Bijna al mijn 1400 columns uit de periode 2014 - 2022 zijn 15 augustus 2023 door een 'systeemfoutje' 😜👎  van mijn web-host in het digitale zwarte gat verdwenen. Een beperkt deel daarvan, 500 stuks, kon uiteindelijk weer gered worden. Daarvan heb ik er 200 opgenomen in mijn boek "Breinklevers". De papieren versie, in bescheiden oplage gedrukt, is inmiddels 'uitverkocht'.

Hieronder de eerste 20 van de digitale versie, de andere 180 columns volgen later. 

 

                                 Achterkaft                                                                                  Voorkaft 

                   
                  BREINKLEVERS 1

EEN SELECTIE VAN 200 UIT DE COLUMNS GESCHREVEN TUSSEN 2018-2023

 

Dit boek draag ik op aan Hanneke ….die al 45 jaar beweert dat ik haar tijdens onze eerste kennismaking in 1978 paaide met de belofte dat ik een boek ging schrijven. Ik heb daarna vele honderden A4-tjes met verhalen over leven, werk en mijn ‘diepste gedachten’ geschreven, materiaal dat mijn geheime archief waarschijnlijk nooit zal verlaten. Want teveel brisante en gênante passages. Dus dat boek kwam er nooit. En…wie zit er eigenlijk op zo’n boek te wachten. Ja, Hanneke dus. Maar om van haar ‘verwijt’ af te zijn, heb ik een kleine selectie van mijn ‘onschuldige’ blogcolumns gebundeld. Dus toch nog een boekje. 

 

Voorwoord.

 

Het opschrijven van zaken die er in mijn hoofd rondspoken heb ik al zolang ik me kan herinneren een aangename bezigheid gevonden. Het geeft vaak pas ‘rust’ in het brein als het op papier staat. Die schrijfsels kunnen over alles gaan: markante momenten in mijn leven, gebeurtenissen die me fascineren, personen die me intrigeren of ergeren of boeken, artikelen en films die me boeien …eigenlijk alles wat het brein meer dan normaal activeert. Ooit had ik het idee om op een zeker tijdstip al die losse stukjes over ‘high-lights’ en de rode draad in mijn leven systematisch uit te werken in een boek. Noem het memoires. Dat is er niet van gekomen. Vooral omdat er nogal wat ‘eerlijk’ materiaal tussen zit dat soms wat gênant is voor mezelf, maar dat ook confronterend voor anderen kan zijn. En wie zit daar nu op te wachten? Dat materiaal is dus (nog) niet verder gekomen dan mijn ‘geheime archief’.

 

Wel heb ik vanaf mijn pensionering medio 2014 elke week een paar korte stukjes met ‘snelle’ opvattingen over de grote en kleine wereld geschreven en op mijn blog ‘janvossenholl.nl’ gezet. Het gaat over van alles en nog wat: beschouwingen over de actuele (geo-) politiek, baanbrekend wetenschappelijk onderzoek, de rol van toeval in ieders leven, de illusie van de vrije wil, de kwaadaardigheid van religies, het irrationele godsgeloof, het mysterie van het universum en … noem maar op. Vooral opgeschreven omdat ik er plezier in had.

 

Het grootste deel van die ruim 1400 columns is helaas recent verloren gegaan door een oerdomme systeemfout bij mijn web-host. Verdwenen in het digitale zwarte gat. Voor altijd. Uit de ca 500 ‘geredde’ stukjes heb ik er 200 geselecteerd voor dit boekje, dat ik vooral heb gemaakt omdat anderen zeiden dat ik dat moest doen en het laten drukken ervan een fluitje van een cent zou zijn.

