met b.v. sport. Slechts 10% van de bevolking gaat één of meer keer per jaar naar een museum, 90% komt er nooit en heeft andere prioriteiten. In de Pyramide van Maslov staat de behoefte aan kunst op de vijfde plaats na allerlei biologische behoeften, de behoefte aan veiligheid en bestaanszekerheid, de behoefte aan sociale relaties en de behoefte aan erkenning van de ander.

 

Als we de financiële steun van de overheid voor de kunst van het democratisch proces moeten laten afhangen, blijft het tobben. Verleden jaar schoven de overheden € 1.7 miljard naar kunst en cultuur, dat is nog geen € 100 per Nederlander. Er valt dus nog heel wat missiewerk te verrichten om het belang kunst hoger op de prioriteitenladder te krijgen. Een schrale troost is misschien dat de sportliefhebbers met € 1.2 miljard nog slechter door de overheid bedeeld worden, € 80 per Nederlander, terwijl er heel veel meer burgers van sport genieten dan van kunst. Maar hoe krijgen we kunst nu hoger op de politieke agenda? En waar hebben we het bij kunst dan eigenlijk over? Wat zou er  wel en wat niet door de overheid ondersteund moeten worden? En wie zouden daar over moeten beslissen? 

 

Het bepalen van wat als kunst mag worden beschouwd, en wat niet, is een behoorlijk subjectief en uitermate arbitrair gebeuren, waarbij niet alleen culturele opvattingen, maar ook persoonlijke smaken een grote rol spelen. De kunstkenners gebruiken vaak criteria als creativiteit, expressie, esthetiek, originaliteit en de intentie van de maker om uitspraken te doen over de vraag of iets een kunstwerk is of niet en om een oordeel te geven over de kwaliteit en zeggingskracht ervan. Het zijn nauwelijks te operationaliseren en te meten begrippen, maar veel concreter wordt in de kunsthandboeken de definitie van kunst niet.

 

Persoonlijk vind ik ‘iets’ dat de pretentie heeft om kunst te zijn pas echt interessant als het mij ontroert, laat fantaseren, wegdromen, dwingt tot nadenken of wanneer het provoceert, ontregelt, schokt of technisch-ambachtelijk iets bijzonders is. Heel wat ‘kunstspul’ vind ik ook helemaal niet interessant, amateurisme, hobbyisme. Of het ergert. Maar doet dat er toe? Als een kunstwerk je irriteert of boos maakt en dus emoties oproept, dan valt het toch binnen de definitie van kunst? De kunst-paradox.

 

Feit is dat iedereen er blijkbaar het zijne van kan vinden…of toch niet? Zijn er ook min of meer algemeen erkende criteria op basis waarvan het kaf van het koren kan worden gescheiden? Want indien helemaal niet kan worden vastgesteld of iets kunst is, dan wel absoluut niets voorstelt, en dus alles wat iemand op z'n zolderkamertje in elkaar knutselt als kunst kan worden beoordeeld, dan verliest het begrip toch z’n betekenis?

 

Zo vliegen er allemaal vragen mijn brein binnen. Wanneer is iets eigenlijk kunst en wie bepalen er wat kunst is, en wat niet? Is dat een bepaalde groep of mag iedereen daar aan meedoen? En wanneer ben je een kunstenaar? Stel dat iedereen zich kunstenaar mag noemen, wat zo is, is dan in beginsel alles wat die kunstenaar maakt ook een kunstwerk? Of is iets pas kunst als de kunsthandel of de kunstkenners vinden dat dat werk echte kunst is? Moet een kunstwerk sowieso voldoen aan vastgelegde specifieke criteria op basis waarvan je aan de gemeenschap helder kunt uitleggen: dit is kunst en dit is niets? En mag je als geïnteresseerde burger in het museum staand voor een stapel stenen ‘met een gelikt verhaal’ ook zeggen: dit is geen kunst, maar een trucje, kitsch, of: dit is gewoon…niks?  

 

Het zijn allemaal vragen waar ik geen heldere antwoorden op heb en waar ik dus niet goed uitkom. Dat heeft mede te maken met mijn afwijking dat ik maar moeilijk klakkeloos iets kan aannemen. Zeker niet als er alleen wordt verwezen naar een gevoel, een 'geloof' of een autoriteit. Ik wil altijd overtuigd worden door feiten die kloppen en argumenten die deugen.

77.  Subtiel liegen is onmisbaar om evolutionair te overleven?

 

De Kretenzer filosoof Epimenides deed al 600 voor Christus te Knossos de volgende uitspraak: ,,Alle Kretenzers liegen altijd”. Maar omdat hij zelf een Kretenzer was, was deze uitspraak dus ook gelogen. Deze (innerlijk tegenstrijdige) uitspraak staat bekend als de paradox van Epimenides. ,,Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste”, luidt het 9-de gebod. Liegen hoort dus niet. Toch doen we het allemaal. Iedereen liegt. In meer of mindere  mate. Van onschuldige ‘leugentjes om bestwil’ tot keihard pathologisch liegen waarbij evident ethische grenzen overschreden worden. Liegen is net zo’n onmisbaar fenomeen als eten, drinken en ademen. Zonder liegen kunnen mensen niet sociaal functioneren. Liegen is volgens het woordenboek ‘bewust niet de waarheid vertellen’. Dus je vergissen of uit onwetendheid iets vertellen dat niet klopt, valt er buiten.

 

Maar als we bewust niet de ‘hele’ waarheid vertellen, maar slechts een deel? Is dat ook liegen? Hier beginnen de problemen. Hier betreden we het grijze gebied. In welke mate een leugen nog net (moreel) aanvaardbaar is, is vaak een kwestie van smaak en van de culturele context. Maar hangt ook af van het soort leugen, het belang van het onderwerp, de intenties van de leugenaar, de relatie tussen de leugenaar en de belogene en de impact van de leugen. Als iemand overdrijft, opschept of een belofte doet waarvan ie weet dat ie ‘m niet kan nakomen, is ie volgens de definitie hierboven een leugenaar. Maar we maken ons meestal niet zo druk om dit soort leugens. Dat geldt ook voor de waarheid verdraaien of verfraaien of maar ‘half’ vertellen om ruzie te voorkomen. Dat kun je zelfs positief  duiden, want wat schiet je op met ruzie. In dezelfde categorie valt: iemand prijzen  terwijl je het niet meent of de waarheid geweld aan doen om iemands gevoelens niet  te kwetsen.

 

Het zijn allemaal vormen van ‘bewust een onwaarheid of een halve waarheid vertellen’ om situaties te de-escaleren, niet op de spits te drijven of om respect te tonen. Het is min of meer sociaal geaccepteerd liegen. Het is liegen waar iedereen per saldo beter van wordt. Maar het ‘harde’ liegen om er alleen zelf beter van te worden, om een ernstig feit te maskeren en/of om anderen te schaden, wordt in de regel maatschappelijk veroordeeld. Want dan worden er ethische grenzen overschreden. Het raakt ook direct aan iemands betrouwbaarheid en aan het onderling vertrouwen. Vaak liegt de leugenaar in dit soort situaties door, want niemand wil graag te boek staan als een betrapte leugenaar en dus als onbetrouwbaar. Zelfs een leugenaar heeft z’n ethiek.

 

Uit wetenschappelijk onderzoek naar ‘liegen’ zou blijken dat de respondenten in onderzochte populaties gemiddeld twee maal per dag liegen. Er zijn tal van publicaties over op internet te vinden. Dit zijn van die komische sociologische studies, waarvan elk zinnig mens aanvoelt dat de uitkomsten alleen maar onzinnig kunnen zijn, omdat je zo’n fenomeen als liegen nauwelijks empirisch kunt onderzoeken. Want daarnaar gevraagd zal er altijd een onbekend (groot) aantal respondenten zijn dat liegt op de vraag: ,,Hoe vaak liegt u gemiddeld per dag?”

 

Subtiel liegen blijk een kerncompetentie van de menselijke soort en is door de tijd heen noodzakelijk gebleken voor het goed houden van sociale relaties en dus voor overleven van de soort. Het is een essentiële vaardigheid die de mens in het evolutionair proces heeft gecultiveerd en een beslissend voordeel heeft gegeven op alle andere organismen. Zonder het vermogen te liegen, ook in de zin van misleiden, had de menselijk soort het niet overleefd.

 

In ons brein is het een chaos van beelden, gedachten en gevoelens. Je ziet en denkt van alles en nog wat over situaties, de mensen in je omgeving en over ‘de wereld’. Alles wat je daarover aan anderen vertelt, kan je kwalijk worden genomen en kan je belangen schaden. Dus je maakt een selectie. Afhankelijk van je eigen belang en je inschatting van de reactie van je gesprekspartner(s), vertel je bepaalde gedachten wel en andere niet. En soms verzin je er wat bij. Je fantaseert als het ware jouw werkelijkheid. Iedereen die er alles maar eerlijk uitflapt en zo bewust conflicten riskeert of opzoekt door al zijn gedachten ongefilterd door te geven, is niet slim bezig. Het is een notoire ruziemaker en/of behept met een gendefect, waarmee niet alleen onnodig conflictsituaties ontstaan, maar ook de eigen belangen kunnen worden geschaad.

 

Iedereen liegt dus tot op zekere hoogte en tot een bepaalde grens om sociale relaties goed te houden, om situaties niet op de spitst te drijven, om ruzies te voorkomen of om iets belangrijks voor elkaar te krijgen. Altijd en overal de waarheid zeggen, b.v. ‘precies zeggen wat je denkt’ als aan je gevraagd wordt: ,,wat denk je?” kan leiden tot ongemak of ruzie en uiteindelijk zelfs tot oorlog. Het is vaak lastig om vast te stellen waar het selectief inkleuren (= manipuleren) van de waarheid eindigt en het harde liegen begint. Omdat het vermogen om ‘strategisch’ te liegen altijd zo’n grote rol heeft gespeeld in de overleving van de menselijke soort hebben de meeste culturen het liegen op ingenieuze manieren weten in te passen in hun riten, normen, waarden en omgangsvormen. We zijn er in geslaagd om ‘liegen’ zowel ethisch ongepast te vinden als ook onontkoombaar.

 

Liegen is min of meer ethisch aanvaardbaar geworden zolang het maar op een subtiele manier gebeurt, proportioneel is en een legitiem doel dient. En het niet uitkomt natuurlijk. Er wordt overigens nergens zoveel gelogen als in de Aziatische en moslimcultuur. Puur uit respect. Omdat men de ander niet met de eerlijke waarheid wil kwetsen. Dat is de doodzonde. Het subtiel en ‘bewust om de waarheid heen draaien’ wordt daar als positief beoordeeld. Nederlanders kiezen meestal precies de andere kant van het ‘liegen….de waarheid spreken’ continuüm. Ze worden daarom wel erg eerlijk (‘direct’) gevonden, maar vooral ook weinig respectvol, uitermate bot zelfs. Blijkbaar geven wij daar toch de voorkeur aan.

 

Samengevat: subtiel liegen c.q. selectief met de waarheid omgaan is van alle tijden en alle mensen en was/is een evolutionaire noodzakelijkheid. Maar elke cultuur gaat er verschillend mee om.

 

NB  ‘Grappig’ is dat politici in de publieke opinie als notoir onbetrouwbaar, want leugenachtig, worden afgeschilderd, maar dat het tegenovergestelde juist het geval is. Politici kunnen in een open democratie namelijk maar heel weinig liegen. Ze werken in een glazen huis, liggen onder een vergrootglas en bijna alles wat ze doen en laten wordt zichtbaar of wordt op enig moment openbaar. Er is geen beroepsgroep die zo (bijna maniakaal) wordt gevolgd en gecontroleerd. Dus de kans om ontmaskerd te worden is zo groot, dat ze zich eigenlijk geen leugens kunnen permitteren. Dan plegen ze politieke zelfmoord. Want nergens wordt een ontdekte leugen zo hard afgestraft als in de politiek. De ethische lat wordt voor deze luitjes namelijk nog hoger gelegd dan voor normale mensen. Ondernemers, journalisten en talkshowtypes kunnen liegen tot ze barsten, niemand die het interesseert, laat staan controleert. Ze hebben het wat dat betreft een stuk makkelijker dan degenen die ze voortdurend op het ethisch rooster leggen.

 

78.  De Jut en Jul van de Nederlandse politiek: Omtzigt en van der Plas

 

Pieter Omtzigt en Caroline van der Plas. De Jut en Jul van de Nederlandse politiek, die, als het de wispelturige en massaal zwevende kiezers behaagt, het land zomaar in een bestuurlijke chaos kunnen storten. Ze vissen in dezelfde electorale vijver van boze buitenlui, overheidshaters, plattelandswokies, politiek verweesden en verwende burgers die ‘wel eens wat anders willen’. Misschien worden ze onmisbaar voor welk kabinet dan ook om aan meer dan 75 zetels te komen. Zelfs al scoren beiden samen ‘maar’ 40 zetels, dan kunnen ze het land toch lastig regeerbaar maken met hun irreële beleidseisen en de bijna-zekerheid dat er zonder hen geen meerderheden te organiseren zijn. 

 

Jut en Jul. Ze hebben beiden nul-komma-nul bestuurlijke ervaringen en willen beiden (een geluk bij een ongeluk) geen premier worden, zeiden ze. Dus als ze de grootste worden, willen ze iemand anders als premier naar voren schuiven. Het blijft dus nog even gissen welke politieke paljas ze uit hun hoge hoed toveren. Dat rommelen met een van de belangrijkste functies in het land is blijkbaar hun invulling van 'nieuwe politiek'.  Ze worden beiden op handen gedragen en als helden vereerd door hun achterbannen.

 

Achterbannen die vooral stemmen ‘op gevoel’, want uit meerdere onderzoeken blijkt dat de idolate fans maar in heel beperkte mate weten wat de kernpunten van de beide politici zijn. Maar wat geeft het. Ze stemmen nu eenmaal op ‘de mens’ Omtzigt en op ‘de mens’ van der Plas, die ze aan de dagelijkse kwektafels een paar minuten hebben horen afgeven op de Haagse politiek en waarvan ze op sociale media lezen dat zij wél deugen. Dat heeft hun beeld gevormd. En dat vinden zij als fans voldoende. Beide helden worden dus alleen al vanwege hun vage, zeg maar karikaturale imago vertrouwd. Hun programmapunten zal de fans een worst wezen. Ze zullen ze nooit lezen. 

 

Jut en Jul. Ze willen beiden in dit Land een totaal andere bestuurscultuur, maar zijn er tot dusver nooit in geslaagd aan te geven wat ze daar precies mee bedoelen, anders dan dat ze willen breken met ‘oude politiek”. Let wel: de één is 13 jaar lang een heel actief onderdeel van geweest van die 'oude cultuur' en de ander komt net kijken, maar weet nu al dat het 'in Den Haag' helemaal niet deugt en het ‘totaal anders moet’. Tot dusver aapt ze vooral in bijna alles de partijen na die nog rechtser zijn dan haar BBB. Ze uiten beiden met veel pathos zoveel vage weerzin tegen de werking van het systeem en de politici die daar onderdeel van uitmaken, dat je het ergste moet vrezen. Maar bij hun kiezers gaan al die anti-overheidspreken er in als Gods woord in een ouderling..

 

Jut en Jul. Ze moeten beiden niet veel hebben van klimaatbeleid, milieubeleid, de euro, de EU en ontwikkelingsbeleid en ze willen vluchtelingen en migranten buiten de deur houden. Ze willen beiden dat de ‘hardwerkende Nederlander’ het beter krijgt en dat de staat meer en beter voor haar burgers gaat zorgen. Ze willen op vele terreinen 'veel meer' overheidsinzet, maar willen tegelijkertijd ook dat de overheid kleiner wordt en dat de belastingen omlaag gaan. Over de idiote tegenstrijdigheid van deze beleidswensen hoor je ze niet.

 

Jut en Jul. De één moet niets van wetenschappelijk onderzoek hebben en ontkent alle feiten die haar onwelgevallig zijn, maar de ander zweert bij wetenschappelijk onderzoek, voor hem zijn de feiten juist heilig. De één wil beleid voeren op gevoel en vooral luisteren naar wat ‘de mensen’ zeggen’, maar de ander wil pas besluiten nemen als de effecten ook met degelijk onderzoek geanalyseerd zijn.

 

Jut en Jul.  De één opponeert sterk tegen de onhoudbare intensieve veehouderij en vindt dat die sector ‘flink aangepakt’ moet worden, maar de ander komt al klaar als ze een koe in de wei ammoniak ziet pissen en schijten. Er kunnen voor haar nooit genoeg dieren in dit land zijn en dat die heilloze vee-intensiteit de natuur, de bodem, de lucht en het water verzieken....dat is allemaal door links bedachte apekool met maar één doel: de grond van de boeren inpikken om er huizen voor migranten ('parasieten') neer te zetten. 

 

Jut en Jul. De één is een communicator pur sang, is makkelijk te lijmen, wil graag harmonieuze persoonlijke relaties en is, zegt ze, vooral op samenwerking ingesteld, maar de ander heeft sterk autistische trekjes, kan juist moeilijk met anderen samenwerken, maakt vaak ruzie en wordt snel bokkig en chagrijnig als ie z’n gelijk niet krijgt.

 

Jut en Jul. De één is een logisch-consistente denker, die veel leest, veel weet, alles door-analyseert tot op het kleinste detail en is briljant met cijfers, maar de ander weet relatief weinig van dossiers buiten haar agro-hobby, leest alleen de A4-tjes van haar staf, denkt even rommelig als ze spreekt en is een dyscalculist die waarschijnlijk daardoor absoluut niets met cijfers heeft.  

 

Jut en Jul. De één meestal goed verzorgd in het pak: een irritant gelijkhebberige, nurkse calvinist, die slecht kan samenwerken en voor wie de feiten heilig zijn. En de ander weinig verzorgd in slonzige/sjofele kleren: de soepel communicerende en vrolijke levensgenieter die selectief met de feiten en de waarheid omgaat en die ook minder relevant vindt dan 'haar agro-belangen' en ‘het goede gevoel’.

 

Twee types die een aantal gemeenschappelijke beleidswensen hebben, maar die persoonlijk en inhoudelijk zo van elkaar verschillen, dat je ze niet direct langdurig en duurzaam in de nieuwe regeringscoalitie ziet zitten. Maar dit kan ook wensdenken zijn.

 

79.   Wanneer gaan we eindelijk eens een serieuze maatschappelijke discussie voeren over niet alleen de baten, maar ook de kosten van de agro-productie? 

 

In bijna elk politiek debat en in de kletsprogramma’s over ‘de boeren’ domineert de opvatting dat er weliswaar de nodige problemen zijn, maar dat de sector van ‘groot belang’ is voor de Nederlandse economie. De dappere minderheid die hier kritische of relativerende kanttekeningen bij durft te plaatsen, wordt vaak weggezet als bakfietsende stadsyuppies die van toeten noch blazen weten, klimaatdrammers of studeerkamergeleerden.

 

Maar de exacte cijfers over het belang van de agro-industriële sector voor onze economie kun je gewoon vinden in de CBS-statistieken. Er zijn in ons land ca 50.000 agrariërs, die vormen nog geen half procent van onze beroepsbevolking. Wat stelt het voor? Ze kunnen allemaal in het Feyenoord-stadion. Oké, toegegeven...als ze allemaal op een trekker naar Den Haag komen, dan piepen we wel anders. Tellen we alle banen in het agro-industriële complex bij elkaar dan komen we ca 550.000 werknemers, 5.5% van de beroepsbevolking. Deze cijfers laten zien dat het belang van de agro-sector qua hoeveelheid banen niet moet worden overdreven.

 

Maar ook als we kijken naar wat de agro-sector toevoegt aan de nationale welvaart is dat uitermate bescheiden. Haar bijdrage aan het Bruto Nationaal Product, bedroeg in 2021 circa 6%. Wordt alleen gekeken naar de primaire landbouw en veeteelt, dan bedraagt dit aandeel slechts 1,4%. De bijdrage van de culturele sector aan het BNP ligt met 3.7% aanzienlijk hoger.

 

Dus de agro-sector is voor de economie niet onbelangrijk, maar ze is bepaald niet van vitaal belang. De sector is echter om heel andere redenen dan banen en BNP van groot belang: een deel van de sector produceert namelijk hoogwaardig voedsel en de boeren zijn de onmisbare ‘dragers’ van een leefbaar en toekomstbestendig landelijk gebied, waarin de natuur en de plattelandsgemeenschappen zouden kunnen floreren. Maar dan moet het allemaal wel heel veel anders. Dat dit nog ontkend wordt, is eigenlijk bizar. Het is windmolengevecht tegen de feiten en de toekomst.

 

Nog een paar schokkende cijfers. Ons BNP bedroeg in 2022 € 860 mld. Daarvan werd € 15 mld. verdiend door de intensieve veehouderij. Dat is 1.7%. Een schijntje dus, zeker als je het afzet tegen de gigantische kosten die deze sector met haar wijze van produceren veroorzaakt, maar die nooit in de prijzen worden verrekend. Deze kosten worden geschat op minimaal € 9 mld. Het gaat hier om klimaatschade, natuurschade, bodemschade en gezondheidsschade. Die € 9 mld. is nog uitermate conservatief ingeschat, want niet meegerekend is b.v. de schade aan de waterkwaliteit en de immense schade die aan huizen in stedelijke gebieden m.n. in de randstad wordt aangericht omdat de boeren eisen dat het grondwaterpeil onder hun weidegronden zo laag mogelijk blijft. Hoelang laten we de boeren en hun machtige lobby's in de waterschappen het grondwaterpeil nog bepalen, tegen het algemeen belang in?

 

Overigens kwam die € 15 mld. die in de intensieve veehouderij wordt verdiend vooral terecht bij de grote veevoer- en zuivelbedrijven, de vleesverwerkers, de gewasbeschermingsindustrie, de kunstmestproducenten, de machine- en stallenbouwers en de banken. Bij de veehouders zelf kwam maar een fractie van die miljarden binnen.… waarom wordt dit nog gepikt door de boeren en buitenlui?

 

Waarom worden, als we het hebben over de toekomst van de Nederlandse agro-sector, bijna nooit alle voor- en nadelen c.q. alle kosten en baten scherp in beeld gebracht en eerlijk tegen elkaar afgewogen? Stel dat je dat wel doet. Welke politieke conclusies moeten daar dan uit worden getrokken en wat wordt dientengevolge de boodschap aan de boeren? De conclusie is voor Max van der Sleen, ceo bij adviesbureau Ecorys, wel duidelijk: ,,In Nederland is er geen plek voor de intensieve veehouderij zoals die er nu is.” Maar dat moet je niet tegen BBB-bazin van der Plas zeggen, want dan ontkent ze eerst alle feiten en stuurt ze vervolgens de trekkers op je af.

 

NB   Dat de boeren, met 0.5% van de beroepsbevolking, ca 50% van alle grond in Nederland in bezit hebben, is een detail waar we hier niet dieper op in zullen gaan. Maar een deel van dit grondbezit nationaliseren en benutten voor gebruik met een veel hoger collectief nut, lijkt me het overwegen waard: meer grond voor natuur, meer voor watergebieden en meer voor woningbouw. Die functies leveren een veel hoger maatschappelijk rendement op. Welke politieke partij durft deze discussie aan te zwengelen?  

 

80.  'Rijke zeikerds' willen arme buurtbewoners hun wil opleggen.

 

Duindorp, met 5800 inwoners, ligt op een unieke locatie in Den Haag. Vlak bij beschermd duingebied en de Scheveningse haven en een paar minuten van het strand. Je zou, gezien die locatie, verwachten dat hier vooral rijken in dure villa’s wonen, maar Duindorp is een dichtbebouwde, kwetsbare volksbuurt waar iedereen elkaar goed kent, maar wel met veel sociaaleconomische problemen. Je vindt er veel woningen uit de periode 1916-1930 en vooral goedkope huur- en koopwoningen. Maar hoe lang blijft dit nog een volksbuurt met betaalbare woningen? De laatste jaren zijn er op verschillende plekken in de wijk nieuwe, dure woningen gebouwd. De wijk lijkt te gaan veryuppen.

 

Er ontstaan daardoor steeds vaker spanningen tussen autochtonen en nieuwkomers. Botsende portemonnees en botsende subculturen. Al weer enige tijd geleden stond hierover een illustratief artikel in de Volkskrant. Al enige tijd wordt er Duindorp een hoogoplopende strijd gevoerd over een voetbalkooi waarin de Duindorpse jeugd zich vermaakt. Vermaak? Grote overlast door te hard geluid en hangjongeren zul je bedoelen. Althans, dat vinden de welvarende senioren in het luxeappartementen-complex met huizenprijzen tot € 2 miljoen, vlakbij. Die voetbalkooi en de jeugd waren er al lang voordat de ‘rijke zeikerds’ er kwamen wonen. Volgens de politie valt het met de overlast allemaal reuze mee en ook uit onderzoek naar de geluidsoverlast blijkt het geluid binnen de normen te blijven.

 

Maar de klagende oudjes pikten het niet meer en spanden een kort geding aan: die kooi moest weg. Echter, sprak de Raad van State sprak in een voorlopig vonnis uit dat de kooi mocht blijven. Er komt nu een bodemprocedure en daarna een definitieve uitspraak. De Duindorpers zijn er niet gerust op. Het geld voor dure advocaten zit namelijk ‘aan de andere kant’. En wie heeft de beste relaties met ‘de macht’ wordt er wantrouwend gedacht.

 

Maar de autochtone Duindorpers gaan dit niet pikken, zo blijkt uit het verslag van de Volkskrant. Ze zijn boos en bang. Boos omdat die nieuwkomers zo zeuren en iets willen doordrukken dat zij onrechtvaardig vinden. Bang omdat ze vrezen dat dit nog maar het begin is en dat ze sluipenderwijs door de yuppen uit hun eigen wijk worden gedrukt. De sfeer wordt grimmiger. De Volkskrant citeert een van de sneue senioren die last heeft van de jonge voetballertjes in de kooi: “als ik met een glas witte wijn op het balkon zit, hoor je tik-tak-tak”. Je hoort z'n geaffecteerde toontje. Krijg je nu medelijden met die ouwe zeur of denk je “sodemieter dan op naar een andere wijk, patser”? Ik geloof dat mijn sympathie niet direct bij die bejaarde klagers ligt.

 

81.   Het moet nu maar eens genoeg zijn met die al dat gezeur over ons slavernijverleden. Vinden de reactionairen en onwetenden.

 

Gedurende 200 jaar slavenhandel werden er door ondernemende types minimaal 12 miljoen Afrikanen met veel geweld over de Atlantische Oceaan gedeporteerd. Ca 600.000 van hen door Nederlandse slavenhandelaren naar Suriname, het Caraïbisch gebied en Brazilië. Zeker 75.000 vrouwen, mannen en kinderen stierven tijdens de oversteek. En de overlevenden en hun nakomelingen waren niet veel beter af: ze zaten daar levenslang geketend als beesten zonder rechten en werden gemarteld of gedood als ze daar tegen in verzet durfden te komen. Nederland was een van de grootste slavenhandelaren ter wereld en heeft er een fors deel van haar welvaart in de Gouden Eeuw aan te danken. Voor heel wat mannen die er toen hun bloedgeld mee verdienden zijn er standbeelden opgericht. Vooral rechts-Nederland is nog steeds trots op 'die helden van vroeger met hun VOC-mentaliteit' en wil niet horen dat de Nederlanders in die tijd tot de wreedste slavenhandelaren behoorden. ‘Zwijg erover en wees trots’ is hun motto. Zou het hier ooit ook zover komen dat de boeken over dat misdadige slavernijverleden, net als in de conservatieve staten in de VS, uit de bibliotheken worden gehaald en leraren strafbaar worden als ze over dat verleden les geven? 

 

Het is 160 jaar geleden dat dit land, in 1863, de slavernij in haar koloniën afschafte. Althans, in formele zin. In ons Suriname moesten ze na de 'vrijlating' nog 10 jaar ‘gratis’ op de plantages doorwerken. Ontvingen de tot slaaf gemaakten daarna een schadevergoedinkje voor hun lijden? Nee, natuurlijk niet, maar gelukkig kregen de plantagehouders wél een ruime compensatie voor het verlies van hun menselijk bezit. Die compensaties aan de slavenhouders konden, in euro’s van nu, oplopen tot meer dan een miljoen per plantage.

 

Het is pás 160 jaar geleden, maar er zijn ons land nog steeds heel veel onwetende zultkoppen zonder enig empathisch vermogen die vinden dat de herdenking van de afschaffing van de slavernij maar linkse flauwekul is. Afgedwongen door woke-types, voegen ze er tegenwoordig gretig aan toe. Onder de bezielende ophitsing van de rechtse populisten worden vooral de excuses voor dit bloedige verleden en het fonds voor ereschuld-projecten gehekeld. ,,Waarom zou je excuses aanbieden voor iets wat al zo lang geleden is en waarom moet er altijd weer geld beschikbaar komen voor slachtoffers van vermeend onrecht?” aldus de spreekbuizen van de intellectueel-minder-bedeelden. Hun botte ongevoeligheid stuit nu eenmaal nooit op morele grenzen, met als inzet: hoe bagatelliseer je een misdaad tegen de menselijkheid? Het effect van dit soort cynisme werd laatst weer duidelijk: in Vlissingen werd het Slavernijmonument beklad met racistische leuzen. Zo zijn onze manieren. Zo worden woorden omgezet in daden. Overigens: als de staat excuses maakt voor een fout verleden betekent dat natuurlijk niet dat ook de huidige generatie voor die wandaden verantwoordelijk gehouden wordt, maar wel dat de staat erkent dat het een schandvlek in onze gemeenschappelijke witte geschiedenis is, die veel nazaten van de slachtoffers nog steeds bezig houdt. Daarom is excuses aanbieden ook een kwestie van beschaving.

 

Los van het gegeven dat Nederland in euro’s van nu vele miljarden aan de slavernij heeft verdiend en elke compensatie voor het aangerichte leed een fooi is: hoezo, het is al zo lang geleden? Het is nog máár 160 jaar geleden en de slavernij is, met de Holocaust (80 jaar geleden) een van de grootste misdaden ooit gepleegd. Het is een iconische fenomeen dat nooit verjaart en dat, net als de massamoord op 5 miljoen Joden, doorwerkt tot op de dag van vandaag. De nazaten worden hier nog steeds geconfronteerd met sociaaleconomische achterstanden en alledaags en institutioneel racisme.  Ook dit vinden de witte sympathisanten van rechts-populistische politici en opiniemakers maar onzin en een vorm van irritant slachtofferdenken.

 

Onze koloniën in de West zijn die uitbuiting en roofbouw van toen, en de jaren daarna, nooit te boven gekomen. Het zijn altijd wingewesten gebleven. Nederland heeft er nooit serieus geïnvesteerd in de sociaaleconomische ontwikkeling. En toen er niets meer te halen viel, heeft men de problemen over de schutting gegooid en...red je maar. Maar nu vinden we het wel raar dat dat niet is gelukt. 

 

Het is treurig dat de excuses voor ons slavernijverleden pas dit jaar loskomen. Maar beter laat dan nooit. Er resten nu nog twee ferme besluiten: 1. het fonds voor ereschuld-projecten moet ruimhartiger worden gevuld met meer dan die luizige € 200 miljoen. Alleen de Oranjes hebben al een half miljard aan de slavenhandel verdiend. En 2. het besluit moet worden genomen om van Keti Koti (verbreek de ketenen) een nationale herdenkingsdag te maken, net als de jaarlijkse herdenking van de Holocaust. Want als je dit soort historische schandvlekken niet steeds herdenkt, wordt het vergeten…en als je het vergeet, wordt de kans dat het weer gebeurt alleen maar groter.

 

In weinig landen is 'het volk' zo onwetend en ongeïnteresseerd als hier als het gaat om de nationale geschiedenis en haar inktzwarte bladzijden. Een groot deel wil maar niet erkennen dat ook 'wij' zulke misdaden konden plegen. Dat superioriteitsdenken gaat ons nog eens lelijk opbreken. Het motto dat het denkende deel der natie daarom moet blijven uitdragen is: blijvend herdenken = blijvend herinneren = herhaling voorkomen.

 

82.  De aarde wordt t.z.t. opgeslokt door de zon…..hoe lang hebben we nog?

 

In ‘ons’ sterrenstelsel, de Melkweg, zijn er tot dusver meer dan 100 miljard sterren geteld, elk met hun eigen planeten en manen. Eén van die sterren is ‘onze’ zon. Maar naast de ‘eigen’ Melkweg zijn er nog zeker 100 miljard andere sterrenstelsels, ook weer met hun vele miljarden sterren en hun planeten. Astronomen schatten het  aantal sterren in het universum op 100 miljard x 100 miljard sterren = 10 triljard sterren …1000.000.000.000.000.000.000. (een 1 met 22 nullen). En als we toch met grote getallen aan het rekenen zijn….het aantal sterren in het heelal is, volgens de meest actuele schatting, 100 x zo groot als het aantal zandkorrels op aarde. Geen idee hoe ze dat berekend hebben.

 

Bij feiten over het heelal gaat het altijd over nauwelijks te bevatten grote getallen, astronomische getallen dus. Niet alleen over die talloos miljarden sterren en planeten en de vele miljoenen lichtjaren afstand tussen die hemellichamen, maar ook over de tijd die er reeds is verstreken sinds ‘het begin’, de oerknal, ruim 14 miljard jaar geleden, toen een nano-hoeveelheid materie in een paar seconden uiteenspatte tot een immens universum met een onvoorstelbare hoeveelheid materie, en maar bleef uitdijen tot op dit moment …en wanneer stopt het? En krimpt het dan op enig moment weer in tot een speldenknop, waarin alle materie is samengeperst, waarna er weer een nieuwe oerknal kan plaatsvinden?

 

Astronomen voeren hierover een heftige richtingenstrijd over die voor leken niet te volgen is, maar wel mysterieus boeiend blijft. Het draait uiteindelijk ook steeds weer om velerlei filosofische vragen: wat was er vóór de oerknal? Niets? Geen materie en ook geen tijd? Maar kan er ooit geen tijd zijn geweest? Of kan er iets uit niets ontstaan? Dat lijkt op toveren. Maar is er dan altijd ‘iets’ geweest waaruit iets anders kon ontstaan? Ook dat lijkt onwaarschijnlijk. Want alles moet toch een begin hebben? 

 

Deze materie is op dit moment zelfs voor meest briljante insiders nog te complex om het in z’n essentie te doorgronden en daarom was het ook zo leuk toen astronomen recent met iets kwamen wat wel (een beetje) te volgen was: wetenschappers hadden voor het eerst op een indrukwekkende foto vastgelegd hoe een planeet in één keer werd opgeslokt door een stervende ster. Een lot dat ook onze aarde wacht ….over een paar miljard jaar.

 

Het was al veel langer bekend dat planeten in bijna elk sterrenstelsel op enig moment worden opgeslokt door sterren. Maar deze foto is ‘van dichtbij’ genomen op een afstand van ‘slechts’ twaalfduizend lichtjaar. Een afstandje van niets in een universum waarin we al snel rekenen met miljoenen lichtjaren. Maar met de huidige rakettechnologie zouden we er toch méér dan 10 miljoen jaar over doen om de ster op die foto te bereiken.  

 

De spectaculaire foto is niet met een mobieltje gemaakt. Zelfs niet met het meest geavanceerde fototoestel ter wereld. De foto is geconstrueerd door de meest actuele waarnemingen van radiotelescopen vast te leggen in complexe wiskundige formules die vervolgens door de computer zijn omgezet in beelden. 

 

Onze aardbol wacht hetzelfde lot zeggen de onderzoekers. Over zo'n vijf miljard jaar zal onze zon sterven en exploderen. Bij die uitbarsting zullen de aarde, Mercurius en Venus worden opgeslokt. De homo sapiens zal van dat opslokken niets merken, omdat de aarde dan al vier miljard jaar bestaat uit verschroeid gruis, waar al lang voor die tijd geen leven meer mogelijk was.

 

Die verschroeiing van de aarde zal dus binnen een miljard jaar een feit zijn. Ver daarvoor zal de homo sapiens het loodje al hebben gelegd. Dit zijn allemaal zekerheidjes. Alleen onzeker is nog wanneer dat proces van homo sapiens-extinctie zal starten. En wat de oorzaak daarvan zal zijn. Zal het de versnelling in de opwarming zijn? Of maken we er nog wat sneller een eind aan middels een mondiale kernoorlog? Rekken we het bestaan nog duizend jaar? Of zitten we er binnen honderd jaar een punt achter? En maakt dat eigenlijk nog wel uit?

 

We hebben in feite de keuze tussen het menselijk leven zo rationeel, geleidelijk en humaan mogelijk uit te faseren of er een hel van maken waarin iedereen tegen iedereen voor het bestaan vecht en alleen de sterken het wat langer kunnen volhouden dan de zwakken. Zelfs de geboren optimist moet toegeven: het gaat op enig moment niet leuk meer worden.  

 

83. De klimaatcrisis: de veroorzakers nemen de slachtoffers die er iets aan willen doen vaak de maat.

 

Het klimaatbewustzijn loopt, denk ik, dwars door de generaties heen. Ik kan er niet direct cijfers over ophoesten, maar ik heb het idee dat jongeren zich in gelijke mate wel of geen zorgen maken over de verwoestende gevolgen van een verdere opwarming van de aarde als de ouderen. Die mate van bezorgdheid is grofweg in drie hoofdcategorieën te verdelen: een deel van de burgers ziet het probleem niet en maakt zich er zeker niet druk om, een deel ziet het wel, maar vindt niet dat de overheid strenge beleidsmaatregelen moet nemen waar zij als burger last van hebben en is ook niet bereid om het eigen gedrag serieus te veranderen en dan is er nog een derde deel dat wel vindt dat de overheid hard moet ingrijpen en dat ook zelf bereid is het eigen gedrag (een beetje/veel) te veranderen. Die laatste groep is nog steeds een minderheid als we naar het politieke krachtenveld kijken. Dus een serieus klimaatbeleid kunnen we voorlopig wel op ons buik schrijven. Veel plannen, weinig harde maatregelen.

 

Binnen die laatste groep is er een handjevol klimaatbezorgden, meest jongeren, die bereid zijn om met ‘irritante acties’ dwingend aandacht voor de opwarming te vragen. Ze willen met vreedzame buitenparlementaire acties klimaatmaatregelen afdwingen die sneller tot meer resultaat leiden. Extinction Rebellion is zo’n beweging. Ze worden gehaat door de klimaatonverschilligen en door hen geframed als halve terroristen, maar ze zijn ook niet echt populair bij types die wel  vinden dat er iets aan de CO2-uitstoot gedaan moet worden, maar die tegen acties zijn waar zij zelf ook wel eens last van zouden kunnen hebben: de autoweg blokkeren of een concert verstoren. Dat vinden ze contraproductief, wat het niet is, want er is door die 'irritante acties' nog nooit zoveel media-aandacht voor de boodschap van Extinction Rebellion geweest als het afgelopen jaar en hun aanhang groeit snel.

 

In één van die kwekprogramma’s zag ik laatst een korte confrontatie tussen twee leden van Extinction Rebellion en twee ‘oudjes’ die er niets van de beweging moesten hebben. Eerst zei een hoogblonde vrouw van zeer middelbare leeftijd, die zo kunstmatig bruin was dat het leek alsof ze twee dagen met haar gezicht in een tosti-ijzer had gelegen: ,,Als die Afrikanen niet zo fokten, zouden ze niet zoveel kinderen hebben en zouden ze ook niet zoveel droogte en honger hebben.” Kijk, zo cynisch en dom kun je de door ons veroorzaakte opwarming ook wegredeneren en die bij mensen neerleggen die er part noch deel aan hebben. Vervolgens kwam er een oude heer aan het woord, gekleed in driedelig bruin, die heel deftig zei dat ie ook wel bezorgd was over het klimaat, maar de gewelddadige acties van Extinction Rebellion afkeurde. Hij vond, in zijn nette pak, het blokkeren van rijkswegen blijkbaar al ‘gewelddadig’.

 

Daarna was het aangenaam en hoopgevend om te luisteren naar de zeer genuanceerde reacties van de jonge ‘rebellen’. Ze gingen niet met gestrekt been op al die onzin van de twee oudjes in, maar zetten beheerst en welbespraakt de feiten op een rij:

  1. De grote, ontwrichtende droogte in Afrika heeft niets te maken met de bevolkingsgroei, die ook daar afneemt, maar wel met de opwarming van de aarde door de CO2-uitstoot die daar nauwelijks plaatsvindt, maar voor 90% in de welvarende landen. Wij de lusten, zij de lasten.
  2. Een land als Nederland heeft, zoals de meeste westerse landen, een ecologische voetafdruk die meer dan 2x zo hoog is als de aarde kan dragen, terwijl de gemiddelde voetafdruk van Afrika slechts een fractie daarvan is.
  3. Extinction Rebellion voert nooit gewelddadige acties. Dat is een eis die aan alle deelnemers wordt gesteld: nooit enige vorm van agressiviteit tonen, ook niet tegen de politie als die wel geweld gebruikt.
  4. Maar wat zijn ‘gewelddadige acties’? Wat is gewelddadiger: de grootschalige uitstoot van CO2 die leidt tot een opwarming die hele gebieden onleefbaar maakt en vele miljoenen op de vlucht drijft of acties die juist de bedrijven met veel fossiele uitstoot plat proberen te leggen?
  5. Als we nu geen rigoureuze maatregelen nemen, als overheden en individuen, dan bereiken we binnen 10 jaar een situatie die onomkeerbaar leidt tot een opwarming van gemiddeld tussen de 2 en 3 graden, een opwarming die leidt tot zulke extreme weersituaties, dat er honderden miljoenen slachtoffers te betreuren zullen zijn, vooral in de arme delen van de wereld die geen bijdrage aan de opwarming hebben geleverd. Hoezo je boos maken over wat soep op de glasplaat voor het schilderij van een oude meester.

 

Tot zover de samengevatte reacties van de jongeren in het programma. Het waren misschien wel de ideale schoonzonen en -dochters en ze waren natuurlijk niet representatief voor hun generatie, maar toch goed dat we ook hun stem eens in de media horen. Ze hadden de gave van het woord, waren inhoudelijk heer en meester over de materie en maakten zich oprecht en goed onderbouwd zorgen, niet alleen over de toekomst van de mensheid, maar ook over hun eigen toekomst. Een toekomst die verknald dreigt de worden door een generatie die voor al die rotzooi verantwoordelijk is, er zelf wel zeer van heeft geprofiteerd en dat ook graag zo houden wil.

 

En als een deel van die oude knarren dan probeert de actievoerders de maat te nemen als ze fel in actie komen, denk ik: van mij mogen die acties nog wel wat harder, want er staat teveel op het spel om het over te laten aan de veroorzakers die denken: na mij de zondvloed.

 

84.  Moet een nepnieuws-omroep met stuitende meningen uit het bestel gemieterd worden? Toch maar even niet doen.

 

De ene keer denk ik ,,flikker ze toch uit het omroepbestel”, maar vervolgens begin ik dan weer te twijfelen. Wat moeten we aan met de extreemrechtse omroep Ongehoord Nederland ? Je hoeft alleen maar een paar maal per week een paar minuten met een wasknijper op de neus naar die kakelende gifmengers te kijken/luisteren en je weet met welk volk je van doen hebt: racistische complotdenkers die onze liberale democratie willen slopen, apologeten van het autoritaire Rusland en haar grote leider, pleiters voor een samenleving die weer keurig blank is en van alle smetten vrij en verkondigers van de ‘omvolkingsthese, waarin de fatsoenlijke partijen er van worden beschuldigd dat zij hier ‘andere volkeren’ massaal naar binnen willen halen, enkel om de eigen blanke bevolking te vervangen. De leugen en de haat regeren er. Terwijl de Belgische omroepen het radicalisme in de ban hebben gedaan en de politiek er een corridor sanitair voor heeft opgetrokken, hebben wij hier het rechtsextremisme genormaliseerd door het een podium gegeven aan de talkshow-tafels en zelfs een eigen omroep werd hen gegund. 

 

De op zich goed gebekte ON-crew met haar hoogopgeleide, maar moreel en politiek totaal ontspoorde dwaallichten, bedient zich vooral van halve waarheden en hele leugens …op een niveau waar Fox News nog een puntje aan kan zuigen. Het blijkt behoorlijk goed te scoren bij het boze deel der natie, dat voor 100% in de eigen bubbel leeft waarin feiten geen rol spelen. Ze willen alleen bevestigd worden in hun treurige vooroordelen en hun cynische haat tegen de overheid, de politici, de experts en iedereen die hen vertrouwt. ON bedient die doelgroep op hun wenken.

 

Maar waarom zou de belastingbetaler aan die stinkende beerput van weerzinwekkende opvattingen moeten meebetalen? Er verschijnt nu al zoveel publieke gefinancierde rommel, je moet toch ergens een grens trekken? Zelf hoop ik ooit op een Kamermeerderheid die ons publieke bestel tot op de fundamenten opblaast en er totaal nieuw gebouw voor in de plaats zet: een soort BBC, waarin kwaliteit, objectiviteit, redelijkheid en beschaving als een rode draad door alle programma’s lopen en alle politieke bagger, het nepnieuws en het goedkope amusement geloosd worden naar de ‘commerciëlen’. 

 

Maar bij leven zal ik zo’n soort reinigende revolutie nooit meemaken: een fatsoenlijke Nederlandse BBC zal een ‘hope in vain’ blijven. Maar misschien dan wel zoveel mogelijk het nepnieuws en de fascistische opjutterij er uit blazen? Ja natuurlijk, om te beginnen met ON, en wel zo snel mogelijk. Althans dat dacht ik eerst. Maar Max Pam reikte de lezers van zijn Volkskrant-column een argument aan dat mij, zeer tegen mijn gevoel in, van gedachten deed veranderen.

Pam maakte daarbij gebruik van de redenering van Karel van het Reve die stelde dat als je in dit land alles mag zeggen wat je wilt, dat je dan ook al die dingen mocht zeggen die velen misschien wel vreselijk vinden om te horen. Van het Reve had natuurlijk gelijk. Een van de belangrijkste grondrechten van een liberale democratie is de vrijheid van meningsuiting en die geldt nu juist voor die opvattingen die niet worden gepruimd door de staat, door een religieuze groep, door een elite of door de meerderheid van de bevolking. Die groepen hadden vroeger dan de sterke neiging om die ongewenste meningen te verbieden en de verkondigers ervan te straffen. Maar ja, in een rechtstaat kan dat verbieden en straffen in beginsel niet meer. Je mag hier immers alles vinden en zeggen, ook weerzinwekkende dingen, als je maar niemand bedreigt of oproept tot geweld. De vraagt blijft dan wel of je evidente leugens en opruiing met belastinggeld moet faciliteren.

 

ON is er nog niet door een rechter van beschuldigd dat ze met haar abjecte uitzendingen regels heeft overtreden of  strafbare feiten heeft gepleegd. Toch wil de NPO deze omroep, de dagelijkse spreekbuis van vooral PVV en Forum voor Democratie, uit het omroepbestel gooien. Maar ze heeft die ‘klus’ formeel op het bordje van de D66-staatssecretaris voor Cultuur en Media, Gunay Uslu, gedropt. Zij moet dus maar besluiten of ON mag blijven of moet verdwijnen.

Dit kan een fragmentatiebom worden die in haar handen ontploft, want Uslu zou bij een ON-uitsluiting extreemrechts heel wat munitie geven om de ‘zittende macht’ te beschuldigen van het monddood maken van personen met ongewenste meningen. Je hoort het ze de ether al in toeteren: ,,alleen de opvattingen en waarheid van de linkse elite mogen uitgezonden worden.” Zo'n kans op een lastercampagne kan de staatssecretaris ze maar beter niet geven, denk ik. Uslu en het al veelgeplaagde D66 zouden er heel veel publicitaire schade mee kunnen oplopen. En wat win je ermee? Er zullen elders toch weer nieuwe ON-achtige beerputten worden gegraven en gevuld. Er is nu eenmaal een markt voor dit soort shit en die zal bediend blijven worden. Aan de andere kant moet het gevaar ook weer niet overdreven worden: ze hebben gemiddeld 100.000 kijkers, krap anderhalve Kamerzetel. 

 

Ongevraagd advies: sloop hele bestel en vervang het door iets veel beters en zolang daar geen politiek meerderheid voor is, laat ON dan maar mooi nog even zitten waar ze zit. En zet daar om te beginnen als tegengif zoveel mogelijk hoogwaardige programma’s tegenover waarmee die cynische ON-rotzooi kan worden gemarginaliseerd. Maar of dit laatste lukt, is misschien ook weer 'hope in vain'.

 

85.  Wie kennen de schrijver Willem Frederik Hermans en zijn boeken nog? (1)

 

Aan het eind van hun prachtige boek “HET UNIVERSUM VAN WILLEM FREDERIK HERMANS” (2023) uiten de auteurs Max Pam, Hans Renders en Piet Schreuders hun droefenis over de schijnbare teloorgang van de Nederlandse literatuur van vóór het jaar 2000. Die lijkt, verzuchten ze op pagina 419 ,,te zijn opgeslokt als een Fokker Friendship in de Bermudadriehoek”. Hoeveel lezen er de schrijvers uit de vorige eeuw nog? Wat weten we nog van hun levens, hun vetes en vriendschappen en hun maatschappelijke betekenis? Bar weinig, zo blijkt uit  onderzoek. Er zijn heel wat aanwijzingen dat het vak Nederlandse literatuur op de middelbare scholen al geruime tijd op weg naar de afgrond is, een ontwikkeling waar de twintigste-eeuwse schrijvers als eerste de dupe van worden. Ook op de universiteiten verschrompelt de betekenis van het vak Nederlandse Literatuur, steeds minder jongeren willen het studeren. ,,Het gaat er om dat er in het Nederlandse cultuurlandschap iets verschrikkelijks is gebeurd met de liefde voor en de kennis van onze literatuur. Een calamiteit, een catastrofe, een drama, een onheil, een ramp waarbij de ondergang van de Titanic in het niet zinkt."  Aldus Max Pam cs op blz 419.

 

Hoe ‘groot’ de schrijver W.F. Hermans is, moge dan niet blijken uit de omvang van zijn huidige lezerspubliek, maar wel uit de literaire kwaliteiten van zijn belangrijkste werken. En ook uit de omvang van zijn imposante oeuvre. Je wordt er duizelig van en vraagt je af: waar haalde hij nog de tijd vandaan om zoveel ruzie over zoveel schijnbaar nutteloze zaken te maken? Of waren die ergernissen, boosheid en minachtig de brandstof om zijn schrijversmotor op volle toeren te laten draaien? Recent is alles wat hij heeft geschreven gebundeld in 24 verzamelbanden onder de titel “De Volledige Werken”(samen meer dan 20.000 blz).  Gemiddeld kosten ze € 50 per deel. Moedig van de uitgeverBen benieuwd hoeveel ervan verkocht worden. Hij is van de "Grote Drie' wel de enige van wie al zijn werken verzameld zijn en nog in de boekhandels liggen. Dat is al heel wat.

 

86.  Wie kennen de schrijver Willem Frederik Hermans en zijn boeken nog? (2)

 

Van Mulisch, Reve en Hermans heb ik mij als niet-literair geschoolde lezer altijd afgevraagd waarom juist zij als de beste naoorlogse schrijvers werden gecanoniseerd: de 'Grote Drie'. Waarom zat b.v. Jan Wolkers daar niet bij? Overtuigende argumenten heb ik nooit kunnen vinden. Het zal vooral op gezag van de wetenschappers in de literatuurgeschiedenis zijn gebeurd. Die zullen 'harde' literaire criteria hebben bedacht op basis waarvan ze hebben kunnen bepalen wie er tot het exclusieve groepje van ‘de grootste naoorlogse schrijvers’ behoorden.

 

Als ik, simpele lezer, uitga van mijn persoonlijke voorkeuren vind ik Harry Mulisch de meest overschatte van de vier: een pedante praatjesmaker, geforceerd complex en elitair in z’n thema’s en taalgebruik en politiek behoorlijk modieus c.q. dubieus. Vanwege z’n sympathieën voor de Castro-dictatuur lag ie in de jaren zeventig heel goed bij linkse intellectuelen. Daarna werd Mulisch, net als Mao-sympathisant Sartre, politiek niet meer echt serieus genomen. Jan Wolkers was in de publieke beeldvorming de aardigste van de vier. En hij kon in interviews beeldend vertellen. Maar z’n meeste boeken na Turks Fruit waren niet bepaald bijzonder. Gerard Reve was decennia lang de meest humoristische en cameragenieke causeur in ons taalgebied, schreef prachtige brieven en mooie korte verhalen, maar een groot schrijver met een aansprekend oeuvre, dat ook internationaal aandacht trok? Dacht het niet.   

 

Willem Frederik Hermans daarentegen vond, en vind ik nog steeds, de beste van de ‘grote vier’: kraakhelder proza met veel zeggingskracht, scherpe observaties en sterk appellerend aan de  verbeeldingskracht van de lezer. Maar ook zijn complexe en grillige persoonlijkheid maakte hem tot een boeiend fenomeen van wie je zoveel mogelijk wilt weten. Hij was het tegendeel van modieus en alles behalve politiek correct. De mensen die hem goed kenden zeiden dat het met zijn ‘humeuren’ alle kanten op konden gaan: attent, verlegen, aimabel, humoristisch en hoffelijk, maar vaak ook chagrijnig, hard, onaangenaam, kwaadwillend, kinderachtig, snel gepikeerd, rancuneus en onverdraagzaam. Hij kon verbaal keihard uitdelen, maar zelf maar heel weinig kritiek van anderen incasseren. Niets eigenlijk. Ook leed hij aan 'mensenvrees'. Zelf zei hij daarover dat hij na een kennismaking vaak dacht: ,,hoe kom ik van deze mensen af?" Hij heeft, vaak om ‘kleine dingetjes’, heel wat vriendschappen van de ene op de andere dag verbroken. Een verkeerd woord....enige sympathie tonen voor iemand aan wie hijzelf een hekel had.....en je viel in ongenade. Dat liet ie de betreffende persoon zelf direct weten of hij speelde het via iemand anders. Maar meestal reageerde hij niet meer en liet het doodbloeden. Slechts een enkeling kon, met veel apaiseren, zijn kritische toetsen doorstaan en haalde als vriend 'de eindstreep'.

 

Van deze Willem Frederik Hermans heb ik in 1970 op de RUG te Groningen korte tijd colleges gehad. Hij was daar lector fysische geografie en gaf colleges klimatologie aan eerstejaars. Het waren vreemde colleges. Hij begon met een combinatie van hoorcolleges en responsiecolleges. In het luister-deel las hij uitermate saai voor uit zijn syllabus en in het responsie-deel stelde hij scherpe vragen aan zijn gehoor over de stof die moest worden voorbereid. Willekeurig pikte hij  een stuk of vijf slachtoffers uit de ca 80 eerstejaars die op de eerste colleges nog aanwezig waren. Die wisten meestal van toeten noch blazen, want colleges voorbereiden deden de meeste studenten ook toentertijd al niet. Dus zette WFH ze meedogenloos voor joker. Steeds minder studenten durfden naar de colleges te komen uit angst eruit gepikt te worden voor een cynische ‘roast’. Op enig moment vond ie dat er te weinig studenten aanwezig waren, deelde mee dat hij daarom met deze colleges stopte en dat de studenten die echt in de stof geïnteresseerd waren zich voortaan op zijn kamer konden vervoegen. Omdat de meesten dat niet aandurfden, of gewoon geen zin hadden, zaten daar op enig moment een man of zes voor zijn privé-colleges. Boeiende sessies. Geen cynisme of afzeiken. Maar een aardige  WFH die de stof goed uitlegde. Het waren, zo zou blijken, zijn laatste onderwijsactiviteiten. 

 

Dat stoppen met die hoor- en responsiecolleges voor de grote groep studenten werd een  mega-rel die WFH uiteindelijk de kop kostte. Een aantal studenten ging protesteren bij de hoogleraren die het toen op het Geografisch Instituut voor het zeggen hadden: professor Keuning en professor Tamsma. Beide heren konden het bloed van Hermans wel drinken en dat was omgekeerd ook het geval. Het vuur werd stevig door de media aangeblazen en er werden zelfs Kamervragen over gesteld, waarna ook minister Jan de Koning zich ermee ging bemoeien. Hermans moest hangen.

 

87.  Wie kennen de schrijver Willem Frederik Hermans en zijn boeken nog? (3)

 

In 1972, als het conflict tussen Willem Frederik Hermans en het Geografisch Instituut zijn hoogtepunt/dieptepunt/climax bereikt en Hermans al meer dan een jaar geen colleges meer geeft, schrijft hij een brief van 12 kantjes en 15 bijlagen aan het Dagelijks Bestuur van de Groningse universiteit. Aan het eind van zijn ‘uitleg’ vat hij zijn oordeel over de veroorzakers van de op hem gepleegde karaktermoord als volgt samen:

 

 “Niet de bijvakdocent (Hermans) is de oorzaak van de onrust op het Geografisch Instituut, waar ik zonder noodzaak nooit kom, maar dat zijn de hoofdvakdocenten.

Dat is Professor Keuning die zich, uit angst in de schaduw te worden gesteld, zoveel mogelijk heeft omringt met nulliteiten. Een uiterst beperkte geest pogend aan te kleden met versleten stadhuistaal; niet voor rede vatbaar en zijn foute beslissingen doordrijvend met list en bedrog, is zijn dwangmatig urenlang vergaderen over niets geen poging tot “communicatie”. De diepste bedoeling daarvan is anderen medeplichtig te maken aan zijn geestelijk bankroet.

Dat is Professor Tamsma, een niet professorabele figuur, die tot zijn eigen en andermans ongeluk toch hoogleraar is geworden, dankzij Professor Keuning’s voorkeur voor nulliteiten. Een man die, blijkens zijn platvloerse uitlatingen, elke innerlijke beschaving mist. Overigens niet geheel van inzicht verstoken, als hij zichzelf en zijn medewerkers in het Algemeen Dagblad van 29 dec. ’71 als “de prostituees van het ministerie kenschetst. Kan het treffender?

Een intrigant die, stervend van jaloersheid, de door hem benijde poogt te bekladden met uit boulevardbladen nagezanikte oudewijvenpraat van collega’s die niet minder afgunstig zijn dan hij. Een karakterloze, partijtrekkend voor anonieme telefoonpiraten en karakterloze belhamels, die hun namen niet durven te noemen als zij het woord mogen voeren op een responsiecollege.

Een held zonder glorie die zich de ene keer achter een reeds naar elders vertrokken medewerker verschuilt en de andere keer achter onnozele eerstejaarsstudenten, waarvan zeventig procent niet in de wieg is gelegd om het tweede jaar te halen en hoogstens tien procent de op vijf jaar begrote studie binnen twaalf jaar zal weten te voltooien…"

 

Het hele verweerschrift waarin deze heerlijke passages zijn opgenomen, staat in het prachtige, net verschenen boekwerk “HET UNIVERSUM VAN WILLEM FREDERIK HERMANS" , (blz 207 en 208). In 2016 schreef Willem Otterspeer al de sterke tweedelige biografie over WFH: “De zanger van de wrok” en “De mislukkingskunstenaar”. Mooie titels overigens. Het boek van Pam cs is echter een heel bijzondere aanvulling op deze beide werken.

 

De kongsi van eerstejaars studenten, een paar hooggeleerde baasjes, de media, Kamerleden en een minister had succes. September 1973 werd aan Hermans eervol ontslag verleend en vertrok hij met vrouw Emmy en zoon Ruprecht naar Parijs. In zijn boek “Onder professoren” (1975) kon hij veel van zijn frustraties over de z.i. onbeduidende wetenschappers die hem in Groningen omringden kwijt. Maar het was toch een tragedie. De schrijver was weliswaar een uiterst complexe, niet makkelijke man, maar op de RUG is hem ook veel onrecht aangedaan. Een universiteit moet soepel kunnen omgaan met kleurrijke querulanten die goed in hun vak zijn. Zo’n type moet je toch koesteren? Maar WFH en Groningen waren een slechte match. We hebben wel een mooi boek aan Hermans' weerzin tegen 'Groningen' overgehouden. Hoewel niet zijn beste boek. Een zeventje.

 

De 'grootste' schrijver van Nederland overleed, zwaar hoestend, op 27 april 1995, aan longkanker, in het Academisch Ziekenhuis van Utrecht, 73 jaar oud. Dit was wel de man die in 1971 de P.C. Hooft-prijs in ontvangst weigerde te nemen omdat hem in de toekenningsbrief van de toenmalige minister Piet Engels fl. 18.000 was beloofd, maar dat bleek een vergissing....die 1 van f.18.000 bleek achteraf verkeerd te hebben gestaan. Het moest fl. 8000 zijn i.p.v. f. 18000. Het was kleinzieligheid versus kleinzieligheid, een debatje dat door W.F. met een humoristische reactie op punten werd gewonnen. Zoals bijna altijd, ook als ie evident ongelijk had. Een misantroop die gewoon erg goed kon schrijven. 

 

88.  De Groenen zouden ook maar eens naar hun eigen veel te hoge ecologische footprint moeten kijken.

 

Ook over het klimaatbewustzijn van GroenLinksers en D66-tigers moeten we maar eens een stevige babbel opzetten. Ondanks dat zij, als geen ander, vrij precies weten hoe ecologisch verantwoord te leven, is hun ‘footprint’, zoals van alle hoger opgeleide, goed verdienende progressieve burgers gemiddeld 2x zo hoog is als die van de lager opgeleiden met weinig inkomen. Die laatste groep moet (dan ook) weinig hebben van een duur klimaatbeleid, waarvan vooral zij de gevolgen in hun portemonnee gaan merken. De urgentie van een strenger klimaatbeleid lijkt me evident, maar het lukt alleen als 'de pijn' van al die maatregelen rechtvaardig verdeeld wordt. 

 

Als je goed in de slappe was zit, heb je meestal ook veel meer ‘spulletjes’, maak je meer verre vakantiereizen, woon je in grotere huizen, rijd je in meer staal vragende auto’s, gebruik je meer energie, etc. Kortom: het consumptiepatroon en mobiliteitsgedrag van de hoger opgeleiden produceert direct en indirect veel meer CO2 dan dat van de groepen die minder te besteden hebben. En dus is het logisch dat de mensen die maar net rond kunnen komen, gaan protesteren als zij door een vlees-tax, een vlieg-tax en een benzineauto-tax juist die zaken die ze leuk en lekker vinden niet meer kunnen doen. Zij zien drommels goed dat zij met al die extra belastingen op den duur niets meer kunnen en dat vliegen, vlees en autorijden over enige tijd het privilége van de happy-few wordt.

 

Degenen die nu al de grootste ecologische footprint hebben, kunnen dus gewoon doorgaan met wat ze deden omdat ze het kunnen betalen en de burgers met de minste centjes en de laagste footprint moeten stoppen met de leuke dingen die ze zich net aan konden veroorloven. Zal het zo gaan in Nederland? Zal het zo gaan in de wereld? Ik denk dat dat niet gaat gebeuren en dat ‘het volk’ in opstand zal komen. Net zoals de landen die nauwelijks een bijdrage hebben geleverd aan de opwarming het ook niet zullen pikken dat zij moeten lijden onder een streng klimaatbeleid, uitgedacht in de hoogontwikkelde landen, die voor de ‘troep’ verantwoordelijk zijn.  

 

Grote groepen burgers zullen het nooit accepteren dat lekker eten, ‘leuke spulletjes’, vliegen en autorijden door al die extra klimaatgerelateerde belastingen exclusieve voorrechten voor de hogere inkomens worden. Als dit de uiteindelijke consequenties zijn van het ‘aangescherpte klimaatbeleid’ dat onze overheid voor ogen heeft, dan gaat het niet gebeuren. Die maatregelen zullen er langs democratische weg nooit komen, vrees ik. 

 

Het verzet daartegen lijkt me ook gerechtvaardigd. Het zullen vooral de bedrijven en hogere inkomens met hun veel te grote ecologische footprint moeten zijn die voor het kostbare klimaatbeleid gaan betalen. En het vliegen en rijden van benzineauto's moet voor iedereen drastisch beperkt worden.....of voor niemand. Een 'vliegrantsoen' is daarom veel eerlijker dan een vlieg-tax. 'Vliegen, vlees en benzine op de bon'. Het is vooral een gedachte-experiment, want zoiets is natuurlijk politiek en  uitvoeringstechnisch vooralsnog onhaalbaar.

 

89.  Voor populistisch-rechts gaat het de verkeerde kant op, maar voor links gaat het veel te langzaam: hoe komt een regering hier uit?

 

Niets is zo treurig en hachelijk als het moeten verloochenen van je eigen afkomst. Maar het moet toch gezegd worden: als de lager opgeleide burgers uit wat we vroeger de arbeidersmilieus noemden het voor het zeggen zouden hebben, dan zou er in Nederland weinig natuur overblijven, maar zou er absolute prioriteit worden gegeven aan de vervuilende boeren, goedkoop vliegen en benzineauto’s. En het tegengaan van de opwarming, voldoende aantrekkelijke natuur, schoon water, vruchtbare bodems of gezonde lucht? Het heeft bij hen geen topprioriteit. Dat zijn de economie en de eigen portemonnee. Dat is ook wel begrijpelijk als die portemonnee vooral leeg is en je de eindjes nauwelijks aan elkaar kunt knopen. 

 

Vanuit die invalshoek moeten er volgens populistisch-rechts ook zeker geen miljarden worden uitgegeven voor stikstofbeleid, natuurbeleid en klimaatbeleid. En verder zouden de grenzen potdicht moeten voor vluchtelingen en arbeids- en kennismigranten. Dat ons land met een dergelijke beleidspakket economisch instort, vervuilt en verrommelt en een internationale paria wordt, is niet iets wat de rechtse en populistische partijen, waar de lager opgeleiden in steeds grotere aantallen op stemmen, bezighoudt. Dat stemgedrag vloeit vooral voort uit de onvrede over de wijze waarop de overheid nu al weer jaren de problemen oplost, of, in hun zienswijze: juist niet oplost.

 

Dit alles blijkt uit een recent onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau, SCP, waarin 60% van de ondervraagden zegt ontevreden te zijn over wijze waarop de overheid het land bestuurt en ruimtelijk inricht. Waarbij aangetekend moet worden dat die ontevredenen wel in twee groepen uiteenvallen: de lager opgeleiden die vinden dat de zittende macht totaal verkeerde keuzes maakt en hun problemen niet oplost en de hoger opgeleiden die juist van mening zijn dat de beleidskeuzes op zich de goede zijn, maar dat het allemaal te langzaam en stroperig gaat en er teveel compromissen worden gesloten, die tot verwatering van het beleid leiden. Het progressieve deel van die laatste groep heeft dan weer te weinig oog voor het gegeven dat de zittende regering in het versplinterde politieke landschap met onwerkbaar veel partijen meestal zoveel water in de wijn moet doen, dat de wijn te vaak weinig kwaliteit meer heeft. 

 

Als het gaat om het actuele stikstofdebat maakt het SCP-onderzoek de grote verdeeldheid glashelder: 30% van de ondervraagden wil meer ruimte voor natuur, 30% wil meer ruimte voor landbouw en de middengroep van 40% is neutraal en wil beide, als het maar vrijwillig gaat . En een dergelijke verdeling geldt voor bijna alle belangrijke dossiers. Ga daar als regering maar eens chocola van maken. De partijen die m.n. de neutrale middengroepen vertegenwoordigen weten vaak niet met welk kamp ze in de beide Kamers meerderheden moeten organiseren. Welke keuze ze ook maken, er zal heibel in de flanken van hun partijen ontstaan. We zien dit nu perfect geïllustreerd in het Kamerdebat over het stikstoffonds van € 24,3 miljard. Links wil niet meedoen als de einddatum 2030 niet in de wet komt - ,,we gaan geen blanco check tekenen” - en populistisch-rechts vindt dat die miljarden over de balk worden gesmeten en doet sowieso niet mee als de einddatum 2030 er wél in komt – ,,want de boeren hebben zeker tot 2035 of nog langer nodig om de stikstofdoelen te halen”. Met welk deel van de Tweede en Eerste Kamer moet het kabinet dan een deal maken? Het zou een mirakel zijn als dit lukt.

 

Voor de burgers met negatieve sentimenten jegens de overheid die dit soort debatten niet of maar half volgen, is dit weer een voorbeeld van ‘politiek handjeklap’ of van een ‘gebrek aan doortastendheid van de regering’. Maar hoe zou het kabinet hier anders mee moeten dealen zolang er zoveel partijen in het parlement zitten en de drie hoofdstromen elk een andere kant uit willen? Dit is ook de belangrijkste reden waarom er nog geen landbouwakkoord is bereikt en waarom ook de asiel- spreidingswet waarschijnlijk in mul parlementair zand zal vastlopen, met rampzalige gevolgen. Dit stagneren van de democratische besluitvorming is niet zozeer alleen de Rutte-club te verwijten, maar zeker ook de beide Kamers waarin grote groepen dwarsliggers van populistisch-rechts alles willen blokkeren, alleen om het kabinet te laten vallen. Alsof dat een soort landsbelang is. 