 

Een groot deel van de ‘geredde’ columns waren reacties op actuele politieke situaties in binnen-en buitenland. Die heb ik in ieder geval niet in dit boekje opgenomen, omdat ze al snel gedateerd zijn, net zoals veel stukken in de krant van week geleden. Ook niet opgenomen heb ik de ergernissen die ik met regelmaat ventileerde over die vele oppervlakkige kwekprogramma’s op de buis, programma’s die de mensen niet wijzer willen maken, maar die willen entertainen met goedkoop amusement en rellerige discussies. Navelstaren en zwammen over ditjes, datjes, elkaars gevoelens en gekwetstheden en vaak gaan over malle, oninteressante of opgeklopte ruzietjes. De interesse in maatschappelijke vraagstukken wordt er bepaald niet door vergroot, maar ze geven wel een boost aan de onderbuik en de aversie tegen de politiek, de politici en de experts. Het gaat in vele media niet meer om het uitdiepen van urgente problemen met kloppende feiten en valide argumenten, maar om het mantra dat iedereen nu eenmaal zijn eigen waarheid heeft en dat al die fact-free opvattingen van onwetende Jan Doedels even legitiem en relevant zijn als die van experts en dus ook ruimhartig aan bod moeten komen. Mijn recensies over dit soort programma’s heb ik ook niet in dit boekje opgenomen, want bij nader inzien bleken het toch vooral boze stukjes over nutteloze programma’s. 

 

De selectie voor dit boekje bestaat vooral uit breinklevers: onderwerpen over ‘mens en maatschappij’ die me intrigeren, in mijn brein bleven plakken en waar ik vaak alleen van af kan komen door er iets over op te schrijven.

 

Het zijn geen stukjes van een doemdenker, maar van een beschouwer wiens idealisme vaak getemperd wordt door realisme en pragmatisme. Ik ben, afhankelijk van het onderwerp, een zwever tussen pessimisme en optimisme, maar denk op mijn betere momenten dat er best nog een kansje is dat het de goede kant op kan gaan met de wereld, mits het denkende deel van de mensheid tijdig bij zinnen komt en zij vanuit een wenkend perspectief snel de noodzakelijke veranderingen weet door te voeren. Een beetje hoop moet er blijven, anders kun je er net zo goed direct bij gaan liggen.

 

Jan Vos, Groningen, 1 oktober 2023

0.  Stukjes van een redelijke realist met nog enige hoop 

 

De trouwe lezers van W.F. Hermans weten dat de schrijver een illusieloze levensfilosofie praktiseerde, die ook als een rode draad door zijn prachtige boeken liep. Hermans had geen hoge dunk van de mensen en de mensheid. Hoewel ik zelf wars ben van cynisme of doemdenken en misantropen ver bij mij uit de buurt moeten blijven, geloof ik, net als Hermans, dat ‘de mens’ niet perse tot het goede geneigd is en dat zijn beschaving vaak maar een dun laagje vernis is dat er snel afgekrabd kan worden. Natuurlijk zijn er velen die zich met hart en ziel inzetten voor hun naasten en de ‘goede zaak’, maar er zijn er ook tallozen die in bepaalde omstandigheden tot vele soorten kwaad in staat zijn. Vaak door een beschadigd karakter en/of een gestoorde gewetensfunctie waar ze zelf ook niets aan konden doen. Als deze pechhebbers met weinig handelingsalternatieven op het verkeerde moment op de verkeerde plaats zijn, kunnen er vreselijke dingen gebeuren.

 

Met Hermans ben ik ook van mening dat de vraag naar ‘de diepere zin van het leven’ een niet te beantwoorden flauwekulvraag is, omdat het leven van de homo sapiens ‘an sich’ geen hoger doel of diepere zingeving kent, anders dan de reproductie van de soort. Iedereen kan natuurlijk op zijn eigen wijze iets van zijn leven proberen te maken, maar doorgaans zit er toch niet veel meer in dan je er zo goed mogelijk doorheen proberen te rommelen en het is mooi meegenomen als je daarbij niet alleen aan jezelf, maar ook aan je naasten en de gemeenschap denkt. En over de bereidheid tot dat laatste maak ik me steeds minder illusies. Want we zijn wetenschappelijk, technisch, organisatorisch en financieel tot ongekende prestaties in staat, maar we maken er steeds vaker een zootje van. We hadden vele grote crisissen kunnen voorkomen of qua effecten kunnen beperken door ze tijdig aan te pakken, en dat geldt ook voor veel menselijk leed in de wereld, maar we lieten en laten het gewoon gebeuren. Wegkijken, ontkennen of bagatelliseren.