 

De ontevreden burgers van Nederland zijn, zo blijkt uit bijna elk onderzoek, in grote getale best tevreden met hun eigen leven, maar zeer ontevreden met hoe het bestuurd wordt en bang voor de toekomst van het land. Dat ze daar middels hun vaak irrationele en zwak onderbouwde stemgedrag zelf ook debat aan zijn, landt vast niet overal in een vruchtbare voedingsbodem.

 

90.    Zijn schrijvers nog relevant in het maatschappelijk debat?

 

Schrijvers moeten vooral indrukwekkende boeken maken, maar moeten ze ook meedoen aan het maatschappelijk debat? Ze moéten natuurlijk niets, maar is het gewenst? Hebben ze een meerwaarde? Kunnen evident goede schrijvers door hun bijdragen het debat naar een hoger niveau tillen? Kan een schrijver aan zijn vermogen om goede boeken te schrijven ook het gezag ontlenen als het gaat om het duiden van maatschappelijke vraagstukken die niet tot zijn corebusiness horen?      

Lastige vragen waar, denk ik, geen simpele antwoorden op te geven zijn. Ja, erudiete schrijvers kunnen ongetwijfeld een meerwaarde hebben in het maatschappelijk debat over urgente vraagstukken. Net zoals eminente wetenschappers of filosofen dat kunnen. Maar aan de andere kant: waarom zou de mening van een goede schrijver over klimaatmaatregelen of de oorlog in Oekraïne relevanter zijn dan die van een goed ingevoerde politicus of wetenschapper? Daar kan ik geen argument voor bedenken. 

 

Als je je sporen hebt verdiend op het ene terrein maakt dat je nog niet gezaghebbend op een ander terrein. Er zijn tal van voorbeelden van juist het tegendeel. Een van de beste schrijvers van de 20-ste eeuw, Louis-Ferdinand Céline, deed vóór WO II actief mee aan het maatschappelijk debat Frankrijk. M.n. met hetzes tegen Joden en het Gele Gevaar. In afschuwelijke schotschriften betoonde hij zich een notoire antisemiet en racist. Hij had daarmee behoorlijk wat invloed op het denken van Franse intellectuelen in die tijd. En Jean-Paul Sartre deelde als oud baasje bij fabriekspoorten maoïstische pamfletten uit, maar zweeg in alle talen over Mao's massamoorden. Toch bleef hij ook, bijna seniel, een speler in het publieke debat. 

 

In Frankrijk hebben schrijvers zich altijd heel actief getoond in politieke discussies en gebruikten ze hun schrijversgezag om hun zeer linkse of zeer rechtse politieke opvattingen kracht bij te zetten. Nog steeds. Ze waren en zijn in die zin uitermate ‘politiek relevant’. Dat geldt ook voor veel schrijvers in de Oost-Europese landen tijdens de communistische dictatuur. De meest gezaghebbende schrijvers daar hadden een grote invloed op het morele kompas van de leidende politici van na de dictatuur. Vooral in politiek onvrije landen blijken de relevantie en het morele gezag van kritische en moedige schrijvers groot. De Amerikaanse schrijver Philip Roth schreef hierover: ,,Ik werk in een samenleving waar voor schrijvers alles kan en niets er toe doet, terwijl voor de Tsjechische schrijvers die ik in Praag ontmoette niets kan en alles er toe doet.” Roth was hier wel erg bescheiden over zijn eigen invloed als schrijver. 

 

Voor Nederland gaat Roths verzuchting wel op: de meeste schrijvers doen er hier niet toe in het maatschappelijk debat. Je ziet ze niet. Je hoort ze niet. En als dat per ongeluk dan wel eens gebeurt, denk je meestal: schoenmaker, hou jij je nu maar bij je leest. Al zijn er natuurlijk een paar zeer gunstige uitzonderingen, zoals Arnon Grünberg, Tommy Wieringa, Philipp Blom en Roxane van Iperen, schrijvers die ver wegblijven van de partijpolitieke ‘dingetjes van de dag’, maar de urgente maatschappelijke vraagstukken wel heel consistent vanuit een moreel perspectief kunnen analyseren.

 

Helaas hebben wij in dit kruidenierslandje dan niet de cultuur om de schrijvers die wel iets te zeggen hebben die ruimte op de buis dan ook ruimhartig te geven. Nog een reden om jaloers op Frankrijk en Duitsland te zijn, waar aan de grote schrijvers wel gevraagd wordt om op de tv hun opvattingen voor een groter publiek uit te leggen. Om de kijker wijzer te maken. WIJZER...Schrijvers kunnen daar laten zien hoe relevant ze zijn.  

 

91.  Ons vestigingsklimaat is ‘top’, maar het bedrijfsleven blijft toch inhakken op ‘de politiek’.

 

Er is weinig waar ik mij zo aan kan ergeren als aan burgers of bedrijven die het al goed hebben, maar toch blijven dreinen om méér. Een typisch voorbeeld van die houding is de klaagzang over ons vestigingsklimaat vanuit de lobbyclub VNO-NCW, waarin tegenwoordig vooral de grote multinationals op de trom lijken te slaan. Ons vestigingsklimaat zou, volgens VNO-NCW, door dit kabinet de laatste jaren (sinds D66 haar stempel op het beleid drukt) alleen maar onvriendelijker voor bedrijven zijn geworden: steeds meer bureaucratische regels, steeds meer belastingen voor bedrijven en steeds meer nieuw, ongewenst beleid.

 

Het kabinet is dus de gebeten hond. Het komt tamelijk gênant over: de bedrijven zijn in de watten gelegd in de coronaperiode, betalen een relatief lage winstbelasting en bieden lonen die ver achterblijven bij de inflatie, terwijl de winsten sky-high gaan. Het aandeel van de lonen in het Nationaal Inkomen daalt al vele jaren. We zitten nu op het laagste niveau in vijftig jaar. De bedrijven zorgen dus goed voor zichzelf en de aandeelhouders. Maar toch deugt de overheid, die dit helaas heeft gefaciliteerd, in de ogen van de bedrijven niet.

 

Dus gaan de bedrijven door met dreigen: als dit kabinet zo doorgaat, voorspellen ze, dan zal dat ten koste van de werkgelegenheid gaan. Waarbij ze wapperen met onderzoek waaruit zou blijken dat wel 23% van de bedrijven naar het buitenland wil vertrekken vanwege ons vestigingsklimaat.  Moeten we echt angst hebben dat bedrijven wegtrekken en de werkgelegenheid hier in gevaar komt? Deze bangmakerij van VNO-NCW komt niet erg geloofwaardig over. De banenmotor blijft in alle vitale sectoren, en vooral in de hightech-sector, op volle toeren draaien en in vele economische sectoren komen we juist vele mensen tekort. En dat zal voorlopig ook zo blijven. Niet het overheidsbeleid fnuikt de economische groei en bedreigt de werkgelegenheid, maar het beleid van díe bedrijven die zelf al vele jaren te weinig investeerden in opleiding, fatsoenlijk loon en een aantrekkelijk arbeidsvoorwaardenpakket.

 

Maar los hiervan: 95% van de bedrijven kan om verschillende redenen helemaal niet naar het buitenland. En wil dat ook niet. Want ze hebben het hier veel te goed. Ze krijgen het nergens beter. Uit elk internationaal onderzoek blijkt namelijk steeds weer: Nederland staat op nummer één als het vestigingsklimaat in de Europese regio’s met elkaar wordt vergeleken. Zo publiceerde "EU Regional Competitive Index" dezer dagen cijfers waaruit blijkt dat de economische regio’s in Nederland tot de meest concurrerende van de EU behoren. Een citaat: ,,Utrecht staat in de Europese ranglijst op één, gevolgd door Zuid-Holland en de regio Île de France (Parijs en omstreken). Ook Noord-Brabant (op 4), Amsterdam (5) en Gelderland (8) hebben een plaats in de top-tien. Geen enkele Nederlandse regio zit onder het EU-gemiddelde.”  

 

In het onderzoek worden alle EU-regio’s op 68 indicatoren getest. De Nederlandse regio’s scoorden in de top-10 of bovengemiddeld goed op indicatoren als: 1. de efficiëntie van overheidsinstellingen, 2. de kwaliteit van wetgeving, 3. de afwezigheid van corruptie, 4. het hebben van een goede infrastructuur, 5. de aanwezigheid van veel hoogopgeleid personeel en 6. het klimaat voor de introductie van innovaties. Dus juist op die indicatoren waar VNO-NCW en de multinationals zo op afgeven scoren wij beter dan de neeste regio’s in Europa. Wat willen die grote bedrijven in VNO-NCW nu eigenlijk. Nog minder regels? Nog hogere winsten? Nog lager lonen? Nog flexibeler arbeidscontracten? Nog minder klimaat- en natuurbeleid? Gewoon door kunnen gaan met de uitbuiting van werknemers in buitenlanden met een zwakke overheid?

 

Ik denk dat verreweg de meeste bedrijven dit allemaal ook niet willen. Die willen gewoon fatsoenlijk en duurzaam ondernemen en daar door de overheid bij geholpen worden. Helaas laten ze het negatieve beeld van overheid en vestigingsklimaat wel bepalen door de ‘grote jongens’. Maar je zou toch juist van een belangrijk instituut als VNO-NCW verwachten dat ze met iets meer trots ons unieke vestigingsklimaat uitventen i.pv. er zo zuur over te doen.

 

92.  Méér Europa of terug naar de oorlogen van soevereine natiestaten?

 

De Oosterijker Robert Menasse heeft een tweede roman over de Europese Unie (EU) en haar ambtenaren geschreven: die Erweiterung. In zijn boek maakt Menasse vooral duidelijk dat het effectief laten functioneren van de EU een super complexe ‘klus’ is. Want om 27 landen, met opgeteld 450 miljoen inwoners, bij belangrijke vraagstukken op één lijn te krijgen, is steeds weer een huzarenstukje omdat de kortetermijnbelangen van de aangesloten landen vaak sterk verschillen en de nationale parlementen de onderhandelaars permanent in de nek hijgen en dwingen om zo weinig mogelijk concessies te doen. En als er dan door de regeringsleiders of nationale vakministers na zware inhoudelijke debatten eindelijk consensus is bereikt op belangrijke dossiers, moet de EU-bureaucratie die vertalen in wetten en beleidsregels die aan het eind van het proces meestal ook weer unaniem moeten worden goedgekeurd. Complexiteit in het kwadraat. Ik kan niet wachten tot premier van der Plas onze belangen in deze gremia van politieke zwaargewichten de Nederlandse belangen moet verdedigen.

 

Dit is niet een gevalletje van 'neerkijken op', maar van het benoemen van een harde realiteit: inhoudelijk en politiek onderhandelen over complexe vraagstukken op EU-niveau is 'een vak apart' waarvoor je over bijzondere, misschien unieke competenties moet beschikken. Dat is schaars goed.  De EU is naar haar aard noodzakelijkerwijs een bureaucratische superorganisatie met veel complexe, vaak onnavolgbare procedures, slimme ambtelijke en politieke opzetjes, steeds wisselende coalities en talloze saaie vergaderingen, waarin de politieke compromissen en besluiten ambtelijk worden voorbereid. En dan volgen als sluitstuk de vaak langdurige en moeizame onderhandelingen tussen de politiek verantwoordelijke regeringsleiders, waarin elk land water in de wijn moet doen en genoegen moet nemen met suboptimale compromissen die in eigen land dan vaak weer op oppositie kunnen rekenen. Gelukkig werken in Brussel de beste ambtenaren, via zware testen geselecteerd in de aangesloten landen.

 

Als je hier, zoals Menasse doet, een spannende roman over schrijft vol satire, dan bestaat het gevaar dat op enig moment ook het cynisme tegen de plinten op klotst. En te cynisch doen over één van de belangrijkste politieke projecten van de moderne Europese geschiedenis is linke soep. Cynisme over de EU kan op enig moment namelijk overgaan in afkalvend vertrouwen, waardoor haar belang voor vrede en welvaart uit het zicht kan verdwijnen. Dit gevaar voor bagatellisering van het belang van het Europese project wordt groter naarmate het historisch besef geringer wordt en de bevolking steeds minder interesse heeft in de gevolgen van een imploderende EU. 

 

Het extreme belang van de EU kan eigenlijk alleen maar worden begrepen door het in de context van de Europese geschiedenis te plaatsen: de lugubere geschiedenis van continu oorlogvoerende natiestaten. In die vele eeuwen van 'onpeilbaar lijden' van gewone burgers en boeren die achter ons liggen, werden er vanaf het jaar nul tot 1945 tussen de huidige EU-landen talloze verwoestende grote, minder grote en kleine oorlogen gevoerd. Oorlog was regel, vrede een uitzondering, noodgedwongen, alleen omdat men weer even op krachten moest komen. Altijd was er ergens in Europa wel een vorst, leider of elitegroep die zijn belangen het best dacht te dienen door een nabuurstaat binnen te vallen. Om aan de macht te komen of de macht te behouden of uit te breiden, moest je externe vijanden te lijf gaan. Pas na 1945 stopte dat in tussen de landen die de EU zouden vormen.

 

Door het Europese project met haar steeds hechtere economische en politieke samenwerking tussen de aangesloten landen werd het gewelddadig expansionisme van de natiestaten aan banden gelegd. De aangesloten democratische landen hebben na 1945 nooit meer oorlog met elkaar gevoerd, terwijl dat voor die tijd, zoals  gezegd, schering en inslag was. Al 77 jaar vrede en voorspoed op het Europese continent, met uitzondering van de Balkanoorlog tussen de landen die toen (nog) geen lid van de EU waren. Heel wat landen willen nog tot de EU toetreden, maar dat kan alleen als ze alle principes van de rechtstaat naleven en onderling geweld afzweren. 

 

De EU-constructie is een successtory die heden ten dage vooral bedreigd wordt door complotdenkers, populisten van links en rechts en gevaarlijke dwazen die het ophemelen van de natiestaat als politiek verdienmodel misbruiken om persoonlijke macht te verkrijgen. Deze anti-EU groepen proberen het volk wijs te maken dat zij beter af zijn "als ons land weer alles zelf kan beslissen”, wetende dat dat nooit meer het geval kan zijn en dat zeker de kleinere landen zonder het EU-schild economisch, politiek en militair weggevaagd zullen worden. Volledige soevereine natiestaten zijn een anachronisme. Voor de kleinere landen was dat voorrecht ook al nooit weggelegd.

 

De oorlog in Oekraïne is in alle opzichten gruwelijk, maar heeft wel duidelijk gemaakt dat de natiestaat op zich niets meer voorstelt als het land niet is ingebed in een groot en sterk bondgenootschap. Het was een wake-up-call' die op het juiste moment kwam. Alleen grote en hechte samenwerkingsverbanden, zoals EU en NAVO, kunnen zich in het mondiale politieke, militaire en economische geweld staande houden.

 

En dan kun je natuurlijk in een roman de bureaucratie die bij de EU hoort best op satirische wijze beschrijven, dat is vermakelijk, maar, zoals hiervoor al gezegd, al te cynisch over het instituut doen lijkt me niet verstandig. Teveel cynisme maakt de EU kwetsbaar, zeker nu er steeds meer politieke windhandelaren misbruik maken van het gegeven dat er nauwelijks nog Europeanen zijn die de verschrikkingen van oorlog uit eigen ervaring kennen. Ook lijken er nog steeds vele burgers de illusie te hebben dat we ons als natiestaat ook wel zonder EU kunnen redden. Door dat gebrek aan historische en economische kennis kan het ook zomaar weer mis gaan. Want als het Europese project wordt afgebroken, dan wordt het gevaar van oorlogen op ons continent weer reëler. Mede daarom moet Oekraïne op enig moment lid van de EU en de NAVO kunnen worden. Het is haar enige garantie om ook op termijn te kunnen overleven met een expansionistische buurman als Rusland

 

93.  Voorkomen dat China ons technologisch en militair voorbij gaat en kan domineren….’whatever it takes’.

 

Als een nietige muis in een grote boze wereld kan ook Nederland haar welvaart, vrijheid en veiligheid op termijn alleen maar waarborgen in een hechte westerse alliantie waarin geopolitieke machtspolitiek niet wordt geschuwd. Daarom kon Rutte op enig moment weinig anders doen dan zich neerleggen bij de ‘wensen’ van Biden inzake het techbedrijf ASML. Dat bedrijf maakt chipmachines die zo uniek zijn dat ze momenteel door geen enkel ander bedrijf in de wereld kunnen worden gemaakt. In feite is het een monopolist die met haar supermachines miljarden verdient, ook in China. Het kabinet heeft deze week echter besloten dat ASML niet alleen haar nieuwste, maar ook haar oudere chipmachines niet meer naar China mag exporteren. Dit ‘op dringend verzoek’ van de VS. Je kunt ook zeggen dat het exportverbod op een diplomatieke manier werd geëist. Weigering zou heel vervelende repercussies kunnen hebben.

 

Waarom zijn de VS hier zo alert op? Omdat die lithografie-machines worden gebruikt voor de massaproductie van de meest geavanceerde chips die kunnen worden gebruikt voor militaire toepassingen c.q. het maken van intelligente wapensystemen. Ook zou China met de ASML-machines een voorsprong kunnen opbouwen op terreinen als kunstmatige intelligentie en gezichtsherkenning en op terreinen waarmee wachtwoorden kunnen worden gekraakt, onze elektriciteitscentrales kunnen worden platgelegd en sluizen kunnen worden geopend. Deskundigen stellen: wie op deze terreinen superieur is, is ‘de baas’. En daarom alleen al moet het Westen China technologisch achter zich houden.

 

Wat het kabinet ook had besloten, vervelende gevolgen waren niet te vermijden geweest. Het exportverbod kost niet alleen ASML miljarden aan mis te lopen orders, maar China zal ons ook confronteren met represailles op handelsgebied. Maar als het kabinet dit besluit niet had genomen, dan had het ons nog veel meer gekost: een gevaarlijke breuk in onze goede relaties met de Amerikanen en mogelijk ook allerlei sancties en boycots op handelsgebied van hun kant. En dat kunnen we ons in dit tijdsgewricht helemaal niet permitteren.

 

Je mag hopen dat het ‘gevecht’ tussen Rutte en Biden op dit ASML-dossier Nederland weer wat meer strategisch besef heeft bijgebracht als het gaat om de grote geopolitieke vraagstukken. Als wij onze welvaart, vrijheid en veiligheid ook op voor de langere termijn willen garanderen, dan moet het Westen met alle denkbare middelen voorkomen dat China ons militair en technologisch voorbijgaat. Mocht dat toch gebeuren, dan gaat onze liberale democratie het uiteindelijk afleggen tegen het totalitaire China van Xi Jinping.

 

Deze notie is hier nog niet goed doorgedrongen tot de economische en politieke elite. Die zitten vooral op de lijn van handel en centjes verdienen:  ach, laat die Chinezen ons toch gewoon hun goedkope spulletjes mogen leveren, dan krijgen ze van ons onze dure technologisch geavanceerde producten. Daar kunnen we toch goed aan verdienen?  Geen gezeik, iedereen rijk. Geld boven moraal.

 

Laten we hopen dat de boven-ons-gestelden onze veiligheid en ons waardensysteem belangrijker blijven vinden dan het verdienen van zoveel mogelijk centjes in China. Hoe harder China schreeuwt over het exportverbod van de ASML-machines, hoe scherper duidelijk wordt dat Biden en Rutte hier de juiste keuze hebben gemaakt.

 

94. Straatterreur laten dooretteren of de harde hand van een autocraat accepteren?

 

Het is een dilemma dat de politiek-filosoof Thomas Hobbes in zijn meesterwerk Leviathan rond 1650 al uitwerkte: hoeveel geweld mag een vorst toepassen om het dodelijke en ontwrichtende geweld van zijn burgers te beteugelen?

 

 We leven nu in behoorlijk beschaafde tijden, maar in alle eeuwen voor ons gold het adagium: de mens is voor andere mensen een wolf (homo homini lupus est), want door geweld toe te passen kunnen mensen macht over anderen verkrijgen of zich verrijken zonder zelf arbeid te hoeven verrichten. Hoe voorkom je in zulke situaties dat er een oorlog van allen tegen allen ontstaat met onnoemelijk veel dood en verderf? Hobbes dacht dit alleen te kunnen voorkomen door een krachtige/ almachtige vorst (Leviathan) te kiezen/accepteren die belooft met alle denkbare middelen de veiligheid van de bevolking te garanderen. ‘Part of the deal’ was dan dat het volk de macht van de vorst erkent. Quid pro quo. Volgens Hobbes is vorstelijk geweld gerechtvaardigd, al moet dit wel het algemeen belang dienen: de bescherming van burgers. Het zou nog een paar eeuwen duren voordat thema's als mensenrechten, democratie en rechtstaat om de hoek kwamen kijken. 

 

Ook in El Salvador worden Hobbes’ principes heden ten dage in praktijk gebracht. De bevolking wordt daar al decennia geterroriseerd door rivaliserende bendes die er als wilden tekeer gaan. Moorden, martelingen, verkrachtingen, afpersingen, ontvoeringen, op grote schaal en niet te temmen, de dagelijkse terreur zit tot in de haarvaten van de samenleving….het land is er onleefbaar door geworden en geen enkele president heeft er tot dusver iets aan kunnen of willen doen.

 

Maar de in 2019 gekozen president Bukele beloofde de bendes keihard te bestrijden. Hij kondigde de noodtoestand af, pakte vele tienduizenden bendeleden op en zette ze vaak zonder vorm van proces gevangen. Verder heeft hij opdracht gegeven om een cellencomplex te bouwen waar veertigduizend bendeleden kunnen worden ondergebracht. De gedetineerden, kaalgeschoren en bizar getatoeëerd, worden onderworpen aan een hard regime dat boefjes-in-spe moet afschrikken. De principes van de rechtstaat worden er met voeten getreden, want er is nauwelijks sprake van eerlijke processen en er komen ook heel wat onschuldigen in het gevang terecht.

 

Het komt nogal middeleeuws over allemaal, maar het aantal moorden en andere misdaden is in El Salvador het afgelopen jaar wel spectaculair gedaald en 90% van de bevolking, zo blijkt uit peilingen van het bureau Gallup, steunt dan ook het harde beleid van deze president. Een president die weliswaar democratisch gekozen is, maar zich gedraagt als een autocraat, die het rechtssysteem voor bendeleden buiten de orde heeft geplaatst.

 

In feite zijn de mensenrechtenorganisaties de enigen in het land die tegen deze praktijken protesteren. Zij hebben natuurlijk gelijk: wat hier gebeurt deugt niet als we het toetsen aan elementaire mensenrechten. Maar de geterroriseerde bevolking heeft ook gelijk: zij hebben er recht op om van die eeuwige bendeterreur verlost te worden.

 

Zoals altijd bij een dilemma moet er op enig moment ook in dit geval toch gekozen worden. Ja, het strafregime tegen de bendeleden is hard en ja, er zullen ook onschuldigen voor jaren achter de tralies gaan en ja, wat kun je er aan doen als je in een bende-milieu opgegroeid bent, waaruit geen ontsnappen meer mogelijk is.... maar dit leed van de bendeleden valt in het niet, lijkt me, bij het grote dagelijkse leed dat zij miljoenen El Salvadorianen aandoen. Het is een kwestie van: een eind maken aan het leed van de één door het leed van de ander te accepteren. In die zin is hier een simpele kosten-baten-analyse van te maken, met een moeilijk te weerleggen uitkomst. Het belang van de gewone El Salvadorianen gaat nu eindelijk eens voor. Jammer voor de bendeleden.

 

95.  Kiezen we voor de cynische of de optimistische benadering?

 

Wanneer wij als moderne consumenten niet meer begeren c.q. niet meer kopen, stort de economie en dus de samenleving in elkaar. Als wij als consumenten blijven begeren, wordt de wereld alleen al vanwege de klimaatrampen onleefbaar en storten de politieke en economisch systemen ook in elkaar. Hoe uit dit dilemma te komen? Het cynische antwoord dat velen wellicht het realistische antwoord zullen noemen: uit dit dilemma valt niet te ontsnappen. Waarom niet? Omdat we nog steeds geen overall masterplan hebben om ons economisch systeem met effectieve maatregelen de goede kant op te transformeren. En er is (nog) geen werkend alternatief beschikbaar voor de liberale markteconomie, een alternatief dat voldoende welvaart genereert voor iedereen, maar dan zonder de huidige milieukosten en desastreuze opwarming van de aarde.

 

Alles wat we nu in het mainstream klimaatbeleid hebben zitten om uit het dilemma te komen, zal gemorrel in de marge blijken, het is  waarschijnlijk ‘too little en too late’. En als we zo’n masterplan al wel  zouden hebben, missen we een wereldregering om de noodzakelijke veranderingen met doorzettingsmacht af te dwingen. Verder is de meerderheid van de mensen alleen bereid om urgente lange termijn doelen te ondersteunen en daarvoor te betalen, als het hun korte termijn belangen niet of niet teveel schaadt. Tot persoonlijke offers die echt voelbaar zijn, zijn maar weinigen mentaal in staat. En zonder zo’n brede offerbereidheid produceren en consumeren we mondiaal op steeds grotere schaal door. Met een ecologische voetafdruk die niet is vol te houden.

 

Daarnaast worden de meeste wereldburgers zo in beslag genomen door hun eigen dagelijkse sores, dat ze helemaal niet bezig zijn met het begin van het einde van een leefbare wereld. Ze zijn vooral permanent in de weer om het hoofd boven water te houden in hun eigen kleine wereldje of om dát wereldje steeds een beetje beter te maken.

 

Het positieve, optimistische antwoord dat velen misschien simpel zullen noemen: grote beschavingen verdwenen weliswaar maar werden altijd weer opgevolgd door nieuwe, machtiger beschavingen. Waarom zou dat proces nu ineens stoppen? De Homo Sapiens heeft haar levensomstandigheden steeds weten te verbeteren. Honger, armoe, epidemie, grootschalig geweld en ongeletterdheid werden mondiaal stap voor stap substantieel gereduceerd. Door nieuwe technologieën, wetenschappelijke inzichten, nieuwe politieke, sociale en economische concepten, goed werkende instituties en internationale afspraken. Dit alles heeft zeker de laatste zeventig jaar goed gewerkt en waarom zouden we er vanaf nu niet meer op mogen vertrouwen? De één zal het vooruitgangsgeloof noemen, de ander een overlevingsstrategie.

 

Deze positieve optie kun je natuurlijk relativeren door er op te wijzen dat successen die het verleden zijn behaald geen garanties bieden voor de toekomst. Oké, geen garanties  misschien, maar is het ook onmogelijk? De tijd zal een belangrijke factor worden. Hoeveel tijd hebben we nog voordat we een ‘point of no return’ bereiken waarna het klimaatsysteem niet meer in gunstige zin te beïnvloeden is? Misschien een jaar of veertig of vijftig.

 

In die periode moet de demografische groei fors teruggebracht worden, moet de liberale markteconomie hervormd worden, moeten we overschakelen op een CO2-loze groei, moet er een totale energietransitie plaatsvinden, moeten alle milieukosten worden doorberekend in de prijzen, moeten er nieuwe politieke systemen met doorzettingsmacht ontwikkeld worden, moeten passieve burgers worden omgeturnd tot betrokken en actieve burgers en moeten consumenten heropgevoed worden. En nog tientallen andere zaken moeten veranderen. En dit alles binnen maximaal twee generaties. Extinction Rebellion zal een Europese massabeweging moeten worden om de mammoettanker te laten draaien.

96.  Toegeven aan moordende inbrekers is het begin van het einde

 

Stel een paar maffiose dieven vallen jouw huis binnen, nemen een deel van het huis in bezit, eisen het hele huis op en om die eis kracht bij te zetten vermoorden ze je oudste zoon. Vanuit de bezette kamers dreigen ze ook de rest van de familie te doden. Jij verdedigt zo goed en kwaad als dat kan jouw familie en het huis en roept daarbij de hulp van de rest van de straat in. De strijd escaleert. De maffiosi dreigen niet alleen het bezette huis op te blazen als ze hun zin niet krijgen, maar de hele straat. De andere bewoners van de straat kijken het eerst nog even aan, maar de meesten zien na verloop van tijd in dat ze niet onder een reactie uitkomen. Die zijn sterk verdeeld.

 

Een deel van de straat wil de slachtoffers van zoveel onrecht en geweld graag helpen, omdat ze ook wel zien dat als die maffiosi hun zin krijgen en het hele huis mogen confisqueren en ook nog met die moord wegkomen, andere huizen de volgende keer aan de beurt zijn. De inbrekers kunnen nu wel beloven dat ze het bij dat ene huis zullen laten, maar wie gelooft er moordenaars die goed in de smiezen hebben dat zij door te dreigen met grootschalig geweld gewoon hun zin krijgen. Dat smaakt natuurlijk naar meer. Nee, vinden degenen die steun willen bieden, die inbrekers mogen onder geen beding hun zin krijgen. Ze beloven daarom alle hulp verstrekken die nodig is om het huis te bevrijden, meehelpen om de moordenaars veroordeeld te krijgen en er voor zorgen dat dat soort agressieve types nooit meer de kans krijgen huizen binnen te vallen. 

 

Maar een ander deel van de straat staat er totaal anders in. Zij kennen de inbrekers en/of vinden dat ze wel 'een punt hebben'. En in deze wereld geldt nu eenmaal het recht van de sterkste, dus willen zij de inbrekers wel de middelen verstrekken om de klus af te maken en het hele huis te veroveren. Dat levert hen, denken ze, niet alleen nu geld op, maar later ook een paar dankbare buren, die hen weer kunnen helpen.  

 

Een derde groep straatbewoners heeft eerst alle steun aan hun bedreigde buren gegeven, maar is stap daarna voor stap een andere positie gaan innemen. Zij vinden de inval in het huis weliswaar nog steeds een grof schandaal, maar vinden ook dat de bezetting van het huis nu lang genoeg geduurd heeft. De patstelling waarin de beide partijen nu zitten, kan zo nog jaren doorgaan en dat lijkt hen niet gezond voor het welzijn de huiseigenaar en de rest van zijn familie. En van het dreigement om de hele straat op te blazen worden ze ook steeds angstiger. Maar waar ze zich vooral druk over maken is dat de voortdurende bezetting van dat ene huis halverwege de straat hun eigen leven teveel ontregelt. Ze zien door al dat gedoe in de straat de waarde van hun eigen huis dalen en de prijzen van alles en nog wat blijven maar stijgen. Dus vinden ze dat er een vredesovereenkomst moet komen waarbij beide partijen water in de wijn doen. De rechtmatige huiseigenaar moet de twee kamers die bezet worden maar opgeven, waarna de inbrekers die dan als hun legitiem eigendom mogen beschouwen. Maar de maffiosi verklaren wel plechtig dat ze het hierbij zullen laten en geen huizen meer zullen binnenvallen. Over de moord op de zoon des huizes zal niet meer worden gesproken. Alles kan na zo'n overeenkomst weer normaal worden.

 

Je buurtbewoners opofferen aan je eigen korte termijn eigenbelangen: het is niet fraai en jaren later zou blijken hoe fout die keuze was. De maffiose types hadden door te dreigen met geweld inmiddels de halve straat in bezit gekregen en de andere helft raakte in verval en moest naar de pijpen van de maffiosi dansen. Poetin speculeert op de derde groep burgers.

 

97.  Hoe vaak mogen geopolitieke ‘waarzeggers er volledig naast zitten en toch geloofwaardig blijven?

 

De zelfbenoemde geopolitieke ‘realisten’ delen hun beroepsgroep doorgaans in in twee categorieën: zijzelf, de ‘realisten’, en de ‘idealisten’. De ‘realisten’ gaan er vanuit dat het in de internationale politiek vooral draait om staten, macht en zelfbehoud. “Eigen staat eerst”. M.n. vanwege dat ‘zelfbehoud’ van staten kiezen ze voor het beginsel dat orde en veiligheid altijd moet prevaleren boven rechtvaardigheid en moraliteit. Dat laatste is iets waar de ‘idealisten’ zich tegen verzetten. Zijn vinden dat de internationale politiek vooral moet worden gevoerd binnen vastgelegde juridische procedures en internationale afspraken en dat ethische principes in beginsel niet mogen worden opgeofferd, in dier voege dat de machtsstrijd nooit ten koste mag gaan van moraliteit en recht. Je zou het een tikkie naïef kunnen noemen. 

 

Zelf ben ik meer gecharmeerd van de pragmatische tussencategorie: een geopolitiek realisme dat rechtvaardigheid en ethiek niet over boord mietert, maar wel bereid is alles te doen om het eigen waardensysteem en de democratische rechtstaat tegen agressieve, ondemocratische machten te verdedigen. Het is in feite de lijn die momenteel door EU en NAVO in de Oekraïense kwestie wordt gekozen. Ook de meeste duiders die we het afgelopen jaar op de buis hebben gezien, zitten op deze pragmatische lijn.

 

In ‘Raam op Rusland’, de boeiende digitale krant waarin erkende experts schrijven over de controverse tussen Rusland en Oekraïne, bespreekt Ruslandkenner Hubert Smeets de voorspellende gaven van de ‘realisten’ bij de beoordeling van de Russische en Oekraïense posities in het afgelopen jaar. Hilarisch. Smeets maakt onweerlegbaar duidelijk dat de geopolitieke ‘realisten’ zowel strategisch als moreel de plank nogal eens erg mis sloegen en vervolgens hun opvattingen weer zo handig  wisten te draaiden dat de indruk werd gewekt dat niet zij er naast zaten, maar dat de omstandigheden waren veranderd.

 

De geopolitieke duiders (‘waarzeggers’) die Smeets in zijn stuk opvoert zijn o.a. hooggeleerde heren Maarten van Rossum, Rob de Wijk, Frank Ankersmit en André Gerritsen. Vooral de eerste twee mochten het afgelopen jaar frequent in praatprogramma’s aanschuiven, maar werden door de dienstdoende journalisten nooit geconfronteerd met hun verkeerde voorspellingen eerder dat jaar. Daarom ‘voor de geschiedenis’ een korte samenvatting van al die missers van de geopolitieke ‘realisten’ die Smeets uitvoerig behandeld in zijn stuk.

 

Ondanks de indrukwekkende Russische troepenconcentraties aan de grens en de hard klinkende alarmbellen vanuit de inlichtingendiensten van de VS en Oekraïne, wisten onze ‘realisten’ een week voor de inval nog zeker dat Rusland Oekraïne nooit zou binnenvallen. Omdat dat niet in hun belang zou zijn. En omdat ze inmiddels een onlosmakelijk onderdeel van het westerse financieel-economische systeem waren en dat nooit op het spel zouden zetten. Mis gegokt.

 

Toen Rusland een week later op 24 februari 2022  Oekraïne toch binnenviel wisten ‘realisten’ zeker dat Rusland alleen op de Donbas uit was en dat alles binnen een paar weken gepiept zou zijn omdat het verdeelde Oekraïne met haar corrupte elite, incompetente leiding en slecht gemotiveerde leger geen partij zou zijn voor het sterke en gedisciplineerde Russische leger. Weer mis gegokt. Want Rusland bleek niet allen de Donbas, maar heel Oekraïne als staat te willen wegvagen. Maar onder leiding van een charismatische president, een eensgezind volk en een gemotiveerd en competent leger vocht Oekraïne terug en meer dan dat. Dus draaiden de ‘realisten’ ineens 180 graden en wisten ze nu zeker dat Oekraïne de oorlog zou kunnen winnen omdat het Russische leger een ongeregeld zootje is, de schatkist in het Kremlin leeg raakt en Poetin niet meer rationeel kan denken. Wederom misgegokt.

 

Want er dreigt nu juist een bloedige en langdurige patstelling, waarbij Rusland haar leger hergroepeert en honderdduizenden ongetrainde jonge mannen als kanonnenvlees inzet en Oekraïne hoopt dat ze voldoende wapens en munitie krijgt om de strijd niet te verliezen en haar gebieden terug te veroveren.

 

Na al deze miscalculaties komen de ‘realisten’ met adviezen die volgens heel wat pragmatische experts strategisch slecht doordacht zijn en moreel laakbaar: het Westen moet Oekraïne verleiden/ dwingen om te gaan onderhandelen en daarbij bereid zijn territoriale concessies te doen…lees: 20% van haar grondgebied afstaan en daarmee miljoenen Oekraïners aan Rusland uitleveren. De ‘realisten’ staan hierin niet alleen. Er komen steeds meer geluiden, m.n. vanuit uiterst links en extreemrechts om Oekraïne te dwingen met Rusland te gaan onderhandelen. Deels ingegeven door een soort sympathie voor sterke man Poetin, deels door zijn dreiging met kernwapens. De redenering van degenen die pleiten voor gebiedsconcessies: als Oekraïne Rusland militair verder in het nauw drijft en haar eigen gebied terug verovert, zal dat voor Poetin een nederlaag betekenen, dus zijn politieke einde, dus voor hem onaanvaardbaar. Een nederlaag zal Poetin met letterlijk alle middelen proberen te voorkomen. Hij zal dan op enig moment de dreiging kernwapens in te zetten opvoeren. Dus, volgens de ‘realisten’ moet de NAVO deels toegeven aan Poetin.

 

Maar als het Westen Oekraïne dwingt voor die Russische chantage te zwichten en minstens 20% van haar gebied op te geven en de bevolking die daar woont aan de Russen uit te leveren, dan is dat niet alleen een moreel failliet voor het Westen en Zelensky, maar ook een militair-strategisch failliet: Poetin weet dan dat hij door te dreigen met kernwapens na verloop van tijd verder kan gaan met zijn agressie. 

 

In die zin is het politieke ‘slagveld’ overzichtelijk met als de twee belangrijkste opties: 1. We helpen Oekraïne met alles om hun eigen gebied te heroveren en zwichten niet voor Poetins dreiging met kernwapens of 2. We zwichten wel, bouwen de steun af en  dwingen Oekraïne 20% van haar gebied op geven, waarmee we Poetin het signaal geven dat dreigen met kernwapens loont. Alle menselijke en financiële offers van Oekraïne en het Westen zijn dan voor niets geweest en Poetin zal doorgaan met zijn agressie onze kant op. Een militaire confrontatie met de NAVO zal dan op termijn nauwelijks te voorkomen zijn. En die strijd zal dan ook op Europese bodem plaatsvinden. Het is de keuze tussen 'slecht' en 'heel slecht'. 

 

De ‘realisten’ wezen het afgelopen jaar regelmatig op de adviezen van oud-minister Henry Kissinger. Een paar maanden na de inval riep deze Zelensky op om te gaan onderhandelen met Rusland en daarbij territoriale concessies te doen. Maar daar is hij recent volledig op teruggekomen. Hij heeft een grote draai gemaakt en vindt nu dat we Oekraïne met alles moeten helpen die oorlog te winnen en pleit verder voor een NAVO-lidmaatschap voor Oekraïne!!! Zijn leidend beginsel: brute macht versla je niet door toe te geven aan geweld en chantage, want dan wordt het alleen maar erger, maar door daar een nog sterkere macht tegenover te zetten.

98.  Zijn sombere stemmingen een beetje onder de duim te houden?

 

Het kan zomaar gebeuren. Ineens voel je je somber, terwijl je kort daarvoor nog opgewekt was. Uit het niets, zonder dat je aan iets speciaals of vervelends dacht, is je stemming omgeslagen. Het omgekeerde kan ook gebeuren. Het is een chemisch raadsel.

 

Een andere keer echter blijkt er wel een aanwijsbare reden voor een plotselinge stemmingswisseling. Zonder dat je er om hebt ‘gevraagd’ zijn er namelijk gedachten het brein binnengeslopen die de vrolijkheid doen verdwijnen. Je probeert die somber makende gedachten zo snel mogelijk weer kwijt te raken door aan iets anders te denken. Vergeefs. Dat lukt nooit op bevel. Die rot gedachten blijven  kleven en klampen zich vaster naarmate je meer moeite doet om ze uit te bannen.

En dan, ineens, zijn ze toch verdwenen, zonder dat je het in de gaten had. Met het verdwijnen van die gedachten kan ook zomaar de stemming weer omslaan. Geen idee hoe het werkt. Het is een tamelijk stuurloos gedoetje daar boven in dat brein.

 

Vaak ook verandert je stemming door wat je ziet, leest of hoort. Je ziet het Nederlands elftal roemloos afgaan, je leest een boek over de gruwelen onder Mao of je hoort muziek uit de jaren zestig/zeventig. Je denkt daar dan over door en vervolgens gaan er allerlei stemmingen met je op de loop. Je kunt er euforisch, vrolijk, relaxt, droevig, gespannen, angstig, moedeloos, boos of agressief van worden. Alle varianten zijn mogelijk. Soms zelfs binnen een korte tijdspanne.

Hoewel mijn basisstemmingen redelijk doorsnee zijn, namelijk berustend, neutraal of opgewekt, heb ik het idee dat ze de laatste tijd toch ook wat vaker extremer uitslaan. Oorzaken? De leeftijd? De levensfase? De actualiteit? Een mentaal defectje? 

 

Zijn stemmingen ook een beetje in een gewenste richting te sturen? Mijn ervaring is: niet meer dan ‘een beetje’ en zeker niet duurzaam. Stemmingen ‘overvallen’ je vaak. We reageren ook ongelijk op vergelijkbare prikkels. Waar de één in een treurige of vrolijke mood van geraakt, kan een ander volstrekt onberoerd laten. Dat zal te maken hebben met karakter, mentale en de fysieke gesteldheid, levenservaring, sociale relaties en nog tig andere dingen.

 

Uitermate complex allemaal, maar wel essentieel, want uiteindelijk kunnen die stemmingen en stemmingswisselingen toch in hoge mate bepalen hoe tevreden we zijn met ‘het leven’. We zitten nu overigens in het domein van het ‘menselijk geluk’ waar wetenschappers en therapeuten oeverloos over kunnen beppen, maar waar overheden geen effectief beleid op kunnen voeren. We staan er helemaal alleen voor.

 

Masochisten uitgezonderd streeft elk mens er naar om vervelende stemmingen te verdrijven. Iedereen pioniert daarbij op eigen wijze. Sommigen lezen geen kranten meer of kijken niet meer naar het nieuws. Om zo de boze buitenwereld ‘buiten te houden’. Anderen gaan ‘in de Heer’. Ook  proberen heel wat mensen somberheid of depressiviteit te dempen met medicatie, drugs of alcohol. Niks op tegen allemaal, maar de heilzame werking is slechts tijdelijk en heeft vaak bijeffecten die ook onplezierig zijn. Echter, als je je structureel rot voelt, heb je meestal weinig te kiezen. Het is dan het kiezen uit meerdere kwaden. Met als verzuchting: ,,je wilt je toch ook wel eens een momentje zorgeloos of top voelen”.

 

Een greep uit mijn favoriete ‘dingetjes’ om sombere stemmingen een beetje onder de duim te houden c.q. om in een positieve mood te komen: dagelijks hardlopen, vrijdag borreluur, zaterdag ‘alle’ kranten lezen, een glas Brunello di Montalcino, specifieke doelen nastreven, peinzen over ‘de oerknal, de uitdijing van het heelal en het oneindige universum’, iets nuttigs doen voor anderen, schrijven, samen gewoon effe niksen, wandeltochten, een goed boek, de geur van vers hooi of koeienmest, een goed gesprek. En niet in de laatste plaats: muziek.

 

Als je er gevoelig voor bent, kan muziek plezierige stemmingen oproepen, je zelfs een beetje 'gelukkig' maken. Niet alleen door de melodie en teksten, maar vooral ook door de herinneringen die er door binnenkomen aan tijden of gebeurtenissen die je associeert met iets aangenaams. Zoals de periodes van ongekende vrijheid, de eerste schuifelfeesten op de HBS, voetbalsuccessen met mijn A1, opgewonden politieke discussies, de beatkelders in Scheveningen en Den Haag, de studietijd in Groningen, de spannende vakanties naar vreemde oorden, opwindende experimenten.

 

Bij talloze nummers schieten je herinneringen te binnen waar je in kunt zwelgen, momenten die je graag zou willen herbeleven. Wij bofkonten van de jaren zestig/zeventig die bijna alles mee hadden. En dan ook nog die exclusieve, unieke muziek. Dylan, Kinks, Stones, CSN&Y, Beatles, Animals, Clapton, Pink Floyd, Percy Sledge en Van Morissson. 

Muziek als medicijn. Zelfs van nummers van toen waar ik een beetje droevig van word, kan ik nog genieten. Het is natuurlijk pure nostalgie, waar al het vervelende 'klein bier' uitgefilterd is. Maar wat zou het: het doel heiligt de middelen.  

 

99...Het verdampen van slimme gedachten.

 

Hoe zou het komen? Redeneringen die in je brein nog een originele, creatieve of zelfs slimme indruk maakten, verschrompelen tot iets ‘gewoons’ als je die gedachten wilt overzetten naar het gesproken of geschreven woord. Je vertelt je redenering aan iemand, je hoort jezelf praten en denkt daarna: dat stelt toch minder voor dan wat ik eerder dacht. Waar is die essentie gebleven die zoeven nog zo bijzonder leek? Gewoon verdwenen?

 

Als je een ‘briljante’ gedachte op wilt schrijven, verloopt het proces wéér anders. Je kunt er dan rustig voor gaan zitten en je proberen te herinneren: wat dacht ik ook al weer precies? Je transformeert vervolgens je gedachten naar geschreven zinnen. Je kunt er meer tijd voor nemen en het beter doordenken dan bij het gesproken woord. En natuurlijk kun je nog heel wat schaven aan die tekst. Nog even wat dieper in dat brein peuren. Net zo lang tot er iets aanvaardbaars staat. Maar ook in dat denk- en schrijfproces blijkt er vaak heel wat verloren te gaan. Zo bijzonder als het leek voordat de gedachten het brein verlieten, wordt het ook op papier meestal niet. Het blijven meestal ‘net niet’-teksten.

 

Heel heel soms gebeurt ook wel eens het omgekeerde. Je schrijft een paar gedachten op, krijgt opeens een brainwave, de ene passage lokt een andere passage uit en ineens staat er een stukje tekst dat beter is dan wat je oorspronkelijk dacht. Dat overkomt je. Kun je niet forceren. Is toeval.

 

Echt frustrerend is het totaal verdampen van ‘heldere’ gedachten’ bij het wakker worden. Dat verdampen gaat vaak heel rigoureus. In de doezel-fase na het wakker worden schieten er allerlei bijzondere gedachten door het brein. Complexe problemen worden ingenieus ontrafeld. Redeneringen kloppen als een bus. Niemand heeft argumenten die beter zijn dan de jouwe. En dat weet je in die doezel-fase dan ook zeker. 

 

Maar dan zit je na een zekere tijd ‘echt wakker’ op de rand van het bed, je weet, soms vaag soms scherp, met welk vraagstuk je zoeven aan het stoeien was, maar je bent totaal kwijt welke geweldige redeneringen en sterke argumenten er door dat brein gingen. Alleen het wezenloze gevoel dat het allemaal zo goed klopte herinner je je nog.

Het is met al die slimme gedachten net zoals met zoals met die 150 miljoen mannelijke zaadcellen na een lozing: bijna alles gaat verloren nog voor er iets zinnigs mee gedaan kan worden.

 

100.  De wedstrijd die Oekraïne nooit mag verliezen. Want dan verliezen wij nog veel meer.

 

Hoe zal de wedstrijd Oekraïne-Rusland aflopen? 1-0?  0-1?  Voorlopig staat het 1-1, met een perspectief op een langdurige verlenging. Hoe lang die gaat duren? Daar is geen peil op te trekken. Wat zeggen de deskundigen? Zoveel deskundigen, zoveel meningen, maar geen enkel scenario is rustgevend aantrekkelijk. Over één voorspelling lijken ze het wel behoorlijk eens: de kernmacht Rusland komt vroeg of laat altijd weer terug naar Oekraïne en zal nooit definitief verslagen worden.

 

Het Amerikaanse tijdschrift Foreign Affairs kwam verleden jaar met een artikel waarin drie scenario's van een Russische nederlaag worden geschetst. Die deskundigen gaan er dus wel vanuit de Rusland niet echt kan winnen als het Westen Oekraïne blijft steunen. Wat zijn dan de mogelijke scenario’s?

  1. Een totale overgave van Rusland.
  2. Het Poetin-regime stort in door een interne machtsgreep.
  3. Poetin kan geen terreinwinst boeken, blijft veel materieel en manschappen verliezen, maakt van zijn land een 100%  terroristische staat, maar zal, dreigend met zijn kernwapens, een verlies in Oekraïne nooit formeel toegeven .

 

Het eerste scenario wordt als erg onwaarschijnlijk beschouwd. Dat gezichtsverlies zullen Poetin en de Russische elite nooit accepteren.  Maar mocht dat onverhoopt toch gebeuren, dan zal Rusland altijd weer op enig moment proberen terug te komen. Voor Rusland is Oekraïne een historische obsessie. Ook al zijn ze verslagen: zo gauw ze denken dat ze het weer kunnen, staan ze weer aan de grens. 

 

Ook bij het tweede scenario moeten Oekraïne en het Westen zich volgens de experts niet rijk rekenen. Want de kans dat er daarna een pro-westerse 'verlosser' in het Kremlin komt, is bijna te verwaarlozen. Als Poetin wordt verdreven, stopt misschien oorlog, al dan niet tijdelijk, maar we hebben er dan ook een levensgroot probleem bij: chaos en anarchie in een land waar heel veel kernwapens liggen opgeslagen. Als de verschillende regionale maffia-achtige FSB-fracties zich daar meester van maken, en met elkaar om de macht gaan strijden, dan kan de hel daar losbreken. En hoe reageren China en Turkije daar dan weer op? De geopolitieke situatie in die regio wordt er alleen maar gevaarlijker op. Er staan heel wat machtsdronken gekken klaar om de 'capo di tutti capi' op te volgen. Daar speculeert Poetin ook op: als ik verdreven wordt, wordt het nog gevaarlijker voor jullie in het Westen. Er zijn de laatste tijd heel wat studies verschenen over degenen die hij in alle belangrijke machtsposities heeft benoemd en dan weet je: het kan alleen nog maar veel erger worden als Poetin wordt geliquideerd of anderszins verdwijnt. W.F. Hermans schreef in 1977 de brievenbundel ''Door gevaarlijke gekken omringd". Daar moet ik altijd aan denken als ik lees over de entourage van Poetin en dus: dit kan daar eigenlijk nooit goed aflopen. 

 

Het derde scenario is misschien nog wel het meest waarschijnlijke: nog lange tijd in de huidige situatie doormodderen, tot beide partijen zoveel verliezen hebben geleden dat ze de voordelen van een bestand groter vinden dan doorvechten. Poetin zal dan, als hij echt niet anders kan, misschien een afgedwongen (tijdelijk) bestand accepteren, zijn wonden likken, Rusland economische weer op krachten laten komen, het militaire apparaat versterken en wachten op een moment om weer toe te slaan. Wat heeft hij te verliezen? Als schurk in een schurkenstaat zal hij nooit meer tot het gremium van de 'normale' regeringsleiders worden geaccepteerd. Mag je hopen. Hij zal voor altijd en bijna overal minachtend worden benaderd als een gesjochte oorlogsmisdadiger, een loser die een Haags tribunaal boven het hoofd hangt. 

 

Maar Oekraïne zal tot in lengte van jaren bedreigd worden door haar agressieve oosterbuur. Alleen met een lidmaatschap van de EU en de NAVO kan die dreiging gepareerd worden. Tot het zover is kan het Westen er met het leveren van tanks en ander onmisbaar oorlogsmaterieel misschien voor zorgen dat Oekraïne de Russen terug drukt naar de formele grenzen van vóór 2014.  Maar we moeten er in ieder geval voor zorgen dat Oekraïne de oorlog niet verliest. Want dan verliezen we heel veel méér dan alleen Oekraïne. Dan verliezen we onze geloofwaardigheid, onze reputatie, onze veiligheid aan de oostgrenzen en de stabiliteit in Europa. En over het belang van democratie en rechtstaat kunnen we hier in Europa dán beter heel lang zwijgen.

 

101.  De afbraak van ‘de kerk’ gaat langzaam, maar wel behoorlijk gestaag

 

Uit het meeste recente CBS-onderzoek naar kerkgang in Nederland (2022) blijkt dat 54% van de Nederlanders ouder dan 15 jaar aangeeft niet (meer) te behoren tot een religieuze geloofsovertuiging. Als je beseft dat er tijden waren dat 99,9% zichzelf daar wel toerekende, dan kun je gerust stellen dat er op dit punt wel iets bijzonders is gebeurd. Dat meer dan de helft van de bevolking zich kritisch afkeert van het institutionele geloof en meer vertrouwt op de eigen ratio dan op de praatjes van geloofsdienaren mag je toch ook een beschavingssprongetje noemen.

 

Van de volwassen Nederlanders noemt nog maar 20% zich katholiek, 15% protestants, 5% moslim en 6% is verspreid over een keur van andere denominaties. We hebben dus 3 miljoen volwassen katholieken, 2,2 miljoen protestanten, krap 1 miljoen is verspreid over andere christelijke geloven en 750.000 volwassen burgers noemen zich moslim. Niet alleen 'vallen' er in rap tempo steeds meer mensen ‘van hun geloof’ (behalve bij de moslims), maar degenen die nog wel geloven gaan ook steeds minder naar de kerk. Vooral de katholieken laten het kerkbezoek massaal aan zich voorbijgaan. Nog maar 14% van hen gaat  ‘met enige regelmaat’ ter kerke. Van de protestanten is dat nog altijd 50% en van de moslims gaat 35% 1x per maand naar de moskee. Allemaal geen cijfers waar het religieus fanatisme of de geloofsijver van afspat. Grappig is ook wel dat 10% van de katholieken niet eens in God gelooft.

 

Dat het aantal gelovigen en dus ook het kerkbezoek zo rap achteruit kachelen, stelt ons wel voor de prangende vraag: wat doen we met al die overbodige godshuizen? Uit een mooie grafiek in de ooit heel erg katholieke Volkskrant blijkt dat er in ons land momenteel 5245 christelijke kerkgebouwen staan, waarvan er de afgelopen 5 jaar 262 buiten gebruik zijn gesteld. Van die christelijke kerken behoren er 1281 tot de katholieke denominatie, dat is 25%. De veel kleinere groep protestanten bezit niet minder dan 40% van het aantal kerkgebouwen. 

 

Voor het historische karakter van onze steden zou het een groot verlies zijn als m.n. de beeldbepalende katholieke kerken zouden worden afgebroken omdat er bijna geen gelovigen meer komen en de financiën ontbreken om ze te onderhouden. De afgelopen decennia hebben er al zo’n 1500 kerken een andere bestemming gekregen. Ze zijn omgebouwd tot café, boekwinkel, concertzaal, zorgcentrum, appartementencomplex of bedrijfsverzamelgebouw. Deze trend zal hopelijk nog lang doorgaan. Want elke nieuwe bestemming lijkt me beter dan dit cultuur-historisch erfgoed afbreken, omdat er op die plaats veel meer te verdienen valt met een nieuwe bestemming in een nieuw gebouw.

 

In de kerkgebouwengrafiek in de Volkskrant van enige tijd geleden staat ook hoeveel moskeeën we in ons land hebben: dat zijn er slechts 162, nog geen 3% van het totaal aantal geloofshuizen. Daar moeten de 750.000 moslims het dus mee doen. Door het kabaal dat er altijd en overal over moskeeën wordt gemaakt, zou het beeld kunnen ontstaan dat we ermee overspoeld worden. Zo vertellen de bruinhemden in de Tweede Kamer graag hun verhaal over ,,de tsunami van moslims, die ons land overspoelen en de waarden van onze cultuur bedreigen.” En weer een andere extreemrechtse partij, de club die het antisemitisme nieuw leven probeert in te blazen, zal het aantal synagogen in ons land toch niet kunnen aanvoeren als bewijs voor hun stelling dat er sprake is van een Joods complot dat achter de schermen de samenleving regeert. Van het omvangrijke netwerk van synagogen van voor WO II zijn er nog slechts 40!! over.

102.  Hoe zou onze politie staan tegenover een extreemrechtse coup?

 

In Duitsland werden dit jaar een aantal extreemrechtse complotdenkers gearresteerd die vergevorderde plannen hadden voor een gewelddadige coup, om zo het land van haar democratie af te helpen. Al geruime tijd blijkt dat extreemrechts daar ook een behoorlijk grote aanhang heeft onder militairen en het politiecorps. Hoe zit dat hier?

 

In het militaire apparaat schijnt dat nog mee te vallen, maar bij de politie ligt dat anders. Er lopen daar m.n. in de lagere rangen en het middenkader relatief veel rechtse tot zeer rechtse snuiters rond. Dat blijkt uit diverse onderzoeken naar racisme en uitsluiting in het corps. Mensen met een andere kleur dan wit of van moslimhuize vluchten er weg vanwege de discriminatoire sfeer. De leiding (h)erkent het probleem, maar is blijkbaar niet in staat om er effectief iets aan te doen. De mentaliteit in het politiecorps blijkt nog explicieter uit de ongelijke behandeling van demonstranten. Zo moesten demonstranten van ‘kick-out-zwarte piet’ bij de recente intocht van Sinterklaas in Urk bijna vrezen voor hun leven toen ze belaagd en verjaagd werden door tegendemonstranten: de politie stond er bij en keek er naar, maar deed niets en liet het schorriemorrie haar gang gaan. Achteraf veel laffe smoesjes en de belofte van een ‘onafhankelijk’ onderzoek.  

 

Het selectieve optreden van de politie tegen demonstranten is een weerspiegeling van haar  politieke voorkeuren. Uit gelekt intern onderzoek blijkt dat meer dan 30% van de politieambtenaren PPV-sympathieën heeft en slechts 10% zichzelf ‘progressief’ noem. Klimaatactivisten van Extinction Rebellion die vreedzaam strijden voor een belangrijke zaak van algemeen belang worden bij het minste of geringste hard aangepakt, opgepakt en uren vastgehouden, terwijl boeren die vooral voor hun eigen belang opkomen en het milieu verzieken met en zonder trekker iedereen kunnen bedreigen delen van het land lam kunnen leggen zonder dat de politie ingrijpt. En dan zegt de voorzitter van de christelijke politievakbond: 1 ,,wij behandelen alle demonstranten gelijk’’ en 2. ,,en als we dat niet doen dan, dan is dat om veldslagen met demonstranten te voorkomen.”

 

Deze vrijgestelde politieman kletst uit zijn nek als hij zegt dat alle demonstranten op dezelfde manier worden bejegend, maar zegt ook eerlijk hoe het spel wel gespeeld wordt: als je met hinderlijke ludieke acties, maar geweldloos en in kleine groepjes demonstreert dan kun je met veel tamtam worden opgepakt, want een makkelijke prooi, maar als je massaal met grote trekkers de wet overtreedt, de zaak platlegt en dreigt met geweld dan geeft de politie je ruim baan, want ingrijpen zou teveel problemen opleveren. En misschien wel 'veldslagen'.

 

Maar er zit nog veel meer achter. Het is ook de expressie van een dubieuze mentaliteit. Uit uitlatingen van agenten wordt glashelder waar hun sympathieën liggen. Een van de hoogste bazen van de politie, Willem Woelders, zei een half jaar geleden, toen de trekkerterreur op haar hoogtepunt was en de politie slechts toezag hoe alles werd platgelegd, dat hij de boosheid van de boeren wel begreep en dat hij ,,als politie niet de problemen van de politiek kon oplossen." Een betere vrijbrief konden de amokmakers niet krijgen. En een 'gewone' agent die enige tijd terug aanwezig was bij de arrestatie van een groepje klimaatactivisten die de misdaad begingen om posters op de muur van een bankgebouw te plakken, zei tegen een van hen dat hij ,,die klimaatdemonstranten spuugzat was.’’

 

Zo liggen de sympathieën bij grote delen van het politiecorps (en de bevolking vrees ik): tégen die klimaatgekkies en anti-zwarte-piet-demonstranten en vóór de rellende boeren en de pro-zwarte-piet-knokploegen. Deze selectieve law-and-order types luisteren goed naar hun favoriete partijen in de Tweede Kamer: BBB, PVV, Forum en JA21. Ik zou mijn hand er niet voor in het vuur durven steken wat een groot deel van het politiecorps gaat doen als extreemrechts ook hier een coup wil plegen.

 

Ken uw geschiedenis: de beroepsgroep die in de dertiger jaren de meeste leden voor de fascistische NSB leverden, waren de boeren, vooral in Noord- en Oost-Nederland. En geen beroepsgroep jaagde in ‘40-‘45 zo fanatiek op de Joden als de Nederlandse politie. De goeden niet te na gesproken hoor je er dan direct bij te zeggen. Maar er waren er maar een paar die zich tégen de razzia’s uitspraken. De meesten deden braaf mee of keken laf weg. ‘Loyaal’ heette dat. Laten we gewoon maar hopen dat extreemrechtse coupplegers hier geen kans krijgen. Want dan komen ook van alle kanten de ratten uit het riool.

 

103.   Vooral door toeval werd Johann Gottlieb Fichte een van de beroemdste Duitse denkers.

 

Het zou me niets verbazen als de meerderheid der mensheid van mening is dat toeval niet bestaat en dat alles, ook de levensloop van mensen, gestuurd wordt door een almachtig opperwezen. Echter, burgers die het hebben ‘gemaakt’ zijn daarentegen vaak van mening dat ze hun rijkdom of belangrijke positie juist niet te danken hebben aan een opperwezen of aan het toeval, maar vooral aan eigen verdiensten: aan hun slimheid en inzet. Iedereen die het echt wil, kan dus ook succes hebben... vinden ze. Wat een makkelijk aantoonbare misvatting is. 

 

Want de evolutie van cel tot homo sapiens is er een van eindelos vele mutaties en toeval. Wie er goed over doordenkt beseft dat bijna alle bepalende gebeurtenissen die ons gemaakt hebben tot wie en wat we zijn, uiteindelijk vooral zijn terug te herleiden tot een keten van toevalligheden. Het begint er mee dat de plaats waar onze wieg stond en wie onze ouders waren, volledig door het toeval werden bepaald, dus ook alles wat daar in zekere zin aan gekoppeld kan worden: ieders breinvermogen, karakter, opvoeding, opleiding en met dit alles: de startkansen. Daarna hebben toevallige ontmoetingen en allerlei vormen van pech of mazzel bepaald of het leven linksaf of rechtsaf ging, en welke hoofd- en zijpaden het daarna weer opging en welke er dus uitgesloten werden. 

 

Een schitterend voorbeeld van de bepalende rol van het toeval is de levensloop van één van de bekendste Duitse politiek-filosofen, Johann Gottlieb Fichte (1762-1814). Dat we hem überhaupt kennen, hebben we louter aan 'dom’ toeval te danken. Als je weet in welke periode, op welke plaats en vooral in welk milieu hij ter wereld kwam, zou je de kans dat hij later ‘een bekend iemand’ zou worden als nihil hebben ingeschat. Maar hij werd één van de belangrijkste vaandeldragers van het Idealisme in de Romantiek. Schrijver van belangrijke politiek-filosofische werken en, vooral ook, een begaafd redenaar die zijn filosofische en zeer controversiële politieke opvattingen op een felle, eigenzinnige manier aan de wereld uitlegde. In de loterij des levens viel hij onwaarschijnlijk vaak in de prijzen.

 

De kleine Johann werd geboren in het dorpje Rammenau, in een zeer eenvoudig milieu van linnenwevers en als jong ventje, zonder noemenswaardige opleiding, hoedde hij ganzen en schapen op het platteland. In zijn vrije tijd deed hij aan Bijbelstudie en kon hele delen uit het hoofd reciteren. Tijdens zo’n ‘optreden’ werd hij gehoord door een rijke edelman uit de omgeving, Ernst von Miltitz, die mateloos onder de indruk was van het geheugen en de retorische begaafdheid van het ventje …en zo is het begonnen. Dat die twee elkaar in die situatie ontmoette was 100% toeval en dat hij die jongen op dat moment hoorde reciteren dus ook. Had hij Johann op dat specifieke moment op die specifieke plaats niet gehoord, dan had de wereld bijna zeker nooit van Fichte gehoord.

 

Want baron Miltitz zorgde ervoor dat Fichte zowel naar de Latijnse school als de Universiteit in Jena kon. Daar kon hij echter, na het overlijden van zijn mecenas, door geldgebrek zijn studie Rechten niet afmaken, waarna hij als arme huisleraar zijn kostje bij elkaar moest scharrelen. Die geldzorgen dwongen hem op enig moment naar Leipzig te verhuizen, waar het toeval weer toesloeg. Eerst ontmoette hij in de kroeg iemand die hem de werken van de grote Immanuel Kant liet lezen. Sterk onder de indruk van Kants ideeën zette hij zelf ook zijn gedachten op papier. Vervolgens ontmoette hij een man die hem het adres van Kant verstrekte. Fichte zocht contact hem en mocht tot zijn eigen verbazing bij de topfilosoof op audiëntie komen. Het onderhoud verliep wat vreemd, maar de enigszins mensenschuwe Kant leek de nog volstrekt onbekende huisleraar wel een interessante kerel te vinden.

 

Fichte durfde hem daardoor enige tijd later zelfs het concept toe te sturen van zijn eigen filosofische verhandeling: “Versuch einer Kritik aller Offenbarung”. Kant was zeer onder de indruk van het werk en liet het via zijn eigen uitgever anoniem publiceren, waarna de hele filosofenwereld dacht dat het weer een meesterwerk van ‘de baas’ zelf was. Als Kant dan na een paar maanden publiekelijk bekend maakt wie de echte auteur is, van wat hij een meesterwerk noemt, is Fiche in één klap beroemd in het wetenschappelijke wereldje.

 

En dan begint hij aan een indrukwekkende intellectuele, wetenschappelijke en politieke reis door het Duitsland van de opkomende Romantiek, een stroming die deels een reactie was op de Verlichting en de idealen van de Franse Revolutie. Een deel van de intelligentsia had rond 1800 genoeg van het vooruitgangsgeloof en alles wat daarbij hoorde: de maakbaarheidsgedachte, de natuurvervuilende industrialisatie, de kille zakelijkheid, het Grote Europa en het objectieve rationaliseren. De romantici gingen voor de emotie, het gevoel, het individualisme, het lijden, de mystiek, de natuur en de eigen nationale cultuurgeschiedenis. Naar binnen kijken en niet naar buiten. Het belang van verbeeldingskracht, was de verbindende factor in het Jena-clubje. Het was Fichte die in Jena al snel het thema “de vrijheid van het absolute ik” muntte. Wat later weer door andere filosofen als de basis van een 'reactionaire dwaalleer' werd beschouwd. Daar kun je je heden ten dage iets bij voorstellen. Toen werd het als revolutionair omarmd. Maar wat blijft, is de grondgedachte dat de ratio zonder verbeeldingskracht niets van waarde kan opleveren. 

 

Het is allemaal te lezen in het bijzondere boek van Andrea Wulff: “Rebelse genieën. De eerste romantici en de uitvinding van het ik”. Hierin wordt niet alleen de uiterst boeiende levensloop van Fiche beschreven maar ook het leven en hun onderlinge betrekkingen van andere briljante inwoners/bezoekers van het universiteitsstadje Jena aan het eind van de 18-de en het begin van de 19-de eeuw. Om er maar een paar te noemen: Goethe, Schiller, de gebroeders Humboldt, Schelling, Herder en madam Schlegel. Het boek is weliswaar grotendeels non-fictie, maar je wordt die geschiedenis ingezogen als in een roman met complexe mensen van vlees en bloed. Het gaat over filosofie, literatuur en kunst, maar ook over politiek en intermenselijke relaties tussen personen met hun humeuren, hun ergernissen, hun liefdes, hun haat en hun sterke en zwakke eigenschappen. De meesten behoorden tot de relatief bevoorrechte elite die uiteindelijk toch ook moest overleven in een harde wereld, met nauwelijks burgerlijke vrijheden en mega-verschillen tussen arm en rijk.

 

Wulff weet de grote geschiedenis van de versnipperde Duitse staatjes en het Europa van de oorlogsmaker Napoleon meesterlijk te verbinden met de persoonlijke ervaringen van de hoofdrolspelers in de Duitse Romantiek. Belangrijkste bronnen: de talloze brieven die ze aan en over elkaar schreven, eigentijdse ego-documenten, wetenschappelijke publicaties, boeken en tijdschriften.

 

In Jena werden in die periode vele boeiende ideeën uitgedacht, en uitvoerig bediscussieerd, die het Duitse, maar ook Europese intellectuele en politieke leven diepgaand hebben beïnvloed en doorwerken tot op de dag van vandaag. Daar in Jena is de Romantiek geboren die Wulff in haar boek “de revolutie van de geest” noemt. Met als één van de belangrijkste gangmakers, Johann Gottlieb Fichte, bij toeval ‘ontdekt' en mede door een samenloop van toevallige gebeurtenissen 'groot' geworden. Een bijzonder boek.

 

 

104.  Waandenkbeelden lijken vaak hilarisch … behalve als je er zelf mee te maken krijgt.

 

Je hoeft maar een klein defect in de prefrontale cortex te hebben of bizarre gedachten stollen in rotsvaste overtuigingen. Zo ontstaan wanen of  waandenkbeelden: gedachten in iemands hoofd die evident niets meer te maken hebben met de realiteit. Ze zijn doorgaans het gevolg van een pathologische stoornis en kunnen tot gedrag leiden dat extreem storend kan zijn voor de persoon zelf en/of zijn omgeving. Wanen heb je in vele soorten en maten. Zo heb je bekende politici, zelfs in dit land, die beweren dat de wereld wordt geregeerd door buitenaardse reptielen die zich voordoen als respectabele burgers. Deze complotdenkers zijn ook in de waan dat zij dit als enige weten, terwijl de rest van de mensheid te dom is om het door te hebben. Het is een vorm van waandenken die dicht in de buurt komt van het syndroom van Capgras, waarover hieronder meer. De pathologische stoornis van het 'aparte' Kamerlid T. Baudet kan nu gelukkig ook wetenschappelijk geduid worden. Mede dankzij professor Douwe Draaisma.

 

 

In zijn nieuwste boek “De man die zijn hoofd verloor. Over wanen en illusies” behandelt Draaisma een brede selectie van gevalsstudies over mensen die leiden aan de meest bizarre wanen. Zo beschrijft hij een studie van de Parijse psychiater Joseph Capgras die in 1923 een vrouw in behandeling had die in al haar dierbaren een dubbelganger zag. Ze leken weliswaar in alle opzichten sprekend op haar man, kinderen en familieleden, maar ze waren het volgens haar niet. Zij wist zeker dat het acteurs, bedriegers of buitenaardse wezens waren. Capgras noemde die vrouw overigens niet ‘gestoord’, want ze kon op andere terreinen gewoon rationele afwegingen maken en verstandige gesprekken voeren. Ze gedroeg zich, los van het syndroom, redelijk ‘normaal’.

 

Het aantal wanen waaraan mensen kunnen lijden, lijkt onbegrensd. De wijze waarop Draaisma een omvangrijke selectie systematisch uitwerkt is scherp observerend, inzichtgevend en humoristisch. Hij beschrijft hoe mensen die in het normale leven doorgaans verstandig kunnen acteren met onwrikbare stelligheid geloven in de meest onwaarschijnlijke zaken die totaal niet sporen met de werkelijkheid. Zomaar een paar voorbeelden:

 

Mensen die zeker weten: …dat ze twee jaar geleden verdronken zijn, maar nu nog gewoon naar hun werk gaan  …dat ze ontvoerd zijn door ruimtewezens en met een boodschap weer teruggebracht zijn op aarde … dat ze stemmen horen van wie ze voortdurend opdrachten krijgen …dat ze de opdracht hebben gekregen iemand te doden om te voorkomen dat die persoon hun geliefde doodt …dat ze leven, en ook gesprekken voeren, in twee gescheiden werelden, maar kunnen zich in de ene wereld niet herinneren wat ze in de andere gedaan hebben …of ze denken dat ze een been missen, terwijl ze dat nog wel gewoon hebben …dat ze hun arm, die al lang geleden geamputeerd is, nog steeds hebben en dat ze daar voorbijgangers ook mee groeten …dat ze vingers hebben van iemand anders en willen dat die geamputeerd worden …dat ze het verkeerde hoofd opgezet hebben gekregen nadat het er was afgehakt …dat ze van glas zijn en niet meer aangeraakt willen worden omdat ze bang zijn dan te breken … dat ze God of Napoleon zijn ….dat ze al dood zijn en dus niet meer hoeven te eten etc etc. Je kunt het qua soort waan zo gek niet bedenken of er blijken vele mensen te zijn die er aan lijden.  

 

Uit talloze gevalstudies blijk dat deze wanen vaak gekoppeld zijn aan een aangeboren hersendefect, een traumatische jeugdervaring of een zwaar ongeluk, vaak met hersenletsel. Veel mensen met waandenkbeelden kunnen, los van hun waan, vaak redelijk tot goed functioneren in dier voege dat ze verstandige conversaties kunnen voeren, een behoorlijke algemene ontwikkeling hebben en een zeker vermogen tot zelfreflectie bezitten, behalve als het over hun waan gaat. Op dit laatste punt zijn ze 100% overtuigd van hun gelijk en er met geen enkel rationeel of redelijk argument vanaf te brengen.

 

De waanlijders zijn vaak wel ongelukkig omdat ze geen besef hebben dat ze aan een waan lijden, maar door hun 'aparte' gedrag wel door hun omgeving gemeden of slecht behandeld worden. De treurigste gevallen zijn natuurlijk de mensen die geen weerstand kunnen bieden aan stemmen in hun hoofd die hen aanzetten, dwingen soms, tot asociaal, gevaarlijk of zelfs crimineel gedrag.

 

Tegenwoordig kan met hersenscans het gebied in het brein opgespoord worden waar de wanen hun oorsprong hebben. Zo blijkt dat mensen met bepaalde defecten in de prefrontale cortex niet meer in staat zijn om hun bizarre gedachten, die ergens in het brein zijn opgepopt, te corrigeren, waardoor absurde ideeën veranderen in vaste overtuigingen. Soms weten ze ook wel dat hun omgeving het niet zal begrijpen. Maar toch …. Draaisma citeert een patiënt uit een gevalsstudie die zegt: ,,ik kan niet zomaar tegen anderen zeggen dat ik dood ben, want dan denken ze dat ik gek ben.” En hij wilde absoluut niet dat anderen zo over ‘m zouden denken. Dus deed ie maar, zei ie, of hij nog leefde. Hilarisch, maar ook schrijnend.

 

Mensen met ernstige wanen zijn een groot probleem voor zichzelf, maar natuurlijk ook voor de maatschappij. Vooral als de waanlijders in aanraking komen met het strafrecht. Want hoe straf je iemand die in een waan, dus in een moment van verstandsverduistering, iets heeft gestolen of een volstrekt onschuldig persoon heeft verwond of erger? Hij kan er zelf nauwelijks iets aan doen, want kon op dat moment zijn gedrag niet de juiste kant op sturen, maar als samenleving moet je toch de kans op een herhaling proberen te minimaliseren.

 

Vergeleken met deze wanen, die kunnen leiden tot moord en doodslag, zijn die van politici die getroffen zijn door het waandenkbeeld dat de aarde geregeerd wordt door reptielen relatief onschuldig. T. Baudet zit meer in de categorie van de waanlijders die zijn opgenomen in een gesloten inrichting omdat ze denken dat ze God of Napoleon zijn en vinden dat degenen die dat niet van hen aannemen gek zijn. Gelukkig weten we bij T.Baudet nog net op tijd dat zijn neurologische stoornis hem volstrekt ongeschikt maakt voor welk politiek ambt dan ook. Dat is winst.

 

104   ,,De dood van één mens is een tragedie. Maar één miljoen doden is statistiek.”

 

Het aantal doden en gewonden in de Oekraïne-oorlog is nog moeilijk in te schatten, omdat beide partijen zeer ‘terughoudend’ zijn om daar precieze cijfers over te verschaffen. De Amerikaanse inlichtingendiensten schatten na acht maanden oorlog het aantal gesneuvelde en zwaar gewonde Russische soldaten op ca 100.000. De Russen zelf noemen dit ‘kolder’ en spreken van hooguit 6000 doden. Dat getal lijkt bijna elke waarnemer dan weer kolder. Het aantal gesneuvelde en gewonde Oekraïense militairen en burgers wordt op ca 40.000 geschat. Het zijn forse aantallen waarbij nog moet worden opgeteld de immense mentale schade en de zeer grote materiële verwoestingen die voor Oekraïne nu al op € 100 miljard worden geschat. En het einde van de ellende is nog lang niet in zicht.

 

Het zijn qua verspilde mensenlevens en kapotgeschoten steden en dorpen dieptreurige cijfers die het logisch maken dat we er in het Westen zoveel aandacht aan besteden. Maar hoe verhoudt die dagelijkse aandacht zich tot het bijna volledig negeren van de menselijke ellende in andere brandhaarden, ook maar een paar uur vliegen hier vandaan? Zo eiste de oorlog in Jemen de afgelopen vijf jaar ca 400.000 doden en een veelvoud daarvan aan gewonden. Dit land is volledig kapotgeschoten en ‘as we speak’ hebben 13.5 miljoen Jemieten dringend humanitaire hulp nodig. Who cares? Niemand blijkbaar, want ze krijgen die hulp niet of nauwelijks en de permanente honger zorgt al jaren voor honderdduizenden onvolgroeide kinderbreintjes.

 

Maar het kan nog veel erger. In Ethiopië, een uurtje vliegen van Jemen, heeft de burgeroorlog met Tigray de afgelopen twee jaar ca 600.000 doden en niet meer te tellen aantallen zwaargewonden geëist. Maar terwijl we elke dag, terecht, worden meegezogen in de Oekraïne-oorlog, wordt er aan Jemen en Ethiopië hier maar heel weinig aandacht besteed. Aan de omvang verschikkingen en het aantal doden kan die wegkijkende desinteresse niet liggen. Het enige waar we ons zorgen over lijken te maken: als ze maar niet onze kant op vluchten. 

 

Waarom wordt er op de ene regionale slachtpartij met grote publieke woede en veel media-aandacht gereageerd en wordt de andere brandhaard afgedaan met een eenmalig verslagje of geheel genegeerd? Waarom reageert het publiek gul en met compassie op het lijden van de ene etnische groep en met grote onverschilligheid op een nog veel groter lijden van een andere groep? Waarom interveniëren westerse overheden in het ene conflict wél met militaire steun, herstelfondsen en diplomatieke acties en laten we andere regio’s doortobben, terwijl we weten dat als we daar niets doen het steeds erger wordt en we de rekening op enig moment gepresenteerd krijgen in de vorm van grote vluchtelingenstromen onze kant op?   

 

Kortom: op basis van welke factoren verdelen we onze aandacht, sympathie en compassie over de conflictgebieden en de mensen die daar het slachtoffer worden? Is het de fysieke afstand, de etniciteit, de kleur, de cultuur of de religie van de getroffenen? Of zijn het vooral de economische belangen? Het is natuurlijk van alles wat. Maar zeker is dat het aantal doden, gewonden en andersoortige slachtoffers geen bal zegt.

 

Stalin zei het al: ,,De dood van één mens is een tragedie. Maar een miljoen doden is statistiek.” Hij kon het weten, want deze Jozef Dzjoegashvilli was tijdens zijn terreurbewind, dat 25 jaar duurde, verantwoordelijk voor zeker 30 miljoen dode landgenoten. Statistiek. Net zoals die vele doden in Oekraïne statistiek is. In het Rusland van Poetin mag je niet meer protesteren tegen de terreur en massamoorden van Stalin. Nog even en hij is weer een held.

 

105.  Een hoofddoekje mógen dragen, maar dat uit solidariteit demonstratief weigeren?

 

In de hoofddoekjes-discussie is een apart punt van serieuze aandacht de kritiek die komt van vrouwen (en mannen) die van mening zijn dat de hoofddoek het symbool is van de onderdrukking van de vrouw in vele islamlanden. Hoewel de cultuurrelativisten het zullen ontkennen, bagatelliseren of nuanceren is het vrij makkelijk te onderbouwen dat in grote delen van de moslimwereld vrouwen die zo’n hoofddoek bewust weigeren geen normaal, zelfstandig en gelijkwaardig leven kunnen leiden, en als ze m wel dragen trouwens ook niet. Die dwang kan een sterk argument zijn om in de landen waar je daar niet toe verplicht bent die hoofddoek demonstratief niet te willen dragen.

 

Aan de andere kant: ook met het kruis in de hand zijn er in de geschiedenis zoveel gruwelen begaan, dat je je ook van dat symbool demonstratief zou kunnen distantiëren. Maar waar trek je qua symbolische normering de grenzen? The Passion kan alleen nog zonder kruis? Dus: hoe te reageren als vrouwen in vrije landen geheel vrijwillig zonder sociale dwang of drang zo’n symbool met dubieuze kantjes perse willen dragen? Natuurlijk moeten die vrouwen die vrijheid hebben, want zij redeneren: voor mij is het ‘kunnen kiezen’ juist het symbool en de essentie van mijn vrijheid. Tegen deze logica is weinig in te brengen. In Iran de hoofddoek perse niet willen dragen en ‘m hier perse wél willen dragen: moet beide kunnen.

 

Toch een mogelijk disclaimertje …. je hoort in de vrije  landen steeds vaker het morele appel om vrijwillig van die hoofddoek af te zien uit solidariteit met de vrouwen die in landen als Iran geslagen en opgepakt worden omdat ze die hoofddoek móeten dragen, maar niet willen. Dus als politieke statement demonstratief afzien van het dragen van zo’n ‘besmet’ religieus symbool.

 

Zo’n moreel appel vind ik sympathieker dan een hoofddoekje in specifieke functies gaan verbieden.

 

106.  Nuttige tips van twee oude mannetjes

 

Epicurus werd ver na zijn dood (in 270 voor Chr.) vooral door de christelijke kerkvaders gezien als de filosoof van het Hedonisme, wat staat voor het onbelemmerd bevredigen van genot. Het streven naar genot en het vermijden van de pijn zouden het grootste geluk opleveren. En dat was het hoogste doel van de filosofie en het leven. De genotszoekers konden toenmaals in ‘De Tuin van Epicurus’ hun filosofie in praktijk  brengen.

 

Maar Epicurus zelf legde dit ‘onbelemmerd zoeken van genot’ behoorlijk wat genuanceerder uit. Als het gaat om het genot waarschuwde de meester er juist voor dat een overdaad aan bepaald genot ook negatieve effecten kan hebben en dus vermeden moet worden. We moeten ook niet steeds méér en van alles willen ‘hebben’, want dat leidt alleen maar tot geestelijke onrust en uiteindelijk tot irritaties en ontevredenheid. Het jachtige ‘op zoek zijn naar…’ tast onze gemoedsrust c.q. ons geluk aan.

 

Het ging Epicurus er vooral om dat het individu door het slim managen van zijn verlangens, zodanig in balans komt, dat hij zich tevreden en onverstoorbaar voelt en dat hij een blijvend gevoel van welbehagen ervaart, in combinatie met de afwezigheid van angst. De angst voor de dood b.v. rationaliseerde hij weg met de uitspraak: “Zolang wij leven is de dood er niet en wanneer de dood gekomen is, zijn wij er niet meer”. Zo simpel kan het zijn, als je niet in zoiets raars als een leven na de dood gelooft.

 

Zo’n 400 jaar later werkte een andere Griek, Epictetus, deze ideeën verder uit. Ook hij vond dat onze gemoedsrust centraal moest staan, maar legde daarbij sterk de nadruk op onthechting van materiele zaken en op relativering. Hoe minder je je hecht aan dingen, hoe minder je geraakt kan worden door het verlies ervan. Als je van streek raakt door bepaalde gebeurtenissen, probeer er dan op een andere manier tegen aan te kijken, aldus Epictetus, die vond dat we alle gebeurtenissen waar we toch geen directe invloed op kunnen uitoefenen kalm en nuchter moeten accepteren. Onverstoorbaar. Vandaar dat deze stroming het Stoïcisme wordt genoemd.  Epictetus vond wel dat we verantwoordelijk zijn voor onze eigen daden, die we via zelfdiscipline en zelfreflectie moeten onderzoeken en beheersen.

 

Epicurus en Epictetus zagen de filosofie niet als wetenschap of een theoretische leer, maar als een levenswijze en reikten suggesties aan die je gewoon in de praktijk van alle dag kunt benutten. Stel jezelf in situaties die zich daarvoor lenen steeds de juiste vragen en geef antwoorden met in het achterhoofd de lessen van beide heren.

 

Kern van die lessen: via het managen van onze verlangens kunnen we stadia bereiken van onverstoorbaarheid, onthechting, relativering en tevredenheid. Hier in het brein de nodige ruimte voor vrijmaken vraagt om het opruimen van ‘oude reflexen’ en om de nodige zelfreflectie. En om het vermogen ook emoties met ratio in goede banen te leiden.  Op zich nog een hele opgave.

 

107.  Is de waardering voor de liberale democratie een gevolg van indoctrinatie of van vergelijkend ‘warenonderzoek’? (1)

 

Nog ruim vóór hij doorhad dat de wereld wordt geregeerd door reptielen en/of Joden, had T. Baudet al afscheid genomen van het ,,verrotte democratische systeem waarin burgers worden geïndoctrineerd met waarden die wezensvreemd zijn aan onze traditionele cultuur”. Die indoctrinatie wordt volgens hem uitgevoerd door wetenschappers, journalisten en de politici van het partijkartel. Zij zorgen er volgens TB voor: ,,dat we worden geïnfecteerd met een liberale ideologie en weke humanistische opvattingen over mensenrechten en gendergelijkheid. Wij zouden beter een voorbeeld kunnen nemen aan Rusland en haar sterke leider.” Tot zover TB. Het is een fascinerende gedachte. Ook al omdat die indoctrinatie blijkbaar zo stiekem gebeurt dat het mij tot dusver nooit was opgevallen.

 

Nog los van de complotwaanzin die in zijn filippica besloten ligt: hoe wil hij aannemelijk maken dat de ‘liberale instituties’ bezig zijn om hier iedereen systematisch te indoctrineren? Of is hij van mening dat elke overdracht van normen, waarden en kennis gewoon indoctrinatie is. Maar dan verliest het begrip wel z’n oorspronkelijke (negatieve) betekenis. Natuurlijk zaten de kernwaarden waarmee ons gedrag genormeerd wordt en waarmee we de wereld om ons heen beoordelen niet al bij de geboorte in ons brein verborgen. Die kernwaarden zijn er voor een belangrijk ‘van buiten af’ ingebracht. Ons culturele milieu, de opvoeding, opleiding, vrienden en kennissen en media hebben ons, in samenspel met specifieke breinkenmerken, gevormd tot wie we zijn. Het zijn deze socialiseringsprocessen waarmee we als individuen de belangrijkste cultuurmerken, inclusief normen en waarden, overgedragen hebben gekregen. Ze geven richting aan ons denken en handelen, aan onze voorkeuren en (voor-)oordelen.  

 

Deze vormen van socialisering kunnen niet, zoals TB doet, op één hoop gegooid worden met het begrip indoctrinatie, dat een sterk negatieve connotatie heeft. De formele betekenis van indoctrinatie is het systematisch ‘van bovenaf’ opleggen van dwingende denk- en leefregels. Het gaat hier om een bewuste hersenspoeling, vaak geëntameerd vanuit een politieke of religieuze elite die via die indoctrinatie haar macht wil handhaven of uitbreiden. Het begrip is sterk gekoppeld aan totalitaire systemen en andersoortige dictaturen, al dan niet religieus geïnspireerd. Aan indoctrinatie zijn onlosmakelijk de begrippen dwang, straf en intolerantie gekoppeld. Je moet je aan de geïndoctrineerde spelregels houden, anders volgen er sancties.

 

De principes van de liberale rechtstaat verdragen zich niet met een door de staat  van bovenaf georganiseerde indoctrinatie van haar burgers. Maar ruim 60% van de wereldbevolking leeft in landen met regimes die zich alleen met indoctrinatie, repressie en geweld staande kunnen houden. Afwijkende meningen en opstandig gedrag worden daar niet getolereerd. Op dit punt staan we er mondiaal dus niet best voor. Van de 198 onafhankelijke staten zijn er volgens een VN-index slechts 55 als volledig democratisch te beschouwen.

 

Je hoeft niet geïndoctrineerd te zijn om de grote verschillen tussen de 55 vrije en de vele onvrije samenlevingen te kunnen zien en vervolgens, als goed geïnformeerd burger, een persoonlijke voorkeur uit te spreken voor het land waar je bij een vrije keuze zelf het liefst zou wonen. Een vergelijkend ‘warenonderzoek’ van wat de verschillende landen en culturen te bieden hebben volstaat. En je dan zonder externe dwang afvragen: waar worden de rechten van individu het beste beschermd, waar vind ik de meeste rechtvaardigheid en waar kan ik mij het best ontplooien?  (wordt vervolgd)

 

108.  Is de waardering voor de liberale democratie een gevolg van indoctrinatie of van vergelijkend ‘warenonderzoek’? ( 2)

 

Het was een ‘turning point’ in de westerse beschaving: de Verlichting. Het startpunt van de cultureel-filosofische en intellectuele revolutie die zich vanaf de 18-de eeuw over Europa uitrolde. Van alle kanten werd de religieuze dogmatiek succesvol bestreden met een explosie van vrijdenken en baanbrekend wetenschappelijk onderzoek. De almacht van de kerk werd sterk beperkt. Burgers hekelden de traditionele machtsstructuren. De rede en (selectieve) tolerantie werden de leidende beginselen. Hoewel er ook buiten Europa, b.v. in landen als India en China, vele baanbrekende wetenschappelijke ontdekkingen werden gedaan hebben de onvrije landen van nu een vergelijkbare brede culturele revolutie helaas gemist. Met grote gevolgen, tot op de dag van vandaag.

 

Onvrije landen heb je in alle soorten en maten. Maar wel met een aantal gemeenschappelijke kenmerken. Zo zijn bijna alle landen waarin de islam de dominante godsdienst is dictaturen. Via strenge indoctrinatie en harde repressie wordt hier de vrijheid van denken en handelen van de burgers beknot en staan er zware straffen op overtreding van de religieuze en politieke regels. Als je in Saoedi-Arabië hardop je twijfels uitspreekt over het theocratische model van dat land, dan moet je vrezen voor je leven. Als een Iraanse vrouw nog wat haar onder haar hoofddoek laat uitkomen, kan ze zomaar doodgeslagen worden.

 

Maar weinig systemen zijn zo bedreven in moderne, technologisch geavanceerde indoctrinatie en repressie als het totalitaire China en autocratische Rusland. Kom als Chinese burger niet in opstand tegen de almacht van de Communistische Partij, want dan word je hard en effectief uitgeschakeld. Bijna iedereen wordt door de overheid digitaal in de gaten gehouden en vele miljoenen burgers die behoren tot etnische minderheden leven daar in een moderne versie van een concentratiekamp. En het Russische regime probeert de bevolking wijs te maken dat er helemaal geen oorlog wordt gevoerd, maar dat het land door het fascistische Oekraïne is aangevallen en geprovoceerd tot een 'speciale operatie'. Dus ga je voor 15 jaar de bak in als je de evidente aanvalsoorlog ook een oorlog durft te noemen. 

 

Nee, dan Nederland: als je hier onze democratie en rechtstaat relativeert, ontkent, beschimpt of bedreigt, kom je als BN’er prominent aan het woord in de kletsprogramma's en kun je als parlementariër gewoon in de Tweede Kamer blijven zitten. Je kunt hier ook lekker tekeer gaan tegen religieus conservatisme zonder dat je opgepakt wordt. In de meeste liberale democratieën kun je bijna alles zeggen omdat het vrije woord heilig is en in de grondwet gegarandeerd wordt. Het is een way of life geworden. We beseffen vaak niet hoe uitzonderlijk dat is, want zeker systeemkritiek wordt in bijna geen enkel ander politiek systeem getolereerd.

 

Is dit een kritiekloze lofzang op de liberale democratie en ben ik nu zonder het te beseffen slachtoffer van geraffineerde indoctrinatie? Deze optie moet je altijd openhouden. Maar los daarvan: het is bepaald geen lofzang, want er kunnen ook bakken met kritiek worden gegeven op de liberale democratie. Ook die in haar huidige vorm. De te ver doorgeschoten neoliberale markteconomie heeft voor schrijnende uitwassen gezorgd: te grote ongelijkheid tussen bevolkingsgroepen, steeds meer ontheemde burgers die het spoor bijster zijn en de overheid, vaak terecht, niet meer vertrouwen, laakbaar overheidsfalen op verschillende terreinen, natuurverslonzing en klimaatonverschilligheid. Dat moet dus allemaal fundamenteel anders. De liberale democratie blijft op termijn alleen geloofwaardig als er voor een nieuw paradigma gekozen wordt waarin in ieder geval de economische ongelijkheid, het wantrouwen in de overheid en de bedreiging van het klimaat effectief worden aanpakt en de markt minder dominant en meer gecorrigeerd wordt.

 

Je kunt dus heel veel terechte kritiek hebben op de liberale democratie maar vergelijk het op elk relevant criterium met elk ander politiek of cultureel systeem in de wereld en de uitkomst is evident: bijna iedereen die goed geïnformeerd is en bij het volle verstand, zal kiezen voor het enige systeem waarin hij/zij zich in vrijheid overal over kan uitspreken, systeemkritiek mag leveren, veilig is voor staatsgeweld, zichzelf kan zijn w.b. gendervoorkeuren en gevrijwaard is van indoctrinatie, dwang en straf.

 

Cultuurrelativisten vinden dit overigens een onzinnige redenering omdat zij deze westerse verworvenheden niet hoger waarderen dan de kernwaarden van onderdrukkende systemen en intolerante culturen. Maar ze zijn vast wel blij dat ze zich hier vrij kunnen uiten. En niet in Quatar wonen. Ze redeneren waarschijnlijk: die mensen daar weten niet beter, ze leven daar al eeuwen zo en hebben dus vast geen behoefte aan persoonlijke vrijheden en basisrechten. Het is egocentrisch elite-denken van het ergste soort: de universele mensenrechten reserveren voor 'ons soort mensen'. 

 

We kunnen het natuurlijk relativeren, we kunnen er cynisch over doen, maar voor wie er oog voor heeft is de liberale democratie ondanks haar grote tekortkomingen voor de 'denkende mens' toch echt het beste van alle vigerende politieke systemen. We zouden daarom wel wat meer moeite mogen doen om haar met alle middelen te beschermen tegen de nihilisten, cynici, anarchisten en extremisten die de vrijheden alleen maar misbruiken om de rechtstaat te slopen. En als dat eenmaal gelukt is, krijgt je haar niet snel weer terug. En dan?  (wordt vervolgd) 

 

109.  Is de waardering voor de liberale democratie een gevolg van indoctrinatie of van vergelijkend ‘warenonderzoek’? (3)

 

In de twee voorgaande stukjes heb ik met voorbeelden en argumenten aangegeven dat de liberale democratie c.q. de democratische rechtsstaat het beste systeem is omdat het op alle relevante items beter scoort dan de systemen waarin autocraten, dictators of religieuze zeloten van veler snit de dienst uitmaken. Dit lijkt een open deur, maar dat is het zeker niet. Er wordt namelijk in toenemende mate getwijfeld aan haar oplossingsvermogen en de houdbaarheid op termijn. De bedreigingen komen niet alleen van agressieve dictaturen die hun terreur steeds meer exporteren, maar ook van binnenuit wordt er flink op ingebeukt door o.a. de rechts-populisten. Deze slopers van de democratische rechtsstaat worden gesteund door malcontenten, complotdenkers, viruswappies, wegkijkers, relativisten, opportunistische intellectuelen, ophefzoekers en esoterische yoga-matjes-typjes die wel wat beters te doen hebben dan zich te verdiepen in zoiets ordinairs als politiek.

 

Tussen al deze groezelige subcultuurtjes zit natuurlijk de nodige overlap, maar toch vormen ze samen in vele democratieën een steeds grotere en gevaarlijker groep. Hoe voorkom je dat ze in het serieuze debat zo gaan domineren dat ze de echte experts en fatsoenlijke politici kunnen wegzetten als 'de heersende klasse die niet te vertrouwen is'.

 

Het is door al deze tegenkrachten helemaal geen zekerheid dat onze democratische rechtsstaat, die nog maar nauwelijks een eeuw bestaat en dan ook nog maar in een beperkt deel van de wereld, ook de komende decennia wel zal overleven. Haar kracht, o.a. het vrije woord en vrije verkiezingen, kan tevens haar zwakte worden omdat in dit tijdsgewricht met de open riolen van de sociale media vol desinformatie de populisten zomaar met legale middelen, leugens, ophitsing en fysieke intimidatie de macht over kunnen nemen. Wie beschermt de democratie nog met krachtige hand tegen al die ondermijnende krachten als een steeds groter deel van de media, de maatschappelijke organisaties, de volksvertegenwoordigers en ook de kiezers dat niet meer doet en er vooral laconiek op reageert? Wat moet nog net kunnen en waar trekken we een rode lijn? Hoe verbied je het anoniem haatzaaien zonder het vrije woord te blokkeren?

 

Mijn opvatting dat de liberale democratie te prefereren is boven alle andere niet-democratische systemen is niet het product van indoctrinatie en ik word ook niet door ‘het systeem’ of wie dan ook gedwongen om tot mijn voorkeuren te komen. Ik kan in alle vrijheid en op basis van talloze bronnen mijn keuze aannemelijk maken door het met valide argumenten en kloppende feiten zo goed mogelijk te onderbouwen. En daarna kan het geheel volgens de geijkte 'spelregels' en met betere argumenten door anderen worden tegengesproken. Zo werkt de publieke discussie hier in een liberale democratie. Maar helaas niet in de meeste landen en culturen waar die vrijheid afwezig is.   

 

Hoe zo’n voorkeur voor de liberale democratie te onderbouwen? Zet de meest relevante kenmerken van uiteenlopende politieke en culturele systemen op een rij zetten en vraag aan een representatieve steekproef van redelijk geïnformeerde en vrije burgers hoe zij tegen deze kenmerken aankijken. Je kunt die burgers b.v. laten scoren op de belangrijke items waar de staat grotendeels verantwoordelijk voor is en die hun welzijn in hoge mate mede bepalen. Ik noem de belangrijkste:

  1. de vrijheid om te zeggen en schrijven wat je wilt en van mening te verschillen,
  2. gelijkheid voor de wet,
  3. gelijkwaardigheid van man, vrouw,
  4. een redelijke mate van welvaart,
  5. veiligheid voor lijf en leden,
  6. bescherming tegen willekeur van de overheid,
  7. de vrijheid om zonder risico’s uit te komen voor je gendervoorkeur
  8. de mogelijkheid om je in vrijheid en zonder risico’s te kandideren voor politieke organen,
  9. de vrijheid om in betrouwbare en geheime verkiezingen volksvertegenwoordigers te kiezen
  10. goed onderwijs en maatschappelijke kansen voor je kinderen. 

 

Het zijn zo'n beetje de belangrijkste punten uit de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Je kunt vrij simpel m.b.v. basisstatistieken en betrouwbare VN-rapporten vaststellen hoe de 198 landen in de wereld op deze 10 geselecteerde items scoren. En je hoeft geen supergeleerde te zijn om dan vast te kunnen stellen dat er maar zo'n 55 landen ( t.w. de liberale democratieën) redelijk tot goed op alle 10 items scoren. De meeste andere landen halen een slecht tot zeer slecht rapportcijfer op alle items. Wie dan toch voor een dictatuur kiest is een masochist of knots.

 

110.  Een hoofddoekje bij de politie en rechterlijke macht wel of niet toestaan?

 

Een agent met een hoofddoekje? Ja, natuurlijk moet dat kunnen. Nee, misschien beter van niet. Of … alles afwegende, toch maar wél….Het is een dilemma. Zeker voor iemand die van mening is dat de uitvinding van godsdiensten, met al die toeters, bellen en symbolen, het ergste is wat de homo sapiens zichzelf heeft aangedaan. Het heeft louter domheid, onverdraagzaamheid, dwang en geweld voortgebracht en dat zal, vrees ik, tot het einde der tijden doorgaan. Letterlijk overal weten de religieuzen ruzie over te maken. Zelfs over het wel of niet dragen van een hoofddoekje, een keppeltje of een kruis. Redelijke ongelovigen zouden niet in die slechte gewoonte mee moeten gaan.

 

Wel of geen hoofddoekje toestaan bij de politie en rechterlijke macht… het is een actuele discussie, maar wat er op enig moment ook besloten wordt: je krijgt er altijd gezeur en gezeik mee. Laten we prealabel beginnen met de vraag: waarom mag je bij de politie eigenlijk wel een pet op, maar mag een vrouw er geen hoofddoekje dragen? ,,Die pet hebben we van oudsher al op en dat doekje niet” lijkt me niet het meest intelligente antwoord. In Groot Brittannië, toch geen onderontwikkeld land, mogen Sikhs en moslims bij de politie en de rechterlijke macht gewoon hun tulband of hoofddoek dragen. Het gevolg is dat die organisaties daar veel meer een afspiegeling zijn van de etnische samenstelling van het land. Dat kun je natuurlijk irrelevant of zelfs ongewenst vinden, maar met die opvatting stijg je niet direct een paar sporten op de beschavingsladder?

 

Mijn primaire reactie is: eigenlijk liever niet al die religieuze symbolen, maar we moeten de hoofddoek bij de politie en de rechterlijke macht toch maar toestaan. Mijn eerste, maar niet doorslaggevende argument: ik wil niet graag in hetzelfde bootje meevaren als het schorriemorrie dat instinctmatig en fanatiek afgeeft op ,,kopvoddendragers”, een term die is gemunt door het bruine-blonde opperhoofd van de extreemrechtse moslimhaters. Zij willen niet alleen hoofddoekjes bij de politie verbieden, maar ook de islam. Het liefst zouden ze de moslims als medeburgers uit het straatbeeld verwijderen. De neiging om altijd fel verzet plegen tegen wat zij belangrijk vinden, kan ik moeilijk onderdrukken.  

 

Mijn tweede argument om er vóór te zijn, is dat je via het stimuleren van meer culturele en etnische diversiteit bij de genoemde organisaties niet alleen het grote tekort aan personeel kunt verminderen, maar ook meer relevante competenties in die organisaties kunt krijgen. In een multiculturele samenleving zijn een multiculturele politieorganisatie en een dito rechterlijke macht een kwestie van noodzaak en beschaving.  

 

Als belangrijk argument tégen het dragen van een hoofddoekje bij politie en rechterlijke macht wordt vaak genoemd: die organisaties, en dus ook hun mensen, moeten bij uitstek neutraliteit uitstralen. Op zich is ‘neutraliteit uitstralen’ een valide argument, want dat moet inderdaad. Maar de vraag is dan: kun je met een doekje rond het hoofd dan geen ‘professionele neutraliteit’ uitstralen? ‘Uitstralen’ is louter een kwestie van perceptie. Op mij zou een vrouwelijke agent met een hoofddoek geen minder neutrale indruk maken dan een katholieke agent met een kruis of een ME’er met een boeiende tatoeage in zijn nek.

 

Ons politieapparaat zit vol met gereformeerden en PVV-ers aan wiens neutraliteit je zeer kunt twijfelen. De eerste groep vindt de bijbel boven de Grondwet staan. De tweede groep sluit grote groepen Nederlanders expliciet uit. Hoezo zijn zij neutraal? De kern van hun denken staat haaks op artikel 1 van de Grondwet. Maar het gaat er primair om hoe agenten en rechters zich in hun werk concreet gedragen en daarbij is het niet zo relevant of je aan doekjes, kruizen of tatoeages kunt zien wat hun denominatie is. Ze leggen namelijk allemaal dezelfde ambtseed af waarmee ze zich verplichten hun werk conform de Grondwet en andere geldende wetten uit te voeren.   

 

Mijn aarzeling in de ‘wel of geen hoofddoekje’ discussie zit er wel in dat ik ook zie wat er mis kan gaan. Als de politiek nu zou besluiten om het dragen van een hoofddoekje bij de politie toe te staan, zal er vanuit alle hoeken en gaten van de samenleving veel kabaal losbarsten. Net zo fanatiek als bij het “onze-zwarte-piet-moet-zwart-blijven”-gevecht. De polarisatie zal daardoor waarschijnlijk toenemen, zeker binnen het politieapparaat, waarin de PVV-stemmers sterk oververtegenwoordigd zijn en het racisme en de islamofobie nu al tegen de plinten op klotst. Burgers van moslimhuize of zij met een kleur willen er vanwege die vijandige houding nauwelijks nog werken en zij die er werkten zijn er in grote getale weer snel weggevlucht vanwege o.a. de racistische ‘humor’.

 

Bij die dreigende polarisatie kun je je als landelijke politici en korpsleiding natuurlijk slapjanusserig neerleggen. Maar dan laat je het politieapparaat volledig etnisch zuiveren door de amokmakers. Tot er alleen nog maar witte gelijkgestemden werken. Maar je kunt er ook van alles aan doen om de racisten en islamofoben er stap voor stap uit te drukken door veel meer mensen met een migratieachtergrond aan te nemen. En daarbij kan het bieden van ruimte voor het dragen van een hoofddoekje het werkklimaat voor hen aantrekkelijker maken.

 

Het is het eeuwige gevecht tussen tolerantie en onverdraagzaamheid. Tussen redelijke principes en gemakzuchtig pragmatisme. Hoofddoekjes bij de politie en de rechterlijke macht blijven weigeren, is m.i. een achterhoedegevecht waar de beide organisaties niet beter van worden.

 

111.  Stukken over het heelal en de kwantummechanica lezen als poëzie.

 

Op de populairwetenschappelijke nieuwssite Scientias zijn razend interessante artikelen te lezen met de uitkomsten van baanbrekend onderzoek uit de astronomie, de ruimtevaart, de psychologie, de geschiedenis, het klimaat, de gezondheid en de technologie. Vaak zijn de stukken voor de leek redelijk te volgen, soms is het slechts een beetje te volgen, maar niet zelden is het ook absoluut niet te volgen. Hieronder een voorbeeld van dat laatste:

 

De kwantummechanica stelt dat een deeltje, zoals een elektron, zich in twee verschillende toestanden tegelijk kan bevinden. Het kan zelfs op twee verschillende plaatsen tegelijk zijn, zolang het niet wordt waargenomen. Dit fenomeen heet ‘superpositie’. ,,Het gaat volledig tegen onze intuïtie in” vertelt professor Ronald Hanson van TU Delft. Hanson en zijn team gebruikten elektronen in twee diamanten, die 1,3 kilometer van elkaar waren gescheiden. Er bleek sprake te zijn van een onzichtbare, directe verbinding. ,,Het wordt pas echt interessant als we twee elektronen ‘verstrengelen’, zodat ze samen een geheel vormen,” vervolgt Hanson: ,,Dan zijn ze allebei omhoog en omlaag tegelijk, maar zodra we er één waarnemen en ‘omhoog’ vinden, bepalen we ook dat de andere ‘omlaag’ staat. Dat effect is direct, zelfs als het andere elektron zich in een raket aan de andere kant van de Melkweg zou bevinden.”

 

Wie er iets van begrijpt mag het zeggen. Maar weet wel dat het hier gaat om serieuze en superieure wetenschap, waar de grote techbedrijven vele miljarden in steken omdat het ons een bizar snelle computer kan/zal opleveren. 

 

Maar ondanks het feit dat het voor mij moeilijk te doorgronden abracadabra is, lees ik het toch met veel interesse. Hoe kan dat? Max Pam beschreef laatst in zijn Volkskrant-column een vergelijkbare ervaring. Hij refereerde aan een stuk in ‘onze’ krant van wetenschapsredacteur George van Hall. Die ging in op de natuurkundige vraag of iets uit niets kan ontstaan. Kunnen wij ons überhaupt een voorstelling maken van iets dat er niet is, vroeg Pam zich af. En hij gaat er nog even op door: ,,Verder schijnt donkere materie niet niets te zijn, maar toch iets en bestaat er de mogelijkheid dat wij ooit letterlijk verdwijnen in het niets. Niet door de dood, maar gewoon omdat een snel uitdijende bol van letterlijk niets onze kosmos geheel verzwelgen zal.” Heerlijke zinnen, ik kan me hier suf over piekeren, er maar weinig van begrijpen en er tegelijkertijd toch van genieten.

 

Ook Pam begrijpt niets van de tekst, maar noemt het ,,pure poëzie”. Ik kan dat alleen maar onderschrijven. De spannendste gedichten zijn immers niet de gedichten met rijmende zinnen die je direct begrijpt, maar juist die gedichten waar je veel moeite voor moet doen. Gedichten die je dwingen hard na te denken over niet-direct toegankelijke zinnen met gevoelens, gedachten of andere fenomenen die je moet ontraadselen. Hoe zwaarder je er op moet piekeren om er toch nog iets ‘bruikbaars’ uit te peuren, hoe beter het gevoel als dat ook lukt. Het is een gevecht met de taal, waarbij je weet dat het om iets belangrijks kan gaan, dat zich niet zomaar prijs geeft. Je moet moeite doen om er vat op te krijgen en dan ineens haal je er iets uit, waar je een goed gevoel van krijgt.

 

Dat heb ik dus ook bij verhandelingen over het heelal in zijn onmetelijke grootheid en zijn zwarte gaten en de kwantummechanica over de onmetelijk kleine wereld der atomen. Pure poëzie. Waarop je je steeds weer kunt uitleven in het zoeken naar een minimale vorm van begrijpen. Al is het alleen al de notie dat wat we als gewone stervelingen zien en ervaren slechts een fractie is van de complexe werkelijkheid.

 

112.   Gelukkig hebben we de herinneringen nog…

 

De Vlaamse dichter en essayist Herman de Coninck was een bezeten brievenschrijver. Hij bewaarde al zijn brieven en maakte een kopie van de brieven die hij aan anderen schreef. Toen hij in 1997 overleed, liet hij 15.000 brieven na. In 2004 werd daar een selectie uit gemaakt voor het brievenboek “Een aangename postumiteit”. In de 444 uitverkoren brieven worden we deelgenoot gemaakt van zijn ergernissen, onzekerheden, liefdes, verdriet en vreugdes. Was ik op mijn 20-ste ook maar op het idee gekomen om al mijn correspondentie te bewaren. Maar goed, zo snugger was ik blijkbaar toen niet. En de Coninck wel. Hij werd 53 jaar. Tussen zijn 33-ste en 53-ste schreef hij gemiddeld 750 brieven per jaar, dus ca 2 per dag. Valt eigenlijk nog wel mee. 

 

Er zitten in zijn brievenboek ook troostbrieven die hij aan familie, vrienden en kennissen schreef. Zoals de brief aan vriendin T. die treurt om het verlies van haar ouders. De Coninck schrijft haar een meanderende overpeinzing en besluit dan met: „Wat ik maar wil zeggen: je blijft ze hebben, je bent ze nooit kwijt, al kan dat aanvankelijk zo lijken. In het begin zeggen ze niks meer terug, maar op den duur weet je wel wat ze zouden zeggen.”

 

Zo prachtig en simpel kun je een diepe gedachte verwoorden. Iedereen die dierbaren heeft verloren zal het direct herkennen. Het zijn altijd de herinneringen die troost kunnen bieden. Tenminste, als je voldoende mooie herinneringen hebt en je de minder mooie bent vergeten of minder relevant bent gaan vinden of hebt kunnen wegdrukken of, het best natuurlijk, nooit hebt gehad. Ze zijn belangrijk, die bijzondere herinneringen waarmee je de gezamenlijke geschiedenis kunt reconstrueren. Of desnoods zo kunt herscheppen dat je je er nog beter bij voelt. 

 

Hoe ouder je wordt, hoe meer je ‘leeft’ op dit soort herinneringsmechanismen. En hoe meer plezier je er ook aan kunt beleven. ‘Memories? In the end, it’s all there is’. Weet niet meer waar ik dit cliché ooit heb gelezen. Zal wel een huis-tuin-en-keuken-filosoofje zijn geweest.

 

113.  Zoveel interessante boeken en nog maar zo weinig tijd.

 

Een van de leukste bezigheden op de vroege zaterdagmorgen vind ik het struinen in een nog bijna lege boekhandel vol met interessante boeken uit alle delen van de wereld. De boekwinkel als snoepwinkel. Als de binnenstad nog langzaam aan het ontwaken is, heb ik in het café zo rond 8.30 al het Dagblad van het Noorden doorgebladerd, daarna op de warenmarkt het broodnodige fruit ingeslagen, de slijter van wat wijn afgeholpen en bij de traiteur onze weekendbehoefte aan lekkere hapjes ingeslagen. Bij de kaasboer hoef ik eigenlijk al niet meer te zeggen wat ik wil hebben. Een groet zou volstaan en dan doen zij de rest. De digitale kassa moet daar meestal nog wel even opgestart worden omdat ik bijna altijd de eerste klant ben. Jazeker, een voorspelbare start van de zaterdag ...maar ook voorspelbaar aangenaam en vertrouwd.

 

Na al deze voorbereidende ‘klusjes’ stap ik dan doorgaans klokslag 9.31 bij boekhandel Van der Velde aan de Grote Markt binnen. De boekenkasten aan de zijkanten waar je met een schuin hoofd langs moet lopen om wat moeizaam de titels te kunnen lezen, sla ik meestal over. Ik loop direct naar de grote tafels waar de boeken met de voorkaft zichtbaar uitgestald liggen. Eerst scan ik de tafels op de benedenverdieping met de meest actuele titels en dan naar boven, naar de uitgebreide selectie non-fictie: wetenschap, geschiedenis, politiek, economie, filosofie, klimaat, biografieën etc. Ik scan de tafels, ongericht op zoek naar nieuwe, interessante titels of gericht naar boeken waar ik recensies over heb gelezen. Als de titel of de auteur me interessant lijkt of intrigeert, begint het ritueel: betasten, bladeren en stukjes lezen. De ene keer weet ik het eigenlijk al direct: deze is van mij. De andere keer hou ik het nog even in beraad, besnuffel wat andere boeken en moet dan op enig moment een keuze maken.

 

Afgelopen zaterdag leverde dit snuffelproces drie ‘gelijkwaardige’ boeken op: 1. “Persoonlijkheid en macht. Politieke leiders die het moderne Europa veranderden” van Ian Kershaw. 2. “Het tijdperk van de sterke man” van Gideon Rachman en 3. “Rebelse genieën. De eerste romantici en de uitvinding van het ik” van Andrea Wulf. Van alle drie had ik de (uitbundig positieve) recensies gelezen en ze behandelen alle drie thema’s die mij boeien. Hoe kom je dan tot een keuze? Ik had ze natuurlijk (gulzig) alle drie kunnen kopen, maar dan had ik het ‘probleem’ alleen maar naar huis verplaatst. Want met welke begin je? Ik koos zaterdag uiteindelijk voor Kershaw omdat ik de twee kloeke Hitler-biografieën die hij in 1991 schreef imponerend vond en de politieke zwaargewichten die hij in dit boek beschrijft mij nog altijd mateloos boeien.   

 

Struinen in een boekhandel is een heerlijke tijdspassering, maar het drukt deze beperkte mens elke keer weer met de neus op de harde waarheid: de ogen zijn groter dan de maag. Ofwel: er staat hier heel veel meer dan ik ooit 'aan kan'. Er staan hier zoveel boeken die ik graag snel zou willen lezen en er komen er elke week nog weer vele bij, terwijl de tijd die ik beschikbaar heb in die paar jaren die mij nog resten te beperkt is om maar een fractie van al dat moois te kunnen lezen. 

 

Waren wij maar begiftigd met een brein dat drie boeken (of meer) tegelijk zou kunnen lezen en intellectueel verwerken. Nu wacht ik maar met Rachman en Wulf tot ik Kershaw gelezen en verteerd heb. Uitgestelde behoefte: dat heeft ook wel wat.

 

114.   ‘Creatief spelen’ met moleculen: een fascinerend vakgebied met onbegrensde mogelijkheden

 

Je kijkt naar een mens of naar een stoel of naar een glas wijn, maar je realiseert je bijna nooit dat het hier gaat om specifieke combinaties moleculen. Alles wat we kunnen zien, aanraken, ruiken, horen of proeven is opgebouwd uit moleculen c.q. superkleine deeltjes met unieke eigenschappen. Het is een bizarre gedachte dat alle fenomenen die we met het blote oog niet kunnen waarnemen de basis vormen voor bijna alle zaken die de grootste invloed op ons leven hebben. Onze hele existentie wordt bepaald door de eigenschappen van moleculen of combinaties van moleculen. 

 

En het wordt nog ingewikkelder als we bedenken dat die moleculen zelf weer zijn opgebouwd uit nog kleinere deeltjes, atomen, waarvan elk type ook haar specifieke eigenschappen heeft. Atoom is de Griekse term voor ‘ondeelbaar’. Lang werd er aangenomen dat het atoom het kleinste deeltje was, maar in de vorige eeuw kwam de natuurkundige Ernest Rutherford er achter dat de atomen wel splitsbaar zijn in nog kleinere deeltjes. Ze blijken namelijk te zijn opgebouwd uit een harde vaste kern en een aantal protonen, neutronen en elektronen die als in een soort zonnestelsel om die harde kern heen draaien.

 

Echter, het feest van de wetenschap kent geen grenzen. Het blijkt namelijk dat één van die onderdelen van het atoom, het proton, zelf ook weer uit deeltjes is opgebouwd, t.w. de quarks. Maar wat pas echt een beroep doet op onze fantasie is de ontdekking dat die quark-paartjes in het proton zwaarder zijn dan het proton zelf waar ze een onderdeel van zijn. Alsof een vrachtwagen met inhoud 5 ton weegt, terwijl de inhoud zelf 8 ton weegt. Het zijn voor een normaal mens niet te snappen uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek. Het is net zo verwonderlijk als de ontdekking in de kwantummechanica van deeltjes die op 2 verschillende plaatsen tegelijk kunnen zijn. Deze ontdekking, die maar heel weinigen echt begrijpen, gaat overigens wel de basis vormen voor de kwantumcomputer die miljoenen malen sneller rekent en 'denkt' dan de snelste computer op dit moment. Insiders verwachten dat deze nieuwe generatie computers tot een wetenschappelijke revolutie zal leiden met diepingrijpende maatschappelijke gevolgen.  

 

Na het uitstapje naar deze bijna ‘surrealistische’ tak van de wetenschap, gaan we weer even terug naar die ‘gewone’ moleculen, waar we eigenlijk nooit bij stilstaan, maar die in alle opzichten wel ons dagelijks leven bepalen. Nobelprijswinnaar en chemicus Ben Feringa heeft samen met een van zijn medewerkers, Anouk Lubbe, een prachtig boek gemaakt over moleculen: Alledaagse Moleculen. Bouwstenen van onze wereld (2022).

 

Voor de geïnteresseerde leek hebben zij voor een grote variatie aan ‘alledaagse zaken’ uitgelegd welke moleculen hierbij welke rol spelen. Fruit, koffie, licht, suiker, het lichaam, borrels en nog 25 ander thema’s passeren de revue. Een stof x met een bepaalde combinatie van moleculen ruikt heerlijk, doe er nog een paar andere moleculen bij en de nieuwe verbinding stinkt vreselijk. Hoe werkt dit? Een drankje met een specifieke moleculen-combinatie is in een bepaalde hoeveelheid erg gezond, maar neem er iets meer van en je gaat dood. Of iets lekker of vies, gezond of gevaarlijk is, kan door een wat andere combinatie van ongeveer dezelfde moleculen worden bepaald.

 

Hoewel de auteurs in hun boek alles uitermate helder weten uit te leggen, blijft de materie, na even wat doordenken, natuurlijk mega-complex. Neem het stukje over het menselijk lichaam. Als scheikundigen behandelen ze dit vanuit de moleculaire optiek. Het lichaam, waarin op elk moment biljoenen chemische reacties tegelijk plaatsvinden, is opgebouwd uit vele miljarden cellen. Maar elke cel is weer een uiterst complexe 'moleculaire fabriek' op zich, met duizenden verschillende onderdelen. Op dat celniveau bespreken de beide wetenschappers o.a. de rol van eiwitten, de centrale bouwstenen van ons lichaam, bestaande uit 21 soorten aminozuren, die allerlei vitale functies uitvoeren. Een kleine afwijking in die keten van aminozuren of een aspecifieke chemische reactie in die cel kan al beslissend zijn voor ons dagelijks functioneren. Voor onze gezondheid, ons denken, ons voelen, ons gedrag. Weten wij veel....

 

Onze kennis over hoe moleculen op celniveau werken en interacteren is namelijk nog maar relatief beperkt. Dat wreekt zich b.v. bij het bedenken van medicatie voor het voorkomen of oplossen van allerlei ziektes. Soms probeert de wetenschap maar wat uit en wordt de cel als een soort blackbox gezien. B.v. bij het ontwikkelen van medicatie tegen hoofdpijn. Er werden een groot aantal molecuul-combinaties uitgeprobeerd en op enig moment bleek paracetamol te werken. Maar nog steeds heeft men geen flauw idee welke chemische reacties daaraan ten grondslag liggen. 

 

Moleculair onderzoek op celniveau moet uiteindelijk leiden tot gepersonifieerde medicatie. Veel wordt hierbij ook verwacht van de kwantumcomputer, die miljoenen combinaties in ultrakorte tijd kan doorrekenen. Ook Ben Feringa en zijn topinstituut in Groningen werken daar op fundamenteel niveau hard aan mee met hun baanbrekende onderzoeken. In een van die onderzoeken werkt men aan moleculaire nano-autootjes die aan elkaar 'geklikt' worden en van cel naar cel tuffen om daar te onderzoeken welke medicatie in die cellen bij die patiënt het beste werkt. Waarna er weer een ander moleculen-karretje op pad gaat om in die cellen het werkende medicijn te 'bezorgen'.

 

Toekomstmuziek? Maar het is wel een hallucinerend idee als je je voorstelt dat het hier gaat om nano-autootjes van een miljoenste millimeter. Waarin dan ook iets vervoerd moet worden dat nog kleiner is!!! Het lijkt nu nog sciencefiction, maar het gaat vast sneller lukken dan we nu nog denken.

 

115.  ls die singles gaan samenwonen is er geen woningnood meer én minder eenzaamheid

 

Ziekmakende eenzaamheid. Het is al decennia een van de meest onderschatte fenomenen. All over the world. De Britse hoogleraar en activist Noreena Hertz heeft er verleden jaar het schokkende boek “De eenzame eeuw” over geschreven. Ook in Nederland blijken er miljoenen structureel eenzame burgers die daar ziek of ongelukkig van worden. Van de ruim 8 miljoen huishoudens in ons land zijn er zo’n 3 miljoen single. Uit onderzoek blijkt dat 55% van die singles zich structureel eenzaam voelt. Maar het vreemde is: ze gaan en blijven wel massaal alleen-wonen. Terwijl die ziekmakende eenzaamheid zo maar eens iets met dat alleen-wonen te maken zou kunnen hebben. Stel dat dat voor één miljoen van die singles het geval is, dan moet daar toch veel aan te doen zijn. Want …dat is nu ook toevallig …voor de komende tien jaar hebben we ook een immense woningbouw-opgave van vergelijkbare omvang: er moeten 1 miljoen woningen bijgebouwd worden.

 

In een mooie Volkskrant-column koppelde Peter de Waard die beide gegevens slim aan elkaar: probeer de eenzaamheid te verminderen door zoveel mogelijk van die singles te verleiden samen te gaan wonen, waardoor we ook het grootste deel van die 1 miljoen nieuwe woningen niet hoeven te bouwen. Als dat lukt, bestrijden we niet alleen de eenzaamheid, maar houden we macro-economisch ook nog eens heel veel geld over voor andere ‘leuke dingen’: het bouwen van die één miljoen woningen kost ons namelijk minstens € 300.000 per woning, dus € 300 miljard in totaal. Dit is nu echt een win-win-idee.

 

De Waard raakt in zijn stukje de kern van onze nationale huisvestigingsellende en het gemekker daarover. Sinds 2000 zijn er 1 miljoen single-huishoudens bijgekomen, die moesten allemaal een huis krijgen!!! Als de helft daarvan ‘gewoon’ was gaan samenwonen had je helemaal geen woningtekort gehad en waren de huizenprijzen nog voor elke portemonnee betaalbaar geweest. Maar nee, wij zijn een land dat, aldus de Waard: ,,de luxe van een latrelatie als ultieme gelukzaligheid ziet. Nederland heeft geen tekort aan huizen, maar een overschot aan singles.” Grappig bedacht.

 

Nederland is, zo redeneert de Waard verder, ten prooi gevallen aan een ongekende individualiseringsgolf. Sinds 1962 is het aantal Nederlanders met 55% gestegen, maar het aantal singels met 166%. Als die gezinsverdunning in dit tempo doorgaat dan is daar nooit tegenop te bouwen. Burgers schreeuwen om hun privacy, maar klagen ook steen en been over hun eenzaamheid. Ja, wat wil je nou? Dat geldt, schrijft de Waard, overigens ook voor heel veel ouderen die alleen in grote huizen (“lege-nest-woningen”) bivakkeren, met een aantal kamers waar ze nooit meer komen. ,,Maak ruimte voor gezinnen oudjes en ga kleiner wonen”. Of verhuur wat kamers, dan doe je ook iets aan je eenzaamheid.

 

De adviezen die in de column worden gegeven kun je dus wel aan zien komen:  gebruik aan deel van die € 300 miljard die nodig is om 1 miljoen woningen te bouwen voor maatregelen die de woningnood sneller oplossen, zoals meer fiscale voordelen voor samenwoners en gratis relatiebemiddeling.

 

Er zijn nog veel meer voordelen verbonden aan het ontmoedigen van single-huishoudens: minder nieuwe woningen betekent minder energie- en stikstofverbruik en minder aantasting van de groene ruimte. Alleen: ik vrees dat geen enkele politieke partij zich zal durven te wagen aan de slogan “bestrijdt de eenzaamheid én verminder het woningtekort door het ontmoedigen van alleen-wonen”. Alleen de SGP ziet er misschien brood in.

 

116.  Mogen we onze democratie beschermen tegen haar doodgravers?

 

Hoe kunnen we onze democratie beschermen tegen de krachten die de rechtstaat zullen ondermijnen als zij het via reguliere verkiezingen voor het zeggen krijgen? Of nog scherper: kunnen we het ons veroorloven politici aan de macht te laten komen die niet in staat zijn dit land redelijk, rationeel, competent en democratisch te besturen? Wat staat er niet allemaal op het spel als we dit laten gebeuren? Een klimaatcatastrofe. Onze welvaart. Onbeheersbare geopolitieke spanningen. Onze rechtstaat. En noem maar op.

 

Dat onze liberale democratie politici aan de macht kan brengen die een gevaar kunnen vormen voor de rechtstaat is evident. We hebben het de afgelopen jaren kunnen zien in o.m. de VS met Trump, Hongarije met Orban en Brazilië met Bolsonaro. En we moeten nog maar zien of het in Zweden en Italië met de rechtstaat goed blijft gaan nu er reactionaire populisten aan de macht komen. En waarom zou zoiets niet in Nederland kunnen gebeuren? Een extreemrechtse premier? Of iets wat daar dicht tegen aanschurkt? Het lijkt hier ondenkbaar. Maar waarom niet? 

 

Maar stel dat het niet meevalt en die kwaadwillende politieke zombies wel veel invloed op de macht krijgen? En stel dat steeds meer slecht geïnformeerde burgers zich in hun stemgedrag laten meeslepen door de vileine propaganda van populisten en in grote getale op hen gaan stemmen? Hoe ver moeten we dat laten komen? Moeten we niet op enig moment de vrijheid van partijen om de democratie te beschadigen aan banden leggen?

 

Hier ga ik maar even te rade bij de filosoof Karl Popper die over het fenomeen van 'de bedreigde democratie’ het nodige heeft gepubliceerd. Popper vond dat onbeperkte vrijheid onwenselijk is, want als vrijheid betekent de vrijheid om alles te doen wat een mens wil, dan is de mens ook vrij om andere mensen van hun vrijheid te beroven. Ongelimiteerde vrijheid kan dus leiden tot slavernij. Zijn conclusie: om de vrijheid te beschermen moet de vrijheid om anderen te beschadigen aan banden worden gelegd.  Zo’n inperking van vrijheden geldt in de visie van Popper ook voor de antidemocratische krachten. Het is z.i. noodzakelijk om met alle middelen de democratie te beschermen tegen krachten die haar bedreigen. Partijen die de democratische principes louter gebruiken om aan de macht te komen en daarna alles in het werk stellen om de instituties die de rechtstaat schragen te ontmantelen, moeten worden uitgesloten. We zagen hoe Mussolini in Italië de rechtstaat sloopte en we zien het nu bij Orban in Hongarije. En willen we dat ook meemaken met onze populisten?

 

Hoe gaan we hier voorkomen dat ons land langs democratische weg onbestuurbaar wordt en afzakt naar een illiberale schijndemocratie? Karl Popper schreef in zijn baanbrekende boek “De open samenleving en haar vijanden” over de paradox van de intolerantie: ,,als  we ongelimiteerd tolerant zijn, zelfs jegens hen die intolerant zijn, als we niet bereid zijn een tolerante samenleving te verdedigen tegen de aanvallen van intolerante medemens, dan zal de tolerante mens te gronde gaan, en met hem de tolerantie”. Hij pleitte daarom voor een militant liberalisme dat bereid is om de vijanden van de open samenleving aan te wijzen en ‘te bestrijden met rationele argumenten’ en ‘ze met behulp van de publieke opinie onder controle te houden”.

 

Karl Popper was in de tijd dat hij dit schreef, net na WO II, nog optimistisch over de robuustheid van de democratie en de onpartijdigheid van de media. Dat ligt nu wel een paar slagen anders. Een groot deel van de mainstream media moet winst maken om te kunnen overleven. Ze moeten daarom qua lezers en kijkers zo goed mogelijk scoren en hun publiek pleasen met hapklare, makkelijk te verteren brokken. Dat speelt de populisten in de kaart. En als hun propaganda en desinformatie tot stemgedrag leiden dat de regeerbaarheid van ons land bedreigt, moeten de democratische krachten daar dan geen dam tegen opwerpen?

 

Je zou b.v. de drempel kunnen verhogen om verkozen te kunnen worden en/of om te mogen kiezen. Net zoals er eisen worden gesteld aan de veiligheid van een auto en aan de rijvaardigheid van hen die 'm mogen besturen. Dus scherper toetsen op democratische gezindheid van partijen en op de elementaire kennis van kiezers inzake de partij waarop ze willen stemmen. Maar wat vooral helpt tegen het ondermijnende populisme is: veel meer doen aan de oorzaken van de vaak goed te begrijpen boosheid van de muitende kiezers.

117.  Franse dedain over Amerikaanse beschaving is misplaatst (1)

 

Frankrijk is, qua variatie aan landschappen, een schitterend land, met ook nog eens een uitermate boeiende en kleurrijke geschiedenis, ….zoals heel wat andere landen. Maar zijn er ook doorslaggevende redenen  te bedenken waarom we Frankrijk ‘hoger’ zouden moeten waarderen dan al die andere prachtige landen met een rijke geschiedenis? Neem b.v. de VS? Met behulp van welke politieke, economische, technologische, wetenschappelijke, geopolitieke, morele of culturele argumenten zou je de stelling kunnen verdedigen: Frankrijk staat qua ‘beschavingsniveau’ toch echt wel een paar treedjes hoger dan de VS? Dat dit zo is, daar lijkt een groot deel van de Fransen zelf vast van overtuigd.

 

Uit wat ik er in de loop der tijd over heb gelezen krijg ik de indruk dat veel Fransen m.n. neerkijken op de Amerikaanse politiek en cultuur en wijzen ze met trots naar hun eigen glorieuze beschaving en geschiedenis. Fransen, m.n. intellectuelen, vinden de Amerikaanse cultuur te ‘plat’, haar geschiedenis te gewelddadig, de politiek te rechts, de blanken te racistisch, de economie te kapitalistisch en vinden zich alleen al om deze redenen moreel superieur t.o.v. de Amerikanen. Als dit inderdaad de overheersende mentaliteit is, dan kun je er op z’n minst van zeggen dat het een behoorlijk chauvinistische perceptie is: selectief shoppen in de historische feiten met veel blinde vlekken voor de eigen inktzwarte bladzijden en andere minpuntjes. Tegen die Franse minzaamheid als het gaat om de VS is wel wat in te brengen.

 

Om te beginnen is ook de Franse geopolitiek, evenals de Amerikaanse, altijd nietsontziende machtspolitiek geweest …realpolitiek waarbij de eigen nationale belangen voorop stonden, en staan. Frankrijk was er alleen een paar honderd jaar eerder mee, met haar overzeese koloniën, lucratieve slavenhandel en grootschalige veroveringsoorlogen in Europa. De VS waren allang een democratie toen er in Frankrijk nog ruim honderd jaar monarchen op de troon zaten. Je kunt, los van enig nationaal chauvinisme, met feiten staven dat de Franse buitenlandse politiek en daaraan gekoppelde militaire acties en koloniale overheersingen de afgelopen 100 jaar voor minstens evenveel bloedvergieten en menselijk leed hebben gezorgd als de geopolitieke strapatsen van de Amerikanen, zo niet meer. Die geschiedenis ‘glorieus’ noemen vraagt behoorlijk wat morele hersengymnastiek. Hieronder zomaar enkele voorbeelden uit de recente Franse geschiedenis van na WOII. 

 

Nadat Frankrijk in 1954 bij Dien Bien Foe verpletterend werd verslagen en eindelijk uit haar koloniën Vietnam en Cambodja werd verjaagd, kwam de nasleep van de achtergelaten chaos uiteindelijk op het bordje van de Amerikanen te liggen. Die daar in die harde Koude Oorlog periode bepaald ‘onhandig’ een einde aan probeerde te maken en maar nauwelijks uit dat moeras konden ontsnappen. Na Vietnam begonnen de Fransen een uiterst wrede oorlog tegen de onafhankelijkheidsstrijders in Algerije, met ongekend geweld, grootschalige martelpraktijken en talloze doden: 330.000 doden volgens Franse bronnen, maar 1.5 miljoen volgens de Algerijnen. De miljoenen gevluchte Algerijnen werden na de Franse aftocht weggestopt in de krotten van de Franse bidonvilles nabij de grote steden, waar zij en hun nazaten nog steeds zitten, nu opgehokt in hoge flats: werkloos, kansloos, opgejaagd en gediscrimineerd. Effectief beleid werd er door geen enkele regering op gevoerd. Is het er minder schrijnend dan in de getto’s van de Amerikaanse grote steden? In ieder geval wordt hier de grote ongelijkheid in de Franse samenleving fysiek zichtbaar. 

 

Maar de grootschalige Franse veroveringsoorlogen beperkten zich niet tot die in ZO-Azië, Afrika en het Midden-Oosten, ook in Europa lieten de Fransen een spoor van vernieling na. Rond 1800 begon Napoleon Bonaparte, na zijn staatsgreep, aan een machtsspel waarin hij iedereen uitschakelde, als almachtig dictator de idealen van Franse Revolutie verraadde, zichzelf tot keizer kroonde en half Europa veroverde: pas in 1815 kwam aan deze militaire terreur een einde: 3.5 miljoen oorlogsdoden en nog veel meer ernstig gewonden en Frankrijk plus grote delen van Europa economisch in puin en een totale chaos. Twintig jaar later, na zijn dood op St Helena, werd ie weer “een van de grootste Fransen aller tijden” genoemd. Een staaltje briljante propaganda, waar de Fransen blijkbaar erg gevoelig voor waren en zijn. Je zou ook kunnen zeggen dat ze nog steeds een oorlogsmisdadiger eren met een pompeus praalgraf in de Dôme des Invalides. Dat dagelijks door duizenden wordt bezocht. De VS hadden in hun 246-jarige geschiedenis zeker ook een paar heel slechte presidenten, maar hebben nooit dictators of monarchen een kans gegeven en al zeker geen megalomane types zoals Napoleon gekozen. Want hun leiders 'kiezen', dat deden de Amerikanen zoals gezegd meer honderd jaar eerder dan de Fransen. Toch een dingetje, zo'n steviger historische verankering van de democratie. 

 

Frankrijk scoort al met al op de meeste indicatoren waarmee je het beschavingsniveau van een land kunt 'meten' zeker niet beter dan de VS en de Fransen zijn gemiddeld genomen moreel niet beter of slechter dan Amerikanen. Elk land heeft z’n plus- en minpunten, z'n beschaafde burgers en z'n rotte appels. Je kunt het één natuurlijk meer appreciëren dan het ander, maar als je als Fransman verwijtend c.q. minachtend naar de VS of de Amerikanen kijkt vanwege hun buitenlandpolitiek, populisme, racisme, buitenlanderhaat, migratiepolitiek of economische ongelijkheid dan heb je wel zweertjes in je ogen of een pak boter op het hoofd.

 

Oké, er is wel een puntje waarop Frankrijk evident beter scoort dan de VS: ze hebben veel meer bijzondere steden die het bezoeken waard zijn vanwege hun culturele schatten ...veel meer prachtige historische gebouwen met een lange geschiedenis en veel meer oude schilderijen. Maar dat is natuurlijk geen kunst ….ze bestaan als natie nu eenmaal heel veel langer dan de VS. (wordt vervolgd)

118.   Franse dedain over Amerikaanse beschaving is misplaatst (2)

 

In het vorige stukje vond ik dat er w.b. zaken als buitenlandpolitiek, historische zwarte bladzijden, populisme, racisme, ongelijkheid of buitenlanderhaat geen redenen te bedenken zijn waarom de Fransen neer zouden mogen kijken op Amerikanen. De pot moet de ketel niet het verwijt gaan maken dat ie zwart is. Beide landen scoren vergelijkbaar belabberd op genoemde punten. De gemiddelde Fransman is ook niet moreel hoogstaander dan de gemiddelde Amerikaan. Maar hoe zit het met de andere verschillen in ‘cultuur’ tussen beide landen? En dan bedoel ik cultuur, breder geformuleerd dan alleen de inhoud van musea, de oude gebouwen of de literatuur. Dus cultuur als de verzameling essentiële kenmerken van een beschaving …het geheel van wat een volk heeft voorgebracht en voorbrengt aan artefacten, gebruiken, gedragingen, normen en waarden.   