 

Bij het oplossen van de grote existentiële vraagstukken van deze tijd verliest het algemeen belang het steeds vaker van het korte termijn eigenbelang, groepsegoïsme, politieke domheid en economische gulzigheid. We naderen op heel wat terreinen, zoals de opwarming van de aarde en de stuitende ongelijkheid in welvaart, kantelpunten, die, als we ze overschrijden, de samenlevingen onomkeerbaar uit lood gaan slaan. Dit geldt op korte termijn o.a. voor de ondermijning van onze liberale democratie en rechtstaat en voor de wat langere termijn voor de vernietiging van ecologische systemen. Is dat heel erg?

 

Ja, in ieder geval voor de honderden miljoenen die daar in hun dagelijks bestaan als eersten de wrange vruchten van gaan plukken. Voor hen wordt het leven nog korter, gemener, harder en pijnlijker. Zij daar in de gebieden waar het noodlot als eerste toeslaat hebben gewoon vette pech, een deel van ons hier in de welvarende regio’s hebben waarschijnlijk nog een tijdje veel mazzel. Maar dat zal uitstel van executie blijken. Laat het nog 100 jaar duren, of nog 1000 jaar, maar op enig moment zal blijken dat niet alleen de individuele mens, maar ook de homo sapiens niet méér was dan ,,een lichtflits, ingeklemd tussen 2 eeuwigheden van duisternis” (Blaise Pascal). En dat geldt dus ook voor die welvarende samenlevingen met veel individuele vrijheden. Toch lijkt het me wijs als zoveel mogelijk mensen in actie komen om dat onafwendbare einde te vertragen en het lijden te verlichten. Maar maak je ook weer niet al te druk om zaken die je toch niet kunt beïnvloeden. Want, en dit ter relativering: het individu en de homo sapiens stellen in het universum en in het licht van de eeuwigheid absoluut niets voor. We zijn scheten in een netje.

 

 

 

 

1.   Zijn we meester over ons eigen lot? Koester die illusie.

 

Beschikken we echt over een sturend bewustzijn en een vrije wil waarmee we onze mogelijkheden rationeel kunnen afwegen en in principe verstandige beslissingen kunnen nemen? Volgens heel wat gerenommeerde hersenwetenschappers is dat een illusie waarmee we onszelf wijs willen maken dat we meester zijn over ons eigen lot en -dus - ook aanspreekbaar op ons gedrag. We kunnen het ook elke dag om ons heen zien dat rationeel en verantwoord gedrag niet het meest opvallende is aan onze medeburgers.

 

In zijn standaardwerk “De vrije wil bestaat niet” legt Victor Lamme (hoogleraar neurowetenschap) uit dat al onze gedragingen, keuzes, stemmingen en emoties uiteindelijk worden bepaald door de kwaliteit van de  bedrading in ons brein: een klomp 'hersens', gemiddeld 1.5 kilo zwaar, bestaande uit 86 miljard neuronen verbonden door synapsen waarlangs de informatiestromen die ons doen en laten bepalen met de snelheid van het licht heen en weer flitsten. Het gaat allemaal veel te snel om met een ‘vrije wil’ of een ‘bewustzijn’ die talloze breinacties gericht een gewenste kant op te sturen. Het gebeurt allemaal in nanoseconden waarna wij de uitkomsten achteraf rationaliseren als bedenksels van 'onszelf'.  

 

Kleine defecten in die neuronen of transmissies kunnen al snel leiden tot ‘vreemd’ of sociaal onaanvaardbaar gedrag. Ineens werken bepaalde schakelingen niet meer optimaal en je bent een ander persoon, je weet niet meer wat je was of wie je bent, of je zit kwijlend met hangend hoofd te murmelen in een rolstoel. Zulke ongelukjes zitten in een klein hoekje.