 

Als het gaat om de vermeende ‘platte’ cultuur van de Amerikanen, misschien een wat ongelukkig stereotiep, dan denk ik zelf vooral aan bepaalde nare aspecten van hun dominante ‘way of life’: de uitwassen van de kapitalisme met al die rijkdom naast schrijnende armoe, die allesoverheersende nadruk op geld verdienen, de verloedering van het publieke domein, de aversie tegen de overheid, de verheerlijking van de zelfredzaamheid, de wildgroei van het enge complotdenken, het onrechtvaardige juridische systeem voor wie zwart en/of arm is en die wereldwijde verspreiding van de coca-cola-McDonalds-cultuur. Dat is natuurlijk het akelige Amerika waar je je grote zorgen over kunt maken, vooral ook omdat al deze narigheid zich als een pandemie over de hele wereld heeft verspreid. Er is bijna geen plek op deze aarde meer die zich er aan heeft kunnen onttrekken. Heel wat van de uitwassen van die ‘way of life’ worden zelfs omarmt…ook in één van de meest anti-Amerikaanse landen: Frankrijk. Ik vraag me af of er ooit een effectieve vaccinatie tegen dit virus zal worden gevonden.

 

Maar tegenover deze ‘platte’ cultuur staan gelukkig ook heel wat nuttige, dan wel zegenrijke verworvenheden van de beschaving ….terreinen waarop de VS al sinds jaar en dag een voortrekkersrol vervullen: bijna alle takken van de wetenschap, het ontdekken van geavanceerde technologieën en het omzetten van al dat superieure denkwerk in diensten en producten waar veel vraag naar is en die de wereld ook fundamenteel hebben veranderd. Zelfs de Fransen zullen, tot hun leedwezen, niet kunnen ontkennen dat niet zij, maar hun Amerikaanse vrienden op de meeste van deze terreinen een leidende rol spelen.

 

Ook de omgang met het verleden is onderdeel van de cultuur in brede zin. Als het er om gaat wie ze op een voetstuk plaatsen kun je aanzienlijke verschillen constateren tussen de Fransen en Amerikanen. Niet alleen zijn de VS ruim honderd jaar langer een democratie, maar ze lijken ook aan andere politieke waarden te hechten. In Frankrijk vereren ze, zoals in het vorige stukje vastgesteld, al méér dan 150 jaar vrij collectief Napoleon Bonaparte in de ‘Dôme des Invalides’ en in de VS lopen ze al 100 jaar in grote getale met evenveel eerbied langs het ‘Abraham Lincoln Memorial’. In beide landen kan een presidentskandidaat het, ook heden ten dage nog, wel schudden als hij kritische kanttekeningen durft te plaatsen bij de grootste nationale held. Zien de vereerders in Napoleon respectievelijk Lincoln de specifieke ‘waarden’ terug, waaraan zij hechten en die hun vaderland bijzonder maken? Dat zou wel veel zeggen over het verschil in ‘waarden’ tussen beide volken, want de verschillen als mens, militair en politicus, met hun idealen en de wijze waarop ze daarop invulling aan hebben gegeven, kunnen niet groter zijn dan die tussen Bonaparte en Lincoln …de één dictator, de ander een democraat.  

 

Napoleon was tot elke schurkenstreek bereid om zolang mogelijk aan de macht blijven, macht die hij niet had gekregen maar gegrepen, waarna hij vervolgens alle idealen die hij korte tijd met de mond had beleden, verraadde. Lincoln had juist weinig met macht, was via democratische processen president geworden en handelde consequent conform de Grondwet en daarin opgenomen Bill of Rights. Napoleon voerde veroveringsoorlogen uit passie, hij hield ervan, en om alleenheerser van een groot rijk te worden. Lincoln haatte de burgeroorlog die hem werd opgedrongen. Hij voerde die oorlog vooral om het zwarte deel van het volk vrij te maken. Bonaparte hield 15 jaar de macht, Lincoln werd na vier jaar niet herkozen. 

 

Wat zegt die bewondering voor zulke totaal verschillende persoonlijkheden over de centrale waarden van de Fransen respectievelijk de Amerikanen? Is er sprake van verschillen in democratische gezindheid? Ik weet het niet, maar ik ben geneigd te denken dat het wel meevalt ...de Fransen hebben in hun hele geschiedenis vanaf Lodewijk IV wel een uitgesproken voorkeur getoond voor “sterke mannen” en ze zwijmelen bij grandeur, pracht en praal en nationale 'prestaties', wat die ook moge zijn. Volksaard? De Amerikanen lijken me gemiddeld genomen wat meer ‘down to earth’, zakelijker, hoewel bepaald niet ongevoelig voor nationale symboliek en heroïsme. Gelukkig hebben de Fransen wel weer een veel gezondere omgang met al dat God-gedoe, terwijl onrustbarend veel Amerikanen qua religieuze hokus pokus de weg volledig kwijt zijn. Tot op het hysterische af. Elke Amerikaanse president moet, wil ie voldoende steun behouden, met grote regelmaat wel iets over God prevelen. Bijna elke toespraak moet eindigen met "God-Bless-Amerika". In Frankrijk wordt die religie ver buiten het staatsdomein gehouden. 

 

Maar de politieke situatie is in beide landen in dit tijdsgewricht deels vergelijkbaar: grote politieke verdeeldheid, extreme polarisatie, onvoorspelbaar volantiel stemgedrag en oprukkend extreemrechts. In beide landen kan het de komende jaren zomaar ‘verkeerd’ gaan. 

 

Als ik nu uit Nederland zou moeten vluchten, zou ik alles afwegende toch eerst naar Frankrijk gaan, maar weer doorvluchten naar de VS als één van de extreemrechtsen, Eric Zemmour, Valérie Pécresse of Marine Le Pen,  op enig moment aan de macht komen. En als Trump daarna een succesvolle comeback maakt, dan kom ik weer terug naar Europa....Duitsland denk ik: stabiel, fatsoenlijk en gemütlich.  (wordt vervolgd)

 

119.   Franse dedain over Amerikaanse beschaving is misplaatst (3)

 

Fransen schijnen dus vaak uitgesproken oordelen te hebben over Amerikanen. Meestal geen positieve. De meeste Amerikanen daarentegen hebben nauwelijks oordelen over Fransen, omdat ze niet of nauwelijks in Fransen geïnteresseerd zijn. Ze zijn überhaupt weinig in de andere landen en hun burgers geïnteresseerd en weten er dus ook niets van, en als ze al iets van Frankrijk vinden, is het vaak iets positiefs: de goede wijn, de mooie steden en de vele musea. Wat ik hier nu net heb opgetikt, heb ik nooit uit de mond van een Fransman of een Amerikaan zelf gehoord. Ik heb het wel met enige regelmaat ergens gelezen en zo heeft dit beeld, een stereotiep, zich in mijn brein vastgezet. Geen idee of het ook maar enig hout snijdt. Je zou alleen via een representatieve onderzoek kunnen achterhalen hoe beide volkeren over elkaar denken. En dan nog …wat zegt het? Waar zijn die oordelen die ze over elkaar hebben dan op gebaseerd? Meestal niet op feiten of eigen ervaringen.

 

Deze observatie geldt natuurlijk mondiaal. Er wordt meestal maar wat over elkaar gezwamd op basis van minimale informatie, niet-kloppende feiten of een paar persoonlijke ervaringen. Vooral de onderbuik is vaak leidend als het gaat om 'grote' oordelen over elkaar. 

 

Je kunt ook over de verschillen tussen landen en hun inwoners zoveel mogelijk feiten verzamelen door er veel over te lezen, er colleges over te volgen, documentaires en films te bekijken of door er naar toe te gaan. En op basis van al die verzamelde feiten en beelden kun je je dan een oordeel proberen te vormen over de geschiedenis, de cultuur, de politiek, de volksaard en noem maar op. Maar het blijven, hoeveel feiten en beelden je als geïnteresseerde leek ook verzamelt, altijd gebrekkige oordelen, gebaseerd op selectieve percepties. Omdat de werkelijkheid te complex en veelvormig is en bijna iedereen in zo’n zoekproces z’n eigen blinde vlekken en voorkeuren heeft en haast ongemerkt naar een vooraf al gevormd oordeel toe selecteert en redeneert. En wat de één belangrijke feiten vindt om een oordeel op te baseren, merkt de ander niet eens op. 

 

Vanuit deze noties kun je je er over verbazen, vermaken of ergeren hoe ver onze  buitenlandcorrespondenten vaak durven te gaan in het duiden van complexe gebeurtenissen en de opvattingen van de inwoners daarover. “Onze man in Frankrijk” laat een stuk of drie straatgesprekjes met “geheel willekeurige voorbijgangers” horen en hup, hij trekt zijn conclusies over hoe dé Fransen over dit of dat denken. In het beste geval laat hij ook nog een dissidente mening horen en onthult dan dat niet alle Fransen er blijkbaar gelijk over denken. Maar wat is daar de relevantie van? Hij had nog wel vijf andere, verschillende meningen kunnen laten horen. So what? Wat zijn we wijzer geworden? Nog erger wordt het als correspondenten van alles en nog wat gaan zeggen over de Franse of Amerikaanse volksaard door een aantal particuliere indrukken te veralgemeniseren tot een opvatting over het geheel. Hoe serieus kun je dat nemen?

 

De volksaard …het is een verhaal apart. Heel vroeger kon je misschien nog spreken van een typische Duitser, Fransman of Nederlander. Maar zelfs toen had je binnen elk land ook grote verschillen in “aard”. En dan bedoel ik natuurlijk niet dat er ook “goede Duitsers” waren. Maar sinds de opkomst van internet, de mondialisering van vele cultuuruitingen en omvangrijke migratiestromen is het begrip volksaard nogal diffuus geworden. Niet alleen heeft er een  behoorlijke internationale gelijkschakeling van ‘cultuur en smaak’ plaatsgevonden, zeker onder jongere generaties, maar elk land, vooral in de westerse wereld, is inmiddels een ratjetoe van subculturen geworden met vaak totaal verschillende leefstijlen, opvattingen en smaken. Hoe moeten we hier dé Fransman of dé Amerikaan van maken?

 

Als we het complexe begrip volksaard al eenduidige kunnen omschrijven en 'meten' dan lopen we uiteindelijk nog tegen de harde werkelijkheid aan: de verschillen in ‘aard’ binnen de landen zijn door die variëteit aan subculturen vaak veel groter dan tussen vergelijkbare subculturen van beide landen. Mijn 'aard' voelt zich, zeker weten, meer verwant met die van mensen uit een vergelijkbaar subcultuurtje in Frankrijk, dan bij de viruswappies, complotdenkers, BN’rs, dom uitgedoste Oranje supporters, ON-fans en SGP-of PVV-kiezers hier te lande. Helaas spreek ik onvoldoende Frans om mijn geestverwanten daar te leren kennen.

 

Dit gezegd hebbend zijn er natuurlijk ook in ons wel bepaalde karakteristieken te identificeren die een substantieel deel van de Nederlanders bezit. De belangrijkste is misschien wel ons zeer matige inzicht in onszelf: wij Nederlander vinden vaak dat we tolerant, ruimdenkend, verdraagzaam en gastvrij zijn, maar feit is dat een behoorlijk groot deel juist tamelijk intolerant, onverdraagzaam en ongastvrij is en wel zo expliciet dat vluchtelingen en arbeidsmigranten, als ze de keuze hebben en goed geïnformeerd zijn, doorgaans liever naar Duitsland, Frankrijk of andere landen gaan dan naar het botte en afwijzende Nederland. 

 

Natuurlijk krijg je mutatis mutandis een beter beeld van de complexe, multidimensionale volksaard in een land als je er vaak komt of als je er, zoals de correspondent, periodiek woont. Maar dat moeten we ook weer niet overdrijven. Iemand die vanuit Oudeschip Nederland moet beoordelen, en de provincie Groningen maar weinig verlaat, weet uit eigen ervaring ook weinig zinnigs te zeggen over de volksaard en opvattingen van dé Nederlander, laat staan van dé Limburger. Wat ie ervan weet, heeft hij uit de boeken, de krant of van de tv. Zelf kan ik ook alleen maar vrij zinloze algemeenheden debiteren over dé Nederlander. Elke karakterisering zal onderuit worden gehaald met correcte voorbeelden van tig subculturen die zich ook Nederlander voelen, maar die niet in mijn malletje passen omdat ze behoorlijk of totaal anders zijn. 

 

Dus laten we als gewone burgers maar ophouden met al die clichés, stereotypen en vooroordelen over andere volkeren, etnische groepen en subculturen. Ze kloppen meestal niet of een beetje en leiden alleen maar tot onbegrip of nog erger. Laten we maar gewoon vertrouwen op het materiaal en de inzichten van goede onderzoeksjournalisten of wetenschappers die via serieus veldwerk de feiten hebben verzameld en uitkomen op een grote verscheidenheid aan mensensoorten die vaak maar moeilijk onder één noemer te brengen zijn.

 

120.  Zoveel hersenstoornissen en zo weinig echte rampen in de publieke ruimte.

 

Uit diverse onderzoeken blijkt dat ca 20% van de Nederlanders gelooft dat de gevaren van het coronavirus bewust sterk worden overdreven en dat het virus niet erger is dan een stevig griepje. Maar nog veel hallucinanter is dat 10% gelooft dat die “corona-heisa” een wereldwijd complot tegen de mensheid is, om onze vrijheid te onderdrukken en de farma-maffia via het vaccin miljarden winsten te bezorgen. In veel andere landen, en vooral in de VS, liggen die percentages nog vele malen hoger.

 

Binnen deze groep van complotdenkers is er een vrij dominante stroming die zeker weet dat Microsoft baas Bill Gates er in de hand in heeft …die wil via het coronavaccin een chip in ons lichaam laten spuiten waarmee hij ons leven kan bewaken en sturen ….kassakassa ...daarbinnen is er een nog maffere substroming die gelooft dat hij dat doet in opdracht van een obscure groep van vrijmetselaars, Joden en aliens, die achter de schermen de wereld regeert. Als je dit echt gelooft dan is het logisch dat je je niet laat inspuiten en er alles aan doet om anderen ervan te overtuigen dat ook te weigeren.

 

Maar hoe kan het dat zovelen in dit landje, minstens 1.7 miljoen burgers, in zoiets bizars geloven? Of om de vermaarde filosoof Louis van Galius te parafraseren: ,,Ben ik nu zo slim of zijn zij zo dom?” Is het echt domheid of is het iets anders? Het moet iets anders zijn. Als 90% van de wereld, ca 8 miljard mensen, in een leven na de dood gelooft en in een God die kan toveren, dan vind ik het eigenlijk nog wel meevallen dat in dit land maar 10%  gelooft in een Bill Gates die ons met chips wil inspuiten. Op de keeper beschouwt is dit laatste wel onzinnig, maar veel minder onzinnig dan geloven dat er iemand over water kan lopen of geloven in een leven na de dood. Hoe werken die breinen? Wat is er loos mee?

 

Verleden week publiceerde het Universitair Medisch Centrum Groningen een onderzoek waarin werd vastgesteld dat complotdenkers veel overeenkomsten hebben met mensen die lijden aan paranoïde wanen. Bij zowel complotdenken als paranoïde wanen gaat het om een onjuiste en soms bizarre overtuiging. Beide groepen houden hardnekkig vast aan die overtuigingen, wat er ook gebeurt. In gesprekken blijkt dat voor beide groepen objectiveerbare feiten en rationele argumenten geen enkele rol spelen, maar juist een doorslaggevende argument om onderzoeken of adviezen te wantrouwen, vooral als ze van de overheid of experts komen. 

 

Je kunt natuurlijk meesmuilend doen over die maffe complotdenkers, en dat doe ik zelf als het maar even kan ook, maar hoe kwalijk kun je het ze nemen? In hoeverre kun je iemand zijn hersenstoornis kwalijk nemen? Is moeilijk. Maar het zijn er nogal wat. Eigenlijk onthutsend veel. In 2019 stonden er volgens het RIVM in totaal 3,8 miljoen mensen bij de huisarts geregistreerd met een hersenaandoening in de breedste zin van het woord. Trek je degenen met dementie, Alzheimer en zichtbare fysieke beschadigingen van die 3.8 miljoen af dan hou je ca 2 miljoen mensen over die leiden aan één of andere psychische stoornis. 2 miljoen mensen (10% van de bevolking) die psychisch niet jofel zijn. Het zijn er wel heel erg veel. En dat zijn dan nog alleen degenen die bij de huisartsen geregistreerd staan. Hoeveel psychisch problematische types missen we dan nog?

 

Kijk om je heen: je ziet er dus in het centrum van de stad, op het station, in de trein, in de kroeg, op de markt, in het klaslokaal, in je praatgroepje, je eigen familie of in de supermarkt altijd wel een paar, 1 van de 10, die serieus ‘iets’ in het hoofd mankeren. Droevig, zorgelijk of gevaarlijk? Vooral erg droevig natuurlijk, maar met zulke hoge aantallen moet je je er eigenlijk over verbazen dat er in de publieke ruimte zo weinig geweld plaatsvindt. 

120.  Stephen Hawking: een briljant stand-alone brein in een verschrompeld lijf

 

Hij was de geleerde van de oerknal, het uitdijende heelal en zwarte gaten. En zijn hele wetenschappelijke leven was hij bezig om Einsteins relativiteitstheorie, die de structuur van het heelal verklaart, te verbinden met de kwantummechanica, de theorie die het gedrag van de kleinste deeltjes beschrijft. Hoewel hij er niet in  slaagde om beide theorieën onder één overkoepelende theorie te brengen, leverde zijn zoektocht wel vele nieuwe inzichten op waar anderen weer op verder konden en kunnen bouwen. Deze geniale geleerde was voor zijn fysieke verzorging totaal afhankelijk van anderen. Alleen via de spraakcomputer kon hij zijn gedachten vertalen in gesproken teksten …..Stephen Hawking.

 

Over deze kosmoloog (1942) zijn vele boeken geschreven. Twee jaar vóór zijn dood in 2018, verscheen nog de vuistdikke biografie van Charles SeifeHawking Hawking, een wetenschappelijk fenomeen ontrafeld”.  Al lezend val je van de ene verbazing in de ander, alleen al vanwege een levensloop die absoluut uniek is. Dat hij 76 jaar is geworden en dat zijn brein tot het einde nog op hoog niveau actief bleef, is een wonder op zich. Al in 1963 werd multiple sclerose bij hem vastgesteld, in 1972 zat ie in een rolstoel, in 1975 was hij al niet meer te verstaan en vanaf 1985 was hij uiteindelijk tot niets fysieks meer in staat. Alleen het brein functioneerde daarna nog 33 jaar lang als maar weinig andere breinen in de wereld. Een brein dat tot ongeëvenaarde wetenschappelijke prestaties in staat was.

 

Seife legt in bijna 700 pagina’s met heldere analyses en veel mooie anekdotes uit hoe de astronoom uitgroeide tot een geleerde met een bijna mythisch imago. Dat was niet alleen omdat hij briljant, origineel en creatief was op zijn uiterst complexe vakgebied, maar ook wel omdat hij de gave had om zichzelf te ‘verkopen’. Seife maakt in zijn boek op humoristische wijze aannemelijk dat Hawking zelf heel bewust en gericht werkte aan het construeren van zijn imago. Niet met opschepperij, maar vooral met scherpe humor en zelfspot Onvoorstelbaar dat hij daar vanuit die rolstoel nog de interesse en energie voor kon opbrengen.

 

Geen geleerde na Einstein werd zo beroemd, ook bij het grote publiek. Daar heeft zijn onvoorstelbare handicap natuurlijk ook aan bijgedragen. Vanwege zijn wetenschappelijke prestaties werd de as van Hawking in de Westminster Abbey bijgezet tussen de overblijfselen van de fenomenen Isaac Newton en Charles Darwin. Toch plaatsen de meeste van zijn vakbroeders hem als wetenschapper, zo lezen we bij Seife, niet in de categorie van Newton en Einstein. Je hebt dus blijkbaar buiten-categorie en buiten-buiten-categorie.

 

Zie hem op de vele foto’s roerloos en met een verkrampte ijzeren grijns schuin onderuit hangen in zijn rolstoel …een skelet in een pak gehesen …. en weet dat zijn artsen hem vanaf 1985 regelmatig hebben opgegeven….en lees dan in Seife’s studie over de wetenschappelijke prestaties van dit stand-alone brein. Bizar.

 

121.  Homeopathie en God: kan geloof genezen?

 

Van de alternatieve geneeswijzen is de homeopathie de meest onderzochte alternatieve geneeswijze. Volgens insiders blijkt uit elke wetenschappelijke studie dat de werking van homeopathische producten niet anders is dan die van placebo’s. Incidenteel is er dan een effect. Er is in dat specifieke geval dan sprake van een correlatie, maar niet van een oorzakelijk verband. In de homeopathische producten zijn bij nauwkeurig onderzoek op het moleculair niveau geen werkende stoffen te vinden of zo extreem verdund dat ze geen werkzame effecten kunnen hebben. Homeopathie is kwakzalverij, passend in het rijtje exorcisme, Romeinse kwikbaden, aderlaten en het behandelen van etterende wonden met terpentijn.

 

Het adagium van de homeopathische goeroes is: hoe sterker de verdunning, hoe sterker de effecten. De één zal cynisch lachen om zoveel onnozelheid, de ander zal zich ergeren aan de irrationele domheid. En aan het feit dat die gelovigen vaak ook nog een podium krijgen en er zorgverzekeringen zijn die alternatieve geneeswijzen zelfs vergoeden.

Wat mij vooral interesseert: waarom geloven er toch zoveel ‘verder verstandige mensen’ in de positieve effecten van homeopathische producten? Ik kan heel wat redenen bedenken. In het merendeel van de gevallen zal het absolute onwetendheid zijn. Niets geleerd en niets willen bijleren. Goedgelovigheid zal ook nogal eens voorkomen. Bij een ander deel zal het een kwestie zijn van jezelf iets wijs maken, tegen beter in. Weer anderen zijn wanhopig omdat de reguliere artsen ze niet meer kunnen helpen en grijpen alles aan om beter te worden. De één gaat in die wanhoop naar Lourdes, de ander grijpt naar de zalfjes van dr. Vogel.

 

Maar er is ook een steeds grotere groep, bijna ideologisch gemotiveerde mensen, die geen enkel geloof heeft in de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek. Experts = elite. Die deugen niet. Zij wantrouwen daarom ook de reguliere geneeskunde in het algemeen en het farmaceutisch complex in het bijzonder. Die denken immers slechts in belangen en geld verdienen. Daar verwachten de believers in ieder geval niets heilzaams van. Zij zoeken daarom hun heil in het alternatieve circuit.

 

Op internet zoeken deze believers elkaar op, bevestigen elkaar in het disfunctioneren van de reguliere geneeskunde en wisselen de succesverhalen van alternatieve behandelingen uit. Het aantal kankergevallen dat met verdund water en citrusvruchten is genezen is verbazingwekkend. De gelikte sites van homeopathische bedrijven spelen hier perfect op in. Het is een briljant verdienmodel: geen ontwikkelingskosten, extreem lage productiekosten, geen dure trials, geen tijdrovende goedkeuringsprocedures, een uitgekiende marketing tegen lage kosten en een uitdijende groep goedgelovigen.

 

Die grote groep believers die zegt er echt baat bij te hebben: wat moet je daar nu mee? Er zal ongetwijfeld een deel zijn dat daadwerkelijk is hersteld na gebruik van alternatieve middeltjes. Dat kan natuurlijk. Heel wat blessures en ziektes verdwijnen gewoon na verloop van tijd, ook als je niets doet of langdurig 3x daags water met een extreem verdunde citroensap drinkt. Maar je hoeft toch niet lang gestudeerd te hebben om hier lachend te doen over een oorzakelijke verband.

 

De gemotiveerde homeopathische gelovers laten zich echt niet uitleggen dat een medicijn waarin nauwelijks werkzame moleculen zitten, ook geen werkzame effecten kan hebben. Dat is een ‘mission impossible’. Het kenmerk van gelovigen is dat ze persé willen geloven. Het gaat hen niet om de rede en om bewijzen. Toch zie ik nog wel een smal muizenpaadje naar een mogelijk verweer, dat ik de gelovigen echter nooit hoor gebruiken: het placebo-effect. Het komt voor dat als mensen verwachten dat iets een genezend effect heeft, er in de hersens een chemische reactie plaatsvindt en er stofjes worden aangemaakt die een zeker effect hebben op de fysieke toestand. Daardoor kan m.b.v. van een pil waar geen enkele werkende stof in zit b.v. pijn worden verlicht of zelfs verdwijnen.

 

Vanuit dit placebo-effect kan worden beredeneerd dat geloof ‘wonderen’ kan verrichten, in die zin dat iets dat niet bestaat, toch iets in beweging kan zetten. God bestaat niet. De werkzame stoffen in homeopathische producten bestaan niet. Maar als je er echt in gelooft, kunnen beide toch iets doen met je hersenen waardoor je je fysiek anders gaat voelen.

 

121.   Wat als de Tweede Kamerleden er ‘en mass’ de brui aan geven?

 

Nog maar 29% van de Nederlanders schijnt vertrouwen te hebben in de landelijke politiek. Vóór de coronapandemie was dat 69%. Aldus een recent wetenschappelijk onderzoek naar de maatschappelijke gevolgen van de coronacrisis, waaraan ook oud-minister Jet Bussemaker, thans hoogleraar wetenschap en beleid, heeft meegedaan. Volgens haar wordt het extreem dalende vertrouwen niet alleen door het coronabeleid bepaald, maar is het een optelsom. Ook de toeslagenaffaire, de blaartrekkende kabinetsformatie en het weinig doortastende aanpakken van de grote problemen van deze tijd spelen daarbij een grote rol. Iedereen die de stemming van het volk een beetje volgt, had het kunnen bedenken.  

Niet te ontkennen valt dat de meest verantwoordelijke en meest zichtbare kabinetsleden al geruime tijd niet erg sterk overkomen en vaak een wat machteloze en soms zelfs moedeloze indruk maken, alsof ze ook niet meer weten hoe ze het verhaal moeten vertellen om te overtuigen. Kan me er iets bij voorstellen: als je dag in dag uit wordt afgedroogd in de media gaan zelfs de sterkste persoonlijkheden onzeker acteren. Wat weer aanleiding is voor nieuwe aanvallen.

 

Daar komt nog eens bij dat er op dit moment, meer dan ooit tevoren, wel heel veel urgente en uiterst complexe zaken tegelijkertijd spelen en er totaal verschillend wordt gedacht over de oplossingen: zowel in de politiek als in de maatschappij houden grote groepen elkaar zodanig gegijzeld dat we niet linksaf of rechtsaf kunnen en daardoor gewoon stilstaan of een beetje voortmodderen. Er zijn in de Tweede Kamer nauwelijks meerderheden te vormen om krachtdadig voor een bepaalde koers te kiezen. En als er op dit punt dan eindelijk toch een beetje hoop gloort dan slagen de media er steeds weer in om zodanig te stoken dat allerlei belangengroepen en complotdenkers de straat opgaan…wat de politici dan weer verlamt. Zie de boerenprotesten of het te hoop lopen tegen coronamaatregelen of de stijging van de gasprijzen. 

 

De Nederlandse burgers zijn in meerderheid eigenwijze donders die alles beter weten en zich niets laat gezeggen door anderen en zeker niet door politici, de overheid of experts. Dit archetype wordt boos en opstandig als ze op hun eigen verantwoordelijkheden worden aangesproken. En als ze naar de stembus gaan dan stemmen ze tegenwoordig in grote getale op alles wat los en vast zit. Het kan ze niet gek genoeg zijn. Net hoe hun humeur op dat moment is. Hebben ze Bokje van der Plas in drie lopende zinnen horen uithalen naar Sigrid Kaag, dan stemmen ze de volgende dag BBB. Versplintering en onbestuurbaarheid zijn het gevolg.   

 

Wat voor soort bestuurders en politici heb je eigenlijk nodig om het dit soort burgers een beetje naar het zin te maken c.q. in de klauw te houden? Ik zou het niet weten. Er is, vrees ik, geen kruid tegen gewassen. Mij lijkt het verstandig om een land te laten besturen door politici die het vermogen hebben om, ondersteund door experts, complexe vraagstukken te doorgronden, bereid zijn om daar op een constructieve manier met elkaar over van gedachten te wisselen en vervolgens in meerderheid te besluiten over de te nemen maatregelen. En die vervolgens op een adequate manier uit te laten voeren.

 

Voldoen onze landelijke politici aan dit criterium? Wordt b.v. onze Tweede Kamer ‘bevolkt’ door capabele volksvertegenwoordigers? Ik vrees dat daar door het volk niet al te positief over wordt gedacht. Laatst nog sprak ik met iemand die ik hoog heb en beschouw als een rationeel en genuanceerd persoon ….hij zei tegen me: ,,die Tweede Kamerleden in Den Haag weten niet wat er in de samenleving gebeurt, ze missen de benodigde competenties en zitten daar alleen vanwege de carrière die ze in hun partij hebben gemaakt.” Een stevig statement, maar klopt het ook? Ik geloof dat je daar wel een paar nuancerende kanttekeningen bij kunt plaatsen. 

 

Het zijn uitspraken die je wel vaker hoort in straatinterviews en aan de dagelijkse kletstafels. Waarom, als het gaat om Kamerleden, toch die perceptie van ‘een maar wat aan rommelend zootje dat geen feeling heeft met de samenleving’? Waar haalt men die kennis over onze Kamerleden eigenlijk vandaan? Vooral uit de onderbuik zo lijkt het. Want uit vele onderzoeken blijkt dat maar weinig burgers iets weten van Kamerleden. Ze kennen hun namen niet. Ze weten niet wat hun beroepsmatige achtergrond was voordat ze in de Kamer kwamen. En ze hebben geen idee van het werk dat ze in de Kamer doen, want bijna niemand kijkt naar de debatten van Kamerleden in de vele commissies. Maar ze hebben er toch een hard oordeel over, want waarom zou je je oordelen baseren op feiten? 

 

Het overgrote deel van onze Kamerleden komt uit beroepen die hen een goed zicht op de verschillende sectoren van de maatschappij geven: bedrijfsleven, publieke bestuursfuncties, rechterlijke macht, universiteiten, gezondheidszorg en het onderwijs. 90% is hoog opgeleid. Je kunt dus veel over onze Kamerleden zeggen, maar niet dat het een bij elkaar geraapt zootje onbenullen is dat niet weet hoe de maatschappij in elkaar zit. De meesten doen hun belangrijke wetgevende en controlerende taken in de vele Kamercommissies. In stilte en zonder publieke waardering, omdat de media er bijna nooit aandacht aan besteden. Over de parlementaire debatten wordt in onze media op een armzalige manier verslag gedaan: vooral de woordvoerders met de grootste bek of de meest provocerende quotes komen hap snap in beeld zonder veel duiding en context. Maar aan het merendeel van de Kamerleden wordt geen aandacht besteed, want te inhoudelijk en te weinig relpotentie en dus te saai voor het Journaal of de kwekshows.    

 

Waar ik me steeds weer over verbaas is dat er nog zoveel hoog opgeleide burgers voor die publieke zaak willen werken. Ze krijgen minder betaald dan in vele andere functies op hun niveau en door de media worden ze vooral genegeerd of niet serieus genomen. Als politicus moet je er tegen kunnen dat je in de sociale media door massa's halve garen met drek wordt overgoten of bedreigd. Waarom zou je je daar nog voor lenen? Je moet wel een verdomd grote drive hebben om je voor de maatschappij in te willen zetten. Hoe vaak zullen ze zich bij die collectieve aanvallen afvragen: hoe lang wil ik dit nog?

 

Natuurlijk zitten er ook in de Kamer een paar klojo's tussen al die politici, net als in de normale samenleving: complotdenkers en onbeschaafde schreeuwers die vooral collega's en bewindslieden willen beschadigen en leven van politieke chaos, maar dat is een minderheid. Je moet er toch niet aan denken dat al die politici met hart voor de publieke zaak zich ‘en mass’ niet meer beschikbaar stellen en gefrustreerd naar het bedrijfsleven vluchten waar ze niet worden belaagd door de sociale en normale media: het zou het einde van onze parlementaire democratie kunnen betekenen. En dan? Wat is het alternatief voor al die politici die in de ogen van de meerderheid van het volk niet deugen? Zijn er betere opties? Trekken we gewoon een blik nieuwe Kamerleden en bewindslieden open?

 

Ik vrees dat we nog van een koude kermis thuiskomen als we juist in deze tijd die meerderheid van fatsoenlijke politici niet ietsjes meer credits geven en gaan respecteren. Burgers zouden misschien ook wat meer naar hun eigen, vaak bizarre gedrag kunnen kijken. Als er telkenmale in zulke grote getale zo verschillend, wispelturig en zelfs extreem wordt gedacht en gestemd op zoveel verschillende partijen, kun je het moeilijk de gekozen politici kwalijk nemen dat ze van die onoverbrugbare  meningsverschillen ook geen chocola meer kunnen maken.

 

122.  Jeugdzorg en Kinderbescherming: onmachtig, maar wel druk bezig met de makkelijke gevalletjes.

 

Er worden volgens CBS-statistieken en aanvullend onderzoek in ons land jaarlijks ca 100.000 kinderen fysiek of mentaal mishandeld, vaak met rampzalige gevolgen. Maar die kinderen worden bijna nooit door het ingrijpen van hulpinstanties, zoals de Jeugdzorg en de Kinderbescherming, uit huis geplaatst en zo uit de klauwen van hun belagers gered. Waarom niet? Het is ‘achter de voordeur’…dus moeilijk moeilijk. Ook al komen die kinderen telkenmale met blauwe ogen op school of met gebroken armen bij de huisarts ….toch zo lang mogelijk toekijken en afwachten …tot het te laat is. Angsthazen. 

 

Maar afgelopen week maakte het CBS bekend dat er alleen al de afgelopen vijf jaar minstens 1115 kinderen van toeslagenouders uit hun ouderlijk huis zijn gehaald, zij wel, en geplaatst werden bij pleegouders of in inrichtingen…het is het topje van de ijsberg want volgens insiders moeten het er vanaf het begin van de toeslagenaffaire in 2005 heel veel meer zijn geweest. Zeggen ze nu. Elke keer denk je dat je w.b. die guerrilla-oorlog tegen de toeslagenouders het ergste wel hebt gehoord, maar dan blijkt het toch steeds weer nog wreder te kunnen. Niet alleen zijn zo'n 70.000 kinderen de afgelopen 15 jaar geconfronteerd met de toeslagenellende in ca 45.000 gezinnen, maar een deel daarvan is dus ook nog eens met dwang uit huis geplaatst.

 

Het is bijna onmogelijk om je in die situaties te verplaatsen. Je wordt door de Belastingdienst ten onrechte beschuldigd van fraude, je wordt moreel onrechtmatig van al je geld en waardigheid beroofd, moet elke keer weer geld lenen om die toeslagen terug te betalen en om te kunnen leven, je komt daardoor diep in de schulden, maar je kinderen moeten wel te eten hebben en met kleren naar school, dus nog meer lenen, je moet je huis gedwongen verkopen, nog meer schulden, waarvan je weet dat je die nooit meer terug kunt betalen, je komt in de armoedestress, je raakt je baan kwijt en/of je partner, je dreigt emotioneel de weg kwijt te raken ….wie zou er in zo’n situatie niet ‘gek’ worden van radeloosheid of haat? En ‘in the end’ worden dan ook je kinderen nog afgepakt, omdat de Jeugdzorg er meedogenloos bovenop springt en, i.p.v. te ondersteunen, vindt dat je niet meer voor je kinderen kunt zorgen. Dus weg er mee. Velen hebben hun kinderen daarna niet meer gezien. En geen enkele overheidsinstantie die voor de machteloze ouders en kinderen opkwam. Je verwacht het in een bananenrepublieken, maar niet in dit land.

 

Waarom deze toeslagenkinderen wél uit huis laten ontvoeren of bij hun school laten oppakken en die jaarlijks honderdduizend ‘regulier’ mishandelde kinderen gewoon aan hun lot overlaten? Het is de incompetentie van de Jeugdzorg, Kinderbescherming en andere overheidsinstanties.  

 

Er is in dit land sprake van een bizarre wildgroei aan jeugdzorgtypes. De kosten voor de Jeugdzorg bedragen nu al € 5.7 miljard per jaar!!! , maar ze willen er nog veel meer bij. Er zitten nu al gemiddeld 10 jeugdzorgwerkers op elk ‘probleemkind’ dat ze in portefeuille hebben, maar, helaas, als ze echt nodig zijn in schrijnende gevallen dan geven ze niet thuis. Waarom niet? De ernst is ze ontgaan of ze hadden het te laat door of het was te complex of ze dachten dat een andere instantie er mee bezig was of ze waren er juist over in overleg toen het noodlot toesloeg. Het smoezenboek van deze welzijnsleuteraars die nooit afgerekend worden op hun prestaties, is dik. Maar de jeugd met grote serieuze problemen heeft er niets aan. 

 

Lekker veilig bezig zijn met de relatief 'makkelijke' probleemsituaties, eindeloos leuteren over papieren beleid en elke keer weer een put dempen als het kalf al verdronken is. En veel reclame maken voor je eigen onmisbaarheid natuurlijk. Opheffen die handel en de daardoor vrijkomende  € 5.7 miljard verdelen onder de slachtoffers van al die incompetentie.

 

123.  Beschaving is maar een heel dun laagje vernis, ook als het om kinderen gaat.

 

De Franse schrijver Lois-Ferdinand Céline schreef in zijn bekendste boek “Reis naar het einde van de nacht” dat onze beschaving maar een dun laagje vernis is. Er is maar heel weinig voor nodig, aldus Céline, om dat laagje eraf te schrappen. En daarna kan de wreedheid van mensen in al z’n variaties tot grote bloei komen. “De reis…” en ook zijn andere boeken zijn hallucinerende beschrijvingen van wat er allemaal gebeurt als die laagjes vernis verdwijnen. De mens wordt getoond in al zijn slechtheid: wreed, onverschillig, egoïstisch, jaloers, stiekem, hypocriet en dom.

 

Ik kon Céline niet uit mijn hoofd krijgen bij het volgen van de discussie over het al dan niet terughalen van de kinderen en vrouwen van gesneuvelde IS-strijders. Ik dacht dat we met het terugsturen van hier gewortelde kinderen naar landen die ze niet kennen en waarvan ze de taal niet spreken het morele dieptepunt hadden bereikt als het gaat om politieke wreedheid. Maar er blijkt nog meer vernis te kunnen worden weggekrabd. Er werd in de Tweede Kamer schande gesproken van het feit dat het kabinet 2 weeskinderen, één van 2 jaar en één van 4 jaar, uit de Syrische hel, het kamp Al Hol, had weggehaald.

 

In totaal zitten er ongeveer 70.000 mensen in het Syrische kamp Al HOL, waarvan ongeveer 90 Nederlandse kinderen, met een onbekend aantal moeders. De situatie in Al Hol is in alle opzichten schrijnend, mensonwaardig en uitzichtloos. Voor de goede orde: het gaat hier dus om Nederlandse kinderen en vrouwen, waarvan een deel als slaaf in de IS-staat is behandeld en een deel waarschijnlijk ook actief heeft meegedaan aan vreselijke IS-acties. Nederland heeft volgens internationale verdragen de plicht om ze terug te nemen. Waarom talmen we daar dan zo lang mee?

 

Het eerste formele argument om niets te doen was/is: het gebied is te gevaarlijk om de mensen terug te halen. Dat blijkt geen valide argument meer omdat de Koerden willen meewerken aan een veilige overdracht. Dus nu komt het tweede formele argument: er kunnen potentiële terroristen onder de kinderen en vrouwen zitten. Dit is meer een emotioneel dan een rationeel argument. Door de kinderen veel langer in die kampen te laten zitten, maak je er juist haatterroristen van. En uiteindelijk komen ze, al dan niet langs reguliere weg, toch terug.

 

Als ik daar als 10-jarige zou wegkwijnen in de hitte, honger en dorst, geen school, geweld, slechts gevoed door IS-indoctrinatie, zou ik op m’n 16-de, denk ik, best wel eens met een kistje handgranaten in Nederland proberen te komen. Met heel veel haat. Je kunt die kinderen en vrouwen dus beter zo snel mogelijk op een ordelijke manier terughalen, de vrouwen dan berechten en voor zover nodig ideologisch deprogrammeren en de kinderen onderbrengen bij pleegouders of grootouders.

 

Maar los van deze rationele benadering: is er in deze case ook nog zoiets als beschaving en menselijkheid? Hoe kun je verdedigen dat onschuldige kinderen daar maar moeten creperen? Toch zal politiek rechts er voor gaan. Over elk teruggehaald kind zullen ze zo hard moord en brand schreeuwen dat het kabinet een snelle en humane terugkeer zo lang mogelijk zal frustreren. Die politieke angst weegt zwaarder dan het deprimerende lot van machteloze kinderen. Het rapport over decennia van geweld in Jeugdzorg laat deze week zien dat het lang kan duren voor we schandelijk onrecht willen zien. 

 

Wel snotteren als het eigen kind gezakt is voor het examen, maar kinderen die 4 uur vliegen hier vandaan onnodig en buiten hun schuld verkommeren of doodgaan in een kamp behoeven niet op onze compassie te rekenen. We straffen de baby’s, kinderen en vrouwen vanwege de verschrikkelijke dingen die hun IS-vaders en -mannen hebben gedaan. Dat is vooral het bevredigen van primitieve wraakgevoelens. Weg beschaving.

124.  Waar heeft hij eigenlijk zijn gezag aan te danken, die Andreas Kinneging?

 

Hij staat onder zijn vakbroeders van de Leidse Rechten faculteit bekend als een behoorlijk conservatieve , maar competente wetenschapper en onder boekrecensenten als een belezen essayist en columnist: Andreas Kinneging, hoogleraar Rechtsfilosofie en ooit Nederlands kampioen gewichtheffen. Hij, de kaalhoofdige en altijd nors kijkende deelnemer aan filosofische programma’s, is medeoprichter van de Edmund Burke Stichting, een conservatieve denktank. Samen met Paul Cliteur vormt hij daar in Leiden een bijzonder duootje dat populair is bij ultrarechtse groepjes zoals Forum voor Democratie en bij bezoekers van de site voor complotdenkers Café Weltschmertz.

 

Kinneging heeft een aantal van zijn columns geselecteerd voor zijn nieuwe boek: “Je mag zeggen wat je denkt. Als je maar hetzelfde denkt als iedereen.” (2020). Deze wat zeikerige titel is een veelzeggende aftrap. Het is een sneer naar de ‘gelijkgeschakelde instituties’ in ons land, waar afwijkende meningen, in de visie van Kinneging, niet op prijs gesteld worden. Een curieuze stelling als je beseft dat wij een land zijn waarin talloze meningen, hoe dwaas ook,  publiekelijk worden bediscussieerd. En dan Kinneging zelf. Met zijn uiterst afwijkende maatschappelijke opvattingen wordt hij als wetenschapper toch nog behoorlijk serieus genomen. En dat geldt ook voor zijn andere conservatieve kornuiten op zijn professorale gang, "the gang of three".  Kortom: de titel slaat als een tang op een varken.

 

Het boek gaat over universitair onderwijs, seks, het gezin, muziek, recht, moraal en mensenrechten. En over de  tegenstelling tussen vrijheid en gelijkheid. Ik heb een behoorlijk aantal illustratieve passages uit het boek kunnen lezen. Ze waren bedoeld als opwarmende trailers. Ben wel een beetje van geschrokken van de simpelheid van nogal wat van zijn redeneringen. Ik dacht er vooral bij: als deze matige diepgang maatgevend is voor het hele boek, dan ben ik niet geïnteresseerd in de rest. Iemand die door sommigen als erudiet wordt omschreven komt met opvattingen die je op z’n vriendelijkst gezegd matig onderbouwd en politiek erg vooringenomen kunt noemen. Alles wat maar in de buurt komt van progressief wordt subiet richting afvoerputje geschoven. En progressief begint in de opvattingen van Kinniging dan al bij de VVD.   

 

Een van zijn stellingen is dat nieuwe kennis wordt geproduceerd door dwarsliggers die met ongewone visies komen. Ja, klopt, hoewel nieuwe kennis niet exclusief geproduceerd door dwarsliggers, maken die out-of-the box-denkers wel vaker systeemsprongen als het gaat om nieuwe inzichten. Maar dan beweert hij vervolgens dat elke dwarsligger tegenwoordig bekritiseerd wordt en stelt dan: ,,geen wonder dus dat niemand meer iets spannends of ongewoons durft te zeggen.”

 

Grote onzin natuurlijk. Allereerst is tegenspraak juist een wezenskenmerk van wetenschappelijke vooruitgang. Kritiek, waarna acceptatie of weerlegging volgt, helpt ons juist vooruit. Dat is het heilige mantra op elke universiteit. En durft niemand meer iets ‘ongewoons’ te zeggen? Doe die bevooroordeelde oogklepjes eens af Kinneging: onze samenleving is doordesemd met dwarsdenkers die met originele ideeën komen. Vooral op de universiteiten bloeit die creativiteit, tegenspraak en hoogstaande kennisvorming. Op vele terreinen van wetenschappelijk onderzoek staan we aan de mondiale top. Die nieuwe kennis groeit exponentieel. Mede dankzij die dwarsdenkers die alle ruimte en de meest prijzen krijgen. Waar heeft die Kinneging het eigenlijk over?

 

Wat hij hier misschien via een u-bocht echt wil beweren, is dat zijn ultraconservatieve orthodoxie op de universiteiten weinig aanhangers kent en dat het aantal Forum sympathisanten er beperkt is. Ja gelukkig zou je bijna zeggen, maar dat is misschien gewoon een kwestie van gezond verstand. De meeste wetenschappers voelen zich niet aangetrokken tot zo’n benauwende politieke filosofie. Ik zie coryfeeën als Robert Dijkgraaf zich niet snel bekennen tot Forum voor Democratie. De open wetenschappelijke denkwijze verdraagt zich slecht met de gesloten anti-Verlichtingsfilosofie van Kinneging cs. Het stabiele genie T.Baudet klaagt er ook altijd  over dat hij, zelfbenoemd briljant wetenschapper, geen eerlijke kansen krijgt op de universiteit. Na zijn afgekraakte proefschrift is dat misschien niet zo vreemd. 

 

Een andere twijfelachtige stelling van Kinneging is dat het streven naar gelijkheid de vrijheid ondermijnt. Hij verwijst daarbij naar het communisme en de Goelagkampen. Hier gaat hij uit  de dwaze veronderstelling dat Lenin en Stalin streefden naar een humane samenleving met veel gelijkheid en dat dat noodzakelijkerwijze resulteerde in onvrijheid. Het tegendeel was het geval: beide heren en de coterietjes om hen heen hadden niets met vrijheid, alleen voor henzelf, en hadden al helemaal niets met gelijkheid. Ze streefden slechts naar absolute macht en daar gebruikten ze terreur, concentratiekampen en een ‘handige’ ideologie voor. De enige gelijkheid waarvan sprake was, was dat iedereen op gelijke wijze van z’n vrijheid werd beroofd. Zij misbruikten de communistische heilsleer als een morele rechtvaardiging voor die onderdrukking. Dus dat Kinneging die obscure ideologie opvoert als een bewijs voor zijn stelling dat een streven naar meer gelijkheid leidt tot onvrijheid is een drogredenering, een wetenschapper onwaardig. Dat volledige gelijkheid (voor de wet) en heel veel vrijheid juist heel goed samengaan, bewijst onze westerse rechtstaat. 

 

Een derde bizarre stelling van Kinneging gaat over het klimaatbeleid en de gevaarlijke opwarming van de aarde. De onderbouwing daarvan heeft volgens hem niets met wetenschap te maken, maar is louter gebaseerd op ondeugdelijke modellen. Alle modellen zijn, schrijft ie, een vereenvoudiging van de werkelijkheid en dus kunnen hun voorspellingen per definitie niet kloppen. Maar bijna elke wetenschap werkt met modellen en die hebben ons veel nieuwe inzichten opgeleverd. En dan het feit dat 95% van de wetenschappers die er verstand van hebben die klimaatmodellen wel deugdelijk en betrouwbaar vindt en de verontrustende uitkomsten van het wetenschappelijk onderzoek wel onderschrijft…daar heeft Kinneging geen boodschap aan. Allemaal progressieve vooruitgangdenkers, even onbetrouwbaars als hun modellen.

 

“Je mag zeggen wat je denkt. Als je maar hetzelfde denkt als iedereen”, is dus de cynisch titel van Kinnegings boek. Maar de schrijver, die bepaald niet denkt ‘als iedereen’, mag zelfs allerlei dubieuze stellingen betrekken en dat komt dan ook nog in boekvorm uit. En hij kan ondanks zijn slecht onderbouwde opvattingen over allerlei maatschappelijke vraagstukken en ondanks zijn atypische politieke voorkeuren toch ook nog gewoon hoogleraar op een gerespecteerde universiteit zijn. Dat is nu een van die verworvenheid van onze vrije samenleving. Een samenleving die hij graag grondig zou willen verbouwen. Ik hoop wel dat zijn sekte zo klein blijft dat we dat in ieder geval kunnen voorkomen.

 

125.  Wanneer komt er vaccin tegen het klaagvirus?

 

Er is geen land ter wereld waar er zoveel instanties actief zijn om het haar burgers naar ’t zin te maken. Nergens worden zoveel middelen van overheidswege beschikbaar gesteld om de burgers die het niet getroffen hebben op enigerlei wijze te steunen. Redelijk verzorgd van wieg tot graf. Natuurlijk valt er altijd wel eens een groep tussen de raderen van het systeem. De 1 miljoen mensen die door het bestaansminimum zakken, moeten direct worden geholpen want het is een schande, maar ik weet bijna zeker dat niemand van die ‘onderkant’ er op vooruit zou gaan als ze naar welk ander land dan ook zouden verhuizen. Maar…. het kan altijd beter….het moet soms ook veel beter…maar toch…kan het negativisme misschien een paar onsjes minder?

 

Het is in dit land niet alleen de ‘onderkant’ die (vaak terecht) klaagt….maar het klagen, zeuren en zemelen lijkt hier endemisch….het lijkt zo breed verspreid dat je bijna van een nationale karaktertrek zou gaan spreken. Is dat echt zo? Moeilijk te onderbouwen, maar in ieder geval komen de tevredenen met opbouwende verhalen gewoon nauwelijks in beeld? De media laten, welk onderwerp er ook aan de orde is, maar heel weinig die tevreden burgers aan het woord. Bijna exclusief mogen de ontevredenen onweersproken klagen over wat er allemaal niet deugt aan de overheid, de politici en de medemens. De media ‘leven’ van die klaagkezen en zeiksokken. En hoe meer je vanuit dat segment hoort en ziet, hoe ontevredener, lijkt mij, zullen ook de luisteraars en kijkers worden. Het klaagvirus zou nog wel eens besmettelijker kunnen zijn dan het coronavirus.

 

Toch is het de vraag of het klaagmodel op termijn ook het meest profijtelijke verdienmodel voor de media is. Zelf zap ik na één minuut klagen al door naar iets anders. Ik kan het gezemel niet meer aanhoren. Ik wil gewoon veel meer positivo’s met interessante en opbouwende verhalen in beeld. Natuurlijk zijn die er, in overvloed. Er gebeuren in dit land, één van de welvarendste ter wereld, zoveel bijzondere dingen. In de wetenschap, de technologie, de politiek, de kunsten, de literatuur, de bedrijven, de sport en in de wijken en buurten, in binnen- en buiteland. Er zijn zoveel mensen die zich dagelijks keihard inzetten, ieder op het eigen niveau, om de samenleving een beetje mooier, leuker, spannender en beter te maken. Je kunt er de mooiste programma’s over maken. Nooit vrijblijvend, altijd met kritische experts, maar wel vanuit een positieve invalshoek.

 

Misschien kun je 90% van wat er dit land allemaal gebeurt wel positief duiden. Maar helaas, als er al iets over deze zaken getoond wordt, is het in een klein hoekje in de marge of in een verloren tussenuurtje. Misstanden en plat vermaak domineren. Zelfs een goed boekenprogramma is niet ‘haalbaar’. Want wat is nu het belang mooie boeken en van lezen…tikte hij cynisch.   

 

Oké…ik doe er inderdaad nu aan mee … ik klaag nu over de dominantie van het gezeur en het negativisme in het publieke domein. Maar wat moet ik dan doen? Een eigen omroep starten? Concurreren met nieuwe omroepen als ‘Zwart’ en ‘Ongehoord Nederland’? Het eerste is goedbedoeld links maar erg woke en gaat dus niet werken, het tweede is kwaadaardig rechts en gaat helaas wél werken. Beide omroepen zullen vooral ‘klagen over’…..Snel ophouden nu….anders word ik ook besmet met het klaagvirus. En helaas is daar nog geen vaccin voor.

 

126.   Vrouwen hebben minder hersens dan mannen, maar per hersencel doen ze er méér mee.

 

Vrouwen hebben doorgaans een kleiner hoofd dan mannen en, mede daardoor, ook een kleiner brein. En niet een beetje kleiner, maar fors kleiner: het vrouwelijk brein weegt gemiddeld 17% minder dan dat van de mannen en dan hebben we het over ongeveer twee ons, ofwel 30 miljard minder hersencellen. Dat is wat….

 

Ik kan er ook niets aan doen….heb het niet zelf verzonnen en het is ook niet bedacht door een seksistische onderzoeker van het mannelijke geslacht. Maar het staat in het boek “Het vrouwenbrein” van  Iris Sommer, hoogleraar psychiatrie, verbonden aan het UMC Groningen. Zij heeft veel onderzoek naar gedaan naar de verschillen tussen de hersens van mannen en vrouwen en de resultaten daarvan beschreven in haar boek. 

 

Als een soort medisch detective heeft ze ontdekt dat vrouwen weliswaar veel minder hersencellen hebben dan mannen, maar dat er geen enkel bewijs is gevonden dat vrouwen daardoor minder intelligent zijn dan mannen. Dat komt vooral omdat vrouwen veel efficiënter met hun hersenen omgaan dan mannen. Per cel maken ze meer verbindingen met andere hersencellen, wat betekent dat ze een rijker neuraal netwerk hebben. Maar het belangrijkste mechanisme dat de verschillen in aantal hersencellen compenseert, is dat de stofwisseling in de cellen bij vrouwen per milliliter hersenweefsel wel 15% sneller gaat. En een snellere stofwisseling betekent meer activiteit. 

 

In hun denkvermogen doen vrouwen dus niet onder voor mannen. Het is de ervaring van Sommer dat vrouwen in beginsel alles kunnen wat mannen kunnen. Ze hebben een gelijkwaardig denkvermogen, maar denken wel op een andere manier, waardoor ze andersoortige vaardigheden kunnen ontwikkelen. En ook hun persoonlijkheid is anders. De basis daarvoor wordt al vroeg gelegd. Namelijk al in de embryonale fase. 

 

Die sekseverschillen, die dus voor het grootste deel al voor de geboorte vastliggen en verscherpt worden tijdens de opvoeding, werken door in de verschillen in persoonlijkheid. Gemiddeld genomen ziet Sommer in haar onderzoeken dat vrouwen wat behoudender zijn, vriendelijker en wat sneller beren op de weg zien. Mannen hebben meer aanleg voor bravoure en meer vertrouwen in hun eigen kunnen. Ook het immuun- en het stresssysteem laten verschillen zien tussen mannen en vrouwen.

 

Die aangeboren sekseverschillen werken ook door in de kwetsbaarheden voor belangrijke aandoeningen. Zo hebben vrouwen bijvoorbeeld dubbel zoveel kans om dementie te ontwikkelen, terwijl mannen dubbel zoveel kans hebben om de ziekte van Parkinson te ontwikkelen. Autisme is iets wat vier keer vaker bij mannen en jongens voorkomt, terwijl meisjes en vrouwen juist twee keer vaker depressie en angststoornissen ontwikkelen.

 

Zo’n expert maakt weer eens duidelijk hoe weinig invloed we eigenlijk zelf hebben op de bepalende ingrediënten van ons eigen leven. Al in de baarmoeder bepaalt het lot of het embryo een piemel krijgt of niet. En dan is wedstrijd van het leven eigenlijk al wel zo’n beetje gespeeld. Zeker voor 75%.

 

126.  Meritocratische arrogantie leidt op enig moment tot een opstand van de pechhebbers.

 

‘You Can Make It If You Try’. The Rolling Stones zongen het prachtige nummer voor het eerst in 1964. De zeven woorden komen ook talloze malen terug in de speeches van Barack Obama. Je kunt het iconische statement op verschillende manieren gebruiken. B.v. als een aanmoediging of aansporing aan een ieder om zoveel mogelijk uit het leven te halen door hard voor een gesteld doel te knokken. Maar je kunt het ook inzetten als een impliciet verwijt: iedereen die z’n best doet, kan het ook echt maken… ergo, als je het niet hebt gemaakt, dan heb je ook je best niet gedaan….je kunt dus een winnaar worden….dat heb je zelf in de hand. Zou het?

 

Het statement ‘You Can Make It If You Try’ is in de kern de makke van onze meritocratische samenleving, waarin de elite van mening is dat ze haar mooie positie eerlijk heeft verdiend op basis van de eigen inspanningen, terwijl dat volgens de filosoof Michael Sandel een evidente misvatting is. In zijn boek “De tirannie van verdienste; over de toekomst van de democratie”(2020) maakt hij duidelijk dat de leden van de elite hun lucratieve posities vooral te danken hebben aan toeval en geluk ….aangeboren hersens en meegekregen aanleg, de opvoeding en opleiding die ze kregen….en daarna het relatienetwerk dat ze door die toevallige factoren konden opbouwen. Het heeft allemaal weinig met eigen verdienste te maken, maar vooral met veel mazzel hebben in het leven. Vele anderen hadden dat geluk niet. Eigen schuld?

 

De misvatting van de elite dat zij haar mooie, goedbetaalde functies en machtsposities aan haar eigen inspanningen te danken heeft, noemt Sandel meritocratische verwaandheid. Die leidt volgens hem in veel gevallen ook tot een neerkijken op degenen die het niet zover geschopt hebben. De achterblijvers hebben het, in de meritocratische optiek, gewoon aan zichzelf te wijten….hadden ze maar beter hun best moeten doen. Zij zijn gewoon op de posities terecht gekomen die zíj́ verdienen.

 

Nog los van deze misplaatste arrogantie maakt Sandel ook overtuigend duidelijk dat een substantieel deel van de banen waarin de elites hun hoge inkomens verdienen nauwelijks relevante maatschappelijke meerwaarde heeft. Zo worden er in de financiële sector miljoenen verdiend in functies die eerder een negatief maatschappelijk effect hebben dan een meerwaarde. De elite zit ook vaak in machtsposities waarin ze zichzelf beloningen kunnen toekennen die geen reële afspiegeling meer zijn van hun maatschappelijke meerwaarde. Is het inkomen van een CEO terecht 100x hoger dan dat van de modale werknemer? Die vraag naar de legitimiteit van beloningsverschillen kun je overigens in elke sector stellen. En dan kun je vaststellen dat in de echt vitale functies altijd (veel) minder betaald wordt dan in beroepen waarin het nauwelijks opvalt als die een tijdje niet zouden worden ingevuld.  

 

Dat neerkijken van de elite op de ambachtelijke banen en op laagopgeleide werknemers in slecht betaalde, onzekere banen heeft, schrijft Sandel, de afgelopen decennia een giftig maatschappelijk klimaat geschapen. Vele burgers voelen zich in hun baan niet meer gewaardeerd en gerespecteerd. Maar ze zijn die minachting beu en zinnen op wraak. Ze zijn rancuneus geworden en reageren dat af op de elite en op nieuwkomers in een vaak even marginale posities. De centrum-linkse politiek speelt daar al jaren uitermate onhandig op in. Progressieve partijen schoven in hun partijprogramma’s steeds meer op richting neoliberalisme en ‘meer markt’ om daarmee de hoogopgeleide kiezers te apaiseren, maar vervreemden zich daardoor van de laagopgeleiden. De rechts-nationalisten zijn slim in dat gat gesprongen en voelden haarfijn aan dat hun aanvallen op de elite en op nieuwkomers bij de boze burgers in een vruchtbare voedingsbodem zouden vallen. Vroeger stemden mensen die een gewaardeerd vak of ambacht uitoefenden op linkse partijen en mensen in de ‘hogere functies’ met veel diploma’s op rechts. Nu is het eerder andersom.

 

De grootste winnaars van de globalisering, de hoger opgeleiden, hebben de verliezers nog steeds niet gecompenseerd, in tegendeel, en daar krijgen ze nu politiek een hoge rekening voor gepresenteerd. De verliezers zullen zich in toenemende mate tegen de elite keren en hun populistische rattenvangers zullen het democratisch systeem daardoor steeds effectiever kunnen ondermijnen.

 

Als de bevoorrechten hun meritocratische verwaandheid niet temperen en niet zorgen voor echt gelijke kansen in het onderwijs en voor veel meer betere, goed betaalde banen die ook waardigheid en waardering opleveren, dan zal de polarisatie verscherpt door-etteren. Maar wat er bovenal moet gebeuren is dat ook ‘gewone werkers’ en pechhebbers zich weer gerespecteerd voelen en niet als een soort onderklasse, ‘deplorables’, worden weggezet.

 

(1) Het begrip ‘elite’ moet hier wel breder gedefinieerd worden dan ‘de rijkste 1%’. Als het gaat om de winnaars van de globalisering dan zijn dat in het westen toch vooral de hooggeschoolden, de topmanagers, de wetenschappers, de experts, de handige zakenmensen, de culturele klasse, de kosmopolieten en de ambtenaren met een vaste baan. Kortom: degenen die nauwelijks last hebben van welke crises dan ook en het zich kunnen veroorloven zich grote zorgen te hebben over het milieu  

 

127.   Van de tabaksmaffia kun je aandelen kopen en met de drugsmaffia wordt oorlog gevoerd.

 

Pim van Gool, hoogleraar neurologie en vertrekkend voorzitter van de Gezondheidsraad, werd onlangs gevraagd welk onderwerp hem in de acht jaar dat hij voorzitter is geweest het meest aan het hart is gegaan. Dat is, zei hij, een onderwerp, waarover de Raad zich nooit heeft hoeven te buigen omdat het zo simpel was: de gevolgen van roken. Vervolgens zette hij nog even een paar tot de verbeelding sprekende cijfers op een rij.

 

Het is onomstreden dat terminale longkanker in 90% van de gevallen te wijten is aan roken. Wereldwijd worden er zo’n 7 miljoen rokersdoden per jaar geteld. In Nederland 20.000. Elk jaar weer. Dat zijn toch aantallen die groot alarm zouden moeten leiden. Quad non. Maar we gooien wel alles plat voor die paar coronavirus doden. Van Gool: ,,Iedere dag beginnen er in ons land tweehonderd kinderen met roken en van hen zullen er later 35 door dat roken overlijden. Dat is een schoolklas per dag. Als een terrorist elke dag een schoolklas met 35 kinderen zou doodschieten, dan zou de overheid ingrijpen. Hier is ook een terrorist aan het werk….het verdienmodel van de tabaksindustrie is om jonge mensen verslaafd te maken en dat laten we gewoon toe.” Aldus van Gool.

 

Kinderen rookverslaafd maken wordt dus de overheid niet verboden. Er zijn geen wetten waarmee de tabaksmaffia kan worden aangepakt. De rechter had verleden jaar dus geen basis om de tabaksindustrie te veroordelen nadat ze door een groep verontruste/boze burgers waren aangeklaagd. Een politieke meerderheid vindt roken en verslaafd worden aan nicotine blijkbaar een eigen verantwoordelijkheid van kinderen en ouders. Deze ‘laat maar waaien’ opstelling staat in schril contrast met de miljarden kostende, kansloze en gewelddadige oorlog die er met de drugsmaffia wordt gevoerd en die landen, regio’s, buurten en het rechtssysteem ontregelt. 80% van de inwoners van gevangenissen zit er voor drugsgerelateerde zaken. En waarom voeren we die oorlog? Niet vanwege het aantal drugsdoden want die zijn er niet veel.

 

Tegenover die 20.000 rokersdoden per jaar staan in ons land jaarlijks gemiddeld 300 doden door drugsgebruik, terwijl er 1800 drinkers overlijden aan de gevolgen van alcoholmisbruik. Dus als het aantal slachtoffers het criterium is, kun je beter de tabaksindustrie keihard aanpakken en de drugsindustrie vooral hun verdienmodel ontnemen door de soft- en harddrugs te reguleren en uit de criminaliteit te halen. Vervolgens kun je als overheid het gebruik van welk ongezond genotsmiddel dan ook, zeker bij kinderen, ontmoedigen.

 

Maar ik vrees dat de schoolklasmetafoor van van Gool onze politici niet zal bekeren tot een slimmer tabaks- en drugsbeleid. Liever dan de tabaksindustrie hard aanpakken, kiezen we voor symboolpolitiek die burgers het idee moet geven dat we een onverzoenlijke strijd blijven voeren met de drugsmaffia, een strijd die niets méér oplevert dan nog meer handel, nog hogere prijzen en nog meer geweld. En ondertussen gebeurt er niets aan de smookstokjes en die klaslokalen met 35 doden per dag.

 

128.  Voor zowel het brein als het lijf geldt: ‘use it or lose it’.

 

‘Use it or lose it’, zei Dick Swaab ooit over onze hersens. Hoe actiever je ze gebruikt hoe langer je er plezier van kunt hebben en dementie kunt uitstellen. Ook met een gezonde lifestyle kun je daar aan bijdragen. Maar je kunt dementie er niet mee voorkomen….. daarvoor heb je vooral veel mazzel nodig. Want of, wanneer en hoe erg je gaat dementeren ligt namelijk voor 50% vast in onze genen en wordt al in de baarmoeder bepaald. Als je moeder veel rookt, drinkt, drugs gebruikt of honger leidt tijdens de zwangerschap heb je in sowieso vette pech gehad. Dan is de kans dat er later in het brein iets mis gaat substantieel groter.

 

Die genetische aanleg bepaalt dus voor 50% hoe verouderingsprocessen in het brein verlopen en in welke mate die dagelijkse afbraakprocessen ook weer (deels) kunnen worden hersteld. Maar die resterende 50% worden door andere factoren beïnvloed. Naast een zo actief mogelijk gebruik van het brein schijnt een goede nachtrust en veel bewegen overdag een positieve invloed te hebben op dat neurale herstelproces en dientengevolge op het proces van dementeren.

 

Voor het eerste doe ik m’n best, maar het tweede lukt me maar heel matig, want het brein blijft tegen mijn wil in ook ’s nachts te actief. Ik maak daardoor te weinig slaapuren. Wat kun je eraan doen? Zou het niet weten. Daarom ren ik elke dag maar zoveel mogelijk kilometers….om de aftakeling van het brein en het lijf voor te blijven. Het is een race tegen beter weten in, die je uiteindelijk natuurlijk verliest, maar je moet toch ergens in geloven. ‘Use it or lose it’….het geldt niet alleen voor het brein, maar ook voor de rest van het lijf.

 

129.  Het vrije woord is heilig, maar pas op voor de hakbijl.

 

Ja natuurlijk, leraren moeten de vrijheid van meningsuiting in hun klas ook kunnen uitleggen aan de hand van omstreden cartoons, die door bepaalde groepen als beledigend worden ervaren. Maar het lastigste punt daarbij is nog wel even blijven liggen: wat doe je in situaties waarin leraren bang zijn om bedreigd te worden als ze 'gevoelige' onderwerpen op een bepaalde manier aan de orde stellen en het daarom gewoon niet doen? Hen daar via de schoolinspectie of schoolleiding dan toch toe dwingen lijkt me een gevaarlijke optie, als niemand ze kan beschermen tegen die bedreigingen.

 

Maar als we de Holocaust en het tonen van 'gevoelige' cartoons om die reden maar achterwege laten dan geven we wel toe aan dat sluipende proces van steeds dieper buigen voor de gramschap van zich gekwetst voelende types. En dat is natuurlijk ook onaanvaardbaar. Dat wordt van kwaad tot erger. We zijn nu al zo diep gegaan dat heel wat cabaretiers, cartoonisten of opiniemakers geen grappen meer over “de” profeet durven maken. Zelfcensuur dus….de eerste stap op weg naar de verdamping van de vrijheid van meningsuiting. Wat te doen? Je zou het vraagstuk vanuit twee richtingen kunnen aanvliegen.

 

In de eerste plaats kunnen we er voor kiezen om er ietsjes subtieler met de hakbijl der Verlichting op in te hakken. Want…zoveel mogelijk kwetsen wat anderen als heilig beschouwen…. daar een soort sport van maken…..godslasterlijke beledigingen uiten als leidend beginsel …..maar is dit kwetsen en beledigen nu echt het hoogtepunt van de vrijheid van meningsuiting? Dat het hier mag wel, ja, dat is een recht dat we met hand en tand moeten verdedigen..….maar het kwetsen om het kwetsen hoeft toch niet altijd en overal op zo'n harde toon gepraktiseerd te worden. We zouden er wat meer begrip voor kunnen hebben dat sommige religies meer tijd nodig hebben om door de wasstraat van de Verlichting heen te komen. Ze komen van heel ver en zijn oprecht gekwetst. Waarom ze dan zo hard aanpakken? 

 

Maar in de tweede plaats moet er binnen de snel gekwetste groepen wel veel indringender uitgelegd worden dat wij in dit land de ruimte hebben om (bijna) alles te zeggen.…en dat er daarbij ook alle ruimte is om bedoeld of onbedoeld te kwetsen….bij gebruik van het vrije woord kwets je altijd wel iemand of een groep…. politici, voetballers, gereformeerden, theaterbezoekers, zwarte Nederlanders....maar niemand denkt er maar een seconde over na om de strot van Johan Derksen door te snijden....maar als het over de islam gaat???.... je kunt moeilijk kiezen voor de lijn: alleen moslims vrijwaren we van het risico zich gekwetst te voelen en als je de profeet toch beledigt….ja, dan vraag je ook om een scherp gekarteld mes in het strotje. 99% van de moslims vindt dit laatste ongetwijfeld ook onaanvaardbaar. Maar 1% is in dit verband toch nog behoorlijk veel.

 

Gelovigen zullen moeten wennen aan het idee dat religies zich om meerdere redenen bij uitstek lenen voor humor, satire en spot. Want als je in zo’n verzameling pré-middeleeuwse voorschriften gelooft en dat ook nog aan anderen op wilt leggen dan vraag je op z’n minst om spot. Daar mag dus om gelachen worden. Net zoals je je als moslim mag ergeren als ‘ongelovigen’ de islam een totalitaire religie vinden, die in de 7-de eeuw is bedacht en verspreid door een woestijnmannetje dat niet kon lezen en schrijven, maar wel de militaire macht had om zijn leer aan anderen op te leggen.

 

Iedereen mag zich gekwetst voelen over een grap of een cartoon, maar de bottom line blijft: wie een grap over de profeet met geweld wil smoren is een religieuze crimineel en iedereen die hem daarbij helpt een handlanger. Daar kun je natuurlijk nooit begrip voor hebben, maar het lijkt me wel nuttig te proberen hun denken en emoties te begrijpen. Pas als je weet 'waarom' kun je er heel misschien iets aan doen.

130.   Slechts 36 ‘beschaafde’ planeten in onze Melkweg? En we zullen er, zeker weten, nooit fysiek contact mee hebben.

 

Er vond dit jaar een belangrijke wetenschappelijke gebeurtenis plaats. Er is door astronomen een empirisch model ontwikkeld waarmee kan worden uitgerekend hoeveel planeten er in ons ‘eigen’ Melkwegstelsel zijn die een beschaving (kunnen) hebben die vergelijkbaar is met die van ons. Dat wil zeggen dat ze in ieder geval over een technologie beschikken waarmee ze radiosignalen kunnen uitzenden.

 

Voor de opzet van het model hebben de astronomen gekeken naar planeten die qua omvang vergelijkbaar zijn met de aarde en ongeveer even ver van hun ster/zon afstaan. Verder zijn ze er vanuit gegaan dat een planeet met ‘beschaving’ minstens 4.5 miljard jaar oud moet zijn, want zolang hebben de eencelligen er op de aarde overgedaan om een denkende Homo Sapiens te worden. Met het ontwikkelde model wordt geschat dat het aantal ‘beschaafde’ planeten in ons zonnestelsel ligt tussen de 4 en 211. Maar de kans dat het er, inclusief de aarde, 36 zijn is het grootst.

 

Ik vond het bijna ongeloofwaardig…. slechts 36 planeten van waaruit intelligente levende wezens radiosignalen kunnen versturen en ontvangen. Dat zijn er natuurlijk wel heel erg weinig als je je realiseert dat er alleen al in ‘ons’ zonnestelsel, de Melkweg genoemd, zeker 300 miljard sterren staan te stralen, waarbij er om elke ster een variabel aantal planeten draaien. En uit die oceaan van, zeg 1000 miljard planeten, hebben de onderzoekers er slechts 36 gevist met een grote kans op intelligent leven dat minstens in staat is om radiosignalen de kosmos in te sturen.

 

Maar stel dat er vanuit die 36 planeten inderdaad radiosignalen de ruimte in kunnen worden gezonden, kunnen wij die hier op aarde dan ook opvangen en daarop ook weer een antwoord terugzenden dat zij kunnen ontvangen? Ergo: kunnen we contact maken? Die kans is niet veel groter dan nul. Reken maar mee. 

 

Die 36 planeten blijken gemiddeld minimaal 17.000 lichtjaren van elkaar vandaan te staan. Dat betekent dat een verzonden boodschap er vanuit onze aarde 17.000 jaar over doet om een andere ‘beschaafde’ planeet te bereiken. Want sneller dan het licht kan zo’n boodschap niet gaan. En als wezen vanuit die planeet ons dan een antwoord wil sturen, doet ook dat antwoord er weer 17.000 jaar over om op aarde opgevangen te worden. Kortom: 34.000 jaar wachten tot je een antwoord krijgt op je vraag. Beide beschavingen zijn dan waarschijnlijk al lang verdwenen.

 

Als je een radiografische boodschap met de snelheid van het licht kunt versturen en dan al 34.000 jaar moet wachten op een antwoord, dan zal duidelijk zijn dat een retourtje naar deze ‘beschaafde’ planeten per ruimteschip er voorlopig nog niet inzit.  Als zo’n ruimteschip de volstrekt ondenkbare snelheid van 1 miljoen km per uur zou kunnen halen, zou het er 2 miljoen jaar over doen om de dichtstbijzijnde ‘beschaafde’ planeet te kunnen bereiken. Dus leven van een andere planeet zullen wij nooit zien, hoewel er belangrijke politici zijn die denken dat de wereld stiekem door buitenaardse reptielen wordt bestuurd.

 

NB   Naast ons Melkwegstelsel nog miljarden andere sterrenstelsel, elk weer met miljarden sterren, met daar omheen planeten waarvan er tallozen meer dan 4.5 miljard jaar oud zijn. Er is dus een grote kans dat zich ook daar eencelligen in die tijd hebben geëvalueerd tot intelligente wezens, al dan niet op pootjes. Maar ze staan nog veel verder weg dan 17.000 lichtjaar, dus een beetje met elkaar appen zal er nooit inzitten.

 

131.  Paul Boef en zijn “De Drie Snoekjes: de netste kroeg van Gouda?

 

Eind jaren 60, begin jaren 70 van de vorige eeuw!! nam ik met een paar soosvrienden op vrijdagavond regelmatig een nachtelijk afzakkertje in het Goudse kroegje “De Drie Snoekjes”. Om vanuit daar door te waggelen naar de automatic 100 meter verderop voor een lauw kroketje. Matig eetbaar, maar in die tijd en op dat tijdstip was de hongerige maag niet veeleisend.

 

“De Drie Snoekjes” was en is waarschijnlijk nog steeds het kleinste kroegje van Gouda, met 22 m2, inclusief barruimte en toiletje. Er kwamen in die jaren doorgaans alleen stamgasten: ‘gewone mensen’, relatief oud en maar kort naar school gegaan. Wij waren, zeker in het begin, binnendringers die bepaald niet warm werden ontvangen. Vreemde types die er voor het eerst kwamen, moesten erg hun best doen om getolereerd te worden. Vooral niet al te bijdehand doen, want dan werd je direct duidelijk gemaakt dat je beter kon opzouten. Na een paar cynische of intimiderende opmerkingen was de lol er dan wel af. Je had al snel door dat je hier alleen gedoogd werd als je geen intellectuele praatjes verkocht, er niet al te raar uitzag en zo nu en dan eens een rondje gaf.

 

Geen idee of deze authentieke sfeer nog lang in ere is gehouden, want vanwege mijn verhuizing van Gouda naar Groningen ben ik er al 47 jaar niet meer binnen geweest. Ik loop er nog wel eens langs als ik in Gouda ben en dan herinner ik me de memorabele afsluiting van de vrijdagavond. Het bizarre sfeertje en de kelkjes jenever.

 

Deze week kwam ik “De Drie Snoekjes” weer eens tegen in een digitaal Gouds bokkenblaadje waaruit ik actuele ditjes en datjes over het stadje haal. Het was geen best nieuws. De kroeg is in opspraak. Vooral de kroegbaas, die ook nog eens luistert naar de naam Paul Boef. Waarom verbaas ik me niet over die achternaam? Boef doet in het krantje zijn beklag over de politie en de gemeente, die zijn zaak nu voor 2 weken heeft gesloten.

 

Wat was er aan de hand? Tijdens een reguliere horecacontrole afgelopen zaterdag kwamen er een paar politiemensen, vergezeld door handhavers van de gemeente zijn kroeg binnen. Het gezelschap van ca 20 (!!??) man wees Boef erop dat de vergunning voor zijn 2 gokkasten al 2 weken was verlopen. Volgens Boef was dit een gevolg van “bureaucratisch gedoe” bij de gemeente, maar toch moesten de beide kasten direct uit. Boef werd toen naar eigen zeggen emotioneel en riep met een breed armgebaar: “Als dat alles is, nu opgedonderd”. De agenten interpreteerden dit volgens de kroegbaas als een slaande beweging en trokken hem direct achter de toog weg: “Eerst kwakten ze mijn vrouw van 62 tegen de grond, en toen ik. Er werd niet gezegd” U bent aangehouden”. Nu heb ik een geforceerde ellenboog en een geforceerd been.” Hij moest die nacht de cel in, maar de volgende morgen werd de klacht al na een verhoor van een kwartier geseponeerd.

 

Boef blijft klagen: “De afgelopen 20 jaar heb ik geen enkele controle gehad en nu 5 in een half jaar…en nu moet ik vanwege een fout van de gemeente 2 weken dicht, wat mij duizenden euro’s schade oplevert.” En dat terwijl “De Drie Snoekjes” volgens Boef zelf “een van de netste kroegen in Gouda is. Er wordt niet geblowd, gedeald of gesnoven.”

 

De Drie Snoekjes één van de netste kroegen van Gouda? Toch mooi om te lezen. Ik blijf deze zaak op de voet volgen. Vertelt Boefje hier wel erg vooral zijn kant van het verhaal of hebben politie en gemeente inderdaad een beetje overspannen gereageerd? Ik las elders dat de kroeg ook 2x het rookverbod heeft overtreden. Heel erg, maar als je zoveel politie en handhavers tekort komt, behoren roken en een illegale flipperkast in “De Drie Snoekjes” dan echt tot de prioriteiten?

 

132.  De rijken worden rijker en loonslaven blijven het kind van de rekening.

 

Wat voor land zijn we eigenlijk als het gaat om rechtvaardigheid?

 

Als 1%  van de meest vermogenden in ons land meer dan 25 % van het totale nationale vermogen bezit, en 10% meer dan 65% van dat vermogen, terwijl die concentratie van rijkdom in de loop der tijd alleen maar groter is geworden.

Als het aantal miljonairs hier de afgelopen 10 jaar met 50% is gestegen tot 112.000. Als de koopkracht van de gemiddelde Nederlander de afgelopen 10 jaar gelijk is gebleven, die van de onderkant is gedaald en van hoogste groep fors is gestegen.

 

Als op dit moment 1 miljoen burgers onder het bestaansminimum zijn gezakt.

Wat zeggen deze cijfers dan? In ieder geval dat er iets scheef is in dit land als het gaat om de verdeling van vermogen en welvaart en dus ook de speelruimte om je eigen leven in te vullen.

 

Wat we in ons land zien, is al enige jaren ook een mondiale trend. En het neoliberale overheidsbeleid doet weinig anders dan die trend versterken. Bij alle verkiezingen blijft een grote meerderheid hier, en elders in Europa en in de VS, de partijen steunen die voor dat beleid verantwoordelijk zijn. Een andere aansprekende indicator voor die almaar stijgende ongelijkheidstrend is de z.g.n. arbeidsinkomensquote (aiq), dat deel van het nationaal inkomen dat naar de werknemers gaat. Een aiq van 80 wil zeggen dat 80% van wat we met z’n allen verdienen naar de lonen gaat en 20% naar de winsten, die dan uitgekeerd kan worden aan de aandeelhouders. In onderstaand overzichtje de ontwikkeling van die aiq:

 

  • aiq in 1977: 92
  • aiq in 1995: 81
  • aiq in 2013: 78
  • aiq in 2022: 73

 

Verleden jaar ging van elke verdiende euro dus nog maar 73 cent naar de lonen en 27 cent naar de winsten. En dat in een periode dat de economische groei sky-high gaat, de winsten tegen de plinten opklotsen en er krapte is op de arbeidsmarkt. Waarom kunnen de werknemers geen rechtvaardiger deel van het gezamenlijk verdiende geld opeisen? Ze hebben te weinig macht om dat af te dwingen. Omdat de positie van de vakbeweging steeds zwakker wordt en omdat door de flexibilisering van de banen werknemers geen positie meer hebben, er makkelijk uitgemieterd kunnen worden en zich tegen elkaar laten uitgespelen. De dominante politieke partijen vinden het wel best.

 

Hoe lang blijven de loonslaven dit nog pikken? Tot in lengte van dagen vrees ik. Ze zullen zich tegen elkaar laten uitspelen. Zowel op bedrijfs- als sectorniveau, als via de politiek. Ze gaan niet stemmen of ze stemmen in grote getale op rechtse partijen, die een economisch beleid voeren dat de ongelijkheid alleen maar vergoot. Oorzaken? De linkse partijen hebben al tijden niet (meer) de leiders om succesvol een aansprekende sociaaleconomische boodschap uit te venten en de steeds conservatiever wordende arbeidersklasse vindt het buiten de deur houden van ‘vreemden’ blijkbaar belangrijker dat hun economisch ondergeschikte positie.

 

133.  Onverdraagzaamheid, dwang en geweld zijn van alle religies.

 

De Belgische journalist Jan Leyers maakte de prachtige serie “Allah in Europa”, verleden jaar uitgezonden, waarin hij in tien landen in Europa sprak met vele orthodoxe en liberale moslims, met bekeerlingen en met imams en islamleraren. Hij vroeg ze naar hun opvattingen, hun dromen en hun angsten. Hij constateerde n.a.v. al die gesprekken vooral grote conflicten binnen de Islam zelf. Tussen de strengen en de relaxten. Tussen de Islam van de letterlijke teksten en de Islam van het hart. Hij heeft er inmiddels ook een boek over geschreven: “Allah in Europa – reisverslag van een ongelovige.”

 

Wat het meest opvalt in al die interviews is dat je ook binnen de Islam gelovigen in alle soorten en maten hebt, net zoals bij de Christenen, Joden, Hindoes en Boeddhisten. Binnen elk van deze religies heb je de liberalen van leven en laten leven en de orthodoxen met hun onverdraagzaamheid t.o.v. andersdenkenden en hun bizarre preoccupaties t.o.v. vrouwen. seksueel anders geaarden en afvalligen. Binnen elke religie heb je de fanatiekelingen die omwille van hun uitleg van hun geloof bereid zijn geweld te gebruiken. Uitsluiting, geloofsdwang en geweld komen in elke religie voor. De mate waarin is sterk historisch bepaald en afhankelijk van de regio-specifieke culturele en politieke context. Het fanatisme verschilt daarom sterk per familie, dorp, land en regio. Als je alles over één kam scheert, doe je in feite hetzelfde als die zeloten.

 

Dat de Islam er tegenwoordig zo negatief uitgepikt wordt, komt waarschijnlijk omdat moslims in de Europese samenleving zo ‘zichtbaar’ zijn geworden en te vaak gedrag vertonen dat zich moeilijk verdraagt met westerse waarden inzake zelfbeschikking, persoonlijke vrijheid en tolerantie. Daarnaast wordt het imago van de Islam natuurlijk ook negatief beïnvloed door het maar voortdurende gewelddadige geëtter in het Midden-Oosten, waar het Westen overig menig vuurtje zelf heeft aangestoken. De Islam zit als religie dicht op onze huid. Terwijl de vaak extreem gewelddadige, religieus geïnspireerde conflicten in landen als India en Myanmar vooral als ‘ver van mijn bed’ shows worden beschouwd. We merken er weinig van. Misschien dat het imago van het Hindoeïsme en Boeddhisme daarom veel vredelievender is dan dat van de Islam.

 

Dit gezegd hebbend, zouden we de misstanden in alle religies best wat scherper aan de kaak mogen stellen. Dus niet alleen de Islam er uit pakken en de onderdrukkende praktijken van andere religies relativeren met ,,dat is nu eenmaal hun cultuur”. Waar we zeker ook tegen moeten ageren is tegen het bedreigen van de verlichte groepen en liberale individuen binnen religies. Individuen die zich los proberen te maken van de knellende banden van hun geloof en zich inzetten voor verdraagzaamheid moeten we beschermen en steunen. Zeker als ze vanuit de ‘eigen kring’ ook nog eens fysiek bedreigd worden. Het ergste wat je dan kunt doen, is suggereren ,,dat ze er zelf om gevraagd hebben.” Het ongevoelige ,,hadden ze zich maar stil moeten houden” is een dolksteek in de rug.

 

In een interview zegt Jan Leyers hierover: ,,Veel verlichte, liberale moslims voelen zich in de steek gelaten door de westerlingen. We zijn daarin heel inconsequent. Onze eigen Europese helden zijn mensen die opstonden tegen het religieuze gezag, die braken met de heersende dogma’s. De Spinoza’s, de Freuds, de Nietzsches. Maar zodra een moslim kritisch is over de Islam – neem Salman Rushdie of jullie Ayaan Hirshi Ali – en daar ernstige gevolgen van ondervindt, dan is de reactie: ,,Ja, oei, dan had die maar beter moeten weten.” Welke psychologische kronkel zit er achter dat meten met twee maten? Of is het gewoon politiek correcte domheid.

 

Het zou allemaal niet uit moeten maken…..waar de onderdrukking ook plaats vindt…..tegen wie het ook gericht is…..wie er ook verantwoordelijk voor is…..en welke huidskleur, religie of cultuur er ook in het spel zijn: de mensenrechten van iedereen moet iedereen een zorg zijn. Het dient in dat kader dus geen enkel doel, en is zelfs contraproductief, om alle religieuzen op één hoop te gooien en hen en hun geloof agressief te beschimpen.

 

Het moet specifieker. We moeten intolerant en onderdrukkend gedrag van individuen of groepen binnen religies opsporen, bekritiseren en bestrijden en de slachtoffers ervan beschermen. Jan Leyers draagt voor zo’n oproep veel boeiend materiaal aan.

 

134.  Ex-communisten en ex-maoïsten komen beter met hun verleden weg dan N.S.B.’ers

 

De Duitse historicus Ernst Nolte, kenner van het fascisme, waagde het om 1986 in een artikel de vraag te stellen of de Holocaust vergelijkbaar is met andere volkerenmoorden in de geschiedenis. Het was de start van wat later de Historikerstreit werd genoemd, waarin Nolte door een groot deel van zijn vakbroeders volledig werd afgebrand. Toen de stofwolken waren opgetrokken, bleek Nolte zo beschadigd te zijn dat hij nooit meer een Duitse uitgever voor zijn boeken heeft kunnen vinden. Wel kreeg hij in 2000 de Konrad Adenauerprijs van de Deutschland-Stiftung, wat algemeen werd gezien als een rehabilitatie.

 

De doodzonde die Nolte had begaan, was het poneren van de stelling dat de Holocaust, waarbij naar schatting 6 miljoen Joden werden vermoord, niet tot de kern van het fascisme kan worden gerekend, omdat vergelijkbare massamoorden daarvoor en daarna ook uit naam van andere ideologieën zijn gepleegd. Zo zijn er voorafgaande aan de Duitse vernietigingskampen vele miljoenen Russen omgekomen in de Goelag vernietigingskampen. Stalin en Mao waren genocideplegers van de buitencategorie die volgens de meest recente bronnen opgeteld voor zo’n 80 miljoen doden verantwoordelijk zijn. Hitler bleef daar ver bij achter. Alleen al in de Oekraïne creëerde Stalin in 1932 bewust een hongersnood waarbij ca 5 miljoen mensen omkwamen, de zogenoemde Holodomor.

 

Stalin liet de nazi’s als het ware zien dat je vrij ‘probleemloos’ grote hoeveelheden mensen kon uitroeien. Geen haan die er naar kraaide. Overigens, de Ottomanen in Turkije waren de Russische communisten in 1915 al voorgegaan met wat wel de eerste moderne genocide wordt genoemd: de moord op 1.5 miljoen Armeense mannen, vrouwen en kinderen. Nergens in de wereld werd er tegen geprotesteerd. Wie wist het?

 

Door te wijzen op de ‘voorbeeldfunctie’ van de bolsjewieken en de Holocaust te vergelijken met andere volkerenmoorden zou Nolte volgens zijn tegenstanders het nazisme en de Duitse vernietigingskampen hebben willen relativeren of zelfs bagatelliseren. Een onzinnig verwijt als je leest wat Nolte over het fascisme schrijft, maar Duitsers kunnen soms, uit schaamte en schuldbesef, wat doordraven.

 

Je hebt in de duistere krochten van de extreemrechtse sites inderdaad types die de Holocaust ontkennen of bagatelliseren, of juist vinden dat Hitler zijn werk w.b. de Joden niet grondig genoeg heeft gedaan. Het is schorriemorrie dat sinds een paar jaar weer voor hun antisemitisme durft uit te komen, dom en/of slecht volk zonder geweten. Types met expliciete antisemitische of fascistische neigingen worden gelukkig nog steeds vrij breed veroordeeld en in de ‘normale’ samenleving komen ze doorgaans niet aan de bak. Over verdwaalden met een extreem rood verleden wordt doorgaans heel wat lankmoediger geoordeeld.

 

Meten met twee maten. Er is in de Tweede Kamer terecht geen zaal die de naam van onze top-NSB-er Anton Mussert draagt, maar er is in 1991 wel een zaal naar Marcus Bakker vernoemd. Toen de misdaden van Russische bolsjewieken in het algemeen en die van Stalin in het bijzonder al zo breed waren uitgemeten dat geen fatsoenlijk mens er meer omheen kon, was Marcus nog een groot fan. Dat geldt ook de opper-maoïst Jantje Marijnissen. Nooit hebben de heren verantwoording afgelegd voor het bewieroken van hun misdadige ‘grote voorbeelden’. Geruisloos stelden zij hun meningen bij, kwamen op mooie posities terecht en zijn nooit zo met hun ‘foute’ verleden lastig gevallen als degenen die achter de bruine horde aanliepen.

 

Nolke had m.i. gelijk: zowel de communistische als de fascistische ideologie hebben zeeën van bloed veroorzaakt. Hele sociale klassen, bevolkingsgroepen en volkeren zijn systematisch vermoord. In duizelingwekkende aantallen. Hier een rangorde in slechtheid in aanbrengen dient geen doel en moet je niet willen. En als je je ooit met één van beide ideologieën hebt geëncanailleerd, heb je wel wat uit te leggen. Of nee, dat is eigenlijk niet uit te leggen.

 

135.  Sport: erg belangrijk binnen de categorie ‘onbelangrijke zaken’.

 

Van alle ogenschijnlijk onbelangrijke zaken des levens is sport voor velen één van de belangrijkste. In de categorie ‘aangenaam en nuttig’ staat sport hoog in de top 5. Voor mij misschien wel op de derde plaats. Sport is voor 5 van de 8 miljard aardbewoners één van de weinige manieren om nog een beetje lol in het leven te hebben. Daarmee wordt het voor die mensen heel erg belangrijk. Belangrijker dan politiek, even belangrijk als eten en huisvesting. Het is vaak direct gekoppeld aan de geestelijke gezondheid.

 

Overals op de wereld is bijna iedereen met sport bezig, actief of kijkend. Zonder sport blijft er voor velen in de wereld, zeker voor de have-nots, helemaal niets meer om naar om naar te verlangen, om passie voor te hebben. Wie sport desondanks helemaal maar niets vindt en er misprijzend op neerkijkt als ‘dom vermaak voor dom volk’ heeft het niet begrepen of heeft een licht misantropische stoornis, misschien een onschuldige, maar toch…

 

Van Karl Marx is de stelling “godsdienst is opium van het volk”. Daar had hij 100% gelijk is. Maar je kunt godsdienst hier ook vervangen door sport. Sport is in ieder geval gezonder, minder onnozel en veel ongevaarlijker dan godsdienst. Zowel in de actieve als in de passieve modus kan sport veel vreugde in het leven brengen. Maar ook tijdelijke treurnis als er verloren is. Want bij sport moet het altijd om winnen gaan. Anders is er geen bal aan. Op dit punt kunnen er geen concessies worden gedaan.

 

Zonder winstoogmerk is sport geen sport, dan is het kijken naar groeiend gras. Sport is spannende strijd zonder bloed, waarbij individuen, al dan niet in teamverband, met elkaar in competitie gaan en toeschouwers hun eigen onmisbare rol spelen. Sporters stellen ambitieuze doelen en willen uitdagingen najagen. Net als in het gewone leven zijn sportprestaties afhankelijk van talent, hard en slim trainen en alsmaar doorzetten. En vervolgens is hoever je komt een kwestie van mazzel of pech hebben. Bij sport zijn er heldere spelregels die streng bewaakt worden.

 

Op overtredingen staan gepaste straffen, die in transparantie voor iedereen zichtbaar direct ten uitvoer worden gebracht. De sporters opereren doorgaans in een glazen kooi, kritisch gevolgd door een publiek dat meeleeft. Altijd is er wel commentaar, waar je tegen moet kunnen, anders red je het niet. Sport is een metafoor voor het leven. Behalve dan dat je in sportwedstrijden klassenverschillen en etnische verschillen doorgaans wegvallen. Op de velden en tribunes zie je alle kleuren van de regenboog. Ze spelen en juichen met elkaar, ze omhelzen elkaar.

 

Welke andere vormen van menselijke strijd zijn humaner, opwindender en beschaafder dan sport? Nou dan. Een niet onverdienstelijke Nederlandse trainer heeft wel eens geroepen “voetbal is oorlog”, maar dat was niet meer dan een intelligente metafoor voor de fijnproever.

 

136.  Aleksandr Doegin: Poetins fascistische huisfilosoof kan ook op sympathie extreemrechts rekenen. Samen proberen ze de EU te slopen.

 

Rusland heeft in haar hele geschiedenis eigenlijk nooit echte democratie gekend en wordt nu al weer meer dan 20 jaar geregeerd door een autoritair leider, bijgestaan door een klein groepje kleptocraten: steenrijke oligarchen die in ruil voor economische rijkdom onderhorig zijn aan de opperoligarch Vladimir Poetin. Je kunt hem met dommige naïviteit nog een democratisch gekozen dictator noemen, maar feitelijk is er niets democratisch aan het Russische verkiezingsproces.

 

De belangrijkste nieuwsmedia die de meningsvorming beïnvloeden zijn praktisch geheel onder staatscontrole gebracht en geven alleen de boodschappen van de leider ongefilterd door. De ideeën van de oppositie worden genegeerd, belachelijk gemaakt of als gevaarlijk geframed. Politieke opposanten wordt het leven onmogelijk gemaakt. Ze worden al uitgeschakeld nog voor ze een machtsbasis hebben kunnen opbouwen. Mochten ze toch nog door de mazen van de repressieve organen glippen, dan wordt er een aanklacht tegen ze bedacht om ze, na schijnprocessen, langdurig in de gevangenis te gooien. En blijven ze daarna nog volharden, dan worden ze gewoon vermoord.

 

De Poetin-clan heeft de volledige controle over de politiek, de economie en de rechtspraak. Die almacht van Poetin berust vooral op repressieve staatorganen, zoals de geheime diensten met ongecontroleerde macht om ‘subversieve elementen’ tijdig en effectief uit te schakelen. Maar de macht en het beleid berusten ook op een gevaarlijk ideologie. Poetins belangrijkste ideoloog/adviseur is Aleksandr Doegin, extreem rechts en extreem nationalistische en door zijn volgers omschreven als een notoire fascist. Wat in Rusland overigens alleen als een scheldwoord wordt gebezigd als het over niet-Russen gaat.

 

Belangrijke bouwstenen van Doegins filosofie: de mondialisering is een Joods complot om de natiestaten te verzwakken; staatsgeweld staat boven de rede en de wet; we moeten de Russen vooral leren naar het grootse verleden te kijken i.p.v. naar het heden en de toekomst; Rusland moet een nulpartijstaat zijn, geleid door één man; die leider moet een mystieke band met zijn volk hebben; feminisme, homofilie, individualisering en islam verzwakken Europa en tegen deze uitwassen moet Rusland zich met alle middelen wapenen; Rusland moet zo ver mogelijk wegblijven van een westerse vorm van democratie; een sterke Europese Unie is voor Rusland een bedreiging en moet daarom permanent ondermijnd worden.

 

Tot zo ver een paar punten uit de nogal enge ideologie van Doegin, een goede kennis van T. Baudet die zelf ook in warme bewoordingen over Poetin spreekt. Vooral ook dat laatste punt uit Doegins ideologie, het systematisch ondermijnen van de EU, zou ons zorgen moeten baren.

 

Timothy Snyder vat in zijn boek “De weg naar onvrijheid” (2018) helder samen op welke wijze Rusland de EU en onze vrij samenleving bedreigen. ,,De Russische politiek om de EU te vernietigen nam en neemt verscheidende vormen aan: de rekrutering van Europese populistische leiders als vertegenwoordigers van het Russisch belang in de Europese desintegratie; het binnendringen in het publieke debat, digitaal en via de tv, om wantrouwen tegen de EU te zaaien; het aantrekken van extreme nationalisten en fascisten voor de promotie van een groot Rusland; het steunen van verschillende vormen van separatisme.” (blz 108)

 

De Nederlandse politici die Poetin willen helpen om de EU te slopen, Wilders en T. Baudet, schamen zich daar niet voor. In tegendeel, ze laten zich openlijk voor zijn obscure karretje spannen. En dat kan allemaal zonder dat ze worden ontmaskeren als landverraders. Onze EU-instituties zo willen verzwakken, dat je als een tandeloze natiestaat een makkelijke prooi wordt voor expansionistische regimes….kan het nog zotter?

 

137.  Zelfvertrouwen: het is alleen langzaam op te bouwen, maar makkelijk snel te slopen.

 

Zelfvertrouwen: de één heeft het in zo ruime mate dat de stap naar arrogantie maar een kleintje is, terwijl de ander er zo matig mee is bedeeld dat het voor die persoon erg moeilijk wordt om zich in het leven staande te houden. Een zekere mate van zelfvertrouwen is een noodzakelijke voorwaarde om op welk terrein dan ook iets van het leven te kunnen maken. Voor iemand met het zelfvertrouwen van een schuchter vogeltje kan elke dag een kwelling zijn. In de positieve psychologie gaat het bij vertrouwen in jezelf vooral om een goede balans tussen vaardigheid en waardigheid. Hoe meer je kunt wat anderen waarderen hoe meer vertrouwen je in jezelf krijgt, maar je hebt uiteindelijk pas echt zelfvertrouwen als je jezelf intrinsiek waardvol vindt en niet (meer) afhankelijk bent van de bevestiging door anderen.

 

Zelfvertrouwen is dus uitermate oneerlijk over de mensen verdeeld. Hoe komt dat? De vraag die hieraan vooraf gaat is natuurlijk: heb je de belangrijkste componenten al bij de geboorte meegekregen of is vooral de omgeving waarin je opgroeit bepalend. Dat zal van persoon tot persoon verschillen. Natuurlijk krijg je met de geboorte een paar zaken mee die al een stevige basis kunnen leggen. Als je er goed uitziet, gezond bent, redelijk wat hersens hebt en sociaal vaardig blijkt, heb je mazzel en ligt er een mooi fundamentje waarop verder gebouwd kan worden en begin je al met een voorsprong op degenen die op genoemde punten vooral pech hadden. Maar die mazzel bij de start is bepaald geen garantie dat het daarna automatisch goed gaat. Vooral in de kindertijd en de schooljaren kan er nog veel gruwelijk mis gaan.

 

Als je ouders je voortdurend kleineren, je het gevoel geven dat je er beter niet had kunnen zijn of als je op school door leraren niet serieus wordt genomen en/of door klasgenoten gepest of geboycot wordt, dan kun je nog zo slim zijn, maar dit soort ervaringen kunnen je als persoon in ontwikkeling zo verkreukelen dat er weinig van je zelfvertrouwen overblijft.

 

Vertrouwen in jezelf ontwikkelt zich in een subtiel proces tussen je eigen brein en prikkels vanuit de omgeving. Waar ben je gevoelig voor? Welke signalen pik je wel op en wat laat je langs je heen gaan? Zit je in een stimulerend netwerk met aardige en boeiende mensen die het beste met je voor hebben of heb je de pech vooral met weinig empathische lullo’s in aanraking te komen.

 

Je zelfbeeld wordt in niet geringe mate mede bepaald door wat anderen van je vinden, vooral door wat mensen die je een zekere positie toedicht tegen of over je zeggen. Dat geldt zowel voor hun beoordeling van je goede als van je slechte eigenschappen. Als ze alsmaar tegen je zeggen dat je goed kunt voetballen of dat je analytisch sterk bent of dat je gevoel voor humor hebt, dan ga je dat op den duur misschien zelf geloven, maar je gaat er zeker nog meer naar handelen. Je doet je best om dat beeld of die verwachting waar te maken. Dat wordt dan een soort zich zelf waarmakende voorspelling. Je moet er natuurlijk zelf hard voor werken, maar je wordt door de stimulerende oordelen van anderen wel een handje geholpen.

 

Maar het omgekeerde gebeurt ook en is veel destructiever. Als mensen alsmaar tegen je zeggen dat je niet deugt, dat je iets niet kunt, dat studeren niets voor jou is of dat je een nutteloos schepsel bent, dan kan dat desastreus zijn voor je zelfvertrouwen. Je moet dan wel verdomd veel wilskracht hebben om hier mentaal boven te gaan staan en zelfverzekerd je eigen plan te trekken.

 

Zelf heb ik de grote mazzel gehad om in elke levensfase vooral mensen getroffen te hebben die mij overtuigden dat ik van een dubbeltje een kwartje kon worden. Zij vijzelden (meestal onbewust) mijn gevoel voor eigenwaarde zo op, dat ik voldoende vertrouwen in mijn mogelijkheden kreeg. In het milieu waarin ik ben geboren was natuurlijke zelfverzekerdheid een schaars goed. Daar moest hard aan gewerkt worden. Maar het geeft daarop terugkijkend wel voldoening dat dat redelijk gelukt is.

 

138.   De meeste mensen deugen? Die stelling lijkt me moeilijk te onderbouwen.

 

Rutger Bregman, journalist bij De Correspondent, heeft veel (aanstekelijke) reclame gemaakt voor zijn nieuwste boek “De meeste mensen deugen, een nieuwe geschiedenis van de mens.” Je kunt die ondertitel mallig pretentieus vinden, maar aan de andere kant: waarom zou je niet zo hoog mogelijk inzetten? Als je vindt, en overtuigend kan onderbouwen, dat de meeste mensen deugen dan moet je wel een verdomd “nieuwe geschiedenis van de mens” hebben ontdekt.

 

Ik mag die Bregman wel. Hij is voor de duvel niet bang en heeft meestal originele ideeën, sterke argumenten, een vlotte presentie en schrijft heldere artikelen en boeken. Van zijn eerste boek “De geschiedenis van de vooruitgang“ (2013) heb ik zeer genoten. Hij toont overtuigend en met vele feiten aan dat we in de “beste wereld ooit” leven. Op bijna alle indicatoren die ons welzijn bepalen, scoren we in de meeste delen van de wereld beter dan ooit. De vooruitgang in de afgelopen eeuwen is onmiskenbaar en onweerlegbaar, aldus Bregman, dus waarom al dat geklaag?  Omdat we volgens hem in de media alleen ‘het slechte’ horen.

 

Zijn tweede boek “Gratis geld voor iedereen” (2016) leest als een trein, maar blijft toch teveel zweven. Je zou willen dat zijn analyse in dit boek klopt en zijn vele voorstellen uitvoerbaar zijn, maar over de kansen voor een basisinkomen, een 15-urige werkweek en een wereld zonder landsgrenzen ben ik toch niet erg optimistisch. Echter, de ondertitel van het boek luidt “Hoe utopische ideeën de wereld veranderen”, dus wie weet.

 

Deze opgewekte wereldverbeteraar hijst ook met zijn nieuwe boek het positivisme hoog in het vaandel. De meeste mensen deugen? Gaat Bregman dat overtuigend aantonen? Sommige recensenten noemen het boek “indrukwekkend” en “fascinerend”, anderen zijn sceptischer. Ik laat me graag overtuigen, maar ben nog niet zover. Ben nog niet aan het boek begonnen. Ook omdat ik van te voren eerst bij mijzelf even scherp wil krijgen of ik Bregmans titel op voorhand een te verdedigen hypothese vind. Ja, de meeste mensen zullen onder normale omstandigheden best deugen, maar deugen ze ook als ze op de proef gesteld worden? Want dan pas kun je de bokken van de schapen scheiden. En is ‘deugen’ hetzelfde als ‘niet fout zijn’? Als je in moeilijke situaties niets doet om medeburgers te helpen en de andere kant op kijkt, zoals hier tijdens de bezetting, ‘deug’ je dan?

 

Ondanks dat het vanaf de Middeleeuwen op vele punten met de wereld c.q. de mensheid steeds beter is gegaan en ook het geweld spectaculair minder is geworden, heb ik toch mijn twijfels of de meeste mensen deugen. Mijn aanknopingspunt is het harde oordeel van Ferdinand Céline die in zijn meesterwerk “Reis Naar Het Einde Van De Nacht” vaststelt dat beschaving maar een zeer dun laagje vernis is. Je hoeft maar een beetje weg te krabben en de ware aard van de komt boven. Hij was er als antisemiet zelf een voorbeeld van. De hele roman door wordt zijn stelling met talloze gebeurtenissen onderbouwd. Zijn beschrijving van abject menselijk gedrag heeft nog weinig aan actualiteit ingeboet.

 

Ja, in harmonieuze situaties, waarin alles loopt zoals het lopen moet, kunnen de meeste mensen zich wel gedragen, maar er hoeft maar iets te gebeuren en hij/zij laat zich van zijn slechte of slechtste kan zien. Schreeuwen, intimideren, liegen, haten, belazeren, slaan, spugen, verkrachten, moorden, oorlog voeren, genocide plegen of andere zaken die je moeilijk deugdzaam kunt noemen. Daarbij laten ze zich ook nog eens makkelijk opjutten en manipuleren, wat ook niet het beste in de mens bovenbrengt.

 

Nu zeggen sommigen dat mens is van nature goed en dat slecht gedrag is aangeleerd door opvoeding en andere toevallige situaties waar ie niets aan kan doen. Dat lijkt me niet te weerleggen, maar is hier niet zo relevant. Feit is dat een zekere tijd na de geboorte er nogal wat mensen zijn die niet meer deugen. De harde waarheid is dat als mensen met een bepaald, geërfd, karakter in een ongunstige situatie opgroeien en/of door externe krachten bewerkt worden, zij bereid zijn om abject gedrag te vertonen jegens hun medemens.

 

Kijk om je heen. Zie in de landen waar krijgsheren, religieuze dwazen of ideologische warhoofden aan de touwtjes trekken en vele medestanders vinden voor onderdrukking en geweld. Zie dichterbij hoe burgers zich kunnen gedragen tegen hun vrouw, kind, buur, migrant of iemand met een andere kleur of geaardheid. Zie de statistieken waaruit blijkt dat er alleen al in dit land zo’n 100.000 kinderen fysiek en geestelijk mishandeld worden. Er zijn toch talloze situaties, dagelijks, waarvoor je je schaamt om mens te zijn.

 

Of je echt deugt kun je eigenlijk pas zeggen als je geconfronteerd met bijzondere omstandigheden. Als alles kits is, is er vaak geen reden om ‘raar’ te doen. Maar deugen de meeste mensen ook als dat dunne laagje vernis er wordt afgekrabd? Bregman zal er een harde dobber aan krijgen om zijn stelling te onderbouwen.

 

139.   Liegen als politieke strategie is van alle tijden.

 

,,Natuurlijk willen gewone mensen geen oorlog, niet in Rusland, niet in Engeland, Amerika, zelfs niet in Duitsland. Dat is helder. Maar het zijn de leiders van een land die het beleid bepalen en het is altijd vrij simpel om mensen mee te slepen. Zowel in een democratie als in een fascistische dictatuur ….Je kunt mensen altijd zover krijgen dat zij gaan doen wat de leiders willen. Dat is makkelijk. Gewoon liegen. Alles wat je moet doen, is zeggen dat ze worden aangevallen en dan de pacifisten in een hoek zetten omdat ze geen goede patriotten zijn en het land in gevaar brengen. Dit werkt in elk land op dezelfde manier”.

 

Aldus Hermann Göring (1946), tweede man in de nazi-hiërarchie, in een gesprek met de Amerikaanse psycholoog Gustave Gilbert. Göring werd in Neurenberg tot de dood door ophanging veroordeeld wegens misdaden tegen de menselijkheid, maar ontliep de galg door tijdig een cyaankalipil te nemen. Deze topnazi had zijn wijsheid over het belazeren van de bevolking niet van een vreemde. Ook zijn opperbaas Adolf Hitler had van het manipuleren van volksmassa’s een van zijn belangrijkste wapens gemaakt. AH had daarbij een aantal primaire leefregels: nooit een fout in het openbaar toegeven, nooit toegeven dat er iets goeds schuilt in uw vijand, tegenstanders demoniseren, nooit ruimte laten voor alternatieven, nooit schuld aanvaarden, verwijt de vijand alles wat verkeerd gaat en, les nummer 1, weet dat mensen een grote leugen sneller geloven dan een kleine en als je die leugen maar vaak genoeg herhaalt, zullen mensen die vroeg of laat als een waarheid gaan zien en geloven.

 

Hilter, Goebbels, Göring en alle andere nazi-kopstukken brachten deze leefregels uiterst consequent in praktijk. Maar ook heden ten dage zijn er heel wat politieke leiders die extreem liegen en vijanddenken tot een kunst hebben verheven. Ze komen er mee weg, omdat voor een deel van de media liegen en ophitsen de kern van hun verdienmodel is en een deel van het volk niet in feiten is geïnteresseerd, maar wel gevoelig is voor valse retoriek.

 

140.  Is de implosie van Europa onafwendbaar?

 

De gezaghebbende Belgische hoogleraar internationale politiek Jonathan Holslag vreest dat de implosie van Europa onafwendbaar is. Hij draagt daar in zijn nieuwe boek “Vrede en Oorlog ; 3000 jaar wereldgeschiedenis" de argumenten voor aan. Holslag laat, bepaald niet als eerste historicus, in zijn studie zien dat beschavingen opkomen, bloeien, wegzakken en verkruimelen. En het Westen is volgens hem op meerdere indicatoren, maar zeker qua economische vitaliteit, duidelijk aan het wegzakken. Externe en interne factoren kunnen die neergang versnellen of vertragen.

 

De externe krachten die de positie van Europa ondermijnen: de pogingen vanuit Rusland om de EU-landen tegen elkaar uit te spelen, de verschuivende aandacht van de VS van Europa naar de Pacific, geopolitieke dreigingen vanuit Rusland en het Midden-Oosten, onbeheersbare en destabiliserende migratiestromen en, vooral, de opkomst van m.n. China, als een sterke economische, technologische en militaire supermacht. Vooral van het autoritair-kapitalistische China dreigen we het spel te verliezen. Er is, alleen al qua ‘macht van het getal’, ook nauwelijks tegen op te boksen. We spelen nu al tweede viool, maar de vraag is vooral: zullen we op den duur überhaupt nog viool spelen? Kunnen we op z’n minst nog ons partijtje meeblazen? Dat is volgens Holslag hoogst twijfelachtig als we het politiek, economisch en militair niet heel snel drastisch anders aanpakken.

 

De interne factoren die de positie van Europa ernstig bedreigen zijn in ieder de onwil om onszelf serieus militair te verdedigen en de onmacht om Europa tot een sterke politieke eenheid te smeden. Europa dreigt te imploderen tot een verzameling machteloze natiestaatjes die verloren dobberen op de woeste wereldzee en steeds vaker vooral elkaar bestrijden. Europa heeft nog geen 8% van de wereldbevolking en vergrijst in hoog tempo. We worden zo het bejaardenhuis van de wereld, waar steeds minder mensen werken en de kost moeten verdienen voor steeds meer mensen die consumeren en hulp nodig hebben. We zullen de kosten van de verzorgingsstaat niet meer kunnen dragen en ook de werknemers niet meer hebben voor vitale diensten zonder immigratie van veel arbeidskrachten.

 

Drieduizend jaar wereldgeschiedenis leert ons, volgens Holslag, dat je economisch en politiek wordt weggespeeld als je militair kan worden weggespeeld. Een ijzeren wetmatigheid, die ook voor de toekomstige wereld zal gelden. Daarom ergert hij zich aan de onwil van de Europese politici en kiezers om toe te groeien naar een sterke en geloofwaardige militaire macht. Cynisch stelt hij vast, dat we wel bereid zijn om miljarden uit te geven aan honden- en kattenverzorging, “maar als er meer geld nodig is voor onze veiligheid geven we niet thuis”.

 

Zijn oordeel over Europa is hard. ,,Wij Europeanen modderen maar wat aan. Als samenlevingen hun welvaart als een vanzelfsprekendheid gaan beschouwen en vrede consumeren zonder erover na te denken hoe die te borgen via een sterke defensie, gaat het bergafwaarts.” Vooral de jonge(re) generaties zijn zich er volgens Holslag te weinig van bewust dat je voor vrede en vrijheid je een prijs moet willen betalen.

 

Holslag schrijft dat hij moet vechten tegen het cynisme en soms wakker ligt van de gedachte dat er een nieuwe oorlog kan uitbreken, een oorlog die we ook kunnen verliezen. Omdat we in de strijd om veiligheid niet meer mee kunnen. “Het negeren van harde militaire macht is een open uitnodiging aan anderen om zich arrogant en onbesuisd op te stellen. Europa is een klein nietig uithoekje tussen twee gigantische landmassa’s: Afrika – waar de bevolking naar de twee miljard gaat – en Eurazië, waar China alles naar zich toetrekt.’’

 

Ik heb Holslag wel eens optimistischer gehoord. Maar zijn recente boodschappen kunnen maar beter serieus worden genomen, want zijn visie, feiten en argumenten zijn lastig te weerleggen.

 

141.  Zwak is de religie die geen satire kan verdragen.

 

Aan Hans Teeuwen werd ooit gevaagd of hij nog wel grappen durfde te maken over de Islam. Hij reageerde gespeeld verbaasd. ,,Waarom zou ik dat niet durven? Wat is daar eigenlijk aan te durven. Heb ik dan iets te vrezen? De Islam is toch liefde. Maar ik zou niet weten waarom ik kritische grappen zou maken over iets wat overduidelijk heel goed werkt. Iets wat overal in de wereld voor vrede, voorspoed en geluk zorgt. Waarom zou ik daar grappen over moeten maken? Als je kijkt hoe islam de voorbije 500 jaar bijgedragen heeft aan de vooruitgang van de menselijke soort. De wetenschap, de kunst, de entertainmentindustrie. Al die fantastische islamitische musicals! De gelijkheid van man en vrouw. Waar zouden al die wijven zijn zonder de islam?“

 

Kijk dat is nou humor. Hoe meer moslims hier ook om kunnen lachen, hoe leuker en toleranter de wereld wordt. Ik vrees dat er nog wel wat emancipatieslagjes gemaakt moeten worden voor we zover zijn.

 

Teeuwens humor is overigens heel wat subtieler dan de aanvallen waarmee Youp, Freek, Hermans, Mulisch en Wolkers vroeger onze papen en refo’s belachelijk maakten. Het progressieve deel der natie vond het prachtig. Hoe harder de uitgedeelde klappen, hoe harder er werd gelachen. Onthullend is wel dat een behoorlijk deel van diezelfde progressieve voorhoede nu vindt dat het geen pas geeft om satirisch over de Islam te doen. Want daar kwets je moslims onnodig mee!!! De reactie “so what?”, maakt het natuurlijk alleen maar erger.

 

Satire over het christendom en haar volgelingen is zo’n integraal onderdeel van onze humorcultuur geworden, dat bijna niemand zich er meer persoonlijk door gekwetst voelt. De ‘slachtoffers’ kunnen er meestal zelf ook wel om lachen, waarschijnlijk omdat ze er vanuit gaan dat hun God er ver boven staat en ook wel tegen een geintje kan. En als het hem niet zou bevallen, had ie er met zijn almacht vast wel een eind aan gemaakt.

 

Zover zijn de meeste volgelingen van de Islam helaas nog niet. De tenen zijn lang. Snel gekwetst. Het gevoel voor humor lijkt vaak op een wat ander niveau te liggen. Mars versus Venus. Die drang om Allah (vaak letterlijk) te vuur en te zwaard te verdedigen, lijkt er op te wijzen dat moslims vrezen dat de Grote Baas daar zelf niet toe in staat is. Die vrees van zijn volgelingen zou je, Allah zijnde, ook als beledigend kunnen opvatten. Humor.

 

142.  Over God en zijn seriemoordenaars.

 

De 78-jarige Amerikaanse seriemoordenaar Samuel Little bekende recent dat hij in een periode van 50 jaar ca 90 moorden heeft gepleegd. Hij verkrachtte zijn slachtoffers, meest vrouwen aan de onderkant van de samenleving, en wurgde ze daarna. Little kon zijn gang gaan omdat de politie maar weinig tijd stopte in onderzoeken naar de moorden op drugsverslaafden en prostitués. Een onderzoeksjournalist vroeg hem in de gevangenis naar zijn geloof en zonden, en of hij God niet vreesde. Little reageerde met: ,,waarom zou ik God vrezen en om vergiffenis moeten vragen? Hij heeft mij gemaakt naar zijn evenbeeld en weet precies wat ik heb uitgespookt.”

 

Voor elke gelovige een moeilijk te weerleggen reactie. Als de almachtige, alles ziende, alles wetende en alles scheppende goede God van de Bijbel en de Koran echt zou bestaan, is hij als eerste en als enige ook verantwoordelijk voor het menselijk brein en alle menselijk gedrag, dus ook voor moordpartijen. De baas heeft alles en iedereen aan een touwtje. Het is de religieuze uitleg van ‘de vrije wil bestaat niet’. Het is altijd Godswil.

 

Ik kan genieten van de verbale hocus pocus waarmee gelovigen zich onder die onweerlegbare consequenties van een almachtige God proberen uit te wurmen. Wat nooit lukt. Vanuit het perspectief van godvruchtigen is de meest plausibele uitleg nog: God zal er wel een bedoeling mee hebben. Blijf het niet sterk vinden.

 

143.  De eenheidsworst werd 100 jaar geleden geïntroduceerd

 

Vaak gebruiken we woorden zonder enig idee te hebben van de oorsprong ervan. Zo weet iedereen wel wat er bedoeld wordt met eenheidsworst. Het wordt te pas en te onpas gebruikt. Eenheidsworst is in ons spraakgebruik een synoniem voor fantasieloos, meer van hetzelfde. Het staat tegenover creatief, uniek, bijzonder, oorspronkelijk. Dus logisch dat het woord veel wordt gebruikt. Als je verantwoordelijk bent voor eenheidsworst, in wat voor sector dan ook, krijg je doorgaans geen goede recensies. Maar wat is de etymologie van het woord? Wat is de oorsprong?

 

Het was vanmorgen zomaar een anekdotisch zijpaadje in het college ‘Europa 1900-1945’. De eerste eenheidsworsten in ons land kunnen met precisie worden gedateerd: maart 1918. De Duitse ‘Einheitswurst’ werd echter al ‘uitgebracht’ in november 1916 in Berlijn.

 

De eenheidsworst was het antwoord op de grote schaarste aan de vooravond van de ‘Grote Oorlog’. Veel werd gerantsoeneerd en was alleen ‘op de bon’ verkrijgbaar. Ook grote schaarste aan vlees en vleeswaren. Om iedereen toch nog een beetje vlees te verschaffen, werd er een worst bedacht waarin een precies afgemeten hoeveelheid calorieën zat. Bij wet vastgelegd: aan de vaste verhouding 90% rundvlees en 10% varkensvlees werd een flinke partij smaakversterkers, water en nog wat maagvullende ‘rommel’ toegevoegd, gemengd en vervolgens in een darm gedrukt. Van 80 kilo restvlees kon zo 100 kilo eenheidsworst gemaakt worden.

 

Elke Nederlanders had recht op 100 gram eenheidsworst per week en betaalde daarvoor 25 cent. De worst was qua samenstelling een fantasieloos product en volgens de overlevering niet te eten, maar bij gebrek aan beter gingen er toch heel veel van die worsten richting maag. Ik heb het niet nagezocht, maar durf er wat onder te verwedden dat Italianen, Spanjaarden en Fransen er met meer culinaire fantasie toenmaals een eetbaarder product van het hebben gemaakt. Direct na de introductie was onze worst al onderwerp van veel spot.

 

De eenheidsworst had en heeft dus geen best imago en dat geldt ook voor de minister die in 1918 verantwoordelijk was voor de introductie ervan in Nederland, Folkert Postuma. Die werd 25 jaar later als nazi-collaborateur eerloos geëxecuteerd. Maar hij was wel onbedoeld verantwoordelijk voor een zelfstandig naamwoord dat helaas nog steeds veel gebruikt moet worden.

 

144.  De snotterreflex is niet te sturen.

 

Brok in de keel? Snotteren? Tranen? Sommige mensen snikken om een scheet. Anderen nooit. Afschuwelijke beelden en akelige verhalen over mensen in nood: ze dringen meestal hard mijn brein binnen maar worden zelden omgezet in tranen.

 

Het overlijden van een naaste? Moord- en martelverhalen? Oude beelden van stapels lijken in een vernietigingskamp? Hordes vrouwen en kinderen op de vlucht voor geweld? Bootvluchtelingen die zinken en verdrinken? Kinderen die hier vele jaren geworteld zijn en vanwege regels gedeporteerd worden naar een slecht land dat ze niet kennen? Ik word razend in het hoofd en minacht iedereen die er luchtig over doet of wens ze in gedachten iets vergelijkbaars toe. Ik vind ze dom, slecht of ongevoelig. Wel machteloze woede dus. Haat soms. Maar zelf simmen? Nee, mijn snotterklieren worden er niet door geactiveerd. Hoe zo dat komen? Een afwijking?

 

Bizar genoeg komen die snotterklieren soms wel in beweging door ‘kleine’ zaken. Sentimentele filmfragmenten waarin een ten dode opgeschreven hond uiteindelijk wordt gered door een even sneue zwerver. Of door cello-muziek bij de Mauthausen-liederen die ineens een gevoelige snaar raakt. Maar ook wanneer ik een mooi verhaal hoor of lees over iemand die zich vanuit een bijna kansloze situatie op eigen kracht heeft opgewerkt tot een positie om trots op te zijn. Ook bij een rapportage over de comateuze Abdelhak Nouri kan het ook zomaar gebeuren dat het erg op mijn gemoed werkt.

 

Weet niet waar zo’n ‘snotterimpuls’ dan ineens vandaan komt. Niet te verklaren sentimentaliteit. Niet te voorkomen ook. Wel geforceerd te beheersen en te reduceren tot ‘een brok in de keel’. Er is blijkbaar geen directe relatie tussen de het schrijnende van een situatie of gebeurtenis en de reacties van de traanklieren. Daarom bestaat er ook geen vals sentiment. Want je kunt het snotteren niet sturen.

 

Er komen prikkels je brein binnen en die worden via het neuronensysteem omgezet in emoties: tranen, brok in de keel of woede. Of kille ongeïnteresseerdheid als het compassie-gen disfunctioneert. Je hebt het niet voor het kiezen. Het overkomt je. It’s the brain dummy

 

145.  Steeds meer dubbeltjes worden kwartjes, maar toch….

 

Wie als een duppie wordt geboren wordt nooit een kwartje? Het is een tamelijk fatalistisch gezegde. Het is ook meer perceptie dan statistiek. Het stamt uit de oudheid. Uit de tijd van de ambachtsschool en de wereld van ver daarvoor. Als je toen uit een arbeidersmilieu kwam, was er niet veel kans dat je daar uitgroeide. Maar na WO II gingen er steeds meer arbeidskinderen naar de HBS en vervolgens in toenemende aantallen studeren. In de afgelopen 30 jaar is het opleidingsniveau van de Nederlanders over de hele linie als een speer gestegen.

 

Als we het kennisniveau als criterium nemen is een spectaculair aantal dubbeltjes in relatief korte tijd kwartjes geworden. Dat de gemiddelde netto-welvaart per huishouden in Nederland de afgelopen 50 jaar is verviervoudigd heeft zeker met deze overall stijging van het opleidingsniveau te maken. Kennisstijging vertaalde zich in de stijging van productiviteit en inkomens.

 

Bij die stijging van de opleidingsniveaus bleven vrouwen aanvankelijk wat achter, maar ze zijn al geruime tijd met een machtige inhaalrace bezig, hoewel zij qua inkomen hier en daar nog achterblijven. Vrouwen zullen binnen afzienbare tijd in belangrijke beroepen hun achterstand op mannen gaan omzetten in een voorsprong. M.n. in de hogere opleidingen zie je die ‘machtsovername’ aankomen.

 

Op dit moment is 56% van de rechters vrouw en onder de 36 jaar is dat zelfs 75%. Van de artsen in opleiding is 78% vrouw, 57% van de advocaat-stagiaires is vrouw en die hoge percentages gelden ook voor andere studies die opleiden voor belangrijke functies. Ook in de technische beroepen komen de vrouwen er in hoog tempo aan: van degenen die nu in het middelbaar onderwijs het profiel “Natuur & Techniek kiezen is 42% vrouw 15 jaar geleden was dat nog maar een schamele 10%. Van hen die nu het Hoger onderwijs met een diploma verlaten is 60% vrouw.

 

Van de leidinggevende functies bij gemeenten is 40% vrouw, 10 jaar geleden was dit nog maar 20%. Vrouwen onder de 36 jaar verdienen in die functies gemiddeld een hoger uurloon dan de mannen. Ook in het bedrijfsleven wordt aan de top van de loonlijst de positie van de vrouwen sterker: van 15% in 2010 naar 20% in 2017. In de leeftijdscategorie 30-40 jaar is dit al 26%. Het is nog geen 50% maar er zit tempo in. Aan de toevoer van hoogopgeleide vrouwen zal het niet liggen. Er zijn nog wel een paar mentale, praktische en culturele hindernisjes te overwinnen. En als de bereidheid om meer uren te gaan werken stijgt, zal ook het aantal vrouwelijke kwartjes aan de top sterk stijgen.

 

Maar niet elk dubbeltje is een kwartje geworden. Van de 7.4 miljoen huishoudens moeten er volgens het CBS op dit moment 600.000 (8.2%) rondkomen met een zogenaamd ‘laag inkomen’. Deze stuivers moeten hard krabben en de kans dat ze een dubbeltje worden, is voor de meesten niet groot. Zonder een veel actiever overheidsbeleid blijven het perspectieflozen, geconcentreerd in armoedewijken waar ze erg lastig op eigen kracht uit kunnen komen.

 

Als we alleen kijken naar het opleidingsniveau dan is er qua sociale mobiliteit dus erg veel gebeurd in ons land. Velen hebben een hoger kennisniveau gescoord dan hun ouders. Maar geeft die kennis ook macht? Kennis is macht? Dat gaat even te snel. Als je het machtsbegrip toespitst op economische macht dan is er maar heel weinig mobiliteit zichtbaar. Het wereldje waarin de rijken letterlijk en figuurlijk het vermogen hebben om invloed uit te oefenen, is altijd uitermate klein gebleven.

 

Zo bezit 1% van onze burgers niet minder dan 25% van alle vermogen in Nederland. Die economische machtsbolwerken slopen, vraagt om meer dan alleen het verhogen van het kennisniveau.  Het vraagt om een politieke revolutie die met juridische en belastingtechnisch maatregelen de vermogens van de buitensporig rijken naar normale proporties terugbrengt. Alleen zo kan worden voorkomen dat de duivel op steeds dezelfde grote hopen blijft schijten. Het minste wat er moet gebeuren is een faire vermogensbelasting voor de rijken, waarmee het geld opgehaald kan worden om die deplorabele gezinnen op het bestaansminimum ook een leefbaar leven te verschaffen.

 

146. Religie minus Verlichting = achterlijkheid: voorbeeld Pakistan

 

Het is natuurlijk een kwestie van smaak maar je zou kunnen redeneren dat een beschaving van een hogere orde is, naarmate er sprake is van meer rede, meer wetenschap, meer humanisme, meer democratie, meer vrijheid, meer mensenrechten en (daarom) meer vooruitgang. Zonder de akelige term superieur te gebruiken, kun je zeggen dat de ene beschaving, of het ene systeem, op basis van een aantal kernwaarden te verkiezen is boven andere. Het is maar een gedachte.

 

Maar wel een gedachte die de cultuurrelativisten met alle kracht zullen verwerpen. Voor hen is elke beschaving c.q. elke cultuur even waardevol en mag je qua appreciatie geen onderscheid maken tussen beschavingen. Als je hierop consequent doorredeneert, dan is ook de ene ideologie niet slechter dan de andere en zijn politiek-culturele systemen, toch de backbone van een beschaving, in essentie gelijkwaardig aan elkaar. Ergo: een politieke cultuur waarin de mensenrechten structureel met voeten worden getreden is niet minderwaardig aan democratische systemen waarin die mensenrechten hoog in het vaandel staan.

 

Mijn stelling is echter dat de meeste individuen in die onvrije landen hier een paar slagen anders over denken als ze in vrijheid zouden mogen kiezen. Cultuurrelativisten zijn dan ook meestal linkse warhoofden die op westerse universiteiten de intellectueel uithangen en zelf, qua financiën en vrijheden, in een riante positie zitten.

 

Vanuit de gedachte dat religie haaks staat op de rede heeft de Verlichting vanaf de 18-eeuw de religie stapje voor stapje verder hun eigen hok in gejaagd. Politiek en religie werden steeds meer ontkoppeld. Secularisatie werd uiteindelijk de norm in de westerse landen. Maar er zijn nog heel wat gebieden waar de Verlichting haar zegenrijk werk niet heeft kunnen doen en secularisatie vloeken in de kerk is. Rede, wetenschap, vrijheid en mensenrechten krijgen er geen poot aan de grond. Intellectuele, democratische en economische vooruitgang zijn daar dan ook niet te verwachten. In tegendeel. Vooral landen waar de Islam de dominante godsdienst is, lijken niet uit het religieuze moeras te kunnen ontsnappen. Bijna zonder uitzondering zijn het dictaturen waar religieuze gekte het leven van de mensen op dagelijkse basis verknalt.

 

Een van de meest deprimerende voorbeelden is Pakistan, waar het leven van 200 miljoen inwoners door de Islam wordt beheerst en met name vrouwen en religieuze minderheden het leven zuur worden gemaakt. Er functioneert bijna niets in het land. Wel groeit het aantal jongeren groeit er als kool, maar voor hen zijn er tot in lengte van jaren geen banen te verwachten want de economie stagneert al decennia en zal dat blijven doen. Er heerst politieke anarchie. Leger, inlichtingendiensten en religieuze elites hebben er de macht. En dit alles onder de verstikkende deken van de Islam. De explosieve combinatie van een demografische tijdbom, een hetzerige geestelijkheid en het bezit van kernwapens in een instabiele regio wordt door veel experts angstaanjagend genoemd. Er is geen begin van hoop.

 

In Pakistan wordt de wet op blasfemie voortdurend gebruikt om religieuze minderheden te grazen te nemen. Het voorbeeld Pakistan zegt veel over de waanzin van religie in die landen waar zij dominant is. Het is treurig dat de Verlichting daar waarschijnlijk nooit wortel zal schieten en gewone mensen hun hele leven tot onderdrukking, armoe en achterlijkheid zijn veroordeeld. M.n. vrouwen en religieus andersdenkenden. In die zin in het misschien nog een schrale troost dat ze geloven in een paradijs hierna.

 

146.  De triomf van de Verlichting met haar vele vijanden

 

Moeten de idealen van de Verlichting echt nog verdedigd worden. Op pagina 50 van zijn recente studie ”Verlichting NU: pleidooi voor rede, wetenschap, humanisme en vooruitgang” (2018) vraagt Steven Pinker zich af wie er in hemelsnaam tégen deze verworvenheden van de Verlichting kunnen zijn: die spreken toch voor zichzelf?

 

Natuurlijk is het een retorische vraag van Pinker. Dat blijkt wel uit hoofdstuk 3, contra-Verlichtingen, waarin hij haar vijanden bespreekt. Zoals daar zijn: het populisme, het nationalisme, alle religies, doemdenkers en eco-fanaten. Deze groeperingen staan cynisch tegenover de rede, de wetenschap, het humanisme en vooruitgang. Ze verachten deskundigheid en experts. Ze denken tribaal i.p.v. kosmopolitisch. Ze idealiseren het verleden i.p.v. inspiratie putten uit een betere toekomst. Ze beschouwen wetenschap en technologie als een te bestrijden vijand; want veroorzaker van de grootste problemen. De rede vinden ze bedreigend voor hun gesloten denksystemen. Humanisme maakt van het volk watjes die niet meer willen strijden. Dus weg met de Verlichting.

 

Pinker heeft een uitermate leerzaam boek geschreven, een optimistisch boek ook. Maar dan moet je wel de lange termijn trend willen zien en jezelf elke keer weer inprenten dat de waan van de dag een slechte raadgever is en zeker geen graadmeter is om de grote vooruitgang te zien. In de meeste media gaat het, naast het kleine gekeutel, bijna altijd over de negatieve zaken. In feite is onze nieuwsvoorziening een lange reeks van gebeurtenissen waar je mistroostig en pessimistisch van kunt worden. Nieuws over oorlog, terrorisme, misdaad, vervuiling, opwarming, ongelijkheid, corruptie en onderdrukking. Allemaal voorbeelden van wat er gebeurt als mensen niet volgens de idealen van de Verlichting handelen, maar irrationeel, inhumaan, tribaal-nationalistisch en onwetenschappelijk.

 

Zolang er in de wereld ook nare dingen gebeuren, zullen er genoeg incidenten zijn om elk uur van de dag het nieuws mee te vullen. Hierdoor krijgen mensen een vervormde kijk op de wereld aldus Pinker (blz 63). Maar als we over het dagelijkse nieuws heen kijken en proberen met feiten en cijfers vast te stellen welke successen de homo sapiens op vele fronten heeft geboekt dan ontstaat er een compleet ander beeld. Een beeld dat de geest ook rijp maakt voor optimisme over de toekomst.

 

Tot het dagelijkse nieuws dringt nooit door dat de wereld de afgelopen 200 jaar, met ups en downs, grote vooruitgang heeft geboekt op bijna elke indicator die volgens de VN het welzijn van de mensen bepaalt. Weliswaar niet op elke plaats en op elk moment, maar wel over een lange periode op de meeste plaatsten gaat het welzijn voor steeds meer burgers gestaag vooruit. Twee stappen vooruit, een achteruit.

 

Aldus Pinker die dat voor de volgende indicatoren met cijfers en feiten aantoont: gemiddelde levensverwachting, kindersterfte, gezondheid, voedselvoorraden, aantal calorieën , ondervoeding, doden a.g.v. hongersnood, inkomen, extreme armoe, sociale uitgaven, grote oorlogen, oorlogsslachtoffers, doden a.g.v. genocides, moordslachtoffers, mensenrechten, democratie, rechten voor minderheden, geletterdheid en opleidingsniveaus. Alles is per saldo de goede kant op gegaan. Op pagina 298 laat Pinker een grafiek zien met de zogenaamde samengestelde welzijnsindex waarin alle genoemde indicatoren die het welzijn van mensen bepalen zijn gecombineerd. Die index is tussen 1820 en 2018 spectaculair gestegen.

 

Deze objectieve onderbouwing van vooruitgang laat onverlet dat nog teveel mensen in een aantal regio‘s geen verbeteringen ondervinden en velen zich ook grote zorgen maken over toekomstige bedreigingen waarmee de mensheid geconfronteerd wordt: opwarming van de aarde, overbevolking, een kernoorlog, robots die de macht overnemen, etc. Pinker stelt voor om hier niet uit te gaan van een naderende Apocalyps, maar de potentiële gevaren te zien als problemen die moeten worden opgelost. En kunnen worden opgelost. Veel aanknopingspunten daarvoor in zijn boek. Het grote gevaar van doemdenkers en onheilsprofeten is dat zelfs redelijke mensen gaan denken dat de mensheid toch de pineut is.

 

Waarom zou je je dan nog inzetten en offers brengen om de bedreigingen te verkleinen? Je kunt er dan beter direct al bij gaan liggen of als een hedonist elke dag feesten als een beest tot je er bij neervalt. Voorlopig lijken die 550 pagina‘s met analyses en adviezen van Pinker me intellectueel toch een stuk uitdagender.

 

147.  De leegloop der kerken gaat onstuitbaar door.

 

De matig zingende hofnar van volks Nederland, Gerard Joling, heeft de pest aan moslims en vindt het hoog tijd, zo schrijft hij op zijn blog om de grenzen van Nederland te sluiten. Hij is bang om door moskeeën te worden overspoeld en schijnt voor zijn uitspraken veel bijval te hebben gekregen. Ook de hartenkreet in zijn Telegraaf-column over zijn moeder die straks op de fiets op zoek moet om een kerk te vinden, terwijl de Islam in iedere stad lopend naar de moskee kan. Het ging er in als een ouwel in een zendeling. Je ziet die lopende Islam al voor je.

 

Het is natuurlijk allemaal gelul van matje, maar dit soort clowns bereikt via de sociale media en talkshows een veel groter publiek dan de gemiddelde politicus. En al zijn onzin wordt vaak ook nog eerder geloofd dan de wat minder simpele verhalen van die politici. In het verdienmodel van Joling spelen feiten nooit een rol, het gaat altijd om beelden en gevoelens. Moeten die sneue christenen van Joling echt veel meer moeite doen om een kerk te vinden dan moslims hun moskee? Dan moeten ze wel erg slecht ter been zijn. Er zijn volgens een recent onderzoek van de Vrije Universiteit momenteel nog zo'n 4000 kerken in gebruik. Terwijl het aantal moskeeën wordt geschat op 162. Slechts 3% van alle religieuze gebouwen is een moskee. Het duurt dus nog wel even voor dat gelijkgetrokken is.

 

Het is wel zo dat het kerkbezoek zo snel terugloopt, dat het niet al te lang meer duurt of elke christelijke familie heeft haar eigen kerkgebouw. Steeds meer kerken kunnen de exploitatie niet meer rond krijgen omdat er geen hond meer binnenkomt. Ze kunnen het hoofd alleen nog een beetje boven water houden door de ruimte ook te verhuren aan niet-kerkelijke branchevreemde activiteiten. Kerken zullen bij gebrek aan belangstelling worden afgebroken of krijgen een geheel andere bestemming. Dat kun je onze moslims toch moeilijk kwalijk nemen.

 

De aftakeling van de religie gaat hier in een sneltreinvaart. Het CBS constateert nu dat de gelovigen voor het eerst een minderheid in ons land vormen: 49.3%. In 2012 was dit nog 54%. Het kerkbezoek daalt nog sneller dan het aantal gelovigen. Slechts 3% !!! gaat nog elke week en 16% 1x per maand. In historisch perspectief onvoorstelbaar lage aantallen. Van de moslims gaat ongeveer de helft minstens 1x per maand naar de kerk. Die maken er nog een beetje werk van. Misschien omdat ze er ook sociale contacten en gezelligheid zoeken. Van de 13.4 miljoen Nederlanders boven de 18 jaar noemt 6.8 miljoen zich religieus: 5.4 miljoen (40%) beschouwt zich als christelijk en 660.000 als moslim, dat is 5%. Als je uitgaat van alle Nederlanders dan gaat het om 8.5 miljoen christenen en 1 miljoen moslims. Niet direct aantallen waarvan je denkt: die moslims gaan de boel snel overnemen. Zouden types als Joling en de zijnen enig benul hebben van dit soort cijfers?

 

De een zal de teloorgang van de religie als een zegen van de Verlichting zien, de ander slaat de angst om het hart en vreest het einde der tijden. Maar er is ook een tussengroep van religieuzen die er het beste van proberen te maken, nieuwe kansen zien of andere vormen van religiositeit ontwaren. Zo vindt de free-lance dominee Peter Lootsma (61) ,,Nederland barst van de religiositeit, alleen heeft het andere namen gekregen. Meditatie, mindfulness, yoga. Aan mindfulness doen op een krukje is ook spiritueel.”

 

Een wanhopige of blijmoedige poging van een verdwaald schaap om relevant te blijven? Desnoods dus maar zoeken naar niches in de markt van de pseudoreligies? Mijn zegen hebben ze. Als ze mij maar met rust laten.

 

148.  Mooie herinneringen die een mens eenzaam kunnen maken.

 

Hazem Darwiesh, schrijver en journalist, afkomstig uit Syrië , maar nu woonachtige te Zwolle, kan prachtig over zijn geboorteland vertellen. Wat is het knap als je in zo weinig woorden zo scherp kunt uitleggen hoe krachtig herinneringen werken en hoe eenzaam een ontworteld mens zich door die herinneringen kan voelen. Sommige beelden en geuren voeren hem direct terug naar zijn vaderland. Wat hij het meest mist, kan hij hier niet vinden: warmte, gepassioneerdheid, er voor elkaar zijn.

 

Hoe harder hij zijn best doet om hier nieuwe, mooie herinneringen op te bouwen, hoe groter het gemis van het verleden wordt, schrijft hij. Darwiesh is nu sinds drie jaar in Nederland en vraagt zich vaak af: moet je het verleden loslaten om te kunnen integreren? Of mag je het verleden koesteren om je te steunen bij je integratie. Natuurlijk dat laatste. Maar in feite heb je geen keuze. Een mens heeft geen knop waarmee hij het verleden kan wegfilteren. Herinneringen, mooie en vreselijke, zullen blijven binnenkomen en weer verdwijnen. Ze worden geactiveerd door geuren, beelden, kleuren, smaken en geluiden. Je kunt al die gedachten niet tegenhouden of wegdenken.

 

Wij kunnen ons als geprivilegieerde Nederlanders die nog nooit een cultuurshock, of wat voor shock dan ook, hebben meegemaakt, natuurlijk niet echt verplaatsen in het getormenteerde gevoelsleven van mensen zoals Darwiesh. Hij is dankbaar voor de vrijheid en soms zelfs de gastvrijheid hier, maar wordt verscheurd door herinneringen aan een wereld die daar niet meer bestaat en er in de voorzienbare toekomst ook niet meer zal terugkomen. Hopelijk vindt hij in zijn nieuwe wereld misschien ooit weer een nieuwe balans waarmee goed te leven is en hem wat minder eenzaam maakt.

 

149.   Geloof als splijtzwam

 

Gisteren zag ik op YouTube een prachtige documentaire  van een twintigtal kinderen die samen muziek maakten. Een schitterend orkest. Prachtige muziek. Mooie en lachende kinderen. Ontroerend. Ze waren rond de twaalf jaar. Het waren pleegkinderen, oorlogswezen, die vanaf hun vijfde bij elkaar waren, samen naar school gingen, sporten, bij elkaar op bezoek kwamen, lief en leed deelden. Hun overleden ouders waren van verschillende geloven. Joods. Christen. Moslim. Die hadden elkaar in de driehoek Israël- Libanon-Syrië op leven en dood bestreden. De ouders van de muziek spelende kinderen waren vijanden voor het leven. Hun geloof was een barrière voor het leven. De kinderen werden vrienden voor het leven. Het geloof speelde bij hen geen splijtende rol meer.

 

150.  Onzin geloven staat vrij, maar val anderen er niet mee lastig

 

 De Goulag Archipel en de Holocaust zijn even aan Zijn aandacht ontsnapt. Kan gebeuren. Toch niet zo almachtig? Of moest er even flink afgestraft worden? En de kans om Aleppo en andere oorlogshellen te voorkomen moest ie ook laten lopen. Maar er dan toch prat op gaan dat ie het heelal, de planten, dieren en mensen heeft geschapen!! In een weekje nog wel. Het zijn pathologische opscheppers, al die goden, en zij die er in geloven zijn wel erg goedgelovig. Dat zou niet eens zo’n probleem zijn, maar sommige van die misleide geesten willen niet-gelovigen en andersgelovigen ook nog wel eens dwingen om in hun versie van die onzin te geloven. De strijd hiertegen kan niet hard genoeg gevoerd worden. Iedereen mag in zijn eigen ‘waarheid’ geloven, maar laat anderen met rust. Dat kan er ook zonder frequent gebruik van de ‘pleur-op-doctrine’ ingehamerd worden.

 

Schrijvers, cabaretiers, opiniemakers en politici zouden de religies wat vaker op een humoristische, rationele, W.F.Hermans-achtige manier, moeten 'relativeren'. Dus er niet één geloof uitpikken en dan vooral de gelovigen stijf beledigen, maar alle geloven op de hak nemen en de goedgelovigen daarbij een beetje sparen. Want zij kunnen het ook niet helpen.  

 

151.  Afvallige moslims en vrouwen van Islam-huize hebben niets aan de cultuurrelativisten.

 

Kunnen we de normen, waarden en gewoontes die we binnen onze eigen cultuur slecht of ongewenst vinden binnen een andere cultuur ineens als acceptabel beschouwen? Geldt dan de redenering: ,,Dat is nu eenmaal hun cultuur, daar hebben ze recht op, dus daar moeten wij niet teveel van vinden?” Hier is m.i. veel op af te dingen.   

 

Maar de westerse cultuurrelativisten, goed vertegenwoordigd in de sociaal-wetenschappelijke gremia, vinden dat we de cultuur en dus ook cultuuruitingen van andere volkeren/etnische groepen bij voorbaat moeten respecteren. Maar tot hoe ver gaan we daarin? Als die cultuuruitingen evident in strijd zijn met de Universele Rechten van de Mens: moet dat dan ook kunnen? En moeten we die cultuuruitingen ook accepteren als die etnisch groepen ze niet alleen ‘daar’, in hun regio van herkomst praktiseren, maar ook als ze zich hier vestigen? Kortom: waar liggen welke grenzen?

 

 Je bent geneigd om te zeggen: wat wel of niet acceptabel is, ligt aan de specifieke cultuuruiting waar we het over hebben. We hebben hier in het westen natuurlijk de grondwettelijke vrijheid van godsdienst, maar als moslims hun religie willen koppelen aan de sharia, is dat hier grondwettelijk niet mogelijk. De cultuurrelativisten zijn echter van mening dat wij ons in beginsel geen waardeoordeel moeten aanmeten over zaken zoals de sharia, een vorm van rechtspraak die niet onafhankelijk is en die mannen bevoordeelt boven vrouwen. Zouden vrouwen zich daar echt in kunnen vinden als ze vrij mochten kiezen?

 

Maar hoe zit het, los van de sharia, dan met andere cultuuruitingen die nog steeds gepraktiseerd worden in de regio’s waar de Islam dominant is? Zoals de steniging tot de dood er op volgt van vrouwen bij vermeend overspel, veelwijverij, vrouwenbesnijdenis, meisjes verbieden naar school te gaan, eerwraak, stokslagen bij het minste geringste, het afhakken van de dievenhanden, homo’s van een toren smijten of de doodstraf voor geloofsafvalligen? Allemaal ‘dingetjes’ die nu eenmaal horen bij een bepaalde cultuur? Dus accepteren?  

 

De cultuurrelativisten zijn hier ruimhartig van mening dat je het gedrag en de opvattingen van mensen altijd moeten beoordelen binnen de context van hun specifieke cultuur. Ook als die gebruiken al eeuwen worden opgelegd door een religieuze dictatuur? De relativisten vinden het acceptabel dat veel zaken die het fundament van een seculiere rechtstaat vormen in moslimlanden met voeten worden getreden. Meten met twee maten is de essentie van het relativisme.

De elementaire mensenrechten zijn in de visie van de relativisten blijkbaar afhankelijk van de plaats waar je wiegje heeft gestaan. Soms heb je dan mazzel, maar meestal pech. Je zal maar vrouw of geloofsafvallige zijn. Dan heb je niet veel aan die relativisten met hun ruime denkraam.

 

Een beter te verdedigen redenering lijkt mij dat in alle regio’s en culturen op z’n minst de grondslagen van de Universele Rechten van de Mens moeten worden geëerbiedigd. Daar moeten we geen concessies aan willen doen. En wanneer vertegenwoordigers van een andere cultuur zich in Nederland hebben gevestigd dan gelden ook voor hen onze wetten en kernwaarden. Cultuuruitingen die niet sporen met onze Grondwet kunnen niet worden geaccepteerd. Cultuurrelativisten  zullen deze lijn ongetwijfeld gaan nuanceren.

152 Van geloven via zeker weten naar onverdraagzaamheid

 

Vanaf de oerknal, krap 14 miljard jaar geleden, heeft elke gebeurtenis daarna, hoe klein of groot ook, een of meer oorzaken. Niets gebeurt vanzelf of uit zich zelf. Alle geschiedenis is in feite een keten van oorzaak-gevolg relaties. Oorzaken zijn gekend of ongekend. Vaak weten we echt niet waarom een bepaalde gebeurtenis heeft plaatsgevonden. Bij oorzaak-gevolg relaties kan het toeval een belangrijke rol spelen, maar ook fysische processen of menselijke acties. Die acties kunnen bewust of onbewust zijn. Acties kunnen een specifiek doel hebben, maar vaak ook niet, of kennen we dat doel (nog) niet. Het lijken allemaal open deuren.

 

Maar religieus geïnspireerde mensen zien doorgaans in alle oorzaak-gevolg relaties de doelgerichte hand van een spirituele kracht, meestal een opperwezen. Want niets gebeurt in hun visie zomaar, zonder die ‘kracht’. Alles heeft uiteindelijk een doel. Ook al kennen wij mensen dat doel vaak (nog) niet. Maar het opperwezen weet alles, ziet alles, stuurt alles. Zowel voor, tijdens als na het leven. Hoewel zo’n bovennatuurlijke kracht met al die gaven niet logisch te beredeneren is en er nooit een spoortje van bewijs voor is gevonden en het bestaan er van daardoor heel erg onwaarschijnlijk is, is dit wel de kern van alle religies.

 

Een simpele definitie van het begrip religie is er niet te vinden. Vaak worden er complexe omschrijvingen gegeven met begrippen die ook niet helder te duiden zijn, zoals: almachtige God, hogere macht, geesten, verlossing, ware verlossing, spiritualiteit, vorige levens, geesten, transcendentie, karma, reïncarnatie, hemel, hel etc. etc. Allemaal fenomenen die niet zichtbaar, meetbaar of bewijsbaar zijn. Verder dan vage multi-interpretabele omschrijvingen kom je niet. Je moet in religies geen logisch-consistente redeneringen verwachten, in tegendeel, maar je moet wel veel aannemen en aanvoelen. Heel veel ‘onvoorwaardelijk geloven’ dus. Het is, gezien al deze onbewijsbaarheid, opvallend dat veel gelovigen zo weinig twijfelen en zoveel ‘zeker weten’.

 

Dat ‘zeker weten’ geldt niet alleen voor de genoemde kernbegrippen van religies, van hel tot hemel, maar ook voor het bestaan van de profeten en hun verhalen. Van veel profeten is het dubieus of ze wel echt bestaan hebben, laat staan dat ze gezegd hebben wat hen allemaal wordt toegedicht. En als er al enig historisch betrouwbaar materiaal over hun bestaan of leven is gevonden, zijn hun verhalen nooit schriftelijk vastgelegd in de tijd dat zij leefden.

 

Dat schriftelijk vastleggen is vaak pas honderden jaren later gebeurd door volgelingen die zo ook hun eigen ideetjes en belangen hadden. Het zijn dus altijd persoonlijke interpretaties van orale overleveringen. Verhalen die er eeuwen over hebben gedaan om opgeschreven te worden. Over zo’n periode kunnen de woorden van de vermeende profeet een iets andere draai hebben gekregen, lijkt me. Als Rutte vandaag een verhaal vertelt, worden er een dag later al verschillende versies van gegeven. Toch weten veel gelovigen ‘zeker’ dat zij de echte uitspraken van Jezus, Mohammed of Boeddha zelf lezen. ,,En toen zeide Jezus….” Bizar.

 

Hoe zou het komen dat zoveel meer mensen in een niet bewijsbare ‘schepping door een opperwezen’ geloven dan in de wetenschappelijk bewezen evolutietheorie? Op zich simpel te verklaren. De meeste gelovigen zijn vanaf het wiegje uitermate effectief geïndoctrineerd. Sociale controle doet de rest. Daar helpt dan later geen verstandig redeneren meer tegen. Ze zijn w.b. hun geloof immuun voor rede, logica en feiten. Maar er zijn soms ook gelovigen die pas veel later ‘het licht zien’. Vaak door een bijzondere ervaring op een dramatisch punt in hun leven. Bij een hunkering naar zingeving kan een handreiking vanuit een geloof het juiste ‘ding’ op het juiste moment zijn. Een reddingsboei die het leven weer dragelijk of veel interessanter maakt. Intrigerend blijft waarom de een daar erg ontvankelijk voor is en de ander totaal niet.

 

Freud noemde religie ,,in wezen infantiel en neurotisch”, maar zag religie ook als een ,,biologische en psychologische noodzakelijkheid voor mensen om het bestaan aan te kunnen”. Het zijn waardeoordelen die gelovigen in het hoekje zetten van ‘psychiatrische gevallen’. Dat lijkt me lichtelijk overdreven. Voor de gelovigen is het misschien een troost dat van de meeste van Freuds opvattingen in de loop der tijd wetenschappelijk weinig overeind is gebleven.

 

Aan de verstandelijke vermogens en integriteit van mensen die ‘geloven’ moet je m.i. niet twijfelen. Althans niet a priori. Als ze hun geloof vooral gebruiken om zich af te zetten tegen anderen of om anderen het leven zuur te maken: dan weg met deze onverdraagzamen. Maar als ze zich door hun geloof een gelukkiger mens voelen of geïnspireerd worden om het goede te doen, is dat voor hen en hun omgeving winst lijkt me. Alleen blijft het jammer dat de religie als instituut er meestal zo’n zootje van maakt.

 

Een redelijke lijn zou daarom zijn dat je van elke religie veel mag vinden, maar dat je met een verdraagzame gelovige even verdraagzaam moet omgaan.  

 

153. Michael Sandel over rechtvaardigheid

 

De politiek filosoof Michael Sandel heeft de reputatie ingewikkelde filosofische onderwerpen helder te kunnen uitleggen. Zowel in zijn boeken, als in zijn druk bezochte colleges op Harvard en in zijn voordrachten over de hele wereld laat hij niet alleen de hersens van zijn lezers en toehoorders lekker kraken, maar reikt hij je ook principes aan waarmee je de wereld om je heen beter kunt analyseren en begrijpen. Door veel goede vragen stellen en  de verschillende antwoorden vanuit ‘concurrerende’ filosofieën uit te testen op praktische voorbeelden, uit het leven gegrepen. Om vervolgens te beoordelen welke antwoorden de meeste bevrediging bieden. Waarbij levenservaring en logisch redeneren met elkaar worden verbonden.

 

Een van Sandels meest aansprekende boeken is “Rechtvaardigheid. Wat is de juiste keuze?” (2010). Hierin behandelt hij het thema rechtvaardigheid vanuit verschillende invalshoeken, zoals die van Aristoteles, het utilitarisme, het neoliberalisme, Emmanuel Kant en John Rawls. Uiteindelijk lijkt Sandel alles afwegende de filosofische principes van het koppel Kant-Rawls toch het meest bruikbaar te vinden als het gaat om een humane, democratische en rationele invulling van de rechtvaardige samenleving.

 

In Kants visie stelt een rechtvaardige staatsinrichting zich ten doel de vrijheid van ieder individu te harmoniseren met die van alle andere individuen. Wetten moeten zo worden opgesteld dat ze lijken te zijn opgesteld door de verenigde wil van de hele natie. De grondslagen voor zo’n samenleving werkte Kant via een filosofisch stappenplan uit. Elke nieuwe stap volgde logisch uit de vorige. Rationeel en moreel ‘waterdicht’.

 

Maar hoe je zo’n rechtvaardige samenleving zou moeten organiseren, daar heeft Kant zich nooit aan gewaagd. Dat was ook filosofische en politieke zelfmoord geweest. De absolute vorsten hadden dat niet getolereerd. Hij ging al tot ver over de rand. Het was de grote verdienste van de politieke filosoof John Rawls, 170 jaar later, dat hij Kants principes van de rechtvaardige samenleving concreet uitwerkte tot op het niveau van instituties, democratische besluitvorming en de verdeling van de welvaart.

 

De kernthema’s uit zijn hiervoor genoemde boek heeft Sandel via een aantal interactieve colleges gepresenteerd aan grote groepen studenten over de hele wereld. Die colleges zijn opgenomen. Erg onderhoudend en leerzaam en ook op YouTube terug te zien.

 

 

154.  De fotogalerij van onze voorouders met uitleg van Richard Dawkins

 

In zijn laatste boek “De betoverende werkelijkheid” (2016) legt de evolutiebioloog Richard Dawkins uit hoe ruimte, tijd, evolutie en nog een aantal andere interessante dingen in elkaar zitten. Waaruit bestaan die ‘dingen’? Hoe zijn ze ontstaan? Hoe hebben ze zich ontwikkeld? Dit zijn de vragen waarmee Dawkins zijn onderwerpen te lijf gaat. Oerknal, planeten, sterrenstelsel, atoom, molecuul, cel, DNA, mens, etc. Uitgelegd in een taal die toegankelijk is voor geïnteresseerden van 12 tot 82-plus. Als je maar nieuwsgierig bent.

 

Erg knap is bijvoorbeeld hoe hij de evolutieleer uitlegt. Hij realiseert zich dat het voor een gemiddeld brein lastig te pakken is, hoe minuscule eencellige microben zich in pakweg een miljard jaar hebben geëvalueerd tot rechtop lopende denkmachines, de Homo Sapiens. Door een eindeloze reeks mutaties en natuurlijke selecties van de beste genen.

 

De eencellige microben, startpunt van de hele evolutie, ooit ontstaan in een borrelend chemisch prutje, zijn mede mogelijk gemaakt door de unieke combinatie van helium, waterstof, koolstof, zuurstof en stikstof in de atmosfeer rond onze planeet. Een paar procent minder zuurstof in de lucht en de mens had nooit bestaan. De evolutie van deze microben tot de vissen slaat Dawkins over. Hij spitst zijn verhaal toe op de evolutie van de vis die zich in zo’n 400 miljoen jaar ontwikkelde tot een grote variëteit aan landdieren, waarvan een bepaalde lijn uiteindelijk doormuteerde tot de mens.

 

Hij begint zijn uitleg met de verrassende doordenker dat er nooit een eerste mens is geweest. En dat je nooit een tijdstip kunt aangeven waarop er ineens ‘de mens’ was. Hij maakt dit proces aanschouwelijk met het volgende gedachte-experiment. Stel je kunt met een tijdmachine terug in de tijd en je kunt oneindig doorgaan met het nemen van foto’s van je voorouders. Oké. Al mijn voorouders van nu tot 400 miljoen jaar geleden staat nu op de foto. Een hele klus. Het zijn er 185 miljoen. 185 miljoen portretten.

 

We gaan nu met de tijdmachine terug in de tijd. Als we dan 400 voorouders teruggaan, dan komen we 10.000 jaar geleden uit bij bv de eerste landbouwers in Irak. Die verschillen qua fysionomie en herseninhoud niet van ons. Dat geldt ook voor mijn 800-ste voorouder die we 20.000 jaar geleden als ‘jager en verzamelaar’ zullen tegenkomen. Bij 100.000 jaar terug zien we mijn 4000-ste voorouder. Nu wel (heel beperkte) zichtbare veranderingen. O.a. een dikkere schedel. Dit laten gevonden DNA en de fossielen zien. Bij de 50.000-ste voorouder, 1 miljoen jaar geleden, zijn de verschillen met ons echter zo groot dat er sprake is van een ander soort mens, die we de Homo Erectus zijn gaan noemen. Wij, de Homo Sapiens en deze Homo Erectus, zouden na een vrijpartij geen kinderen kunnen produceren. Dit is een wetenschappelijke maatstaf om soorten te onderscheiden.

 

Maar gaan we 6 miljoen jaar terug naar mijn 250.000-ste voorvader, dan verlaten we ‘de mens’, die zijn er dan nog niet, en komen we uit bij de mensaap. Deze voorouder deel ik met de chimpansees. Komen we met de tijdmachine uit op zo’n 25 miljoen jaar geleden dan zien we bij mijn 1.5 miljoenste voorouder dat hij lijkt op een primitief soort aap.

 

Zo kunnen we nog doorgaan tot we 400 miljoen jaar terug in de tijd uitkomen bij mijn  185 miljoenste voorouder. Dat was in de periode dat er nog geen dieren op het land leefden. Onze voorouder was toen een zeedier, de vis.

Als we al die foto’s van mijn 185 miljoen grootouders stijf naast elkaar op een boekenplank zetten, te beginnen met die van mezelf en eindigend met opa vis dan is de rij 64 kilometer lang. En waar je ook een foto uit de rij trekt, nergens zal een bijzonder verschil te zien zijn tussen de foto die je er uit trekt en de foto daarvoor of daarna. Er is ook geen foto waarop een Homo Sapiens staat, terwijl op de 10.000 foto’s daarvoor al iets gaat zien wat op je Homo Erectus-achtige voorouder lijkt. Daarvoor zijn de overgangen tussen de soorten te vloeiend geweest. De fotogalerij geeft aan hoe oneindig langzaam de evolutie is gegaan.

 

Voor zowel planten, dieren als mensen gold en geldt dat de soorten met de beste genen zich het beste staande konden houden in de steeds wisselende (vaak extreme) natuurlijke milieus. Door de natuurlijke selectie overleefden alleen de soorten met de beste erfelijke eigenschappen. Die konden ook doormuteren tot nieuwe soorten, waarbij de bijna oneindige variaties in vorm, kleur, gedrag en omvang onze fantasie verre te boven gaat. De  soorten, die niet succesvol konden muteren, stierven uit. Het verdwijnen van soorten vond soms ook plaats a.g.v. natuurrampen of inslagen van grote meteorieten. De dinosaurus is daarvan het bekendste voorbeeld. 

 

Tot zover de evolutietheorie, begrijpelijk uitgelegd door Dawkins. Je kunt natuurlijk ook geloven dat de planten, de dieren en de mensen door een goddelijke tovenaar met een grootse beweging in een keer helemaal compleet in elkaar zijn gezet. Allemaal vanuit het niets gecreëerd. Door een creator. Het creationisme dus. Er zijn hele volksstammen die vinden dat evolutieleer en het creationisme als gelijkwaardige theorieën moeten worden onderwezen. Deze dwaallichten houden niet van wetenschap. 

 

Het boek, dat zoals gezegd over veel meer onderwerpen gaat, is een aanrader.

 

155.  Macht, gezag, vakmanschap en de morele leegte in de politiek.

 

Macht zonder gezag hoort bij dictaturen. Gezag zonder macht hoort bij charismatische figuren. Maar in een democratische rechtstaat kan macht niet zonder gezag.  

 

Elke overheid heeft een aantal exclusieve machtsmiddelen die kunnen worden ingezet om doelen te bereiken. In een democratische rechtstaat kan de overheid echter niet volstaan met die formele macht. Wil zij een effectief beleid kunnen voeren, is zij in sterke mate ook aangewezen op haar morele gezag. Gezag dat haar door de burgers wordt toegekend. Gezag betekent hier dat het uitoefenen van macht in hoge mate door de burgers erkend en aanvaard wordt. Gezag raakt ook aan respect, betrouwbaarheid en draagvlak. Dat gezag wordt sterk bepaald door hoe de ‘gezagsdragers’ de overheid bij de burgers representeren en hoe ze omgaan met hun macht. Gezag, in de betekenis van erkenning, respect of legitimiteit, is mede een kwestie van goed politiek en ambtelijk vakmanschap.

 

Het gezag van de overheid wordt gedragen door politieke bestuurders en uitvoerende ambtenaren, beide ondersteund door beleidsambtenaren. Aan het gezag van de overheid wordt momenteel door grote groepen burgers getwijfeld. Dat brengt risico’s met zich mee. Als wetten en andere overheidsmaatregelen niet op voldoende draagvlak kunnen rekenen, mede omdat de overheid te weinig gezag heeft, tast dat het fundament van de democratische rechtstaat aan.

 

In hun essay “Ambtelijk vakmanschap en moreel gezag” (2016) schetsen Gabriel van den Brink en Thijs Jansen een overheid die te kampen heeft met een gezagscrisis, mede ontstaan door wat zij noemen “een morele leegte in de partijpolitiek”.  M.n. bij de gevestigde partijen. De heren verklaren de gezagscrisis vanuit de volgende tendensen.

 

  1. De professionalisering van de politiek. Als je geen insider bent en niet perfect op de hoogte bent van de formele regels en de mores van de politieke incrowd, kom je er nooit tussen en kun je geen politieke carrière maken. Het is een full time job geworden. De hoog opgeleide politieke klasse raakt zo losgezongen van andere maatschappelijke domeinen. En kan zich steeds minder verplaatsen in de reële problemen van reële mensen.
  1. Politieke partijen zitten in een crisis. Hun traditionele functies zijn: het rekruteren van bestuurders en politici, het mobiliseren van burgers bij verkiezingen en het organiseren van specifieke belangen. De rekruteringsfunctie heeft steeds meer de overhand gekregen en beide andere functies werden verwaarloosd. Partijen zijn steeds meer deel gaan uitmaken van de staat en het staatsbelang en werden verdedigers van de status quo. Ze schakelden over van de volksmodus naar de staatsmodus. De partijen dragen nauwelijks meer bij aan het formuleren van een publieke moraal. Zij kwamen steeds verder van de samenleving af te staan. De ledenaantallen liepen dramatisch terug en daarmee ook de legitimiteit van partijen.
  2. De betekenis van morele beginselen bij politici en partijen is marginaal geworden. In de bestuurlijke praktijk is alles erop gericht om macht te veroveren, te behouden en uit te oefenen. Mede daarom zijn de verschillende tussen de gevestigde middenpartijen verwaarloosbaar klein geworden. In feite omarmen ze allemaal de neoliberale agenda, waarbij er hooguit hier en daar een paar komma’s en punten anders worden gezet. De weinige tekenen van moraliteit die zijn waar te nemen, zijn ontleend aan het waardebesef van de hoog opgeleide burgers. En zelfs die waarden hebben weinig betekenis als het gaat om bestuurlijk handelen.

 

Vooral m.b.t. dit laatste punt, de morele beginselen, halen de beide onderzoekers streng uit. “…..wie aan bestuurlijke processen wil deelnemen, moet zijn morele gevoelens opgeven” (blz 28). En dat terwijl er naar hun mening bij de meeste burgers juist veel interesse is voor een morele benadering. Ze verwijzen daarbij naar het succes van de populistische partijen. Wel haasten ze zich om er bij te zeggen dat die geen oplossingen hebben voor de gezagsproblemen bij de overheid, maar juist onderdeel van het probleem zijn.

 

Persoonlijk vind ik dat de heren sterk overdrijven en een veel te negatief beeld schetsen van de politici, partijen en de morele leegte. Maar dat er forse problemen zijn waar iets aan gedaan moet worden, is evident. Uit het essay zijn heel wat gedachten te vissen die kunnen worden benut om het gezag, de betrouwbaarheid en de legitimiteit van de overheid te versterken.

 

156.  Elke 10 jaar een geheel nieuw lichaam.

 

Een recent baanbrekend wetenschappelijk onderzoek heeft de kennis van menselijke cellen behoorlijk verdiept. Zeggen deskundigen. Ons lichaam blijkt uit 100.000 miljard cellen te bestaan, waarvan ca 100 miljard, 0.001%, hersencellen. Ik wist het niet, vind het nuttig om het nu wel te weten, maar kan me er nog steeds geen visuele voorstelling van maken. Ook hebben de onderzoekers uitgevogeld dat er elk uur ca 1 miljard cellen in ons lichaam worden vervangen. Kan me er alleen maar over verbazen en het veel vinden.

 

De meeste mensen mogen dan zelf huiverig zijn voor vernieuwing, het menselijk lichaam is dat dus bepaald niet. Onze lichaamscellen, met uitzondering van zenuwcellen, vernieuwen zich permanent. Elk lichaamsdeel in haar eigen tempo. De bovenlaag van de huid doet er 14 dagen over om zich geheel te vernieuwen, maar de lever trekt er 500 dagen voor uit. En het skelet heeft niet minder dan 10 jaar nodig om zich compleet te vervangen. Oké, dat is niet snel, maar dan heb je wel weer een geheel nieuwe ruggengraat. Hoewel je daar bij veel mensen weinig van merkt.

 

Elke cel bevat, naast veel water en andere dingen ook nog eens genen die zijn opgebouwd uit DNA-moleculen en hun verdubbeling is het essentiële kenmerk van celdeling. Die cellen hebben daarmee allemaal een geheugen, dat ze doorgeven aan de nieuwe cellen. Dus ziektes of andere mankementjes verdwijnen niet tijdens die gigantische vernieuwingsoperaties. Dat is toch jammer. Zo zijn na 3 weken alle eiwitcellen in het menselijk brein vernieuwd. Dan hebben we dus geheel nieuwe hersens. Je zou hopen dat het systeem hier de kans benut om die vernieuwing om te zetten in een verbetering. Dus dat hersencellen die een beetje teveel door de drank zijn aangetast, gewoon door verse, schone cellen worden vervangen. Vergeet het maar. Zo'n drankzuchtige cel wordt gewoon vervangen door een nieuwe, ook drankzuchtige cel. Een gemiste kans zou je denken. Begrijp er niets van. Ik zie ook het evolutionaire voordeel niet.

 

Kunnen we nog enige invloed uitoefenen op al die vernieuwingsprocessen? In ieder geval wel bij onze spiercellen. Binnen 100 dagen worden alle spiercellen in onze arm afgebroken en weer opgebouwd. Dus in 3 maanden heb je als het ware geheel nieuwe armspieren. Maar voor de opbouw van die spiermassa is wel het een en ander nodig: specifieke voeding en fysieke inspanningen. Eiwitten en aminozuren zijn onmisbaar om nieuwe spieren en spierkracht op te bouwen. Je bent wat je eet. Maar met alleen het juiste voedsel ben je er niet. Zonder voldoende fysieke inspanningen krimpen de armspieren namelijk ineen tot krachteloze vezelbundeltjes, gekoppeld aan slaphangende vetkwabben of skinny ellepijpjes met magere vleesrestjes. Als je 2 weken op bed ligt en dus niet loopt, ben je 25% van je spierkracht kwijt en 10% van je spiermassa. Daarom worden ziekenhuispatiënten zo snel mogelijk het bed uitgekieperd: lopen.

 

Al deze wijsheid kan vooral door ouderen simpel worden benut bij het op peil houden van het lichaam (inclusief het brein). Kom met die luie gat uit de stoel. Ga lopen. Blijf tillen. Tijd genoeg. Werk voldoende eiwitten en andere onmisbare bouwstoffen naar binnen. Begeleid de celdelingsoperaties waar dat kan. Goede voeding en fysieke inspanningen kunnen het verouderingsproces (wat) vertragen, maar helaas, het vervangen van al onze cellen gaat steeds moeizamer en trager naarmate de leeftijd vordert. Om op enig moment geheel tot stilstand te komen. Dan ben je dood.

 

157.  Nieuwkomers integreren: welke eisen mag je aan ze stellen?

 

Nederland is, in golven, altijd een migratieland geweest. Zonder die eeuwenlange migratie zou het waarschijnlijk een onbeduidend landje zijn gebleven. Kunstenaars, wetenschappers, uitvinders, innovatieve ondernemers, grote groepen werkvolk en militair voetvolk: veel kwam van buiten. Mede door die migranten van velerlei snit waren we een eeuw lang een grootmacht in Europa en ook nu nog zijn we een land dat economisch en politiek behoorlijk ver boven haar geografisch omvang uitstijgt.

 

Natuurlijk waren er altijd wel de scheve ogen van autochtonen richting nieuwkomers, was er concurrentie om de schaarse woningen en was er gedoe over vreemde religies en eigenaardige gewoonten. Er was regelmatig wrijving tussen de gevestigden en de nieuwkomers. Die wrijving is er altijd in elk migratieland. Migratie brengt naast baten ook kosten met zich mee. Daar zullen we mee moeten leren leven. Feit is wel dat hoe beter je op migratiestromen anticipeert en hoe planmatiger je de instroom en de integratie organiseert, hoe soepeler de processen verlopen en hoe groter het batig saldo. Helaas is er over die wijsheid momenteel nog geen consensus in de politiek. Niet op Europees niveau en niet in de afzonderlijke landen.

 

De meningen lopen sterk uiteen. Variërend van hekken om onze gebieden en terugduwen wat er toch nog door komt opvangen in gesloten inrichtingen, hier of in de regio. De optie ‘een ruimhartig toelatingsbeleid maar dan wel adequaat georganiseerd‘ kan nog niet op een erg brede steun rekenen. Waar het op uitdraait moeten we afwachten.

 

Maar los van hoeveel er uiteindelijk toch door de mazen van het hek glippen, blijft de vraag: welke eisen moeten we aan nieuwkomers stellen? Dat iedereen zich aan de grondwet en andere wetten moet houden is evident. Wie dat niet doet, krijgt een passende straf. En wie recidiveert, pakke zijn biezen. Welke eisen zetten we daar nog boven op? Moet iemand de Nederlandse taal machtig zijn? Ik probeer me te verplaatsen in een ouder iemand die in het land van herkomst nooit naar school is geweest en die het moeilijke Nederlands onder de knie moet krijgen. En zo niet: geen verblijfsvergunning? Hoe snel zou ik zelf Turks kunnen leren? Nooit denk ik. Natuurlijk is het belangrijk voor de nieuwkomers zelf dat ze zo snel mogelijk onze taal (op z’n minst een beetje) leren spreken, maar de eis dat ze het binnen drie jaar redelijk moeten kunnen, vind ik ver gaan. Een inspanningsverplichting lijkt me voldoende.

 

Maar het allerlastigs zijn de eisen die we zouden moeten stellen aan hun kennis van de Nederlandse samenleving en hun normen, waarden en omgangsvormen. Moeten ze echt iets weten van Sinterklaas en andere folkloristische gekkigheden? Lijkt me niet. Ze moeten voldoende weten om zich behoorlijk te kunnen redden in onze ingewikkelde samenleving. M.n. het toegang krijgen tot overheidsinstanties met hun ingewikkelde procedures, hun onbegrijpelijke stukken en de afwezigheid van loketten met echte mensen die je willen helpen. Hoe dring je daarin door? Het is iets wat heel wat autochtone Nederlanders ook maar moeizaam of niet lukt.

 

Kennismaken met de grollen en grillen van de Nederlandse samenleving lukt het best als nieuwkomers zo snel mogelijk van een uitkering in een werksituatie worden gebracht. Dan leren ze de taal ook nog sneller.  Nieuwkomers snel aan een baan helpen zou een verplichting moeten zijn die de Nederlandse overheid zich zelf oplegt. En dan mag je de eis stellen dat een nieuwkomer zo‘n baan ook accepteert. W.b. normen, waarden en gebruiken kom je er met ‘eisen stellen’ natuurlijk helemaal niet uit. Wat moet je eisen? Wat heb je te eisen? Hoe handhaaf je die? En welke sancties leg je op?

 

Natuurlijk moeten ook nieuwkomers zich, conform de grondwet, formeel houden aan het non-discriminatie artikel, aan de gelijkheid van man en vrouw, aan de vrijheid van meningsuiting etc. Maar hoe handhaaf je dit bij individuen, gezinnen en gemeenschappen wier religie hen iets anders voorschrijft? Zo maar wat gebruiken bij de orthodoxe Joden en even orthodoxe Moslims: vrouw ondergeschikt aan man, vrouwen moeten uit het zicht in de synagoge en moskee, vrouwen mogen mannen geen hand geven, homo‘s deugen niet en nog veel meer van die tamelijk enge opvattingen. Deze groepen zijn ook niet van plan zich te mengen met types die niet van hetzelfde houtje zijn en trekken zich stijf terug in eigen kring. Integratie is voor hen een bedreiging. En ze hebben ook nog eens een groeidoelstelling waardoor gezinnen met meer dan vijf kinderen eerder regel dan uitzondering zijn.

 

Bizar allemaal, maar wat doe je er aan? Bizar gedrag is op zich niet strafbaar. Bizar gedrag van autochtonen wordt immers ook getolereerd. Zij worden ook niet getoetst op hun normen, waarden en gebruiken. En er wordt bij autochtonen al helemaal niet getoetst of ze wel geïntegreerd zijn. Iedereen mag zich afzonderen van z‘n medemensen, er niet bij willen horen. Iedereen mag zijn eigen vrienden kiezen, waar ze ook zitten. Iedereen mag zich als een malloot gedragen. Zie ze in het voetbalstadion. Zie ze in hun autootje met hun korte lontjes en hun standaard omhoog staande wijsvinger. Zelfs als ze hun vrouw thuis als derderangs voetveeg behandelen, onderdrukken of in elkaar rammen, kraait daar geen haan naar, als het maar achter de voordeur gebeurt en de vrouw niet uit de school klapt.

 

Ook autochtonen kunnen dit gedrag vertonen. Zonder repercussies. Je kunt allochtonen niet anders behandelen dan autochtonen. Je kunt een paar elementaire eisen stellen voorvloeiend uit de Grondwet en andere wetten, maar dat is het wel zo‘n beetje. Je kunt integratie, beheersing van de taal en kennis van onze maatschappij wel proberen te bevorderen, maar niet afdwingen, laat staan als eis stellen voor een verblijfsvergunning. Wat integratie nog het meest bevordert, naast een baan, is allochtonen in woord en daad het gevoel geven dat ze erbij horen. Nu gebeurt vooral het tegendeel. Waardoor ze zich terugtrekken en het land van hun voorouders nog als hun vaderland beschouwen. Wat autochtonen dan weer pissig maakt.

 

Het zou de leefbaarheid in ons land overigens wel bevorderen als we de orthodoxen, van welke denominatie dan ook, zouden kunnen verleiden zich hier thuis te voelen.

 

158.  Leven maken uit dode materie: we zijn er bijna? En dan?

 

De twee belangrijkste gebeurtenissen ooit zijn by far het ontstaan van het universum en het ontstaan van levende cellen. Hoe heeft het kunnen gebeuren? Het vraagt denken over het ondenkbare. In essentie gaat het hier om mysteries, waarvan we de beginsituatie en achterliggende krachten nog nauwelijks kennen. Maar misschien gaat dat binnenkort voor een van beide raadsels veranderen. Op verschillende plaatsen in de wereld, ook in Nederland, wordt in laboratoria gezocht naar de formule om leven te maken uit dode materie. Verleden week werd er in diverse kranten aandacht aan besteed. Het schijnt nog slechts een kwestie van tijd te zijn. Ze zijn er bijna, die briljante wetenschappers die hier al jaren aan knutselen.

 

Insiders voorspellen dat de gevolgen mega zullen zijn. Dat we w.b. die gevolgen nog niet eens het topje van de ijsberg kunnen doordenken. Wat er allemaal gaat kúnnen en fundamenteel gaat veranderen aan mens en maatschappij gaat ons voorstellingsvermogen verre te boven. Over de ethische aspecten breken filosofen en ander bezorgd volk zich nu al het hoofd. Welke toepassingen zouden ongewenst kunnen zijn en hoe houden we de gevaren en risico's in de klauw?

 

Het lijkt mij bij voorbaat een illusie te denken dat je toepassingsmogelijkheden van zoiets bizars als leven maken uit dode materie überhaupt kunt beheersen. Dat gaat nooit lukken. Misschien in het brave Nederland, voor een korte tijd. Maar niet overal in de boze buitenwereld. Want alles wat denkbaar en mogelijk is, dat gebeurt op enig moment, hoe gevaarlijk het ook is. Als ergens winst mee te behalen is, zal het op enig moment ook gebeuren. Ook als bepaalde groepen of de wereld er per saldo slechter van worden. Dat is niet (alleen) een kwestie van slechtheid of domheid, maar vooral ook van ontembare nieuwsgierigheid.

 

Maar los van alle apocalyptische visioenen, wat mij vooral fascineert, is: wat gebeurt er rond het omslagpunt van dode materie naar leven? Welke krachten zetten iets in gang waardoor chemische stoffen ineens levende cellen worden met het vermogen zich te delen? We weten over de evolutie van de soorten al heel veel. Onwaarschijnlijk veel. We weten dat ca 3.8 miljard jaar geleden in een chemische oersoep eencellige microben evolueerden tot steeds complexere vormen van leven. Via een proces van eindeloze mutaties overleefden alleen die cellen en soorten die zich het best konden aanpassen aan hun omgeving. Maar via welk proces die fundamentele eerste sprong van niet-levende chemische stoffen naar eencellige microben toenmaals werd gemaakt, weten we nog steeds niet. We staan nu dus blijkbaar op het punt dat mysterie te ontrafelen.

 

Een mysterie dat we bijna zeker nooit zullen oplossen betreft de vraag wat er was voorafgaande aan de oerknal. De ontwikkeling van het universum vanaf de oerknal kun je ook als leek tot op een zeker (banaal) niveau nog redelijk volgen. Simpel samengevat: er is een imaginair beginpunt van waaruit iets heel kleins met grote snelheid en onder invloed van onvoorstelbare krachten uitdijt tot het huidige universum: miljarden sterrenstelsels, die elk op zich weer miljarden planeten bevatten. Sterrenstelsels die op vele lichtjaren van elkaar staan. Een duizelingwekkend proces. Razend knappe koppen hebben het bedacht en voor een groot deel aannemelijk gemaakt met ruimteonderzoek, experimenten en wiskundige formules.

 

Maar het grote, blijvende, raadsel begint voorafgaande aan dat iets waarmee de oerknal begon. Wat was de situatie daarvoor? Er zijn in feite maar twee mogelijkheden: er was niets of er was al wel iets. Is het voorstelbaar: ooit was er niets en toen was er ineens het iets waarmee de oerknal in gang werd gezet? Het gaat mijn begrip verre te boven. Want waar kwam dat iets dan ineens vandaan? Uit het niets? Lijkt me niet logisch. Maar het alternatief is, dat er daarvoor ruimte en tijd was waaruit dat iets is voortgekomen. En dan kun je weer de vraag stellen: wat was daarvoor? Met als logische consequentie dat er altijd zoiets als tijd en ruimte heeft bestaan. Dat er dan dus altijd iets is geweest? En ook dat kan ik mij nauwelijks voorstellen. Je kunt er eindeloos over blijven malen.

 

Maar gelukkig wordt het raadsel ‘wat gebeurde in de overgang van dode materie naar levende cellen’ binnenkort ontrafeld. Met een duidelijk identificeerbaar begin, een proces dat aangeeft hoe het werkt en een concreet, zichtbaar eindresultaat produceert: leven.

 

159.  Zijn volksvertegenwoordigers een soort moderne aristocraten?

 

Wij zijn naïeve dromers als we denken dat we in een democratie leven. Dat vindt Frank Ankersmit. In zijn boek "De erfenis is op" (2018) poneert hij de stelling dat onze representatieve democratie geen echte democratie is, in de letterlijke betekenis van: het volk regeert. We worden namelijk geregeerd door een gekozen aristocratie. Dat het volk zelf haar haar macht in het stemhokje voor vier jaar heeft overgedragen aan volksvertegenwoordigers doet hier niets aan af. Het is, redeneert Ankersmit, een illusie te menen de volksvertegenwoordigers ook echt doen wat het volk wil. Volksvertegenwoordigers zijn voor vier jaar gekozen en kunnen besluiten nemen of goedkeuren die het volk niet ziet zitten.

 

Ankersmit zou graag een vorm van directe democratie willen, waarbij de volkswil doorslaggevend is in de besluitvorming. Maar in zijn uitwerking ziet hij zelf zulke grote problemen, dat hij op blz 156 tot de conclusie komt dat: ,,de representatieve democratie - of beter: de electieve aristocratie onze enige redelijke en realistische optie is."

 

Het eerste grote bezwaar tegen directe vormen van democratie is natuurlijk dat die volkswil voor de talloze onderwerpen waarover besloten moet worden niet te peilen is en dus niet is te vertalen naar praktische politieke besluitvorming. Daarnaast kun je in een directe volksdemocratie de politieke verantwoordelijkheid niet goed regelen. Die verdampt totaal. Want als een volksbesluit rampzalig uitpakt, wie moet je dan verantwoordelijk stellen?

 

Waar het volk verantwoordelijk is, is niemand het stelt Ankersmit terecht. Je kunt moeilijk het volk naar huis sturen. Als een groot en m.i. doorslaggevend bezwaar tegen alle vormen van directe democratie, had Ankersmit ook nog het feit kunnen uitwerken dat door elke verzameling burgers over bijna alle vraagstukken sterk verschillend wordt gedacht: hoe kom je dan met 10 miljoen kiezers tot keuzes en besluitvorming? In welk gremium moet het volk de compromissen smeden? Het grootste marktplein zal te klein blijken. Over het betalen van zo weinig mogelijk belasting is er misschien nog een behoorlijke consensus te bereiken, maar of je dan voldoende belastinggeld ophaalt om al die volkswensen ook te kunnen financieren, mag worden betwijfeld.

 

Kortom: directe democratie via het honoreren van de volkswil blijft een populistisch fabeltje. Dat Ankersmit onze democratisch gekozen volksvertegenwoordigers omschrijft als een aristocratie lijkt me feitelijk onjuist. Onder aristocratie wordt doorgaans verstaan: voorname families van een stad of land of een groep personen uit de hogere klasse die buitengewoon veel macht en privileges hebben, die ook weer aan familieleden worden doorgegeven.

 

In deze definities van aristocratie herken ik onze huidige volksvertegenwoordigers totaal niet. In vroegere tijden kwamen de volksvertegenwoordigers inderdaad in grote getale uit de elite. Maar dat is al decennia niet meer het geval. Het lijkt, integendeel, nu alsof types uit voorname families zich juist generen om via een politieke partij het volk te vertegenwoordigen. Dat vinden ze een te min baantje, dat ook nog eens nauwelijks poen schuift. Ze zitten nu massaal in de top van het grote bedrijfsleven. Daar waar de echte macht ligt en waar ze elkaar de bal toespelen via de netwerken die voor niet-insiders bijna ontoegankelijk zijn. Dat is de nieuwe aristocratie.

 

De huidige gekozen volksvertegenwoordigers komen tegenwoordig bijna allemaal uit gewone families. Vaak zijn het de eersten van de familie die een hogere studie hebben gevolgd. De meesten mogen dan een bovengemiddelde opleiding hebben, maar ze hebben hun plaats in de Tweede Kamer of gemeenteraad bepaald niet aan hun afkomst te danken. Ze hebben er vaak hard voor moeten knokken om zover te komen. En moeten elke keer weer hard knokken voor hun baantje dat hen doorgaans weinig glamour en aanzien verschaft. Hen labelen met het begrip aristocratie slaat de plank volledig mis. Op dit punt had Ankersmit wel een tikkie meer veldonderzoek mogen plegen.

 

160.  De kloof tussen politici en burgers is juist te klein geworden.

 

,,De kloof tussen burgers en politici is nog nooit zo groot geweest”. Het is een mantra dat zowel populisten als de mainstreammedia in de mond bestorven ligt. En het volk neemt het over. Maar als heel veel mensen zoiets beweren of voelen, wordt het daarmee nog niet automatisch een kloppend feit. Zelf zou ik precies het tegenovergestelde willen poneren: de kloof tussen burgers en politici is nog nooit zo klein geweest. Dat is m.i. aannemelijk te maken door vroeger en nu op een aantal punten met elkaar te vergelijken.

 

Tot eind zestiger jaren van de vorige eeuw kenden we nooit een andere situatie dan een politieke elite die zich weinig gelegen liet liggen aan de wil of wensen van het volk. Politici en bestuurders waren volstrekt onbenaderbaar voor het gewone volk, waartoe bijna iedereen behoorde. Toen was er echt sprake van een brede en diepe kloof. De regenten waren aan de macht. In het zuilentijdperk vertelden de eigen politieke leiders, de eigen krant en de eigen omroep hun aanhangers hoe de wereld in elkaar zat, hoe er gedacht moest worden en op wie gestemd. Uitwisselen van gedachten? Niet aan de orde. Het ging allemaal top-down. De dagelijkse politiek was voor de meeste burgers letterlijk een ver van mijn bed show. Bijna niemand wist iets van de privésituatie van de politieke voormannen. Alleen maar mannen.

 

Het is nog niet eens zo heel lang geleden dat je als burger echt geen raadslid, wethouder of burgemeester kon benaderen. Om van Kamerleden of ministers nog maar te zwijgen. Als journalist of burger een bewindspersoon kritisch benaderen? Je werd weggehoond en maar weinigen durfden het. Journalisten werden standaard op afstand afgehouden en als een van hen al een gesprek met een excellentie werd vergund, moesten ze natuurlijk niet met kritisch vragen komen. Slijmen en respect betonen. Anders kwam je er nooit meer in. De politieke elite zat vroeger in een ivoren toren. Voor burgers onzichtbaar w.b. hun dagelijks doen en laten, konkelefoezend in achterkamertjes waar geen journalist, laat staan een camera, bij kon komen. Ver weggestopt voor de massa.

 

De situatie is nu compleet anders. Die ivoren toren is al decennia geleden volledig gesloopt. Politici en bestuurders zitten inmiddels in een glazen huis. Een privéleven hebben ze nauwelijks meer. Dag en nacht kunnen ze worden gevolgd door de media. We weten bijna alles van ze. En als ons even iets kwalijks is ontgaan, speuren journalisten net zo lang tot ze de onderste steen boven hebben. Maar ook als gewoon burger of als groep burgers zit je snel bij politici in de kamer. Met een goed verhaal kun je zo in contact treden met raadsleden, wethouders, burgemeesters of Kamerleden om je zaak te bepleiten. Journalisten wippen vrij makkelijk bij ministers binnen en, uitzonderingen daargelaten, geslijm is er niet meer bij. En respect wordt al helemaal niet meer betoond. Integendeel. Niets wordt mooier gevonden dan bewindslieden met kritische vragen in een hoek drijven of voor joker zetten. En de meesten pikken dat ook nog.

 

Hoezo diepe kloof? Als je als burger enige interesse hebt in politici en wat ze uitspoken kun je via de normale en sociale media hun gangen volgen. Je kunt ze zelfs direct laten weten wat je er van vindt. In bijna alle gemeenten zijn raadsvergaderingen via live-streaming direct te volgen. Elke vergadering in de Tweede Kamer kan direct gevolgd worden via Debat Direct. Hoezo: we weten niet wat die politici uitspoken.

 

Kortom: als je er als burger serieus in geïnteresseerd bent, kun je heel veel van politici te weten komen. Waar ze mee bezig zijn. Hun motieven. Hun drijfveren. Waarom ze besluiten zoals ze besluiten. En als dat teveel moeite is, dan komen politici zelf jouw kant wel op. Nog nooit in de politieke geschiedenis deden politici zoveel moeite om er achter te komen wat burgers nu echt willen. Elke dag zijn er wel peilingen naar de wensen en gevoelens van burgers. Nooit eerder waren politici zo benaderbaar en aanraakbaar. Nooit kropen ze zo dicht naar de burger toe en werd er zo actief geluisterd.

 

Eigenlijk is er helemaal geen kloof meer. Het probleem is veel eerder dat politici te dicht naar de burgers zijn toegekropen. En daardoor verwachtingen wekken die ze vaak niet waar kunt maken. Als burgers het hebben over de grote kloof met de politiek, dan bedoelen ze dat politici te weinig naar hen luisteren. En met luisteren bedoelen ze dat politici niet doen wat zij, burgers, willen. Ze vinden dat ze te weinig hun zin krijgen. Maar dat is natuurlijk ook onmogelijk. Nederland bestaat uit tig subculturen die allemaal iets anders willen en die je het dus nooit allemaal naar het zin kunt maken. Je kunt in één buurt of één straat met al die tegenstrijdige belangen, eisen en wensen al onmogelijk iedereen tevreden stellen, laat staan in een stad of een land. Altijd, in elke situatie, bij elk besluit, hoe ook tot stand gekomen, zal een er groep ontevredenen zijn die zich niet serieus genomen voelt omdat ze hun zin niet hebben gekregen.

 

Die ontevredenheid zal er altijd zijn. Niet de vermeende kloof tussen politici en burgers is het probleem, maar de afwezigheid van die kloof, waardoor burgers te dicht op lip van politici zitten en hen daardoor teveel gaan zien als een directe behartiger van hun specifieke deelbelangen i.p.v. gekozen dienaren die in hun afwegingen en met hun keuzes het algemeen belang moet dienen.

 

Er zijn overigens nog wel degelijk grote kloven in Nederland. B.v. die tussen hoog- en laagopgeleiden. En die tussen veel-en weinigverdieners. Politici zouden zich niet zo moeten bekreunen om de kloof met de burgers, maar weer in de cockpit moeten plaatsnemen en de samenleving koersvast en met gezag naar een verkleining van de sociaaleconomische en culturele kloven moeten vliegen.

 

161.   Waarom zo weinig aanslagen in Europa terwijl het zo simpel is?

 

Het plegen van een terroristische aanslag is niet heel ingewikkeld. Het is zelfs vrij simpel als je het echt wilt. Een auto, een mes, een geweer, een granaat (je koopt ze voor € 45 ) of een bom. Hoe makkelijk kun je met dit soort wapens te midden van een mensenmassa komen. Winkelstraten. Markten. Stadions. Stations. In treinen en in bussen. Genoeg gelegenheden. Genoeg wapens. Ook genoeg religieuze maffies. En motieven plenty. Elke dag kunnen er zonder problemen meerdere grote aanslagen in alle steden van Europa gepleegd worden. En toch gebeurt het bijna nooit. Slechts bij uitzondering slaan er wel eens een paar verdwaasden toe. Hoe komt dat en waarom zijn de angstgevoelens dan toch zo hardnekkig en zo makkelijk op te poken?

 

Neem Nederland. Populisten en gewoon rechts, begeleid door hun eigen media, willen ons doen geloven dat we dagelijks bedreigd worden door terroristische aanslagen. Het is slechts een kwestie van tijd. Zegt men. Dat moge zo zijn maar een feit is dat er tot dus ver hier bijna nog nooit een aanslag heeft plaatsgevonden. In de laatste 200 jaar welgeteld twee: Pim Fortuyn en Theo van Gogh. De eerste geveld door een verdwaasde milieufreak en de tweede door een even malle moslimzeloot. Dat is alles. Toch kijkt een deel van Nederland bijna net zo angstig uit naar een aanslag als een Jehova getuige naar het einde der tijden.

 

Maar eindelijk was ie daar dan: de terrorist in Den Haag. Een verward figuur, zoals er steeds meer komen. Had niets met religie te maken. Een Syrische vluchteling. Half gek gemaakt door martelingen in zijn vaderland, een trauma gekregen door wat hem tijdens de vlucht allemaal was overkomen en vervolgens was dolgedraaid door onze inhumane asielprocedures. Dit PTSS-slachtoffer stak in op onschuldige voorbijgangers. Vreselijk natuurlijk voor de gewonde slachtoffers. De burgemeester van Den Haag, Paulien Krikke, die direct moest reageren, zei dat ze van haar adviseurs had begrepen dat het om een verwarde man ging. Ook liet ze weten nog geen bewijs te hebben van een terroristische aanslag.

 

Kijk, dan heb je een kwaaie aan de onderbuik van Nederland. De VVD-burgemeester werd weggezet als een wegkijker, die op politiek correct wijze de waarheid onder het tapijt wilde vegen. Welke waarheid werd nooit duidelijk. Ze deed niet meer deed dan de feiten van dat moment vermelden. Toen later bleek dat het iemand was, die door de veelheid van ellende het spoor volledig bijster, geen enkele uitweg meer zag, in een psychose kwam en een onschuldige te lijf ging, toen was de belangstelling snel verdwenen.

 

De politie maakt zich overigens grote zorgen over deze groep verwarden. Slechts sporadisch kan hier een religieus labeltje aan worden gehangen. En toch maken we ons over die paar aanslagen met een religieuze motief het meest druk. Daar zijn onze veiligheidsdiensten ook het meest op gespitst. Daar gaat het debat over en worden meer middelen op ingezet dan op het handhaven van verkeersregels, wat ons vele honderden doden minder per jaar zou opleveren.

 

Toch nog even terug naar de vraag: waarom worden er hier nauwelijks religieuze aanslagen gepleegd terwijl godsdienstfanaten met een minimale investering ook in Nederland elke dag een maximaal aantal slachtoffers kunnen maken? Blijkbaar zijn er toch maar heel weinig mensen zo gewetenloos, dom, laf, dapper, fanatiek, haatdragend of doorgedraaid dat ze hun eigen leven en dat van anderen willen opofferen voor een religieus ideaal of het bestrijden van onrecht. Dat is toch weer geruststellend. Zeker in een wereld waarin velen zo onrechtvaardig worden behandeld dat ze voldoende valide argumenten hebben om met keiharde acties onze aandacht te vragen.

 

162.  De Palestijnen krijgen nooit een eigen staat.

 

Na 10 colleges ‘in de diepte’ over het Israëlisch-Palestijnse conflict van de historicus Nicolaas A. Kraft van Ermel weet je nog zekerder wat je eigenlijk al wist: de eerstkomende 100 jaar komt er geen bestendige vrede in voormalig Palestina en er komt zeker geen eigen staat voor de Palestijnen. Israël wil dit niet, heeft alle machtsmiddelen om het te voorkomen, inclusief kernwapens en wordt ‘in the end’, wat zij ook doet, altijd gesteund door machtige vrienden.

 

De Palestijnen hebben geen enkele militaire macht, hebben ook geen machtige vrienden die een vuist kunnen of willen maken en worden eigenlijk alleen gesteund met breed gedragen, maar machteloze VN-moties die Israël altijd ongestraft negeert. De kat speelt met de muis.

 

Al vele decennia houdt dit conflict de internationale gemeenschap bezig. In 1948 werden de Palestijnen door de uit Europa gemigreerde Joden uit hun huizen en van hun land, toen Palestina, daarna Israël, verdreven naar de westelijke Jordaanoever, de Gazastrook, Jordanië en Libanon. En daarna werden in 1967 ook de Jordaanoever en Gaza door het Israëlische leger bezet. In feite bestaat de situatie van 1967 nog steeds. Al zitten er geen bezettingstroepen meer in Gaza. Dat wordt nu op afstand bezet en functioneert als een groot concentratiekamp zonder enig economisch perspectief, hermetisch van de buitenwereld afgesloten door Israël en bestuurt door de mannen van Hamas. Een beweging die in de oprichtingsfase door Israël is gesteund om Al Fatah van Jasser Arafath dwars te zitten. Verdeel en heers. Is heel goed gelukt.

 

Al zo’n 75 jaar dus wonen miljoenen Palestijnen van generatie op generatie in armoedige vluchtelingenkampen of in door Israël bezette gebieden. De internationale gemeenschap is al zo’n 60 jaar bezig om oplossingen voor dit onrecht aan te dragen. Maar nooit kwam er een realistisch compromis op tafel, dat ook maar enigszins tegemoet kwam aan de legitieme wensen van de Palestijnen.

 

In beginsel zijn er 3 opties. 1/ De tweestaten oplossing 2/De één-staat oplossing 3/Handhaving van de status quo en sluipende annexatie. Je hoeft geen geopolitieke whizzkid te zijn om te beseffen, dat het optie 3 gaat worden. Israël is politiek, economisch, technologisch en vooral militair zo superieur aan de Palestijnen en alle omringende Arabische landen dat zij in feite alles kan afdwingen. Het land is daarnaast in staat om met haar perfecte geheime dienst, de Mossad, alle tegenwerkende krachten in binnen- en buitenland uit te schakelen of tegen elkaar op te zetten. Ook heeft het een diplomatiek apparaat dat tot het beste in de wereld behoort. Achter de schermen weet zij haar belangen uitermate goed te verdedigen. Op het terrein van public relations is het land ongeëvenaard. Meesterlijk weet het via haar spreekbuizen in andere landen de publieke opinie en parlementen in haar voordeel te bewerken. Zo kan er in de VS niemand tot president gekozen worden die iets kritisch zegt over Israël. De Palestijnen zijn ook op dit punt altijd de kansloze verliezer met een beroerd imago. Deels door perfecte framing, deels door eigen 'onhandigheid' en een blinde vlek voor pr. 

 

De Palestijnen zullen dus nooit iets krijgen dat in de buurt komt van genoegdoening voor aangedaan leed of een eigen staat. Tot in lengte van dagen zullen ze 'vegeteren' in kampen of in de bezette gebieden. Dat is hun noodlot. Met een beetje geld, net genoeg om te overleven, en wat bezorgde lippendienst van de VN en westerse landen. Dat weer wel.

 

163.  Het toeval is voor velen onacceptabel, alles moet een reden hebben.

 

Ze weten het zeker: niets is toevallig. Toeval bestaat niet. Alles heeft een reden en is vooraf bedacht en wordt gestuurd door ‘iets’ of ‘iemand’. Door een hogere macht. Of door onzichtbare krachten die zich (nog) niet bekend willen maken. Het zijn pseudowijsheden die je niet alleen van Godgelovers hoort, maar ook van holisten, complotdenkers en onzekere mensen op zoek naar houvast. Zonder de zekerheid dat alles een reden heeft, ook als we die nooit zullen kennen, hebben ze het gevoel dat het leven zinloos is.

 

Om die zinloosheid te pareren en chaos in het hoofd te voorkomen zullen ze bij elke toevallige gebeurtenis de vraag blijven stellen: waarom? Of: waarom ik? Die ziekte die jij wel krijgt en al die anderen met dezelfde (ongezonde) leefstijl niet. Wat of wie zit daar achter? Die volstrekt toevallige ontmoeting die leidde tot een relatie waar je vervolgens nog zo lang ‘plezier’ van had, daar moet toch een reden voor zijn geweest? Dat kan toch nooit alleen maar verklaard worden uit ‘dom’ toeval? Dat is voor velen te mager. En dan zit je al snel bij die ‘hogere macht’ die alles ziet, voelt en stuurt.  

 

Godgelovers en andere zoekers naar de diepere zin van het bestaan kunnen de bepalende rol van het toeval dus niet accepteren. Maar helaas voor ze: de hele biologische evolutie was/is vooral een kwestie van toeval. Door een eindeloze reeks celdelingen muteerden de eencellige bacteriën gedurende miljarden jaren, via vele tussensoorten, tot de homo sapiens. Zingeving of sturing was hier niet aan de orde. Bij die talloze celdelingen ging ook wel eens iets mis. Er traden replicatiefouten op waarbij het toeval een bepalende rol speelde en waardoor zich een variëteit aan soorten kon ontwikkelen. Zonder die replicatiefouten had er geen evolutie plaatsgevonden, waren er geen nieuwe soorten ontstaan en zaten we nu nog in het bacteriële stadium. Zonder mens. Wat een rust.

 

Die replicatiefouten bij celdeling leiden ook tot allerhande ziektes. B.v. tot kanker. Liggen er aan die ziekte ook identificeerbare oorzaken ten grondslag? Tot op zekere hoogte. Roken kan weliswaar genetisch schade opleveren die leidt tot longkanker, maar bij wie dat dan gebeurt is weer volstrekt toevallig. Die fatale replicatiefouten, die tot longkanker leiden, treden bij slechts 10% van de rokers op. Waarom ontspringt 90% van de rokers de dans? Die hebben gewoon mazzel.

 

Van Albert Einstein, agnost, is de uitspraak: “God don’t dice”, God dobbelt niet. Dat was zijn eerste reactie op de nieuwe kwantumfysica, waarin onzekerheden en toeval een grote rol spelen, vergelijkbaar met de uitkomsten na het opgooien van dobbelstenen. Einstein kon in eerste instantie niet accepteren dat de fundamentele wetten van het universum, inclusief die van de ‘kleinste deeltjes’, mede werden bepaald door toeval. Hij moest later toegeven dat hij het mis had: God bestaat niet, maar het toeval wel.

 

164.  on Sijbrands: een damlegende met een fenomenaal geheugen.

 

Ton Sijbrands (1949) was in de zestiger jaren van de vorige eeuw rond z’n 15-de al een fenomeen. Lang haar en een heel fors, zeg maar gerust een obees lijf. Maar een leuke en hyperintelligente gozer. Paste ie naadloos in de tijdgeest? Tot op zekere hoogte. Hij was non-conformist, kosmopoliet, antiautoritair en progressief. Maar was ook, net als Bob Dylan, een onorthodoxe vrijdenker die zich niet liet opsluiten in een ideologische hokje. Liet zich niet claimen door welke politieke groepering dan ook. Hij had zeker opvattingen over maatschappelijke vraagstukken, maar leefde vooral voor het dammen.

 

Niet zozeer het feit dat Sijbrands tweemaal wereldkampioen en zesmaal Europees kampioen dammen is geworden maakte hem tot een legende, maar zijn nog steeds ongeëvenaarde vermogen om veel partijen tegelijk ‘blind’ te dammen. Blind dammen is een tak van sport waarbij je damt tegen een stuk of 20 a 30 tegenstanders tegelijk, zonder dat je hen, hun borden, hun schijven en hun zetten ziet. Je zit namelijk in een andere ruimte dan je tegenstanders. De zetten worden door een derde doorgegeven. Sijbrands heeft een zo fenomenaal geheugen dat hij op 32 borden tegelijk kan blindschaken. D.w.z. dat hij het in een aparte ruimte opneemt tegen 32 dammers van niveau. Hij moet dus van 32 borden in zijn hoofd opslaan wat de stellingen zijn, welke zetten er gedaan zijn en wat de beste strategie per bord is. Geen papiertje om iets op te schrijven. Alles blind, alle zetten op alle 32 borden uit het hoofd doen, alle mogelijke varianten doordenken en alles onthouden.

 

Er is uitgerekend dat Sijbrands op een bepaald moment in de seance met 32 tegenstanders één miljoen!!! zetten in zijn hoofd moet hebben gehad. Dat is bizar bijzonder. Zou God dat ook kunnen? De partijen worden dus tegelijk gespeeld en moeten binnen 48 uur worden afgerond. Sijbrand moet die 48 uur wakker blijven, maar zijn 32 opponenten, die wel gewoon achter hun bordje zitten, kunnen rustig tussentijds weglopen en dutjes doen. Hij verliest wel eens een partijtje, maar dat zijn uitzonderingen. Winst is gebruikelijk, op remise zijn zijn opponenten trots. Die tegenstanders zijn overigens geen koekenbakkers, maar goede dammers die in clubverband wedstrijden spelen.

 

Sijbrand, 69 nu, is nog steeds wereldrecordhouder blind simultaan dammen!! Hoezo, het geheugen wordt minder als je ouder wordt. 

 

165.  Links klagen, maar rechts stemmen

 

Bij het koffieapparaat, in de kroeg, op verjaardagspartijtjes of langs het voetbalveld weten ze precies wat er allemaal mis is in Nederland. De uitkeringen zijn te laag, de zorgkosten te hoog, de gewone man profiteert nauwelijks van de economisch groei, de winsten klotsen tegen de plinten op en de bazen harken een steeds groter deel van bedrijfsopbrengsten naar zich toe, maar de gewone lonen stijgen nauwelijks, er komen steeds meer kleine, slechte betaalde flexbaantjes ten koste van de normale banen, de gewone werknemer krijgt steeds minder te vertellen over zijn eigen werksituatie en de vakbonden zijn niet meer bij machte om de positie van de werknemer te versterken. Allemaal waar. Iedereen ziet het. Iedereen weet het. Maar…

 

De litanie wordt dan meestal afgesloten met: ,,En die lui in Den Haag doen er niets aan.” Nee, inderdaad, klopt, maar hoe zou dat komen? Simpel. De linkse politici die wat aan de positie van de onderste groepen kunnen en willen doen zijn een soort bedreigde diersoort geworden. Opgeteld hebben ze onderhand nog geen 30% van de Tweede Kamerzetels. Wrang is dat degene voor wie ze opkomen, hen met een zekere walging de rug hebben toegekeerd. 

 

Al die mensen die het slachtoffers zijn van het neoliberale systeem en met al die terechte klachten komen, gaan niet stemmen of stemmen in te grote getale op rechtse of populistische partijen. Zo wordt het steeds problematischer om progressieve meerderheden te vormen. Zolang die lagere en middeninkomens links klagen en rechts stemmen zal er geen politieke meerderheid komen om iets aan hun sociaaleconomische positie te doen. 

 

Blijkbaar is de aversie tegen buitenlanders, de islam, Europa en politici 'als mensensoort' groter dan de drive om hun economische positie te (laten) verbeteren. Misleid of een bewuste keuze?  

 

166.  Over smaak valt behoorlijk te twisten.

 

Je hebt mensen die Trump adoreren en mensen die hem verafschuwen en juist de voorkeur geven aan iemand als Obama. Hoe je tot zo’n keuze komt, is in essentie een kwestie van ‘smaak’. Smaak in de meest brede zin van het woord: je hebt een set opvattingen en voorkeuren waar je iets of iemand aan toetst, waarna je tot een appreciatie komt. Mensen die op Trump ‘vallen’ hebben in meerdere opzichten een totaal andere smaakt dan zij die gaan voor Obama. Zet beide heren naast elkaar, vergelijk ze op tig kenmerken en je ‘proeft’: dit apprecieer ik wel en dat niet.

 

Kunnen we spreken van een goede en een slechte smaak? Is de ene smaak misschien beter dan de andere? Ja, wel degelijk. Aan smaakrelativisme doen we hier even niet. Er zijn smaken die ik behoorlijk onbegrijpelijk of zelfs abject vind. Ongeclausuleerd wapenbezit. Klimaatscepticisme. Condoomverbod in Afrika. Xenofobie. Homofobie. Het accepteren van extreme ongelijkheid. “Geer en Goor”. Als je dit rijtje wél ziet zitten dan heb je, vanuit mijn perspectief gezien, een wansmaak. Moet je er niets van hebben, dan getuigt dat m.i. van een goede smaak. En als je die waardeoordelen te ver vindt gaan, ben je een smaakrelativist die van mening is dat alle smaken even gelijkwaardig zijn en je dus geen verschil kunt maken tussen een goede en een slechte smaak.

 

Het gezegde luidt: “over smaak valt niet te twisten”. Dit kunnen we gevoegelijk afserveren als een onnozele uitspraak. Want je kunt nergens zo goed over twisten als over de verschillen in smaak.

 

167.   Hoe kies je de juiste experts? Hoe mijd je de charlatans?

 

Als iets veel te ingewikkeld is om het op eigen kracht goed te kunnen doorgronden dan heb je 2 opties: gebruik maken van het oordeel van experts of het maar laten waaien. Zo’n ingewikkeld onderwerp waarbij je zonder experts al snel het spoor bijster bent, is bijvoorbeeld alles wat er zich rond de opwarming van de aarde afspeelt. Verschillende soorten experts hebben zoveel mogelijk variabelen die het klimaat beïnvloeden in complexe modellen ‘gevangen’, gekwantificeerd met de beste statistische gegevens en van feedbacksystemen voorzien. Doel: zo betrouwbaar mogelijke voorspellingen te doen. Na veel en langdurig onderzoek, diepgaande discussies tussen experts en regelmatige bijstellingen van de modellen worden er, binnen bandbreedtes, temperatuurstijgingen voorspelt die grote negatieve gevolgen hebben voor het leven op aarde. Er is een uitzonderlijk brede consensus van zo’n 97% binnen het forum van klimaatwetenschappers w.b. de oorzaken en de gevolgen van de opwarming van de aarde. Boodschap: er wachten ons grote rampen als we niet snel en hard ingrijpen om de temperatuurstijging onder de ‘fatale’ 2 graden stijging te houden.

 

Dan heb je natuurlijk altijd een paar dwarsliggers die zich tegen zo’n consensus verzetten. De klimaatsceptici. Een deel van hen ziet er een mooi verdienmodel in. Als bijna iedereen A zegt, dan val je weer op als je B zegt. Daar kun je dan mooie stukjes over schrijven en een aardige boterham mee verdienen. Je noemt die 97% van de klimaatexperts die waarschuwt voor de gevaren ‘klimaathysterici’ en succes in een bepaalde niche is verzekerd. Wierd Duk van de Telegraaf, Simon Rozendaal van Elsevier en Martin Sommer van de Volkskrant proberen met grote regelmaat de indruk te wekken dat die 97% niet weet waar ze het over heeft, dan wel, samen met politici, bewust probeert om ‘het volk’ te misleiden. Ze doen dit in het jargon dat complotdenkers eigen is. Gemakzuchtig. Irritant. Maar wel succesvol bij de ‘believers’ die de elite en haar experts toch al niet vertrouwen.  

 

Ook in de progressieve media krijgen de klimaatsceptici nog heel wat ruimte. Voor hen wordt de lat daarbij nooit erg hoog gelegd. Ze gaan hard in tegen de opvattingen van de echte experts, maar bewijzen voor hun sussende praatjes hoeven ze niet te leveren. Ze mogen volstaan met het poneren van de stelling dat de modellen waarop de klimaatvoorspellingen zijn gebaseerd niet deugen. Punt. Ze hebben zo hun eigen manier van redeneren, hun eigen type argumenten en eigen feiten. Ze lijken in die zin op de sekte die zeker weet dat de aarde plat is. Omdat een ronde aarde ‘natuurlijk onzin is’.

 

Hoe kies je de juiste experts? Hoe mijd je de charlatans? Vooral een kwestie van gezond verstand lijkt me. Als 97% van een erkende expertgroep tot het inzicht komt dat er sprake is van een majeur probleem, lijkt me het veiliger daar serieus naar te luisteren, dan je te laten leiden door politiek gemotiveerde ‘klimaatoptimisten’ die overal linkse samenzweerders zien.

 

168.   Philipp Blom: “Wat op het spel staat?” Alles (1)

 

De metafoor. Eencellige organismen veranderen suiker door gisting in alcohol. Onvermoeibaar vreten ze alles op wat ze in de druivensap aantreffen en vermeerderen zich zo explosief, tot ze bij een bepaald alcoholpercentage verhongeren en stikkenZe hebben geen idee wat hen te wachten staat, dus vreten ze gewoon door. 

 

Een metafoor zegt soms meer dan tig pagina’s tekst. Philipp Blom gebruikt de pakkende gistmetafoor om duidelijk te maken dat wij in sommige opzichten als collectief in het evolutieproces weinig meer geleerd hebben dan de eencelligen. ,,Die gistzwammen - dat zijn wij….De mensheid vreet door, gevangen in haar eeuwigdurend heden.” Bloms boek heet “Wat er op het spel staat” (2019) en in de laatste zin van het boek voegt hij er een vraagteken aan toe, met als laatste woord: "Alles”. 

 

Erudiete man, deze Philipp Blom en hij kan ook nog eens heel goed schrijven. Als ik alle passages die ik zou willen onthouden of teruglezen, zou onderstrepen, wordt het boek onleesbaar door de vele strepen. Het is knap om in slechts 218 pagina’s complexe vraagstukken in begrijpelijke partjes te ontleden, te analyseren en van context en duiding te voorzien, zonder dat het abstracte boekenwijsheid wordt.

 

Het boek gaat over de schier onoplosbare klimaatproblematiek, over onwillige en onwetende burgers, over de korte termijn denkers die niet ‘minder’ maar juist ‘meer’ willen, over de impact van de digitalisering  en over het oplossend vermogen en de houdbaarheid van onze markteconomie en liberale democratie. Ook de beschreven dwarsverbanden tussen deze vijf thema’s maken het tot een bijzonder boek. De beroepscolumnisten kunnen er veel inspiratie en wijsheid uit halen.  

 

Blom stelt een aantal existentiële vragen die bepalend zijn voor de toekomst van de Homo Sapiens en geeft antwoorden die niet alleen veel inzicht geven, maar vooral ook nog meer stof tot nadenken en puzzelen. Het is geen vrolijk-makend boek. Halverwege behandelt Blom de Engelse oerconservatieve doemdenker, zeg maar gerust azijnpisser, John Gray, die in elke menselijke vooruitgang de aanloop naar nog meer misère ziet. Alle strevingen om ons lot objectief te verbeteren ziet Gray als naïef en tot mislukken gedoemd, vanwege de ware (slechte) aard van de mens: begerig, kortzichtig, wreed en dom.

 

Zover gaat Blom niet. Hij vindt sommige van Gray’s argumenten wel sterk, maar neemt zijn cynische, of eigenlijk nihilistische visie niet over. Blom ziet nog wel (enige) ruimte voor hoop. Geen “domme hoop”, maar beredeneerde hoop. Hij geeft heel wat argumenten waarom het eigenlijk alleen maar slecht kan aflopen, maar ook een aantal die uitmonden in lichtpuntjes. Aan het eind van het boek laat hij de mensheid verschrikt ontwaken uit een droom en beschrijft dan de samenleving waarin velen er eindelijk tegenaan gaan om het tij te doen keren. De eencellige doorvreters worden wakker. Maar zelfs bij een ‘goede afloop’ w.b. het klimaatvraagstuk, betwijfelt Blom of onze liberale democratie en onze verlichtingsidealen het gaan redden. 

 

Ik verwacht zelf dat De Homo Sapiens het ‘in the end’, net als alle soorten, niet gaat redden. We zijn uiteindelijk tot verdwijnen gedoemd. Maar slagen we er in ieder geval dan wel in om de komende vijftig jaar politiek, economisch, demografisch en qua klimaatmanagement zodanig grote slagen te maken dat we nog een paar honderd jaar menswaardig kunnen overleven?

 

Hoewel Blom me wat meer aan het twijfelen heeft gebracht, ben ik op grond van andere studies, zoals Yuval Harari’s boek “Homo Deus” (2015), toch wat optimistischer dan Blom. Als pragmatische realist denk ik voor de komende decennia in termen van “wir schaffen das”. En dat is dan m.n. gebaseerd op de geweldige vooruitgang die we gaan op boeken op vele terreinen van kennis en wetenschap, maar vooral ook op de  overlevingsinstincten van hen op machtsposities.

 

Maar ik besef ook wel dat het zomaar volledig fout kan gaan. Door slecht politiek management, groepsegoïsme, escalerende incidenten, onbeheersbare natuurrampen, watertekorten, grote migratiestromen en veel domme pech. (wordt vervolgd)

 

169.  Philipp Blom: “Wat er op het spel staat?” Alles (2)

 

“Waarom gaan we altijd pas aan de slag als het te laat is?”, verzucht Philipp Blom in “Wat er op het spel staat.”  Wat gebeurt er met een samenleving die bang is voor de toekomst, een samenleving die wel moet veranderen, en niet te weinig ook, maar niet wil, een samenleving die wil vasthouden aan wat ze heeft en nog liever terug wil naar vroeger, een samenleving die met een muur anderen buiten de deur wil houden? Zo’n samenleving die geen oog heeft voor de grote ontwikkelingen en daar niet actief op in wil spelen, is gedoemd ten onder te gaan. Die samenleving wordt hulpeloos meegesleurd met de stroom van de geschiedenis. Aldus Blom . De essentie van zijn boek kan in de volgende 10 punten worden samenvat:

 

  1. Als het gaat over de toekomst moeten we één zin nooit meer gebruiken: “dit kan nooit gebeuren.” Alles kan gebeuren en er zal veel gebeuren wat nu nog ondenkbaar lijkt. We zitten midden in een razend snelle transformatie, ook al willen we dat niet. Met een complex van op elkaar inwerkende drijvende krachten. Klimaatverstoringen. Globalisering. Digitalisering. Robotisering. Banenverlies op grote schaal. Aanvallen op de liberale democratie en de universele rechten van de mens. Pervers doorgeschoten marktdenken. Onbeheersbare migratiestromen. Afbraak verzorgingsstaat. Religieus fanatisme. Terrorisme. 
  2. Op alle omwentelingen van ongekende omvang kan een samenleving alleen constructief reageren of ze passief ondergaan. Maar ze tegenhouden, ze buiten houden of er aan ontsnappen gaat niet lukken 
  3. We kunnen het beter gewoon toegeven: de groei door uitbuiting van mensen en natuur, het business model van de westerse samenlevingen, is failliet.
  4. Democratie en mensenrechten zijn niet de norm, zijn niet van alle tijden. Ze zijn in tegendeel recente en zeldzame historische uitzonderingen, en als we er niet voor vechten misschien maar van tijdelijke aard.
  5. Vooruitgang is omkeerbaar. 
  6. Vrijheid, gelijkheid en broederschap zijn en waren tijdens hun proclamatie en nog steeds exclusief voor “ons soort mensen”: een relatief kleine groep die op de juiste plaats en in de juiste wieg is/wordt geboren. 
  7. Om te overleven hebben democratieën niet alleen voldoende eerlijk verdeelde welvaart nodig, maar ook een gemeenschappelijke hoop, een perspectief, een samenbindend verhaal
  8. Een dergelijke hoop is alleen mogelijk als die gezien wordt als rationeel en gerechtvaardigd, dwz in een economie die een toekomst heeft en het grootste deel van de samenleving een perspectief geeft op een zinvol bestaan.
  9. In een democratie is alles afhankelijk van de vraag of voldoende mensen de radicale veranderingen die nodig zijn willen - en ook op tijd willen. 

 

Vooral dit laatste punt biedt weinig reden tot hoop. Blom ziet weinig aanwijzingen dat snelle en radicale maatregelen mogelijk zijn. Maar ,,bij gebrek aan een planeet B blijft ons niets anders over dan ervoor te vechten dat in een oceaan van moeilijkheden zich kleine archipels van hoop, menselijkheid en rationaliteit kunnen vormen en handhaven.” Zo geformuleerd lijkt me dat veel te weinig. Maar Blom geeft aan dat zijn “meest hoopvolle perspectief” op een tijdige redding bepaald geen ‘ideale wereld’ is. In tegendeel: we zullen in het westen op heel wat punten behoorlijk moeten inleveren. Qua welvaart, democratie, vrijheid en mensenrechten. (wordt vervolgd)

 

170.  Philipp Blom: “Wat op het spel staat? Alles” (3)

 

Hoe leerzamer een boek, hoe groter de behoefte om de essenties ervan zo in het brein te verankeren dat je ze op relevante momenten automatisch kunt gebruiken als kapstokjes om vergelijkbare vraagstukken aan op hangen. Het boek van Philipp Blom “Wat op het spel staat? Alles” is zo’n boek.

 

Uit zijn boek zijn vijf met elkaar samenhangende hoofdlijnen te halen, waarbij de wijze waarop ze op elkaar inwerken cruciaal is. De eerste hoofdlijn heeft betrekking op de klimaatcrisis, die bepalend is voor ons voortbestaan. Die crisis zich zal uiten in extremer wordende weerssituaties, watertekorten en overstromingen op grote schaal, onleefbare gebieden, mislukkende oogsten, escalerend geweld om schaarse hulpbronnen en massale migratiestromen die regio’s ontwrichten. Zonder een fundamenteel andere manier van produceren, consumeren en welvaart verdelen redden we het niet. Minder, anders, minder. Nemen we niet snel de noodzakelijke maatregelen op vele fronten dan is het ‘einde verhaal’ voor de Homo Sapiens en haar beschaving.

 

De tweede grote hoofdlijn is de technologische revolutie en haar mega-effecten op het aantal beschikbare banen en daaraan ontleende bestaanszekerheid. Voor steeds grotere groepen zal er door de snelle automatisering/robotisering steeds minder werk zijn. Betaalde banen worden iets exclusiefs. Inkomen, vermogen en macht concentreren zich bij een steeds kleinere groep: zoals  de eigenaren en aandeelhouders van de technologische productiemiddelen. Om mega-armoe en/of gewelddadige revoluties te voorkomen, moeten een nieuw soort banen en inkomen via een ‘slim mechanisme’ rechtvaardiger worden verdeeld. Een basisinkomen wordt een must. 

 

Terwijl de klimaatcrisis om consuminderen vraagt, staat de derde hoofdlijn, die van de mondiger en meer eisende burger, daar haaks op. De meeste burgers willen materieel geen stap terug doen, maar juist een paar stappen vooruit. Dat dat uiteindelijk richting de afgrond gaat, valt voorlopig nog buiten hun scoop. Krijgen ze hun eisen niet gehonoreerd, dan ligt politiek extreem kiesgedrag op de loer. We zullen op zoek moeten naar de manieren om burgers ervan te overtuigen dat ze, zeker in het belang van volgende generaties, concessies moeten doen en hun levenswijze drastisch moeten veranderen.

 

Het morele en milieutechnische failliet van onze kapitalistische markteconomie, de vierde hoofdlijn, gaat steeds meer knellen. Ze is gebaseerd op permanente groei en uitbuiting van mens en milieu, ze leidt tot een stuitende ongelijkheid en een concentratie van geld en macht in de handen van weinigen en ze produceert teveel goederen waarin de kosten van milieuschade en toekomstige schaarste niet in de prijzen worden verwerkt. Dit alles is ‘killing’. Als we deze markteconomie vanuit de belangen van toekomstige generaties bezien, is het een volstrekt irrationeel systeem dat, ooit uitermate succesvol, nu haar geloofwaardigheid in deze vorm heeft verloren. Maar hoe transformeren we haar naar een beter, rationeler, toekomstbestendiger systeem, zonder de sneltrein te laten ontsporen, met een gigantische chaos en grote armoe als gevolg? 

 

De vijfde hoofdlijn, de legitimiteit van de liberale democratie, is bepalend voor de manier waarop we de vier andere hoofdlijnen succesvol kunnen aanpakken. Wil je de klimaatcrisis effectief kunnen bestrijden, dan moet in ieder geval onze markteconomie gereset worden. Wil je de burgers daarbij meekrijgen dan moet je ze ieder geval werk, inkomen en een zinvol bestaan garanderen. En om dit allemaal voor elkaar te krijgen, vraagt op de korte termijn in ieder geval om betrouwbare politici met een overtuigend en hoopvol verhaal, om een overheid met doorzettingsmacht en om een economische elite die het goede voorbeeld geeft. Weg met de korte termijn denkers en graaiers. ‘Greed is not good’.

 

De kernvragen die je uit Bloms boek kunt halen, zijn de volgende.

  1. Kan de liberale democratie voldoende overtuigingskracht opbrengen om de burgers mee te krijgen naar een andere levenswijze?
  2. Kan zij voldoende inventiviteit, instrumenten en bestuurlijk management leveren om de grote (negatieve) gevolgen van de automatisering voor werk en inkomen in goede banen te sturen?
  3. Kan zij de doorzettingsmacht mobiliseren om de kapitalistische markteconomie vreedzaam, maar wel snel, te transformeren naar ander, effectief, economisch model dat voldoende welvaart, gelijkheid en klimaatbewustzijn genereert? En dat alles, ook nog eens, in het besef dat de wereldbevolking tot 2050 groeit van 8 naar 10 miljard, waarvan er 2 miljard in Afrika bijkomen. 

 

De antwoorden op deze vragen en uitdagingen zijn bepalend voor de overlevingskansen van de Homo Sapiens. En als het met de liberale democratie niet kan, met welk next-best systeem zou het dan wel lukken? Een meer autoritair systeem van experts, waarin noodzakelijke veranderingen na beraad en consultaties ’gewoon’ doorgedrukt worden? Moeten wellicht ook persoonlijke vrijheden en mensenrechten op onderdelen worden beperkt om het hoogste doel, overleven, nog enige kans van slagen te geven? Blom vreest van wel. 

 

Misschien is Blom wat te somber over de kansen om de doemscenario‘s te voorkomen, maar het is verdomd lastig om na lezing met een optimistischer alternatief te komen. Enkel het geloof dat onze geschiedenis van voortdurende vooruitgang vanzelfsprekend wordt gecontinueerd, is niet meer overtuigend. Daarvoor gaat er teveel de verkeerde kant op. Dus: waar putten we vanaf nu onze hoop uit? Geen domme hoop tegen beter weten in, maar realistische hoop. 

 

Tot slot: deze samenvatting doet het boek van Blom te weinig recht. Het sterke van zijn studie is nu juist dat hij zijn scherpe analyses, redeneringen en verwachtingen onderbouwt en aannemelijk maakt met harde feiten, aansprekende voorbeelden en verhelderende paralellen uit het verleden. Daardoor overtuigt het. Maar goed: daarvoor moet je gewoon het hele boek lezen.

 

171.  Je kunt het toeval niet ontlopen, dus ook het noodlot niet.

 

Het meisje rijdt op haar brommer voorbij het stoplicht rechtdoor de autoweg over. De vrachtwagen, op de weg er naast,  slaat na het stoplicht op hetzelfde moment rechtsaf. Er volgt binnen een seconde zo’n hard, onheilspellend geluid van op elkaar knallend metaal, dat je weet: dit is goed mis. De vrachtauto heeft de brommer frontaal geschept en is vervolgens over de brommer en het meisje heengereden. Meisje op slag dood.

 

Hoe is dit ongeluk te verklaren? De meest simpele, voor de hand liggende verklaring is: één van beiden reed door rood, de ander had dat niet of te laat in de gaten en beiden konden de botsing daardoor niet vermijden. Als er niet door rood was gereden, of de ander had dat tijdig gezien, had er geen botsing plaatsgevonden. Maar dit is een te simpele, hooguit partiële verklaring, want er rijden dagelijks miljoenen mensen door rood en maar heel sporadisch leidt dat tot een dodelijk ongeluk. Waarom in dit uitzonderlijke geval dan wel? Puur toeval? Of zijn er achterliggende oorzaken te benoemen? 

 

Je kunt vaststellen dat de botsing een gevolg was van het feit dat vrachtwagen en brommer op hetzelfde moment op precies dezelfde plaats arriveerden. Voor het feit dat ze daar tegelijk waren, is geen eenduidige verklaring te vinden, dat was onbedoeld. Het ging immers om twee gescheiden gebeurtenissen, de rit van de auto en die van de brommer, die niets met elkaar te maken hadden. Tot het fatale moment. Maar zijn er dan helemaal geen achterliggende oorzaken te identificeren die uiteindelijk tot het ongeluk geleid hebben?

 

Voor zowel voor de vrachtwagen als voor het brommende meisje afzonderlijk is er wel degelijk een oorzaak te benoemen, waardoor ze juist op dat moment en niet eerder of later op die plaats waren. Maar dat is wel een hachelijk zaak. Want elke oorzaak die je benoemt, heeft zelf weer een oorzaak. En welke kies je dan als de ‘echte’ oorzaak? Het meisje was, toen ze bij haar werk op haar brommer stapte, twee minuten aan de praat gehouden. Was dat niet gebeurd, was er geen botsing geweest. Waarom was ze aan de praat gehouden? Ze had ruzie gemaakt met haar collega en die wilde nog even haar hart luchten. Als ze geen ruzie gemaakt had, was er geen botsing geweest. Ook die ruzie had weer een oorzaak. En als het meisje op verzoek van haar baas niet een uur eerder was begonnen, was ze op een ander tijdstip op de fatale plaats aangekomen. Enzovoort.

 

Er is dus een keten van oorzaken te identificeren die verklaren waarom ze juist op dat tijdstip op die noodlottige plaats was en niet iets eerder of iets later. Maar waar laat je die keten beginnen? Elke keuze is arbitrair.

 

Je kunt uit dit voorbeeld eigenlijk alleen maar concluderen dat veel ongelukken, inclusief ziektes, niet te voorkomen zijn. Ze overkomen je. Zelfs als jij op je brommertje alles volgens de regels doet, kan er een automobilist, in gedachten verzonken, door rood rijden en onbedoeld jouw leven een andere wending geven. Dan ben je op het verkeerde moment op de verkeerde plaats. Dan heb je gewoon pech. Had je dan maar drie minuten later of eerder van huis moeten gaan? Onzin natuurlijk. Je weet vooraf niet wat er gaat gebeuren, dus je kunt er ook niet op anticiperen. Misschien had je gewoon thuis moeten blijven? Helaas: de meeste fatale ongelukken gebeuren in huis.  

 

De hele dag, elke dag weer, sta je bloot aan risico’s waar je geen zicht en geen vat op hebt. Er rekening mee houden of er bang voor zijn, maakt het leven onleefbaar, maar de risico’s niet kleiner. Dus gewoon zorgeloos door pionieren en maar zien waar mazzel wordt ingehaald door pech. Je kunt je noodlot niet ontlopen, is niet eens zo’n raar gezegde. Fatalistisch? Nee, realistisch. 

 

172.   Wanneer is het lezen van kranten zinvol?

 

In de Volkskrant en de NRC staat dagelijks zoveel informatie dat je behoorlijk selectief en geconcentreerd moet lezen, willen in ieder geval de belangrijkste berichten ook indalen en voldoende beklijven. Oké, mensen met een fotografisch geheugen kunnen alles lezen en het dagen later ook nog reproduceren. Maar bij veel krantenlezers zakt het meeste wat ze gelezen hebben weer vrij snel naar de diepste kelders van het geheugen van waaruit het nooit meer tevoorschijn komt. Het vergiet-effect. Waarom lees je dan eigenlijk een krant? Zonde van de tijd lijkt me. 

 

Beter een paar zaken goed lezen en onthouden, dan alles spellen, waarna het in no time allemaal die bodemloze put in zakt. Zelf wil ik dat het lezen van kranten niet alleen leuk, verrassend, opwindend en interessant blijft, maar ook enig rendement oplevert. Dus het moet inzichten opleveren waarmee je de relevante wereld beter begrijpt. Om dat rendement er ook uit te halen, deel ik de krantenartikelen, snel scannend, in drie categorieën in. 

 

Categorie I: de onderwerpen die ik echt belangrijk vindt. Die artikelen lees ik volledig, kritisch en geconcentreerd. Probeer ze in een bredere context te plaatsen en vast te houden. Het kan gaan om opmerkelijke feiten, analyses, columns, boeken of interviews met types die echt iets te vertellen hebben. Vooral met die columns moet je hyperselectief zijn. We worden in bijna elke krant geteisterd door een ware wildgroei van columnisten. De meningenfabriek draait op volle toeren. Iedereen vindt overal wel iets van. Maar waarom moeten er zoveel van die meningen in een krant? Gelukkig is er maar een heel beperkt aantal columns dat echt vermakelijk of intelligent provocerend is, of waar je ook iets wijzer van wordt.

 

Categorie II:  grappige, verstrooiende of opmerkelijke ditjes en datjes over van alles en nog wat. Bv over sport, misdaad, muziek of human interest dingetjes. De belangrijke onbelangrijke dingen zeg maar. Meestal scan ik dit soort stukjes diagonaal en snel. Doe geen enkele moeite het te onthouden. In tegendeel. Maar om onverklaarbare redenen blijven toch heel wat van deze trivialiteiten behoorlijk lang in het geheugen hangen. Zoals, kan het nuttelozer, voetbaluitslagen. Dom brein. Wat kan de evolutionaire betekenis zijn van het tegen wil en dank onthouden van onnozele feitjes? 

 

Categorie III: artikelen waarvan ik direct aan de kop kan zien, dat ik ze kan overslaan. Dat gaat meestal automatisch, spontaan, zonder er over na te denken. In een split second. Het brein selecteert automatisch zonder dat JV er over hoeft na te denken of te beslissen. Toen ik er in het kader van dit stukje op ging letten, bleek dat ik de artikelen oversloeg met in de kop de volgende woorden: de slimste mens, zaaddonor, crematie, panda's, kinderen, ouderen, moeders, mode, transgenders, de Toppers, bible belt, Luxemburg, personeelsbeleid, auto's, André Rieu, roken en nog heel veel meer.  Maar ik blijf meestal wel met het wat vage gevoel zitten dat ik nooit zal weten wat ik heb gemist. 

 

Rendement-gericht lezen is dus vooral een mix van vluchtig scannen, scherp selecteren, overslaan, geconcentreerd lezen, duiden en slim opbergen. Vooral dat laatste is iets waarop je maar weinig invloed kan uitoefenen. Helaas.

 

173.   Toenemende robotisering: een zegen of een gevaar?

 

Tegenover de groeipessimisten die somberen over een periode van langdurige economische stagnatie, staan de optimisten zoals Andre McAfee die verwachten dat de komende decennia de vruchten van de digitale revolutie (eindelijk) geplukt gaan worden. Allerlei daaraan gerelateerde uitvindingen en nieuwe producten en diensten zullen geheel nieuwe economische sectoren van de grond tillen, te vergelijken met de impact van uitvindingen zoals elektriciteit, spoorwegen, auto en telefoon. Met booming effecten op de investeringen en werkgelegenheid. Sinds de uitvinding van de stoommachine is dat om de zoveel jaar gebeurd. Nu we inmiddels met z’n allen 100 maal slimmer zijn geworden en op technologisch gebied ‘the sky the limit’ is, is het niet logisch te veronderstellen dat het proces van technologische revoluties nu ineens zou stoppen.

 

Achter de AI, robotisering, de nanotechnologie, de kwantumcomputers en nieuwe ontdekkingen in de medische sector, de agrosector en de energiesector zal een veelheid van grote en kleine technologische projecten weg komen met brede sector-overschrijdende toepassingen. Projecten die ongetwijfeld ook interessante rendementen zullen opleveren en tot ongekende productiviteitsstijgingen kunnen leiden. Het gaat hier om nieuwe dimensies in het gebruik van technologie die ons gedrag, onze manier van leven en werken en onze maatschappij fundamenteel gaan veranderen.

 

Maar naast de algemene notie dat de veranderingen breed en diepgaand in hun effecten zullen zijn en het ongewenst, dan wel onmogelijk is om ze tegen te houden, hebben we nog geen idee op welke wijze, in welke mate en in welk tempo de veranderingen zullen plaatsvinden en wat precies de impact zal zijn. Wat zijn de positieve en negatieve effecten? Wie zijn de winnaars en wie de verliezers? En wat is de rol van overheid en wetenschap om e.e.a. in goede banen te leiden?

 

Ook onder de optimisten bevinden zich ‘denkers’ die vrezen dat de groei-explosies als gevolg van diep ingrijpende technologische revoluties niet alleen maar zegeningen zullen brengen. Allereerst is er het risico van een ‘winner takes all’-economie waarin een klein aantal succesvolle ondernemers de enorme buit gaan verdelen. In de tweede plaats is het waarschijnlijk dat ook veel witte-boorden-werk door apparaten wordt overgenomen. En waar moet de middenklasse dan haar inkomen mee verdienen? Is het schrikbeeld van een grote groep laag en middelbaar geschoolden die hun baan gaan verliezen reëel?

 

Volgens nogal wat onderzoekers wordt niet alleen het saaie routinewerk overgenomen, maar ook veel technisch, administratief, uitzoek- en advieswerk waarvoor nu een middelbare opleiding nodig is. En dat gaat grote groepen in de procesindustrie, de dienstensector en de quartaire sector raken. In aantallen die we nooit eerder meegemaakt hebben. Denken de insiders.

 

Het stimuleren van technologische vernieuwing is een must (anders zakken we als Nederland af naar de derde divisie), maar we moeten ook naar de negatieve gevolgen kijken om te voorkomen dat de ‘uitgestotenen’ het gaan blokkeren. Hetzelfde wat je nu al bij globalisering ziet: de ‘uitgestotenen’ wijten hun uitsluiten, werkloosheid of flexbaantjes - deels terecht - aan de globalisering, de arbeidsmigratie en de vrije markt en stemmen massaal op de populistische partijen die dat willen blokkeren.

 

Stel dat er inderdaad sprake zal zijn van een brede, nooit eerder vertoonde uitstoot van arbeid in een vrij korte tijd zonder dat er zicht is op veel nieuwe banen in andere sectoren. Er groeit dan een grote verarmde middenklasse met te weinig baankansen en werkzekerheid. Die gaat muiten. Ook politiek. Doorgroei van het populisme. Instabiele coalities. Chaos. Is nooit goed voor een economie. Hoe gaan overheden dit managen?

 

174.  Hoe meer je je ergert, hoe korter je leeft. 

 

Toen ze een setje werden, rookten ze beiden. Er werd wat afgepaft. Jaren lang. Op een zeker moment zag de één het licht en de ander pafte lekker door. En dan gebeurt het voorspelbare. De stopper wordt ineens een predikant die weet wat goed is en wat fout en gaat vanuit die zekerheden de doorroker bewerken. Niet aflatend, als een permanente druppel op een steen. Voor de bestwil van de ander natuurlijk.

 

Het mechanisme is vergelijkbaar met de werkwijze van een religieuze zeloot die ooit ongelovig was, maar recent bekeerd en nu niet-gelovigen vol overtuiging richting de hemel probeert te loodsen. De voormalige roker ziet het ook als zijn of haar plicht om anderen van het roken af te helpen. Daarvoor wordt dan alles uit de kast gehaald. Controleren. Ontmaskeren. Snuiven. Zuigen. Zeiken. Dreinen. Preken. Zwijgen. Ruziën. Alles is in deze strijd geoorloofd. Het doel heiligt de middelen.

 

Maar deze predikant is meestal geen hersenspecialist en kan zich moeilijk verplaatsen in de werking van andermans brein. De veronderstelling is ongetwijfeld dat de strijd gewonnen kan worden door iemand te blijven vermanen en ergeren. Gewoon 'uitroken' als het ware. Maar het effect is meestal nulkommanul. Nog erger: het doorsnee brein werkt zo dat al die aanvallen op het rookgedrag  zoveel  ergernis  oproepen, dat de hakken steeds stijver in het zand worden gezet. Zo van: ik laat mij toch niet dwingen om mijn pleziertjes op te geven? En om het gevoel van ergernis kwijt te raken, spoort het brein juist aan om nog eens een rokertje extra op te steken. Tel uit je verlies.

 

Vooral de mantra's "ik maak me druk om jouw gezondheid" en "als je stopt dan leef je langer" werken doorgaans als een rode lap op een stier. Het zijn ook makkelijk te ontzenuwen drogreden. Als de zorg om iemands gezondheid je echt aan het hart gaat, stop dan direct met het controleren en het preken. Want dat leidt tot zoveel opwinding, ergernis en stress bij de verslaafde dat het jaren van zijn leven kost. Want hoe meer ergernis, hoe korter het leven. En het leven wordt er per saldo ook bepaald niet leuker door.   

 

De predikant moet op enig moment toch inzien dat elke poging tot gedragsverandering in dit soort cases contraproductief werkt. Maar toch gaat ie door. Zelfs als ie zich voorneemt er mee te stoppen en dat ook hardop zegt, gaat ie een dag later gewoon door. ,,Ja, mij hoor je er niet meer over. Je doet maar". Het is blijkbaar een niet te onderdrukken behoefte. De preek moet er op de een of andere manier uit.

 

Al dat in de gaten houden en vermanen werkt niet alleen slecht uit op degene die van een rokertje houdt, maar ook de predikant zelf leidt schade. Door zich zo te focussen op het slechte gedrag van de ander, vergeet de predikant vaak om zichzelf ook een beetje in de gaten te houden. Alle energie die z'n brein moet gebruiken om de ander te bewaken en berispen, gaat ten koste van het eigen levensplezier en de eigen concentratie. Hij gaat zaken minder scherp zien en wordt vergeetachtig. En komt zo  sneller in de dementerende fase. 

 

Gelukkig heb ik zelf nooit gerookt. Althans niet 'over de longen'. Maar het is me wel opgevallen dat mensen pas met ongezonde hobby's zoals roken, drinken, spuiten of snuiven minderen of stoppen als ze er zelf van overtuigd zijn dat de kosten-baten-analyse van stoppen per saldo positief uitpakt. En met de roker die voortdurend belaagd wordt, is het net als met slagroom: hoe harder er in gekopt wordt, hoe stijver ie  wordt.

 

175.  Grootse daadkracht of met kleine stapjes doormodderen?

 

Op bijna  alle indicatoren die het welbevinden van mensen bepalen, scoort  ‘de wereld’ oneindig veel beter dan, pakweg, 50, 100 of 200 jaar geleden. Het menselijk lijden is sterk gereduceerd. Desondanks is er toch nog veel onrecht en menselijke ellende. Waarom pakken we dat dan niet voortvarend aan? We hebben er toch de middelen voor? Is het alleen een kwestie van groepsegoïsme en/of onvoldoende politieke wil? Het onvermogen om gezamenlijk grootse plannen op te stellen en uit te voeren? Of is het ook een kwestie ‘gebrek aan kennis’? Snappen we nog niet goed genoeg wat er precies ‘in het hele systeem’ gebeurt als we veranderingen in gang zetten? Want zijn de effecten van goed bedoelde acties niet zelden het tegenovergestelde van wat we beoogden?

 

Yuval Noah Harari legt in zijn laatste boek “Homo Deus” de complexe implicaties van kennisgroei uit. Nieuwe kennis leidt tot snellere economisch, sociale en politieke veranderingen. Maar om te snappen wat er echt gebeurt, gaan we nog sneller kennis vergaren, die alsmaar tot nog snellere en grotere veranderingen leidt.  Als gevolg daarvan wordt het steeds moeilijker iets van het heden te snappen of voorspellingen te doen over de toekomst. Hebben we enig idee hoe Europa er in 2050 uit zal zien? Geen enkel benul. We weten alleen bijna zeker dat het er onvoorstelbaar anders uit zal zien. Dat geldt voor alle systemen. De economie. Hoe we bestuurd worden. De militaire en geopolitieke verhoudingen in de wereld. Het ecologisch systeem. De grondstoffenposities. De ontwrichtende effecten van migratiestromen. Het zijn allemaal black boxen. We kunnen niets zeggen over hoe we dan leven, met elkaar omgaan of er uit zien.

 

Harari: ,,Niemand heeft ook maar enig idee waar we zo keihard naar op weg zijn. En omdat niemand het systeem als geheel meer snapt, kan ook niemand het tegenhouden…..onze economie zal instorten als we desondanks de rem weten te vinden, en als onze economie instort, stort onze maatschappij ook in. Want de moderne economie heeft constante, eindeloze groei nodig om zichzelf in stand te houden. Als de econome ooit stilvalt, komt de economie niet tot een knus evenwicht, maar valt de boel uit elkaar” (blz 63)

 

Als bovenstaande waarnemingen kloppen, dan moeten we ons weinig illusies maken over het gericht sturen op het ‘verbeteren van wereld’ c.q. op het snel uitbannen van onrecht en lijden. Het zal al een hele opgave worden om de wereld leefbaar te houden op het huidige niveau. Maar dat is geen reden om maar wat aan te klooien of bij de pakken neer te zitten.

 

We halen Karl Popper weer even uit de kast voor wat wijze raad. Hij vond dat het denkende deel van de natie de plicht had tot optimisme. Blijven werken aan verbetering van de maatschappij was zijn devies. Niet via grootse blauwdrukken waarmee de mensheid snel gelukkig gemaakt kan worden. Dat zal altijd uitmonden in totalitaire dictaturen. Verbeteringen moeten, aldus Popper, plaatsvinden via kleine stapjes: ‘piecemeal social enginering’.

 

Popper gebruikte verder de term ‘muddling through’ om aan te geven hoe we tot nieuwe inzichten, innovatie of effectieve politieke besluiten komen. Met doormodderen. Met vallen en opstaan iets bereiken. Via experimenten uitvogelen of iets werkt en dan opschalen. Het is vaak de enige weg. Wel vervelend voor de mensen die haast hebben.

 

176.  Onzinbanen schrappen, de zinnige banen eerlijk verdelen en iedereen een basisinkomen?

 

Peter de Waard schreef al weer geruime tijd geleden zo’n mooie column waarover je lekker een eind weg kunt filosoferen en fantaseren. Het gaat over ‘onzinbanen’. Hij voert hierbij de antropoloog David Greaber op die de term ‘bullshit-jobs’ muntte. Greaber betrok de stelling dat slechts 25%  van de banen in de westerse maatschappij goederen en diensten oplevert waar ook echt behoefte aan is; 75% draagt daar niets aan bij: onzinbanen dus. 

 

Nu kun je lang steggelen over definitie van onzinbanen, over wat echt ‘maatschappelijk nuttig’ is en dus over de precieze aantallen onzinbanen, maar dat er heel veel banen niet nuttig zijn of alleen nuttig zijn om niet-nuttige functies goed uit te kunnen voeren, kan iedereen in zijn eigen omgeving zien. De Waard geeft daar ook herkenbare voorbeelden van: juridische diensten, telemarketing, financiële diensten, pr-functies, talloze beleids- en managementfuncties en alles wat hier aan administratieve ondersteuning onder hangt. En maar vergaderen, notities schrijven en e-mails versturen. Daarnaast is er een groep die de macht heeft om vraagstukken en organisaties zo complex te maken dat alleen zij weten hoe het geheel moet worden bestuurd. Die complexiteit leidt tot nog meer macht, hogere inkomens en afhankelijkheid van grote groepen. Maar wat dragen zij echt bij?

 

Zet hier tegenover al die banen die wel direct bijdragen aan het welzijn/de behoeften van mensen, zoals de banen die betrekking hebben op zorg, voedsel, huisvesting, kleding, plezier maken, onderwijs, rommel opruimen en mobiliteit. Direct, effectief en efficiënt produceren voor de afnemers van deze ‘producten’, daar gaat het om.

 

De Waard haalt de conclusie van Greaber aan dat Keynes’ voorspelling uit 1930 inzake een 15-urige werkweek allang is gerealiseerd. Want over de hele linie wordt er allang gemiddeld (max) 15 uur per week zinvol werk gedaan. De rest heeft men opgevuld met bullshit jobs die niets bijdragen aan de behoeften van consumenten, maar louter zijn bedoeld om inkomens te genereren voor hen die in de sectoren met zinvolle banen geen emplooi kunnen vinden. Voor een groot deel niet meer dan een dure vorm van werkverschaffing. 

 

Een gedachten-experiment. Stap 1. We skippen alle banen die direct of indirect niet bijdragen aan maatschappelijk nuttige goederen en diensten. Bv door er als overheid niet meer voor te betalen. Als consumenten er geld voor over hebben moeten zij dat weten.

 

Stap 2. De overgebleven banen verdelen we zo eerlijk mogelijk over de degenen die kunnen werken. Er moeten wel zoveel mogelijk mensen meedoen. Want het is fair dat in beginsel iedereen de lasten en lusten van een baan krijgt. Alleen maar niksen en consumeren is niet goed voor de mens. (dit is moreel uitgangspunt). Maar het is ook niet eerlijk tegenover degenen die wel de lasten van een baan moeten dragen. (een rechtvaardigheidsbeginsel)

 

Stap 3. Iedereen krijgt een basisinkomen dat in beginsel voldoende is om van te leven. In combinatie met de inkomsten uit een (zeg) 15-urige werkweek moet er toch nog behoorlijk geconsumeerd kunnen worden. Maar vooral: zou het nationale welbevinden niet enorm stijgen als iedereen alleen nog maar werk zou hoeven te doen dat evident 'maatschappelijk nuttig' is? Er rest nog wel een probleempje: hoe gaan we dit plan ‘verkopen’ en daarna uitvoeren?

 

177.   De fascinerende wereld van de hersentechnologie

 

Wat kunnen we nog allemaal aan het brein verbeteren? Wat moeten we verbeteren? En in welk tempo gaat dat? De evolutie heeft er honderden miljoenen jaren over gedaan om van een (bijna) hersenloze amoebe te muteren naar een Homo Sapiens met een brein van 1.5 kilo. Het is onvoorstelbaar wat wij daar mee kunnen, tenminste vergeleken met wat onze voorgangers met hersens van een paar ons konden. Die evolutie van ons brein gaat natuurlijk gewoon door. Zo’n proces stopt nooit.

 

Maar het gaat wel heeeel erg langzaam. In het tijdsperspectief van ‘ons mensen’ kun je ook zeggen: het schiet niet op. Terwijl onze hersens bepaald nog niet ‘af’ zijn. Ze kunnen veel, maar hebben nog veel onvolkomenheden. Dat gaat ons opbreken. De problemen waar we op deze planeet voor komen te staan, worden steeds complexer en urgenter. En ons brein kan ze nog niet aan. Dat moet allemaal beter, willen op termijn kunnen overleven.

 

‘Survival of the fittest’. Deze motor van de evolutie heeft de menselijke soort heel ver gebracht. Langzame verbeteringen die ons steeds weer beslissende voordelen heeft gegeven t.o.v. andere soorten. Maar omdat het normale evolutieproces veel te langzaam gaat om onze hersens te upgraden naar een hoger niveau zullen we het moeten hebben van de hersentechnologie. En dat treft. De ontwikkelingen op het terrein van de hersentechnologie gaan heel snel. Met scans komen we steeds meer te weten over het functioneren van de hersenen en hoe die functies zijn te beïnvloeden. En het is een kwestie van tijd voor we met chemische prikkels, nanotechnologie en sensoren onze hersencapaciteit substantieel kunnen vergroten en ons brein beter kunnen besturen. De draadloze koppeling van onze hersens aan een extern modem is geen sciencefiction.

 

Zaken die we willen vergeten? Deleten via het modem. Alles willen weten over de geschiedenis in een bepaalde periode? Dat halen we via het modem ons brein binnen. Alles wat we willen onthouden ook onthouden of de meest complexe problemen oplossen? Onze kunstmatige vergrootte hersencapaciteit kan het aan. Sombere gevoelens simpel uit het brein verwijderen zonder nadelige effecten op andere functies? Het is een kwestie van nog een paar jaar.  Hoop ik.

 

178.  De ziel trekt een zware wissel op de fantasie.

 

Als je voldoende wijn hebt gedronken ga je er misschien wel in geloven. Waarschijnlijk is het om die reden dat de bodem van de wijnfles er naar is vernoemd. Maar het wordt in veel meer betekenissen opgevoerd. Je schijnt er mee onder je arm te kunnen lopen. Je schijnt er op te kunnen trappen. Je schijnt ze ook te kunnen winnen. En je schijnt ‘m voor een hoge prijs aan de duivel te kunnen verkopen. Mooie metaforen, maar waar slaat het op? We hebben het hier over de entiteit ‘ziel’. Wie kent ‘m niet?

 

Maar het is zoals met God, hel en hemel: slechts weinigen kunnen er zich een voorstelling van maken. Niemand heeft de ziel ooit gezien, gesproken, gevoeld of gemeten. Het is religieuze constructie, uitgevonden om een bepaald doel te dienen. Namelijk om het leven na de dood in het hiernamaals aan gelovigen te kunnen slijten. Want als het lichaam met alles er op en eraan tot as vergaat, moet er toch nog iets kunnen ‘opstijgen’. Wie of wat moet er anders lol in het paradijs maken of branden in de hel?  

 

De ziel bood uitkomst. Als het onzichtbare en onsterfelijke deel van de mens dat volgens de gelovigen maakt dat je ook na het aardse bestaan blijft voortleven. Het Hebreeuwse woord nefesh betekent letterlijk “een schepsel dat ademt”. Ook dit gaat mijn voorstellingsvermogen en gevoel voor logica verre te boven. Ik verneem dat ademen natuurlijk ook wel, maar dat is van mijzelf. En als ik dood ben, weet ik zeker dat er niets meer van mij is dat ademt. Dood gaan is juist: je laatste adem uitblazen. Of zou die ziel er dan stiekem, al ademend, gewoon vandoor gaan?

 

Ik heb nog nooit een argument gehoord of gelezen dat het fenomeen ziel aannemelijk maakt. Zelfs een heldere definitie van het begrip is nergens te vinden. Er is dan ook nulkommanul wetenschappelijk bewijs dat de Sapiens, in tegenstelling tot varkens, een ziel zouden bezitten. Het hele idee van een ziel druist in tegen de meest basale principes van de evolutieleer, waarin eencellige amoeben zich via een eindeloze reeks mutaties in vele miljoenen jaren tot de Homo Sapiens hebben ontwikkeld. Hoe zou de ziel hier in moeten passen?

 

Heeft de ziel zich over die miljoenen jaren mee geëvolueerd? Bij een oog of bij hersens kun je je qua evolutie nog iets voorstellen. Maar wat moet er in godsnaam aan een ziel evolueren? Eerst een heel klein amoebezieltje, om stapje voor stapje uiteindelijk een echte grotemensenziel te worden? Of was er op enig moment ineens een echte mensenziel? In de overgang van de mensaap via Homo Erectus naar de Homo Sapiens werd er op een bijzondere dag een kindje geboren met een ziel, terwijl de moeder en vader die nog niet hadden? Je moet dus wel een verdomd sterk geloof hebben (of onnozel zijn) om het fenomeen ziel acceptabel te vinden.

 

De bewijslast in dit soort situaties ligt natuurlijk altijd bij degenen die beweren dat zo’n entiteit bestaat en niet bij hen die het apekool vinden. Wel jammer dat de gelovers zich er altijd vanaf maken met de dooddoener dat het hier om een mysterie gaat en dat het bestaan van een ziel niet bewezen hoeft te worden, maar dat je er gewoon, met de ratio op nul, in moet geloven. Nu kun je zeggen ,,ach, laat ze toch lullen, even goede vrienden”, ware het niet dat er vele miljoenen het slachtoffers van die onzin zijn geworden en nog zijn.

 

179.  Ons bewustzijn? Nee, ingebouwde algoritmen bepalen veel, zo niet alles.

 

Elke entiteit die “iets doet” met data werkt met algoritmen. Een computer. Een cel. Een dier. Een mens. Een algoritme is een vaste reeks stappen die gebruikt kan worden om berekeningen te maken, om problemen op te lossen of om beslissingen voor te bereiden of zelfs te nemen. Via algoritmen worden in complexe situaties met veel variabelen kansen berekend, afwegingen en keuzes gemaakt en acties verricht. Hoe slimmer de algoritmen hoe groter de kansen op ‘overleven’.

 

In feite is het hele menselijke functioneren gebaseerd op algoritmen die zijn vastgelegd in cellen, genen en hersens. De algoritmen zijn een kernonderdeel van de evolutie. Ze zijn de motor van de natuurlijke selectie. Ze bevatten de programmatuur op basis waarvan celdeling plaatsvindt en bepalen wie overleeft en wie niet. Algoritmen beschikken ook over een feedbackoptie. Zij leren van ervaringen.

 

De meest aansprekende algoritmen zitten in ons brein. Een razend ingewikkeld systeem. Met meer dan 86 miljard neuronen, die met elkaar in verbinding staan via talloze, zeer complexe netwerken. Als miljarden neuronen miljarden elektrische signaaltjes heen en weer sturen, ontstaat er een grote variëteit aan output: gedachten, opvattingen, inzichten, herinneringen om keuzes te maken, maar ook al onze subjectieve ervaringen en emoties zoals woede, angst en pijn. De grootste vragen zijn nu: welke krachten zetten die elektrische interacties in gang? En hoe wordt bepaald tot welke output die interacties leiden? Waarom wordt de één na een bepaalde stimulus woedend en laat de ander het van zich afglijden? Is er een autonome ‘ik’ die die miljarden elektrische interacties na een bepaalde impuls een gewenste kant op kan sturen?

 

Of er zo’n autonome ‘ik’ in het brein bestaat, die alles stuurt en dus ook invloed kan uitoefenen op gevoelens zoals woede en angst, is vooral een kwestie van geloof. Het lijkt tamelijk onwaarschijnlijk. Want die ‘ik’ zou toch een soort alles begrijpende God moeten zijn om zulke complexe processen met talloze hersenacties in de gewenste richting te kunnen sturen. En dat vaak ook nog met de snelheid van het licht. Volgens een groot deel van biomedische wetenschappers zijn het m.n. de algoritmes die we bij de geboorte meekrijgen, die de elektrische impulsen in ons brein sturen. Volgens vaste patronen. In een nanoseconde wordt er reflexmatig gereageerd op impulsen vanuit de omgeving. Omdat die algoritmen ook een feedbackfunctie hebben waarmee ze kunnen leren van ervaringen wordt ook aan factoren zoals opvoeding een zekere betekenis toegekend.

 

Maar dan blijft altijd weer de vraag: wat blijft er nog te sturen over voor de ‘vrije ik’? Het meest voor de hand liggende antwoord verdraagt zich niet met ons rechtssysteem. Na een moord verwijzen naar je 'kwaadaardige' algoritme waar je ook niet voor hebt gekozen, valt bij de meeste rechters niet in een vruchtbare voedingsbodem. Het kan niet anders, maar het heeft wel iets onrechtvaardigs.

 

180.  Van Homo Erectus via Homo Sapiens naar Homo Deus.

 

Hongersnood, ziekte en oorlog. Duizenden jaren lang stonden ze geramd bovenaan het lijstje van ‘belangrijkste doodsoorzaken’. Overal en op elk moment bepaalden ze het dagelijks leven van mensen. Tot welke goden ze zich ook richtten, generatie na generatie bleven ze met miljoenen tegelijk sterven door honger, epidemieën en geweld. Tot halverwege de twintigste eeuw werd het dagelijks leven van de meeste mensen in grote delen van de wereld nog vooral beheerst door onvoorstelbare en uitzichtloze ellende waar de meeste wereldburgers van dit moment zich geen voorstelling meer van kunnen maken. Altijd angst. Veel pijn. Vroeg dood.

 

Pas de laatste paar decennia is het ons gelukt honger, ziekte en oorlog tot een ongekend laag niveau terug te dringen. Natuurlijk zijn er nog steeds regio’s waar met wreed geweld conflicten worden uitgevochten. Maar toch …85% van de mensheid leeft in regio’s die al vele jaren ‘oorlogsvrij’ zijn. Ook breekt er nog incidenteel ergens wel eens een epidemie uit, maar er gaan geen miljoenen per jaar meer aan dood. En datzelfde geldt voor honger. Geen regelmatige structurele regionale hongersnoden meer, waaraan honderdduizenden tegelijk dood gaan. En als er ergens door politiek geweld of droogte voor grote groepen de hongerdood dreigt hebben we de voldoende voorraden, financiën, organisatie en logistiek om dat te voorkomen. Alleen de politieke wil ontbreekt soms.

 

In tegenstelling tot de voorafgaande duizenden jaren weten we nu verdomd goed hoe we geweld, ziekte en honger kunnen voorkomen. We zouden het wereldwijd kunnen uitbannen. Kennis en middelen te over. Maar het wordt gefrustreerd door machtspolitici, religieuze fanatici, egoïsten en zotten. Voor wie het gaat om de feiten en het hele mondiale plaatje, zijn de megaverschillen tussen vroeger en nu niet te ontkennen. Yuval Noah Harari vat het kernachtig samen in zijn boek “Homo Deus” (2015): ”Voor het eerst in de geschiedenis sterven er mee mensen aan te veel eten dan aan te weinig eten, sterven er meer mensen aan ouderdom dan aan infectieziekten en plegen er meer mensen zelfmoord dan er in totaal gedood worden door soldaten, terroristen en criminelen”. (blz 14)

 

Mensen die beweren dat de wereld van nu even hongerig, ziek en gewelddadig is als vroeger houden, aldus Harari, bewust een defaitistisch wereldbeeld in stand. Het zijn feitenontkenners die hun opvattingen vooral door emoties of politiek gewin laten bepalen.

 

De kernvraag die Harari in Homo Deus prachtig uitwerkt is: nu we zover zijn gekomen met het sterk reduceren van honger, ziekte en oorlog: wat zijn dan de grootste uitdagingen voor de mensheid in de komende eeuw? Volgens Harari: 1. het eeuwige leven 2. het biomedische geluk en 3. het technologisch upgraden van mensen. Ofwel de groei van Homo Sapiens naar Homo Deus. Kennis groeit met een exponentiele snelheid. Het nu nog ondenkbare wordt op enig moment technisch mogelijk. Het lijkt meer een kwestie van ‘willen we het?’, dan van ‘kunnen we het?’.  

181.  De Oerknal: van het absolute ‘niets’ in een paar seconden naar een onmetelijk heelal

 

Er zijn weinig fenomenen die mij zo fascineren als het ontstaan en functioneren van het heelal en de onmetelijke omvang ervan. Miljarden !!! sterrenstelsels zijn er gespot en in elk van die sterrenstelsels suizen er miljarden !!! sterren en planeten rond. In vaste banen draaien de planeten met hoge snelheden om ‘hun’ ster, gedreven en bijeengehouden door de zwaartekracht. Deze aantallen even goed laten indalen.

 

Het sterrenstelsel waarin 'onze' zon/ster met haar planeten figureert, is dus niet meer dan een zandkorrel in het universum. De afstanden tussen de sterrenstelsels bedragen vele miljarden km en worden gemeten in lichtjaren; dat is de afstand die het licht in 1 jaar aflegt: 9.000 miljard km. De afstand van onze Melkweg tot het dichtstbijzijnde sterrenstelsel, de Andromedanevel, is 2.5 miljoen lichtjaren. Met ongeveer 100 tot 140 km/sec raast deze Andromedanevel op de Melkweg af. Over ongeveer 4.5 miljard jaar zullen zij botsen, of samenvoegen. Dat duurt nog even dus. Dit soort afstanden, snelheden, ‘reistijden’ en gebeurtenissen gaan ons bevattingsvermogen te boven. Van alles wat ik over de ontstaansgeschiedenis van het heelal lees, kan ik hooguit 10% volgen en dan rond ik het nog heel stoer ver naar boven af.

 

Vooral over het begin van dit alles, de Oerknal, de Big Bang, 13.7 miljard jaar geleden, kun je je klem lezen. Vragen te over waarover je eindeloos kunt fantaseren. Wat was er voor de oerknal? Niets? En dan op enig moment !!! is er 'iets' waarmee alles startte? Materie? En waar kwam deze materie dan vandaan? Welke krachten zetten dan vervolgens die startmaterie zodanig in beweging dat het in fracties van seconden uitdijde tot zoiets onmetelijk groots met miljarden sterren en planeten? En binnen 3 minuten, zo hebben ‘outstanding’ wetenschappers berekend, dijde het hele handeltje uit tot 98% van het huidige heelal.

 

Hoe lang gaat dat uitdijen eigenlijk nog door? Oneindig lang of is er een moment dat het stopt en het weer gaat inkrimpen? Tot we weer eindigen bij het grote niets? Dus van niets naar iets en via oneindig groot weer terug naar niets? Hier kan het denkende deel van de hersens volledig geblokkeerd van raken, maar het fantaserende deel wordt er juist door geprikkeld.

 

Dat geldt ook voor de vraag wat we ons moeten voorstellen bij de grenzen van het heelal. Dat roept bizarre beelden op. Wat ligt er achter die grenzen? Niets? Of een ander universum? De deskundigen verschillen van mening, maar zelfs de knapste koppen op dit terrein hebben (nog) geen bewijs voor hun vermoedens. De wetenschappers die rond deze vragen hun onderzoek doen en de essentie van het heelal en haar ontstaansgeschiedenis het beste begrijpen, moeten briljant zijn. Hun icoon, het genie Stephen Hawking, fysiek een wrak, kon lopen noch praten, maar had wel het superbrein, dat tot dusver de meest baanbrekende antwoorden op al deze vragen heeft gegeven.

 

Voor wetenschappers die antwoorden kunnen bedenken op de complexe vragen over het heelal, moet het bedenken van oplossingen voor de klimaatcrisis en wereldvrede toch een peulenschil zijn.

 

182.  Van microben naar rechtop lopende denkmachines

 

Niet alleen het ontstaan van het universum is een ‘dingetje’, maar ander fenomeen dat voor een gemiddeld brein lastig te pakken is, is de sprong van eencellige microben naar de mens. Ruim 9 miljard jaar na de Big Bang transformeerden 4.3 miljard jaar geleden dikke gaswolken zich tot een brok vaste materie dat we Aarde zijn gaan noemen. En dan, heel lang daarna, op de tijdschaal nog maar heel kort geleden, zien we een bijna niet te doorgronden fenomeen: via eindeloze mutaties evolueren minuscule microben (waar kwamen ze vandaan?) in honderden miljoenen jaren via dieren en mensapen tot rechtop lopende denkmachines.

 

De denkende mens is als soort nog maar 400.000 jaar oud. Hoewel deze grens steeds verder naar boven wordt bijgesteld. Het blijft een speldenprik op de tijdschaal. Het laatste woord in een boek met duizend dichtbeschreven bladzijden. De mens, mede mogelijk gemaakt door de unieke combinatie van helium, waterstof, koolstof, zuurstof en stikstof in de atmosfeer rond onze planeet. Een paar procent minder zuurstof in de lucht en de mens had nooit bestaan. Zouden er meer planeten zijn waar deze unieke combinatie van factoren de ontwikkeling van denkende wezens mogelijk heeft gemaakt? Met zoveel miljarden planeten is dat wel waarschijnlijk. Alleen de kans dat we daar ooit achter komen, is nihil. Alleen al vanwege de mega-afstanden. Kansrijke planeten, met mogelijk vergelijkbare combinaties mensvriendelijke omstandigheden, bevinden zich op talloze lichtjaren afstand. En de kans dat wij zulke afstanden kunnen overbruggen, is even klein als de kans dat wij als mensensoort zullen overleven. Nul.

 

Vragen, lezen, denken, nieuwe vragen, zuchten, steunen, fantaseren.....het stokt.....dit brein produceert geen nieuwe inzichten en beelden over deze briljante evolutie die leiden tot een aha-erlebnis. Maar we blijven het proberen.

 

183.    Survival of the fittest? Hoe je zelf te redden als je niet tot ‘the fittest’ behoort?

 

Helpen we de pechvogels of moet iedereen zich zelf maar redden?  Sinds Darwin is er de breed gedragen visie dat alle levende soorten een strijd om het bestaan (moeten) voeren om te kunnen overleven. De soorten die zich het best kunnen aanpassen aan de veranderende omstandigheden overleven en soorten die dat niet kunnen, lopen grote kans om uit te sterven. Sociaaldarwinisten zijn van mening dat die leer van de ‘survival of the fittest’ ook relevant is voor de mensenmaatschappij. De sterksten/slimsten/ best geëquipeerden hebben de meeste kans om die strijd te overleven. Zij houden een samenleving vitaal en dynamisch. In dat proces moeten overheden zo min mogelijk ingrijpen, anders wordt de soort als geheel (de maatschappij dus) verzwakt.

 

Mensen die in slechte situaties zitten, zo redeneren sociaaldarwinisten door, hebben dat meestal aan zich zelf te wijten. ,,Eigen schuld dikke bult” is de populaire variant van deze opvatting. Iedereen krijgt kansen genoeg, maar sommigen grijpen die niet, hebben nu eenmaal geen doorzettingsvermogen, zijn lui of zijn niet slim genoeg. Ze hebben te weinig opleiding, nemen steeds de verkeerde beslissingen, zijn vaak werkloos of hebben de slechtste baantjes, hebben te weinig geld en wonen in de slechtste buurten. Daar komt nog eens bij dat ze vaak ongezond leven c.q. te veel eten, roken en drinken. En ze krijgen ook nog eens (te veel) kinderen die meestal ook niet aan deze armoedeval kunnen ontsnappen. Ze dragen niets bij aan een vitale samenleving. Ze zijn slechts een last.

 

Aldus de sociaaldarwinisten, die, zoals gezegd, vinden dat de overheid hier weinig tot niets aan moet doen. Zonde van het geld en het helpt toch niets. Voorwaar een heldere opvatting. Hoewel er ook in Nederland heel wat mensen zo denken, hebben wij hier weinig politieke partijen die zulk een extreem gedachtengoed expliciet tot beleid durven maken. Toch is er tot dusver ook geen effectief beleid gevoerd dat heeft voorkomen dat pechvogels (soms generaties) in de hoeken blijven zitten waar de klappen vallen en daar maar niet uit (kunnen) komen. De armoede en ongelijkheid blijft ook hier groot.

 

Tegenover de sociaaldarwinisten staan de humanisten en andere sociale stromingen die van mening zijn dat ieder mens het recht heeft op waardig leven, op vrijheid en op het nastreven van geluk. En als mensen in een positie zitten waarin zij dat niet (alleen) kunnen realiseren, moeten ze daarbij geholpen worden. Want velen komen buiten hun schuld door geboorte, toeval of pech in een startpositie terecht waarin ze bij voorbaat kansloos zijn, dan wel aanzienlijk minder kansen hebben dan de medeburgers met meer mazzel.

 

Wat zijn daarbij de bepalende factoren? Er zijn een paar zeer doorslaggevende. Krijg je veel of weinig hersens mee? Deugt je opvoerding wel of niet? Ben je gezond of niet? Krijg je wel of geen zinvolle opleiding? Stelt het verkregen genenpakket je in staat om door te zetten, om je driften adequaat te sturen of om sociale contacten te onderhouden? Dit alles 'krijg je mee', in bepaalde hoeveelheden.

 

Je moet dus maar afwachten waar de wieg staat van waaruit alles begint. Die plaats is van doorslaggevend belang en wordt volledig door het toeval bepaald. Sommigen krijgen al in die startsituatie alles mee, anderen krijgen niets dan ellende en slechte voorbeelden. Pechvogel word je dus door toeval en meestal niet door bewuste eigen keuzes. En zelfs als je alles vanaf het begin 'mee hebt', dan nog kun je op een onbewaakt moment zomaar op het verkeerde moment op de verkeerde plaats zijn; een duister steegje ingetrokken worden en vervolgens in een doolhof van ellende terecht komen, waar je alleen niet meer uitkomt.

 

Moeten overheden de sneue types die door pech in uitzichtloze situaties terecht zijn gekomen extra helpen? Op zich is daar in Nederland een vrij brede consensus over. Ja, dat moet. De politieke verschillen zitten ‘m vooral in de antwoorden op de vraag “waar eindigt de verantwoordelijkheid van de overheid en waar begint de eigen verantwoordelijkheid van het individu?” Rechts vindt dat de overheid in Nederland al meer genoeg en soms te veel doet. (,,we pamperen te veel”). Links vindt dat de zwakkeren (wanneer ben je dat overigens?) nog te veel aan hun lot worden overgelaten.

 

Het is makkelijk om hier in abstracte, politieke termen iets van te vinden, maar het zal altijd moeilijk blijven om in concrete situaties uit te maken wat wel of niet rechtvaardig of humaan is. Wanneer is het moment b.v. gekomen dat we tegen X zeggen: ,,nu is het mooi geweest met jou, alle hulp is ingezet, nu kún je jezelf redden. Nee, nu móet je jezelf redden"? Wat moet je dan vervolgens met de reactie: ,,Ik heb het echt geprobeerd, maar het lukt me niet?" Moet je misschien accepteren dat elke samenleving een bepaald kwantum pechvogels heeft dat zichzelf gewoon niet kan helpen en misschien ook niet te helpen is ?

 

184.   Met integriteit en loyaliteit valt niet te marchanderen

 

Van alle fouten die iemand in zijn werkleven kan maken, zijn fouten die betrekking hebben op integriteit en loyaliteit het zwaarst aan te rekenen. Omdat die fouten veel zeggen over iemands karakter en morele kompas. Ze blijven ook 'aankleven'.

 

Je kunt op bepaalde momenten te goeder trouw evident verkeerde zakelijke beslissingen hebben genomen. Je gaat voor de bijl. Jammer dan. Kop er af, of niet, maar je hoeft er niet voor weg te kruipen. Of je hebt iemand ten onrechte veel te hard aangepakt. Uitermate pijnlijk, maar dat kan gebeuren. Je moet door het stof, biedt je excuses aan en dan moet je weer met elkaar ‘on speaking terms’ kunnen komen. Ook is het denkbaar dat op enig moment blijkt dat je niet de ‘skills’ hebt om je job goed uit te voeren, je kunt het gewoon niet. Nou en? Gewoon iets anders gaan doen. Niemand neemt het je kwalijk. Bij al deze voorbeelden gaat het niet om karakterfouten, maar om verkeerde inschattingen. Je hoeft je er niet voor te schamen.

 

Maar iemand bewust beschadigen, iemand op een stiekeme manier in een kwaad daglicht stellen, sfeertjes creëren waarmee je iemand in de problemen brengt, vertrouwen beschamen, laf wegkijken of negeren als iemand je nodig heeft of karaktermoord plegen met een actie waartegen een ander zich niet kan verdedigen: het is allemaal laakbaar gedrag dat duidt op karakterfalen. Op een gebrek aan integriteit.

 

Integriteit (oprechtheid/eerlijkheid/betrouwbaarheid/normbesef) behoort in het menselijk verkeer de absolute norm te zijn. Daarnaast heb je ook het vraagstuk van de loyaliteit (trouw).  In de publieke sfeer behoort integriteit boven loyaliteit te gaan. Je kan niet loyaal te zijn aan je baas of collega als dat ten koste gaat van je integriteit. Dat soort loyaliteit hoort meer bij de maffia-scene. 

 

En bedenk: je kunt niet een beetje integer zijn. Met onoprecht, laf, stiekem of onethisch gedrag zul je op enig moment door de mand vallen. Je straatje schoonvegen helpt niet meer. Je scoort verborgen minachting, ook als je er nooit rechtstreeks op wordt aangesp

185.  Meninkjes te over, maar slechts weinig debat

 

Mensen met ideeën en opvattingen willen die graag op een constructieve manier kunnen bespreken. Dynamische organisaties die daar oog voor hebben stimuleren en faciliteren een bloeiende debatcultuur. En dan bedoel ik natuurlijk niet het oeverloos beppen over van alles en nog wat. Ook niet de vaak wat bloedeloze vergaderingen over steeds dezelfde soort onderwerpen zonder dat je idee hebt ietsjes verder of dieper te komen.

 

Wat ik bedoel zijn collegiale consultaties over vraagstukken die je bezig houden en die wat dieper gaan dan de waan van de werkdag. Je denkt interessante opvattingen te hebben over zaken die belangrijk zijn voor de organisatie en wil die graag toetsen aan wat anderen vinden. In een stimulerende debatcultuur is er een soort honger om met elkaar in gesprek te gaan en elkaar te bevragen of te overtuigen. Niet om gelijk te krijgen, maar om samen een paar stappen verder te komen. Nieuwe dingen bedenken. Zaken beter laten lopen. Grenzen verleggen. Debatteren is een combinatie van kunde en spel en vraagt om voldoende inhoudelijke kennis over het onderwerp en een oprechte geïnteresseerdheid in de argumenten van je ‘opponenten’.

 

Helaas beperkt debatteren zich in de Nederlandse organisatiecultuur vaak tot het ventileren van opinies, zonder veel tijd te steken in deugdelijke redeneringen en argumenten. De één vindt wat, vaak op basis van 'een gevoel', vervolgens laat de 'opponent’ weten dat ie een andere opvatting heeft, waarna er wordt geconstateerd dat ,,we het niet met elkaar eens zijn…en ... dat moet kunnen.” Vooral niet te veel diepgang, vooral niet te veel argumenten aandragen of terug vragen, want dan zou je wel eens als te dominant of gelijkhebberig kunnen overkomen. Debatteren komt vaak niet uit boven het niveau van ’meninkjes uitwisselen’. En meningen…. die hebben we allemaal in overvloed, overal over. Dat zit wel goed. Daarin zijn we niet bescheiden. Als we maar niets (aan elkaar) hoeven uit te leggen of te onderbouwen met feiten, argumenten, analyses of een sluitende redenering. Ieders mening is blijkbaar even legitiem, hoe veel of weinig je ook van het onderwerp weet.

 

Debatteren kent echter een andere insteek. Niet de mening staat centraal, het gaat vooral om de kwaliteit van de argumenten, waarmee die mening onderbouwd wordt en die het inzicht in een onderwerp kunnen vergroten. In het debat word je uitgedaagd om de eigen argumenten goed te doordenken en te scherpen, waarna je hoopt dat ook je ‘opponent’ zo sterk mogelijke argumenten bedenkt. Debatteren is vooral ook serieus in willen gaan op de argumenten van de ander, daar tijd en denkkracht in willen stoppen. Daarmee toon je ook respect aan de ander. Waarom gebeurt dat zo weinig? Hoewel ‘geen tijd’ vaak als reden wordt gegeven, is het meestal een kwestie van ‘er geen tijd voor willen vrijmaken’, dus in feite: ‘er geen zin in hebben'. Op zich is dat natuurlijk een zeer legitiem argument.

 

Logisch-consistent redeneren en deugdelijk argumenteren, en dat ook ‘voor de groep’ durven te doen, zijn kwaliteiten die je kunt leren. Volgens mij zijn managers die graag en goed debatteren en die zich bekwaamd hebben in de kunst van de retorica, van grote betekenis voor de dynamiek in een organisatie. En dat geldt natuurlijk ook voor niet-managers. Het zou een competentie moeten zijn waarop goed gescoord moet worden. Er zijn ongetwijfeld organisaties waarin op dit punt nog winst te boeken is.

 

186.  De surrealistische dimensies van ons bestaan.

 

Alles is een kwestie van perspectief. In 500 kubieke meter slootwater krioelen miljarden organismen. De meeste zo klein dat ze alleen onder een microscoop te zien zijn. Ze hebben geen weet van ‘ons mensen’. Voor die organismen zijn de afstanden in die sloot gigantisch. Ze hebben geen idee wat er 100 meter verderop in de sloot plaatsvindt. Dat is ook zo’n beetje het perspectief van de mens t.o.v. het ons omringende heelal. Miljarden sterren omgeven door nog veel meer planeten in miljarden sterrenstelsels. We hebben weinig tot geen kennis van wat zich daar allemaal afspeelt. En vanwege de afstanden van vele lichtjaren zullen we dat waarschijnlijk ook nooit te weten komen.

 

Maar onze knapste koppen blijven zich er in verdiepen. Dus wie weet. Misschien komen ze ooit nog eens tot de ontdekking dat wij mensen, onze aarde en ons heelal, zonder dat we er enige weet van hadden, door een veel grotere entiteit dan ons heelal op dezelfde manier worden bestudeerd als wij het leven in die sloot bestuderen. Ons heelal ligt als het ware onder de microscoop van die reuze entiteit, die ziet dat op een aantal planeten levende wezens druk heen en weer schuifelen. Oké, het vraagt wel wat van onze fantasie.  

 

Yuval Noah Harari maakt het in zijn boek “Homo Deus” nog mysterieuzer. “Misschien droom ik mijn hele leven wel en is iedereen die ik tegenkom gewoon een personage in mijn droom? Of, nog een stapje verder, misschien zit ik wel in een virtuele wereld en zijn alle personen die ik zie alleen maar simulaties? En aangezien er maar één echte wereld is, terwijl het aantal potentiële virtuele werelden oneindig is, is de kans dat jij toevallig in die enige echte wereld zit zo goed als nul”. (blz 131). We zullen nooit kunnen bewijzen dat dit niet zo is.

 

187.  Onmisbaar in het leven? Het vermogen te verwonderen en bewonderen.

 

Cynische mopperkonten hebben heb het vaak moeilijk met het wereldje waarin zij moeten leven en de mensen die zij daarin tegenkomen. Nooit is het glas half vol, maar meestal bijna helemaal leeg. Zij hebben doorgaans een kwaadsappige kijk op hun medemens en zijn daar ook niet echt in geïnteresseerd. En ze hebben al helemaal niets met mensen die boven het maaiveld uitsteken.

 

Eigenlijk zijn deze misantropen, die geen vreugde kunnen bieden, maar ook niet kunnen ontvangen, niet alleen een last voor anderen maar ook voor zichzelf. Ze zijn vooral beklagenswaardige omdat ze een essentieel gen missen, namelijk het vermogen om te verwonderen en om te bewonderen. Maar waar moet je dan je ‘geestelijke inspiratie’ vandaan halen?

 

Niet uit de harde waarheid dat het leven ‘an sich’ geen meter zin heeft: je was er nooit, je bent er maar heel even en daarna nooit meer. De mens is een volstrekt nutteloos natuurverschijnsel. Het product van een evolutionaire toevalligheid. De celmutaties in de afgelopen miljarden jaren hadden maar een beetje anders hoeven te verlopen of de Homo Sapiens was er niet eens geweest. En als de aarde maar een klein stukje verder van de zon had gestaan ook niet.

 

Dit wetende is het enige wat je tijdens dit ultrakorte bestaantje kunt doen: je er een beetje aangenaam doorheen rommelen. Anders had je er beter helemaal niet kunnen zijn. Wat voor de meeste mensen, de pechhebbers, ook het geval zal zijn. Maar als je wel wat mazzel hebt, dan kun je het doorgaans saaie en routinematige leventje vooral enige kleur te geven, misschien zelfs interessant maken, door zoveel mogelijk te verwonderen en bewonderen.

 

Je verwonderen over al die spannende, bizarre, onbegrijpelijke, dwaze, vreselijke en leuke dingen, mensen en gebeurtenissen die je dag in dag uit kunt horen, zien en lezen. Dat alles observeren, in laten dalen en daarover doordenken: je er dan boos over maken of ervan gruwen, je erover vermaken of ervan genieten. Hier kun je een boeiend tijdverdrijf van maken. En op al deze punten kunnen we 24/7 mateloos aan onze trekken komen. Nooit eerder heeft een tijdvak meer geboden om je over te verwonderen dan het huidige. Voor elk wat wils. Je hebt er alleen maar een actief brein met een paar gram fantasie voor nodig.

 

Maar minstens zo belangrijk is het vermogen om te kunnen bewonderen. Hoe beter dat vermogen ontwikkeld is, hoe meer kleur je aan je leven kunt geven. Zelf heb ik de mazzel te beschikken over een lange playlist van mensen die mij (blijven) fascineren. Maakt niet uit op welk terrein: muziek, politiek, wetenschap, literatuur of gewoon zo maar iemand die iets bijzonders doet en er liefst nog een goed verhaal bij heeft.

 

Als je je niet elke keer weer kunt verwonderen of als je speciale mensen niet echt kunt bewonderen, dan ben je hier toch eigenlijk wel klaar? Dan is het toch over? Het restleven wordt dan niet veel meer dan een veredeld wachten op de man met de zeis.

188.  De asymmetrische oorlog maakt van de VS een onregeerbaar land.

 

Dat was misschien wel het symbolische begin van de onverzoenlijke strijd....toen de huidige meerderheidsleider voor de Republikeinen in de Senaat, Mitch McConnell (78) al direct na de inauguratie van Barack Obama in 2009 zei: ,,Wij gaan er voor zorgen dat Obama een ‘one-term president’ wordt.” Dankzij een sterke verkiezingscampagne van Obama en een zwakke tegenkandidaat zijn de Republikeinen daar toen niet in geslaagd, maar ze hebben vanaf 2011, toen ze de meerderheid in de Senaat kregen, wel elk relevant voorstel van de president geblokkeerd. Het ging hen nooit om de inhoud van de voorstellen. Ze hadden maar één doel: Obama moest aan het eind van zijn tweede termijn kunnen worden afgeschilderd als de slechtste president ooit. Dat was toen ongetwijfeld racistisch geïnspireerd. Een zwarte president mocht niet slagen.

 

Maar er speelde natuurlijk ook een politiek-strategisch argument. Een Democratische president moest snel en volledig worden afgebrand om de kansen voor een nieuwe Republikeinse president te optimaliseren. De macht ging vanaf toen voor de Republikeinen boven het algemeen belang en het landsbelang. In 2011 is in feite de dodelijke polarisatie begonnen, is later door Trump virulent aan gejaagd en duurt tot op de dag van vandaag voort. Het is polarisatie die de besluitvorming op federaal niveau en sop taatsniveau totaal verlamt en nog lange tijd zal verlammen.

 

Ook vóór 2011 waren de VS een diep verdeeld land, maar in de Senaat en het Huis van Afgevaardigden waren er altijd wel werkbare collegiale verhoudingen en was er een voldoende bereidheid om zakelijk met elkaar te overleggen en uiteindelijk ook compromissen te sluiten. Dat werd in de periode Obama steeds moeilijker. De afgevaardigden van beide partijen spraken nauwelijks nog met elkaar over de inhoud van beleid. Het Trumpisme ging in feite nog een stap verder: Trump...griezelig charismatisch en sterk onderschat qua slimme sluwheid.....wil het politieke systeem en haar democratische instituties ten eigen nutte 'verbouwen' en heeft vanwege zijn mateloze populariteit een groot deel van de Republikeinse partij in een wurgende houtgreep. Dissidente Republikeinen die niet doen wat hij wil en een deal met Democraten willen sluiten, worden gedemoniseerd door de rechtse media en bedreigd door opgezweepte Trumpaanhangers. Ze kunnen hun politieke carrière dan wel vergeten. Trump zal hier mee doorgaan om in 2024 weersuccesvol toe te slaan bij de volgende presidentsverkiezingen.

 

De kern van deze heilloze politieke oorlog is dat de Democraten en Republikeinen een verschillend spel spelen met geheel verschillende spelregels. Het is als een staand leger met een bepaalde mores dat vecht tegen een jihadistisch guerrillaleger dat opereert met totaal andere regels, wapens en tactieken....waarbij alles geoorloofd is. In de politieke wetenschap wordt dat een asymmetrische oorlog genoemd. Waar de liberale Democraten fatsoenlijk willen debatteren op de inhoud en de feiten, argumenten willen uitwisselen, compromissen willen sluiten, legalistisch opereren binnen de regels van de rechtsstaat en zich neerleggen bij de uitkomst van democratische processen, hebben de Trumpisten totaal geen boodschap aan dit alles. Ze doen voor de bühne alsof ze het spel meespelen, maar hebben niets met feiten en democratische processen als het ze in hun machtsstreven belemmert. Hun doel, aan de macht blijven, heiligt alle middelen. Leugens hebben in deze benadering geen morele dimensie, maar zijn een wezenlijk onderdeel van hun asymmetrische oorlog. Alles wat de legitimiteit van de Democraten kan ondermijnen is toegestaan.

 

Als de Democraten ergens de strijd winnen kan dat alleen als ze fraude hebben gepleegd, hameren de Trumpisten er in. Het is een abjecte, maar blijkbaar uitermate effectieve strategie. Want 50% van de Trump-kiezers gelooft dat er "wide spread" fraude is gepleegd en dat Biden dus geen legitieme president kan zijn. Deze asymmetrische oorlog zorgt in de Amerikaanse politiek voor een ongelijke strijd, waarbij de partij die zich houdt aan de vastgelegde en informele regels en de gebruikelijke fatsoensnormen uiteindelijk het loodje legt en niets voor elkaar krijgt.

 

Het is daarom de vraag of het onheil in de VS nog te keren is. Biden kan als president wel de hand willen reiken, bruggen willen slaan en de eenheid willen herstellen, maar dat willen de meeste van die 71 miljoen Trumpisten helemaal niet, nooit ….weg met die uitgestoken handen en bruggen....ze willen niet uit de macht…ze willen de almacht. Biden zei steeds in zijn toespraken dat we de Trump-kiezers niet als vijand moeten zien, maar 70% van die Trump-kiezers ziet Biden nu juist wel als de vijand….als een ,,socialistische vijand die hun de landslide verkiezingsoverwinning heeft gestolen”.

 

Die Trump-types zijn complotdenkers van het bizarre soort. Je kunt via de rechtse tv-zenders en sociale media van alles in die koppies laten zakken. Bijvoorbeeld dat Biden aan het hoofd staat van een wereldwijde bende van pedofielen die via het bloed van kinderen jong willen blijven. Hij blijkt Hillary Clinton in deze functie te zijn opgevolgd. Deze Trumpies zijn rijp voor het gesticht. Maar stop 25% van de Amerikanen maar eens in het gesticht.

 

Alles hebben de Trumpisten uit de kast gehaald om Biden het regeren onmogelijk te maken, wat overigens maar ten dele gelukt is. Ze deden dit via de Senaat, het Hooggerechtshof en de permanente haatcampagnes vanuit de extreemrechtse zenders en, het allerbelangrijkste, vanuit het hoofdkwartier van de wraakzuchtige ,,ten onrechte niet herkozen president”. Die wraak op het progressieve establishment is de ultieme drijfveer van Trump en zijn maffiose clan. De VS gaan ook de komende jaren een nog nimmer gekende onrustige periode tegemoet. Obstructionisten die alleen maar zand in de machine strooien zullen het nieuws blijven domineren en de constructieven zullen minachtend gemarginaliseerd worden. Deze asymmetrisch oorlog kan nog jaren duren en de VS laten afglijden naar een  bananenrepubliek.

 

Misschien moet Biden maar erkennen dat hij met zijn verzoeningspolitiek zo’n oorlog hopeloos gaat verliezen. Wil hij voorkomen dat hij nog langer als een "slaperige slapjanus" in het pak wordt genaaid, dan moet hij uit een ander vaatje gaan tappen en de oorlog symmetrisch maken ….dus overwegen om op zoveel mogelijk fronten keihard terug te slaan met slimme guerrillatactieken die zijn tegenstanders telkenmale zullen verrassen.

 

,,When they go low, we go high”. Het zijn de historische woorden van Michelle Obama toen ze in 2016 Hillary Clinton verdedigde tegen de gore aanvallen van Trump op haar. Mooier kon beschaving niet onder woorden gebracht. Het was een hoogstaand moreel appel.

 

Tot voor een paar jaar dacht ik naïef dat zo'n wijsheid in de VS de fatsoenlijke burgers in het hele land zou raken. Maar nu weet ik wel beter, en het is dieptreurig om het te moeten constateren, maar met een beschaafd strijdplan alleen win je deze oorlog tegen de obstructionisten niet. Helaas. Je verliest 'm. Die boodschap is overigens even relevant in ons eigen land. Meer realpolitiek alsjeblieft. Om niet op eníg moment wakker te worden in een bananenrepubliek.

 

189.  Plezier krijgen in lezen? De literatuurpauzen willen dat kinderen afzien.

 

Waarom is het lezen van boeken een must voor ‘de mens’, om te beginnen bij kinderen? Omdat het een onmisbare positief effect heeft op ieders woordenschat en taalvaardigheid. Omdat het de fantasie en verbeelding prikkelt. Omdat het inzicht geeft in het menselijk gedrag en maatschappelijke verhoudingen. Lezen betekent gewoon veel extra kennis. Maar bovenal: lezen kan plezier en ontspanning bezorgen. Sterker nog: daar begint het mee, moet het mee beginnen.

 

Zonder plezier in het lezen, gaan kinderen alleen onder dwang lezen. En zo gauw die dwang wegvalt, wordt er geen boek meer ingekeken. Met lezen kan er niet vroeg genoeg begonnen worden. Het moet er zodanig slim met de paplepel worden ingegoten, dat kinderen er later niet meer buiten kunnen en later zonder druk van buiten gewoon boeken wilt lezen. Maar, helaas, bij onze literatuurpauzen gaat het niet om het plezier, maar om de vraag of het verantwoorde literatuur is.

 

Zo had de schrijver Philip Huff verleden jaar in het NRC kritiek op de Stichting Collectie Propaganda van het Nederlandse Boek omdat deze organisatie in het kader van “Nederland Leest” dit jaar een ‘verkeerd boek’ weggeeft. In elke bibliotheek kon het boek Winterbloei van Jan Wolkers gratis worden opgehaald. Huff noemt dit boek een gemiste kans. Omdat het een verhalenbundel is, terwijl het gratis boek volgens hem een literair verantwoorde roman had moeten zijn. Kinderen moeten z.i. worden getraind op uithoudingsvermogen en worden gedwongen tot kritische reflectie. Bizar.

 

Hoezo met plezier een boek lezen? Hoezo kinderen verslaafd maken aan het lezen? Ze moeten blijkbaar afzien tot ze, als het niet meer hoeft, geen boek meer inkijken. Harm van Straten, het neefje van Peter, is een kinderboekenschrijver, met reeds 80 titels op zijn naam. Goed verkocht ook. Maar nog nooit een prijs gekregen. Hij zou volgens de literatuurpauzen niet literair genoeg zijn!!!. Allejezus, maar daar gaat het juist bij kinderboeken toch niet (alleen) om. Boeken hebben bij kinderen maar één functie: zoveel plezier in lezen genereren dat ze voor het leven verslaafd raken.

 

Zelf heb zo rond mijn zesde mijn eerste shots gehad met de spannende strips met tekst en tekeningen over Romeinse keizers, Egyptische farao’s en de Middeleeuwse nobele ridders. Ik scheurde woensdag als een speer van school naar huis omdat ik wist er weer een vers exemplaar van zo’n strip bezorgd was. Spannend en zo tot de verbeelding sprekend geïllustreerd dat ik mij weer een uurtje in de Middeleeuwen waande. Het prikkelde de fantasie en smaakte naar meer. Daarna kwamen de Suske’s en Wiske’s. Vervolgens zo rond m’n achtste de Arendsoog serie. De koene cowboy Arendsoog, streng maar rechtvaardig, beleefde spannende avonturen met de indiaan Witte Veder. Achteraf bleken het tamelijk stichtelijke en brave verhalen waarin de blanke of de schurk was of superieur aan de wat naïeve roodhuid. De auteur, J.P. Nowee, was van zeer katholieke huize, maar wist ik veel. De recensenten zouden het nu, zeker weten, niet literair verantwoord hebben gevonden, maar Nowee heeft mij via zo’n 20 boeken gedurende een jaar vier veel leesplezier bezorgd. En een moeilijk te stillen honger naar boeken.

 

In de laatste jaar van de lagere school kreeg ik “De lotgevallen van Tom Sawyer” en “De lotgevallen van Huckleberry Finn” (1884!!) voor m’n verjaardag. Van de Amerikaanse topauteur Mark Twain. Twain was en is een literaire grootheid, maar daar had ik toen echt geen benul van. Wat ik nog wel weet is dat beide boeken mij meenamen naar een andere wereld.

 

Van strips tot literatuur. Niks uithoudingsvermogen testen of oefenen kritische reflectie. Plezier hebben in het wegdromen naar andere werelden, daar ging het toen om. Daar ligt de basis voor de ‘complexe en gelaagde romans’ van later. Dat van Straten nooit een prijs heeft gehad is sneu voor hem, maar hij zet de literatuurpauzen toch mooi voor joker: 80 kinderboeken in grote oplages verkocht en vele tienduizenden kinderen mooie uurtjes bezorgd, hun taalbegrip vergroot en misschien wel verslingerd laten raken aan het lezen. En wie weet zijn ze later zelfs “echte literatuur” gaan lezen. Ook voor hun plezier. Zo’n resultaat lijkt me veel belangrijker dan welke prijs ook.

 

190.  Kleine defecten in het brein, mega-gevolgen.

 

Frank van Empel, oud-journalist, heeft een boek geschreven over zijn Parkinson. Hij vertelt erover in een NRC-interview met Jannetje Koelewijn. Een mooi, eerlijk en leerzaam gesprek. Natuurlijk ook wel treurig, maar dat is met zo’n ziekte bijna niet te vermijden. Door de Parkinson, zo vertelt Van Empel, stierven de dopamine producerende zenuwcellen in de frontaalkwab af. Mede daardoor ging hij raar lopen en werd hij neerslachtig en initiatiefloos. Het beven, bibberen en kwijlen werd steeds erger. Waanvoorstellingen maakten hem ziekelijk achterdochtig en onhandelbaar. Zijn jongeheer kreeg ie niet meer omhoog en hij piste in z’n broek wanneer het niet uitkwam: hij stond er bij en keek er naar. Het brein regelde, zoals altijd, zijn denken, doen en voelen, maar nu met wel erg onaangename gevolgen. Een paar defectjes in de zenuwcellen van het brein en je wordt dus een ander mens. Je past niet meer in de bekende sociale sjablonen. Je gaat ‘raar doen’. Je kunt verslaafd raken aan van alles en nog wat. Al blijven er altijd types die denken dat je daar zelf iets tegen kunt doen als je je best maar doet.

 

Maar toen was er twee jaar geleden de Deep Brain Stimulation. Er werden een paar gaatjes in de schedel van van Empel geboord, via welke er electroden werden aangesloten op de zenuwcellen in de frontaalkwab. De resultaten waren relatief positief: neerslachtigheid, het broekpissen, het kwijlen en de waanvoorstellingen werden tot behapbare proporties teruggebracht. Toch bizar: het denken, doen en voelen blijken gewoon via een dopamine producerend machientje te kunnen worden beïnvloed. Als een soort hulpmotortje voor het neurologisch systeem. Maar van Empel zegt aan eind van het gesprek dat ondanks die DBS zijn persoonlijkheid verdwijnt. Hij probeert Parkinson de baas te blijven, ,,maar Parkie heeft de macht. ...”.

 

Je zou er een beetje depri van kunnen worden, maar het is gewoon een ‘fact of life’. Als je pech hebt, kan er gewoon iets je brein defect raken, waardoor je, als je niet tijdig zelf ingrijpt, rottig en mensonterend aan je einde kunt komen.

191.  Als het politieke midden implodeert, implodeert de rechtstaat

 

In één van zijn NRC-columns van citeerde Tom Jan Meeus een opgetogen Jesse Klaver die n.a.v. de grote GroenLinks-winst in Groningen twitterde: “Er waait een nieuwe wind door Nederland. De tijd van de klassieke middenpartijen loopt op zijn einde.” Na een terechte sneer richting Klaver vanwege deze wel erg vergaande conclusie op basis van één uitslag, maakte Meeus ook duidelijk dat hij die blijdschap van Klaver over het vermeende verdwijnen van die middenpartijen gevaarlijk vindt. Omdat het wegdrukken van middenpartijen gepaard zal gaan met het wegdrukken van de politieke redelijkheid. Als op termijn het midden implodeert en alleen de flanken nog over zijn, zo vraag Meeus zich af, hoe moeten ons land dan bestuurd worden?

 

Aan het wegvagen van het midden wordt overigens hard gewerkt. Zo schrijft Meeus over het algoritme waarmee de nieuwe media gestuurd worden: “conflict en radicaliteit belonen en saaiheid en beschaving afstraffen. Het is het algoritme dat schelden en beschuldigen op ons dagelijkse menu heeft gezet.” En wie komen hier als winnaars uit? De flanken, de extremen, de radicalen, de grote monden die leven van het conflict en elk compromis ‘drabbig’ of kiezersbedrog vinden.

 

Klaver is (blijkbaar) blij dat middenpartijen afsterven maar wat is zijn winst op lange termijn voor het linkse smaldeel in de Kamer? Veel meer dan zo’n 30 zetels zal het niet halen. Te weinig om zonder een paar partners uit het midden krachtig te kunnen regeren. Maar die partners vindt hij niet omdat het progressieve midden in Klavers visie niet meer bestaat. En bij de rechterflank zitten zijn vriendjes natuurlijk ook niet.

 

Ik ben het met Meeus eens: het midden moet niet worden leeg gegeten door de flanken. Zonder sterke middenpartijen verdwijnt op den duur de redelijkheid, de verdraagzaamheid, de mildheid, de compromisbereidheid en de beschaving uit de politiek. Als de flanken getalsmatig gaan domineren, kan het land niet meer bestuurd worden. De rechtsstaat zal uiteindelijk het kind van de rekening worden.

 

192.  Ook Barack Obama bleek uiteindelijk kansloos tegen het racisme dat de VS in tweeën splijt.

 

In de driedelige HBO-documentaire “Obama: In Pursuit of a More Perfect Union” volgen we de opkomst van de ambitieuze politicus Obama, de ups en downs van zijn presidentschap en zijn kansloze strijd om een president voor zowel zwart als wit Amerika te zijn. Hij heeft het met zijn briljante retorische gave van 2009 tot 2017, al schipperend tussen droom en daad, geprobeerd, maar stond vanaf het begin voor een schier onmogelijke opgave. Want hij moest wit Amerika het gevoel geven dat hij de zwarten in zijn beleid geen voorkeursbehandeling zou geven, terwijl zwart Amerika juist (terecht) van hem eiste om nu eindelijk eens iets te gaan doen aan hun grote achterstandspositie, aan de baan- en schooldiscriminatie en aan het virulente racisme dat de Amerikaanse samenleving al vanaf de onafhankelijkheidsverklaring in 1776 verdeelt en vergiftigt. Het grootste deel van de witten bleef hem echter wantrouwen, ondanks zijn verzoenende woorden en veel van z’n zwarte kiezers waren wel trots op hem, maar werden ook teleurgesteld, mede juist dóór die verzoenende woorden. Maar men zag vooral te weinig concrete daden voor de zwarte gedepriveerden. Het ging allemaal te langzaam. Maar de verwachtingen waren ook irreëel hoog.

 

Het is dan ook een mirakel dat hij van de kiezers toch nog een tweede termijn kreeg. Temeer daar de Republieken hadden gezworen dat ze er in het Congres alles aan zouden doen om van een Obama een ‘one-term-president' te maken. Daarbij hebben zij alle denkbare smerige trucs uit de kast gehaald om hem tegen te werken. Liegen. Bedriegen. Demoniseren. Fake-news. Fox-news. Alles was geoorloofd. Heilloze politiek, niet bedoeld om de VS beter te maken, maar om de president zo snel mogelijk uit het Witte Huis te krijgen. Het kon in hun perceptie niet zo zijn dat het normaal zou worden dat een zwarte het hoogste ambt van de VS zou vervullen. Dat racisme zit er gewoon bij die witte zultkoppen ingebeiteld. Hun cultuur is er van doordrenkt. Bij de rechtse Amerikanen gaat het niet om de kwaliteit van het bestuur, maar om geld, geloof en vooral ras. Ras is al 250 jaar de factor die de samenleving splijt. Volgens heel wat insiders heeft het achtjarige presidentschap van Obama het racisme alleen maar verergerd, omdat veel witten bang waren dat een zwarte man in ‘hun’ Witte Huis normaal zou worden. Die zwarten kregen teveel praatjes. Ze wilden erbij horen. Ze wilden gelijkwaardigheid en gelijke kansen. Maar dit ging de ‘rednecks’ vele bruggen te ver. Een deprimerende conclusie.

 

Obama komt in de bijna vijf uur durende documentaire soms over als een wat naïeve idealist als het over het overbruggen van de rassenkloof gaat, maar blijkt ook gewoon een raspoliticus die mensen voor zich in wist te nemen en veel van zijn plannen toch door een vijandig Congres wist te loodsen. Met als absoluut hoogtepunt de Obamacare. De documentaire laat met vele voorbeelden zien wat we al wisten: de man kan briljant speechen en zegt in vraaggesprekken vooral zeer verstandige dingen. En hij heeft ondertussen ook al drie interessante en goed geschreven boeken op zijn naam staan. Mijn inschatting is dat Obama één van de meest integere, fatsoenlijke en intelligente presidenten in de moderne geschiedenis van de VS is geweest, die werd opgevolgd door op afstand de minst integere president ooit....een onbeschofte, narcistische, liegende en gevaarlijke maffiabaas. Het contrast kon niet groter zijn.

 

Maar het presidentschap van Obama heeft in ieder geval ook opgeleverd dat ambitieuze kinderen van minderheidsgroepen in de VS hebben kunnen zien dat je ook met een niet-witte kleur in beginsel een kans maakt om aan de top te komen. De betekenis van zo’n rolmodel moet niet onderschat worden. Burgemeester Aboutaleb en Kamervoorzitter Arib hebben die belangrijke rol hier ook gespeeld richting de Nederlanders met een migratieachtergrond.

In een van de meest ontluisterende fragmenten uit de Obama-serie riep een witte ‘redneck’ uit: ,,wat moet die zwarte kutneger, die socialist, die moslim, in ons Witte Huis?”

 

De haat spatte uit zijn ogen. Tegen dit soort, wijd verbreide xenofobe vooroordelen kon ook Obama uiteindelijk niet op. Hij wilde een fatsoenlijk politiek waarin het overbruggen van tegenstellingen de inzet was, in het belang van heel Amerika. Hij kreeg acht jaar lang een niets ontziende racistische cultuuroorlog, die hem kapot moest maken. Zijn aanwezigheid in het Witte Huis blies het racisme-vuur juist aan.

 

Toch is de docu-serie niet alleen boos makend over de gevaarlijke gestoordheid van zo'n beetje de helft van de Amerikaanse samenleving die nog steeds een obscure maffiabaas steunt, maar ook boeiend en soms ontroerend. Het doet op z'n minst hevig terugverlangen naar het pré-Trump tijdperk.

 

193.  Europa 1900-1945: van euforie tot zelfdestructie. (1)

 

Kortgeleden gaf professor dr. Hans Renner de aftrapt voor een reeks van 12 colleges over het Europa tussen 1900 en 1945. Een periode die veelbelovend en vol optimisme begon, maar uiteindelijk in het collectieve geheugen gegrift zal blijven als, op afstand, de bloedigste periode in de menselijke geschiedenis. Met twee vernietigende wereldoorlogen, die half Europa in puin legden en meer dan 80 miljoen doden kostten en ontelbare gewonden. De titel van deze collegereeks luidt dan ook: “Europa 1900-1945: van euforie tot zelfdestructie.”

 

Het is de derde collegereeks die ik van Renner volg. Zijn performances duren 2.5 uur per sessie en boeien van begin tot eind. Dat komt niet in de laatste plaats omdat hij zijn colleges lardeert met filmfragmenten, foto’s en documenten die raken aan de onderwerpen die hij bespreekt. Toespraken van politieke leiders. Historische beelden van oorlogshandelingen. Muziekfragmenten. Demonstraties.  Ooggetuigenverslagen. Literatuurfragmenten. Citaten uit belangrijke verdragen. Etc. Ook worden met kleurrijke voorbeelden kleine individuele geschiedenissen verteld om de gevolgen van grote gebeurtenissen voor ooit geleefde personen van vlees en bloed te duiden. Daarnaast boeien de colleges vanwege de eruditie van Renner: hij weet mega-veel over Europa, maar kan als geen ander die veelheid aan feiten en gebeurtenissen zodanig in een betekenisvolle context plaatsen, dat je door de bomen het bos blijft zien. Renner spreekt ook een grappig soort Nederlands, waarbij hij zo nu en dan wat creatief met de grammatica omgaat. Beetje zoals Maxima. Hij kwam in de jaren zestig als vluchteling van Praag naar Groningen.

 

Met mooie beelden en inzicht gevende beschouwingen schetste hij de situatie, en vooral ook de sfeer, in de periode 1900-1914: een Gouden Tijdperk. De schrijver/journalist Philipp Blom noemde het “de duizelingwekkende jaren”. De periode kenmerkte zich eerst en vooral door een ongekend vooruitgangsgeloof. Er heerste een groot optimisme in Europa. Belangrijkste kenmerken: 1/snelle technologische veranderingen. 2/nieuwe communicatiemiddelen. 3/globalisering. 4/industriële massaproductie. 5/consumptiemaatschappij. 6/ingrijpende sociale veranderingen. 7/begin van eerste feministische golf, gericht op het verkrijgen van vrouwenkiesrecht.

 

De ontwikkeling op het terrein van technologie en wetenschap waren ongekend. Zomaar een greep uit de talloze nieuwe zaken die in die periode voor het eerst opkwamen: elektriciteit, de auto met benzinemotor, de tram, de fiets, rubberbanden, de lopende band in fabrieken, het eerste vliegtuig vloog over het kanaal, de telefoon, de fonograaf en grammofoonplaat en bioscoopfilms. Kunsten en cultuur bloeiden en schokten op alle terreinen met nooit eerder vertoonde stijlen: in de muziek met Mahler en Stravinsky en in de schilderkunst met Picasso en zijn kubisme en Malevitsj met zijn zwarte vierkanten.

 

De welvaart nam snel toe. Een zich uitbreidende elite kon het zich veroorloven om van alles en nog wat te kopen en om naar het buitenland te reizen. Daarnaast was er overigens ook nog een grote massa die in armoe leefde. Grote groepen van hen migreerden naar de VS. In die periode zo'n 13 miljoen, waaronder veel Joden die vluchtten voor de pogroms in Oost-Europa.

 

Waarom ging het ondanks deze toenemende welvaart voor steeds grotere groepen en het vooruitgangsgeloof toch mis en werd Europa in een wereldoorlog gestort? Hoofdreden volgens Renner: de machtsbalans tussen de 5 bepalende Europese mogendheden, Engeland, Duitsland, Rusland, Frankrijk en de Oostenrijks-Hongaarse monarchie dreigde steeds verder verstoord te raken. Vooral Duitsland werd economisch en militair te machtig. Engeland, Frankrijk en Rusland vreesden dat Duitsland zich op een oorlog voorbereidde.

 

De machtsbalans moest worden hersteld en er was maar een kleine aanleiding nodig om daartoe in actie te komen. Dat werd de moord op de Habsburgse kroonprins Frans Ferdinand op 28 juni 1914 in Sarajevo. Die moord werd de trigger die een kettingreactie op gang bracht die Europa De Grote Oorlog in rommelde. (wordt vervolgd)

194.  Europa 1900-1945: van euforie tot zelfdestructie. (2)

 

In zijn collegereeks "Europa tussen 1900 en 1945: van Euforie tot zelfdestructie" behandelt Hans Renner ook het mentale klimaat in de aanloop naar De Grote Oorlog. Hoe werd er in de 3 jaren voorafgaande aan het irrationele bloedbad onder de machtselite, politici, opiniemakers en schrijvers gedacht over de belangrijke maatschappelijke vraagstukken en geopolitieke verhoudingen in die tijd? Samenvattend kun je stellen: uitermate gevarieerd: optimisme naast doemdenken, met extreem botsende maatschappijvisies. Een beetje vergelijkbaar met de situatie van nu?

 

In heel Europa zien we vanaf 1910 een sterk opkomend militarisme met groepen die de wereld van uniformen, kracht en mannelijkheid verheerlijkten en de oorlog zagen als een legitiem en zelfs noodzakelijk gebeuren in het kader van ‘the survival of the fittest’. Maar naast deze sociaaldarwinisten kwamen er overal ook sterke pacifistische bewegingen op. In Engeland werden meer dan 1 miljoen exemplaren verkocht van het boek van Norman Angell met als centrale stelling: "de oorlog komt niet, omdat bankiers 'm niet zullen financieren, de industrie 'm niet zal gaande houden en de staatsmannen het niet kunnen." Tegelijkertijd was er in dat land ook een populaire, maar volstrekt paranoia stroming die zeker wist dat de Duitsers 80.000 spionnen in Engeland had geïnfiltreerd (vooral onder obers en kantoorpersoneel!!) die als een soort vijfde kolonne in actie zouden komen als ze daartoe vanuit Duitsland het sein zouden krijgen.

 

Complottheorieën waren ook toen al uitermate populair. In die jaren net voor WO I kwam, eerst vooral in Oostenrijk, ook de rassenleer in de mode. Het Arische heldenras moest in fokfabrieken veel meer kinderen maken en zich ontdoen van de Dunkelrassen, ook wel onderrassen genoemd, zoals Joden en Slaven. De jonge kunstschilder Adolf Hitler, die toen in Wenen verbleef, moet hier een behoorlijke tik van meegekregen hebben, getuige zijn speeches over dit onderwerp toen hij in de dertiger jaren opklom naar de absolute macht in Duitsland. Het gif van de rassenleer verspreidde zich dus in het begin van de 20-ste eeuw van Oostenrijk naar Duitsland en zou later volledig worden geïncorporeerd in heilsleer van de nazi’s. Als hij niet op enig moment zou zijn verslagen, had Hitler in de tweede Europese massaslachting alle onderrassen effectief uitgemoord. Hij was al aardig op weg.

 

Renner werkt in zijn colleges drie visies op het ontstaan van WO I uit vanuit de vraag: wie/welk land was de hoofdschuldige aan die oorlog? Visie 1: aangezien de overwinnaars altijd de geschiedenis schrijven was de overheersende mening van de geschiedschrijvers in het interbellum dat de Duitsers de schuldigen waren, omdat zij bewust op een oorlog aanstuurden. Visie 2: betreft de marxistische visie waarin de verklaring werd gezocht in tegengestelde economische belangen. Reactionaire regimes begonnen een imperialistische oorlog met elkaar om nieuwe markten en nieuwe kolonialen om nieuwe wapens uit te proberen. Wordt niet echt serieus genomen, omdat er nauwelijks bewijzen voor zijn. Visie 3: wordt uitgewerkt in het boek van Christopher Clark: “De slaapwandelaars. Hoe Europa ten oorlog trok” (2012). Volgens Clark droegen alle grote mogendheden in meer of mindere mate schuld. Weinig beleidsmakers wilden een grote oorlog, maar tegen een kleine oorlog zag men niet direct op. Op enig moment ontstond er zo'n complexe en onoverzichtelijk situatie dat men stap voor stap De Grote Oorlog in blunderde. Met name door incompetent leiderschap, wantrouwen, interne verdeeldheid en een legerleiding die een stevige knokpartij wel zag zitten. Toen het volkomen uit de hand dreigde te lopen, was er echter geen enkele partij meer in staat om te de-escaleren. Ook al omdat een enthousiaste publieke opinie geen benul had van de verschrikkingen die er zouden komen.

 

De directe aanleiding was dus de moord op de Oostenrijkse kroonprins Frans Ferdinand in het Servische Sarajevo op 28 juni 1914. Dat die moord lukte, was te wijten aan een bizarre reeks toevalligheden. Kenners zijn van mening dat als de moord niet had plaatsgevonden de oorlog niet was uitgebroken. Twee schoten, twee doden en veel domme pech waren dus verantwoordelijk voor vele miljoenen doden en verminkten. Na de moord brak er groot volksfeest in Servië uit. In Oostenrijk was men woest. De publieke opinie schreeuwde om wraak.

 

Toch wilde Frans Ferdinand geen oorlog met Servië. Maar de haviken in zijn omgeving wel. Men dacht dat het een regionaal conflict zou blijven: een korte strafexpeditie van Oostenrijk in Servië en klaar is Kees. Maar Rusland was vastbesloten Servië te steunen als Oostenrijk het land zou binnenvallen. Oostenrijk wilde alleen actie tegen Servië ondernemen als Duitsland het zou steunen. Duitsland gaf Oostenrijk een blanco cheque. Oostenrijk bleef nog even aarzelen, maar onder druk van Duitsland verklaarde het Servië op 28 juli 1914 toch de oorlog. Daarna mobiliseerde Rusland haar leger. Duitsland stelde Rusland een ultimatum: stopzetten die mobilisatie of anders....Rusland weigerde en Duitsland verklaarde op 1 augustus de oorlog aan Rusland en op 3 augustus ook aan Frankrijk. Kort daarop verklaarde Engeland de oorlog aan Duitsland.

 

Dan hebben alle grote mogendheden hun posities bepaald en zijn een koning, een keizer en een tsaar, drie volle neven, met elkaar in oorlog. De militairen kunnen nu hun gang gaan. Zo stortte een blunderende elite Europa in een hel. De mars van de dwazen kon beginnen. Het slachthuis Europa gaat dan snel en onstuitbaar op volle toeren draaien. In tegenstelling tot WO II, was WO I waanzin zonder expliciete geopolitieke, economische of humanitaire doelstellingen.

 

195.  Het zinloze bestaan moeten we wel zo plezierig en nuttig mogelijk maken

 

Fokke Obbema, journalist van de Volkskrant, kreeg drie jaar geleden een hartstilstand en werd door veel mazzel gered van een vroegtijdige dood. Hij heeft over die bijna-dood-ervaring mooie stukken in zijn krant geschreven en is daarna gestart met een reeks waarin hij een aantal mensen vraagt naar de diepere zin van het leven. Wat is de diepere zin van het leven, van de eindeloze cycli van: geboren worden, hard sappelen, reproduceren, ruzie of oorlog maken en vroeg of laat dood gaan? Met voor de mazzelaars nog een paar leuke momenten tussendoor. Maar voor de meeste mensen is het leven toch vooral lijden. Ik vond er maar weinig verrassends uit de interviews komen.

 

Dat is op zich ook weer niet verrassend, omdat er maar één bevredigend antwoord op zijn belangrijkste vraag is: het leven heeft geen enkele diepere zin, in de filosofische betekenis van 'een hoger doel dienend'. Alle andere antwoorden komen vooral neer op religieus gezwatel of spiritueel geïnspireerde illusies. Proberen nog enige metafysische zin te geven aan iets dat in de kern zinloos is. Ondanks het ontbreken van die diepere zin kun je je eigen leven om wat voor redenen dan ook best leuk, boeiend of zelfs nuttig vinden. Maar zou het veel uitgemaakt hebben als jij (of ik) er niet geweest zou zijn? Nee dus.

 

Op enig moment doet Obbema in zijn krant verslag een gesprek met de schrijver van Zeer Korte Verhalen A.L. Snijder. Deze citeert Nabokov: ,,Het leven is een klein spleetje licht tussen twee eeuwige perioden van duisternis". Een variant op een vergelijkbare metafoor van Blaise Pascal. Alleen deed ie die uitspraak 400 jaar eerder.

 

Je was er nooit, je bent er, op de eeuwige tijdschaal, een nano-seconde en na dat ultra-korte leventje ben je nooit meer. Dat geldt voor elk individu en het geldt voor de Homo Sapiens. Alles zal op enig moment verdwijnen en tot atomen vergaan. We zullen uiteindelijk niets anders achterlaten dan wat ruimtepuin. Ook de aarde en de zon  zullen verpulveren. Niets is blijvend. Dus waar maken we ons druk over? Wat zou het ‘in the end’ uitgemaakt hebben als de Homo Sapiens er niet zou zijn geweest? Niets. Het kan gemoedsrust geven om dat als een onontkoombaarheid te aanvaarden. Het kan ons leren het eigen bestaan, onze dagelijkse sores en onze eindigheid te relativeren.

 

Het leven moge dan geen diepere zin hebben: nu we er eenmaal zijn, is het wel zaak dat we ons er een beetje fatsoenlijk doorheen rommelen en er het beste van proberen te maken. Voor onszelf en onze medeburgers. Dat moet iedereen vooral op zijn eigen manier doen. A.L. Snijder wil zijn leven het liefst doorbrengen zonder zich te laten opjutten door ambities en zonder gezeik over van alles. Dat spreekt me tot op zekere hoogte wel aan. De schrijver van Zeer Korte Verhalen zou een stoïcijn kunnen zijn. Die vonden dat we ons Zeer Korte Leventje niet moeten belasten met negatieve emoties zoals boosheid, hebzucht, angsten, somberheid en jalousie. Met de rede zouden we deze negatieve emoties onder controle moeten houden. Wat nog verdomde lastig is.

 

Velen associëren een zinvol leven met een gelukkig leven. Maar gelukkig willen worden (en blijven) is een ambitie die vaak te hoog gegrepen is en vooral tot teleurstellingen leidt. Zo nu en dan een beetje geluk hebben is al een mooi meegenomen. Hele 'volksstammen' hebben het nooit. Probeer via de rede je wensen in overeenstemming te brengen met je mogelijkheden en train jezelf om tevreden te zijn met het resultaat. Ook geen simpele opgave. Een opsteker is wel dat de ervaring leert dat je in het dagelijks leven doorgaans het meeste genoegen beleeft aan bezigheden, gewoontes en kicks die op zich weinig hoogstaand zijn en zeker geen diepere betekenis hebben, anders dan dat ze bijdragen aan een plezierig gevoel.

 

Tevreden zijn met een bestaan dat geen diepere zin heeft, klinkt wat magertjes, maar is misschien wel het hoogst haalbare. Als die tevredenheid maar niet leidt tot gezapigheid en verminderde aandacht voor en strijdbaarheid tegen onrecht en bedreigingen. Knokken moet, maar ons humeur moet er niet al te zeer onder lijden.

 

196.  Helden bestaan. Maar cynici hebben daar niets mee.

 

Een tijdje geleden schreef ik een stukje over misantropen en hun onvermogen om te bewonderen. Ze kunnen nergens 100% 'voor gaan'. Ze hebben ook niets met een hoopvol perspectief. Er deugt maar weinig in hun ogen. Altijd is het glas half leeg of liever nog: helemaal leeg. Mensen die zich opofferen, doen dat in hun ogen vooral voor zichzelf. Altruïsme = egoïsme? Dat is het cynisme voorbij. Teveel misantropen zorgen voor een kille, humorloze wereld.

 

De misantropen hebben het mis: zonder mensen die zich opofferen voor een grote zaak, helden dus, geen leefbare wereld. Zonder dit soort helden liep de Homo Sapiens nu nog in berenvellen. Ooit stond er een mooi hoofdredactioneel commentaar in de NRC met een vergelijkbare strekking. De kop: ,,De wereld heeft helden nodig als voorbeeld en inspiratie. Zonder helden geen toekomst.” In het commentaar wordt gerefereerd aan de breed gedeelde hoop dat helden nog steeds bestaan. En als voorbeelden worden genoemd de Nobelprijswinnaars. Het gaat om eminente wetenschappers die ontdekkingen doen die de mensheid vooruit helpen.

 

Maar het gaat ook om unieke individuen die zich met gevaar voor eigen leven inzetten voor de slachtoffers van onvoorstelbaar oorlogsgeweld. Zoals twee recente winnaars van de Nobelprijs voor de Vrede: de Jezidi Murat en de Congolese arts Mukwege. Als je leest en hoort wat ze doen en gedaan hebben, dan kun je dat alleen maar mateloos bewonderen en je klein en onbeduidend voelen. Beide Nobelprijswinnaars zijn inspirerende voorbeelden, helden, zeker voor mensen die zich vergelijkbaar willen inzetten voor moeilijke opdrachten in gevaarlijke conflictregio’s en ook de moed hebben zich daarvoor op te offeren.

 

Je kunt er dus respect voor hebben en ze bewonderen, maar ook miezemuizend op de bank chagrijnen dat helden niet bestaan en dat ze zo snel mogelijk van dat schild afgetrokken moeten worden. Ik vrees dat de groep cynici steeds groter wordt.

 

197.   Onderhandelen vanuit de ‘zero-sum-game’-filosofie is niet slim

 

We zijn er op alle niveaus voortdurend mee bezig en zonder dat zou de wereld stil staan: met elkaar strijden om een doel te bereiken. Je kunt dat doen via onderhandelen, overleg of een debat, maar ook op een fysieke manier, zoals oorlog zonder spelregels of een sportwedstrijd met spelregels. Bij dit soort menselijke interacties kun je doorgaans inzetten op twee verschillende spelopvattingen: een win-win-game of een 'zero-sum-game'. Het zal duidelijk zijn dat het bij oorlog of een sportwedstijd altijd gaat om een zero-sum-game’, waarbij de belangen van betrokken partijen tegenover elkaar staan: de één kan alleen maar winnen als de ander verliest. O nee, bij sommige sporten kun je ook gelijkspelen, maar het doel is te winnen en dus de ander te laten verliezen.

 

Ook in de economie kan het zo zijn dat je als bedrijf alleen maar winst kunt maken of overleven als je je concurrenten kunt aftroeven. Op een markt die niet groeit is jouw winst hun verlies. Maar op het niveau van landen en regio's is dat juist niet het geval. Je kunt zodanige regels afspreken dat iedereen groeikansen heeft, waardoor iedereen er per saldo beter van wordt. Onderhandelingen over die spelregels kunnen dus het beste ingezet worden als een 'win-win-game’. Want een 'zero-sum-game' benadering leidt slechts tot een patstelling of tot uitkomsten die uiteindelijk voor alle betrokkenen ongunstiger zijn. Door je te verplaatsen in de belangen van je tegenspeler en hem voldoende te gunnen, kun je hem sneller bewegen tot uitkomsten die tot oplossingen leiden die ook voor jou gunstiger zijn dan geen afspraken.

 

Een uitermate actueel voorbeeld van onderhandelingen waar beide partijen slechter van worden was de handelspolitiek van Trump, die de internationale handel zag als een 'zero-sum-game': jullie winst, is mijn verlies en omgekeerd. Ofwel: als ik jullie, Europa, extra handelsbelemmering opleg, dan gaat dat weliswaar ten koste van jullie groei en welvaart, maar dat leidt dan wel tot extra groei in de VS. Jullie verlies is mijn winst, aldus de redenering van de vastgoedbaas, die de wereld terugbrengt tot de schaal van zijn bedrijf en de mores die geldt in zijn vorige wereld.

 

Bijna elke econoom in de wereld is van mening dat de protectionistische maatregelen die Trump afkondigde hebben geleid tot een handelsoorlog die de wereldhandel en wereldwelvaart geen goed heeft gedaan. Trumps protectionisme deed me denken aan een verhaal dat ik hoorde over een boer op de Balkan. God komt langs bij een boer en zegt: ,,zeg me wat je wilt en je krijgt het, maar je buurman krijgt hetzelfde en twee keer zoveel”. Dan zegt die boer: "maak me blind aan een oog".

 

Als ik niet méér meer krijg dan mijn buurman, dan nog liever minder minder, dan beiden evenveel meer. Je moet dom zijn of stevig haten om de keuze van deze Balkan-boer tot leidend beginsel te maken.  

 

198.  Het wereldbeeld van Bas Heijne is wel erg somber.

 

Essayist en trendduider Bas Heijne maakte in 2018 een vierdelige tv-serie voor de VPRO onder de titel “Onbehagen”. Met zo’n titel kan het geen verrassing zijn dat Heijne zijn cultuurpessimisme de vrije loop liet en zijn zorgen breed etaleerde. Er wordt in de serie niet echt overdreven. De feiten kloppen en er is in deze wereld nog steeds veel om je zorgen over te maken. Over de geopolitieke instabiliteit. Over een aantal maffe leiders die een duister en gevaarlijk spel spelen. Over de geweldsspiraal die in het Midden-Oosten in gang wordt gezeten. Over de klimaatcrisis. Het lijstje is fors uit te breiden. En er zijn ook zorgen over de waarden “vrijheid, gelijkheid en broederschap” die onder druk komen te staan. Deze noties leiden tot onbehagen.

 

Elke dag zullen we weer geconfronteerd worden met geweld en gevaarlijke ontwikkelingen. Dat is van alle tijden. Maar waarom ons alleen focussen op het negatieve. Waarom zo weinig aandacht voor al het positieve? Zie waar we vandaan komen, hoe het vroeger was. Vergelijken we de afgelopen 50 jaar met alle voorgaande perioden dan is er maar één conclusie mogelijk: nog nooit hebben zoveel aardbewoners er zo goed voorgestaan. Op bijna alle punten die ons welbevinden bepalen, scoren steeds meer mensen veel beter dan vroeger.

 

In de lange termijn trend vanaf zeg 1900 past de term “behagen” meer voor de huidige periode dan “onbehagen”. Waarom zegt Heijne hier niets over? In zijn serie is de balans tussen het positieve en het negatieve volledig zoek. Het positieve komt nauwelijks in beeld. Geen woord over de vooruitgang die de mensheid heeft gerealiseerd sinds ze rechtop ging lopen. En ook geen enkel woord in de serie over mogelijke oplossingen voor die gesignaleerde problemen. Je blijft daardoor inderdaad met een gevoel van onbehagen (over de serie) zitten.

 

Dat vond ook Ralf Bodelier, filosoof en journalist. Hij schreef in de NRC een uitvoerige reactie op de serie onder de kop “Onze tijd is minder zwart dan jij hem schetst, Bas Heijne.” Bodelier neemt als ijkpunt 1970 en vraagt zich af hoe “vrijheid, gelijkheid en broederschap” (Heijne’s centrale thema’s) er toen voorstonden vergeleken met vandaag. Ik vat Bodeliers belangrijkste observaties hieronder samen:

 

  1. Met de ‘gelijkheid’ tussen zwart en blank, mannen en vrouwen, hetero’s en homo’s zijn geweldige vorderingen gemaakt. Anders dan in 1970 bestaat formele apartheid nergens meer. Toen konden vrouwen zelfs in Zwitserland nog niet stemmen. Nu doen ze dat in vrijwel alle landen. Wereldwijd zitten nu ongeveer evenveel meisjes als jongens op de basisschool. In 1970 was in de meeste landen homofilie nog strafbaar, nu in de meeste landen niet meer. Toen kon je als homo alleen nog maar dromen van een huwelijk met je geliefde. Vandaag ben je in 25 landen vrij om te trouwen met wie je wil.
  2. Broederschap’ staat voor strijd tegen ‘armoede, honger en ziekte’. In 1970 leefde bijna 50% van alle mensen in extreme armoede. Hoewel de wereldbevolking meer dan verdubbelde, daalde extreme armoede tot 10% nu.
  3. De ‘vrijheid’, te vertalen als leven in een volledige democratie, is sinds 1970 alleen maar toegenomen. Toen stond 300 kilometer oostelijk van Nederland nog het IJzeren Gordijn, met daarachter slechts straffe dictaturen. In het zuiden waren Portugal, Spanje en Griekenland dictaturen. Alle landen in Europa zijn nu democratisch. Heel Latijns-Amerika leefde onder een harde dictatuur. Nu zijn alle landen democratisch. Slechts 33% van de wereldbevolking, 1,2 miljard mensen, leefde in 1970 in een democratie. Nu 55% (een percentage dat varieert met de definitie van democratie)

 

Bodelier vindt Heijne’s wereldbeeld inktzwart en hij besluit zijn reactie met: ,,Het gaat goed met ons”. Aan Bodeliers positieve punten kunnen nog vele verworvenheden worden toegevoegd. De kindersterfte daalt al jaren zeer sterk, eerst in Europa en de Amerika’s, maar daarna ook in Azië en Afrika. Het analfabetisme is bijna overal in de wereld aan het verdwijnen. Aandacht voor mensenrechten neemt wereldwijd toe. Criminaliteitscijfers nemen door de bank genomen af. Het aantal gewapende conflicten tussen grootmachten is historisch laag. En waarom zullen al deze positieve ontwikkelingen ‘in the long run’ ineens stoppen?

 

Maar waar ik Heijne wel gelijk in moet geven: de laatste jaren zien we op diverse fronten in steeds meer regio’s zoveel donkere wolken als het gaat om vrijheid, gelijkheid en broederschap, dat er redenen zijn voor zorg. Het is hier nuttig om de lange termijn en de korte termijn goed uit elkaar te houden. Over een eeuw gerekend hebben we vele grote stappen vooruit gezet, maar er worden nu ook weer een paar stappen achteruit gezet, zeker als het gaat om ongelijkheid, geweld en vrijheid. En de toekomst is ongewis. En als we alleen daarop focussen, dan groeit een gevoel van onbehagen.   

 

199.     Pacifisten en neutralisten verlengen het bloedvergieten.

,,Pacifisme is een privilege. Neutraliteit baat de agressor. Tanks maken een einde aan de oorlog” schrijft de Oekraïense schrijfster Olena Lysenko enige tijd geleden in een NRC-essay. Pacifisten en neutralisten die geen partij willen kiezen in een militair conflict steunen met hun opstelling de facto altijd de agressor die met een overmacht aan militaire middelen land in bezit wil nemen dat van een ander is. De agressor kan daar vaak alleen maar in slagen als er voldoende pacifisten en neutralisten zijn die weigeren om de slachtoffers van de gewelddadige aanvaller te steunen en van de benodigde militaire middelen te voorzien om zich succesvol te kunnen verdedigen. Zij stimuleren en belonen zo militaire agressie. Hoewel ze zeggen te handelen vanuit hoogstaande antimilitaristische principes, missen ze nu juist een goed afgesteld moreel kompas, omdat ze door die steunweigering aan de belaagde partij het conflict tot in lengte van jaren verlengen en zo bijdragen aan een eindeloze hoeveelheid menselijk lijden.

 

Pacifisme is een luxe die we ons in een 'boze wereld' met veel machtsbeluste dictators niet kunnen veroorloven, want militaire zwakte lokt juist agressie en oorlog uit. “Bad people will always try to drive out good people.” Daar moet je je op z'n minst met alle denkbare middelen tegen willen en kunnen verdedigen.

 

200    Zuinig zijn op capabele bestuurders. Ze gaan schaars worden.

Laatst hoorde ik het verhaal van een burgemeester die in zijn gemeente Gouda breed werd gewaardeerd en zijn herbenoeming voor weer een periode van zes jaar leek een simpele procedure te worden. Maar toen kwamen de antigeluiden. Vooral van types die überhaupt niets van overheidsdienaren moeten hebben. Ze begonnen te zeuren over het salaris van de burgemeester, die ca. € 5500 netto per maand verdient, het normale salaris voor een burgervader van een middelgrote gemeente. Een modaal voetballertje bij FC Groningen, die net aan tot tien kan tellen, verdient al gauw vijf maal zoveel.

 

Ja, dat salaris was blijkbaar even schrikken voor een aantal Gouwenaren. Op de verschillende sociale media werd er schamper gereageerd met de bekende clichés “zakkenvuller”, “pluchplakker”, “de hoge heren denken goed aan zichzelf”, “laat ze de uitkeringen verhogen”, “met zijn jaarsalaris kun je hier in de wijk wel iets beters doen” en “beter ontslag geven aan dat zootje.” Narrig. Nuffig. Geen humor. Geen originaliteit. Mag je van die apolitieke dombootjes ook niet te verwachten. Ze hebben er geen weet van hoe moeilijk het runnen van een complexe publieke organisatie is en welke vaardigheden je daar voor moet hebben. Ze denken misschien dat het besturen van een stad vanzelf gaat. Hoewel, ik vermoed dat ze zelfs daarover helemaal niet nadenken. Denken?

 

Het gekanker op het openbaar bestuur is van alle tijden, maar wordt wel steeds erger en wordt sterk gevoed door delen van de media en door obscure politici die er belang bij hebben om de zittende bestuurders weg te zetten als een kaste die er eigenlijk niet hoort te zijn. Ook wel ‘het kartel’ genoemd. Bestuurders ‘die elkaar de bal toespelen’ en niet te vertrouwen zijn. Door al die negatieve beeldvorming op/in de sociale en normale media zal het steeds moeilijker worden om capabele bestuurders voor publieke functies te vinden. De vijvers waaruit sterke, competente en integere bestuurders gevist kunnen worden, worden steeds leger. Want als je de capaciteiten hebt om ook buiten de overheidssector een interessante baan te vinden, waarin je vaak ook nog veel meer kunt verdienen, waarom zou je je dan nog 24/7 inzetten voor de publieke zaak? Waarom zou je je steeds verdacht laten maken als onderdeel van een ‘graaiende baantjescarrousel’? Waarom zou je je nog telkenmale voor rotte vis laten uitmaken of je zelfs laten bedreigen?

 

Als dat geschimp en gescheld maar lang genoeg doorgaat, dan laten steeds meer goede bestuurders het afweten en moet er mogelijk een beroep worden gedaan op types die weinig benul hebben van het besturen van een land, provincie of stad. Politieke gelukszoeker en gajes uit de onderwereld zullen hun kans schoon zien. We hebben heel wat te verliezen.

Nawoord

Boeken zijn voor heel wat mensen van levensbelang. Ze kunnen bijdragen aan momenten van levensgeluk, en hoe beter het boek hoe groter die bijdrage. Als je graag boeken leest, ben je gezegend. Als je die boeken kunt kopen overigens ook. Je hebt verdomd veel pech in je leven gehad als de liefde voor het boek je nooit is bijgebracht of als je geen boeken kunt kopen omdat je er het geld niet voor hebt. Ik heb mij nooit een leven zonder boeken kunnen voorstellen. Het zou, vrees ik, een saai en tamelijk oppervlakkig leven zijn geweest. Lezen is niet alleen een zeer aangename tijdpassering, maar het maakt je ook wijzer en stimuleert de fantasie en verbeeldingskracht. Er gaan werelden voor je open waar je geen weet van had. Daarom is het ook bijna ‘misdadig’ dat er in onze maatschappij, maar vooral in de scholen, alles uit de kast wordt gehaald om de ontlezing te bevorderen. Maar boeken lezen moet vooral voor kinderen juist een topprioriteit worden: ze moeten er naar gaan verlangen en er niet meer buiten kunnen.

 

Boeken zijn ook een bezit waar ik zeer aan gehecht ben. Ik lees ze niet alleen, maar ik kijk er in mijn boekenkast ook graag naar. Zoals naar schilderijen. Ze roepen talloze herinneringen op en dus ook emoties. Niet alleen herinneringen aan de inhoud, maar vaak ook aan de periode waarin ik ze las. Met alles wat bij de tijd hoorde. Als het huis zou affikken zou ik dat natuurlijk vervelend vinden voor al die spulletjes die ik weer nieuw moet aanschaffen …is zo’n gedoe, maar de verbranding van mijn boekenkast zou ik vreselijk vinden, want onvervangbaar. De inhoud van een boekenkast zegt veel over subcultuur waarin iemand leeft, over zijn smaken, zijn maatschappelijke oriëntaties en zijn levenshouding. ,,Zeg mij welke 20 boeken je mee zou willen nemen naar een onbewoond eiland en ik zeg je wie je bent.” Geen idee meer welke filosoof dit ooit zei.

 

En nog zoiets… dood gaan is niet iets om wakker van te liggen, maar wat gebeurt er dan met al die prachtige boeken? Op z’n best worden ze verspreid over types die ze gewoon ongelezen als opvulling in hun eigen boekenkast zetten, als ze die al hebben, maar waarschijnlijker is dat ze op enig moment gewoon de shredder in gaan. Weg mooie boeken. Weg mooie herinneringen. Tsja, en dan zijn we weer terug bij de retorische vraag: waar maak je je nu eigenlijk druk om als alles wat je dierbaar is toch vergaat en jij er ook geen last meer van hebt? Het is de metafoor van het leven: je druk maken om zaken waarvan uiteindelijk niets méér overblijft dan een paar losse atomen.

 

Als ik word verbannen naar een onbewoond eiland en er zouden maar 50 boeken in de kist passen, zou ik er in ieder geval de volgende 20 romans in stoppen:  

  1. Reis naar het einde van de nacht (1932); Louis Ferdinand Celine
  2. Dood op Krediet (1936); Louis Ferdinand Celine
  3. Roman van een stad; (1927) Andrej Platonov
  4. Het einde van de rode mens (2013); Svetlana Alexijevitsj 
  5. Honderd jaar eenzaamheid (1967); Gabriel Garcia Marquez
  6. De oorlog van het einde van de wereld (1981); Mario Vargas Llosa
  7. Budddenbrooks (1901); Thomas Mann
  8. Het proces (1926); Frans Kafka
  9. Verzamelde verhalen (voor 1924); Frans Kalfka
  10. Dode zielen(1842); Nicolaj Gogol
  11. Verhalen (1924); Isaac Babel
  12. Misdaad en straf (1866); Dostojevski
  13. De spiegel & het licht (2022); Hilary Mantel
  14. Gloed (1942); Sándor Márai
  15. De dertig beste verhalen; Anton Tsjechov
  16. Het hof van mijn vader (1956); Isaac Bashevis Singer
  17. Kaddisj voor een niet geboren kind (2003); Omre Kertész
  18. Land (1972); Sándor Márai.
  19. De medeplichtige (1978); György Konrad
  20. Sergej Dovlatov (2023); Omtrekkende bewegingen, vier romans.

Omdat mijn boekenkast voor 65% uit non-fictie boeken bestaat, neem ik er wat meer van dit genre mee in de kist. En wel de volgende 30:

  1. John Rawls. Een theorie van rechtvaardigheid
  2. Karl Popper. De open samenleving en haar vijanden
  3. Thomas Hobbes. Leviathan
  4. Het verhaal van een Duitser. 1914-1933. Sebastiaan Haffner. 
  5. De koninkrijken van Midden-Europa. Een nieuwe geschiedenis van het hart van Europa. Martyn Rady.
  6. Tot het einde der tijden. De zoektocht naar de reden van ons bestaan. Brian Greene.
  7. Het fascisme en de nieuwe vrijheid. Jacques de Kadt. (1935)
  8. De transformatie van de aarde. Een nieuwe wereldgeschiedenis. Peter Frankopan. 
  9. Het ontstaan van de tijd. Mijn reis met Stephen Hawking voorbij de oerknal. Thomas Hertog
  10. De trilogie Antonio Scurati over de opkomst en ondergang van Benito Mussolini
  11. De Zwijger. Het leven van Willem van Oranje; René van Stipriaan. 
  12. China na Mao. De opkomst van een supermacht; Frank Dikotter
  13. Het liberalisme en zijn schaduwzijden ; Francis Fukuyama. 
  14. Het begin van alles; een nieuwe geschiedenis van de mensheid; David Graeber en David Wengrow
  15. De Franse Revolutie. Van revolutie tot republiek Deel I ; Johan op de Beeck
  16. De Weimarrepubliek 1918-1933. Over de kwetsbaarheid van democratie; Patrick Dassen
  17. Wat rationeel denken is. En waarom we het meer dan ooit nodig hebben. Steven Pinker
  18. De Code van het Bewustzijn. Hoe onze hersens de werkelijkheid weergeven. Cyriel  Pennartz
  19. Homo Deus; Yuval Noah Harari
  20. De culturele revolutie; Frank Dikotter
  21. Mao’s massamoord ; Frank Dikotter
  22. De tragiek van de bevrijding ; Frank Dikotter
  23. Deze waarheden: een geschiedenis van de VS; Jill Lepor
  24. Verlichting Nu: pleidooi voor rede, humanisme en vooruitgang; Steven Pinker
  25. 21 lessen voor de 21-ste eeuw; Yuval Noah Harari
  26. Tegen de terreur. Hoe Europa veilig werd na Napoleon; Beatice de Graaf 
  27. Bloedlanden; Timothy Snyder
  28. Zwarte Aarde, geschiedenis van de Holocaust; Timothy Snyder 
  29. Het bizarre Universum; David Seargant
  30. Rechtvaardigheid (2010); Michael J. Sandel