 

Maar ook zonder zulke defecten zijn we in ons dagelijks functioneren min of meer een speelbal van de chemische processen in ons brein. En bij de keuze van ons brein, en met name de kwaliteit ervan, hebben we als individu niets te zeggen gehad. Dat geldt voor bijna alle zaken die uiteindelijk bepalen wie en wat we zijn: onze intelligentie, onze emoties, onze speelruimte als handelende en voelende mens en (dus) het succes in ons leven, zijn vooral bepaald door wat er ooit aan hersens en genen is ingestopt en wat er daarna aan opvoeding/ opleiding aan is toegevoegd en nog heel wat andere zaken onder het kopje ‘toeval, mazzel en pech’. Dit alles ‘overkwam’ ons. Maar als dit allemaal het geval is, en dat lijkt me moeilijk weerlegbaar, wat moet je dan met het concept 'vrije wil'? Dat heeft uiteindelijk slechts betrekking op een beperkt aantal marginale zaken.

 

De prangende praktische en filosofische vraag blijft dan ook: wat kun je mensen die in de ogen van anderen verkeerde keuzes maken, die zichzelf of hun medemens pijn doen of die anderszins ‘in de fout gaan’ nog wél en niet aanrekenen als ze uiteindelijk niets hebben kunnen doen aan dat brein en die opvoeding die sterk bepalend zijn voor hun talenten, denkvermogen, doorzettingsvermogen, inlevingsvermogen, gewetensfunctie  en hun stemmingen en emoties? Niemand is graag dom, gevoelloos, wreed of een slapjanus. Maar jezelf op deze punten structureel veranderen is praktisch onmogelijk. En wat is er nu leuk aan om je vaak somber, boos of agressief te voelen? Maar de één overkomt het vaak en de ander bijna nooit. Het is vooral een kwestie van mazzel of pech.

 

Deze neurobiologische resp. filosofische overpeinzingen kunnen je behoorlijk voor de voeten lopen bij het doordenken, beoordelen en veroordelen van ongewenst menselijke gedrag. Het dwingt je in ieder geval tot de nodige terughoudendheid en tot het inhouden van de onderbuik. Je kunt beter niet al te snel over anderen oordelen en wat meer begrip hebben voor deviant gedrag. Maar wil een samenleving leefbaar blijven, dan ontkomen we er niet aan om mensen toch te blijven aanspreken op sociaal destructief gedrag. Ook als ze het slachtoffer waren van transmissie-storingen in het brein waar ze zelf helemaal niets aan konden doen.

 

2.   Klevers wegschrijven uit het brein

 

Veel van wat ik op een dag zie, lees of hoor, is na korte tijd weer weggezakt en wordt ergens in het brein geparkeerd. Een deel daarvan is weer ‘oproepbaar’ wanneer ik het nodig hebt, een ander (steeds groter) deel vind ik nooit meer of slechts na heel veel graven weer terug.

 

Maar soms is er iets dat zich hinderlijk in mijn hersens vasthaakt. Een beeld dat emoties oproept. Een uitspraak of opvatting die mij ergert, omdat ie aantoonbaar niet klopt of abject is. Een persoon die me intrigeert of irriteert. Een ontwikkeling die me ‘ineens’ zorgen baart. Of zomaar een woord of zin waarop ik blijf kauwen. Dat ‘vasthaken’ gaat me soms hinderen omdat het ‘ruimte’ inneemt. Dat gaat ten koste van nieuwe gedachten. Ik wil die kleefgedachten daarom wegdrukken om andere zaken de ruimte te geven in het brein actief te worden. Maar dat lukt soms niet zo makkelijk.

 

Het is mijn ervaring dat ik die kleefgedachten soms alleen uit het brein kan krijgen, als ik ze heb uitgeschreven in een sluitend stukje, waarin ik hetgeen dat mij hardnekkig fascineert of ergert tegen het licht heb gehouden. Pas als ik dat stukje dan een keer heb teruggelezen, geeft het voldoende rust in het brein en hindert het niet meer. Gedachten opschrijven = gedachten ordenen. En orde geeft (blijkbaar) houvast en rust.

 

 

3.     Het leven is een lichtflits, ingeklemd tussen 2 eeuwigheden van duisternis.

 

Wat stelt ons leven in de kern nu eigenlijk voor en wat is hier in hemelsnaam de bedoeling van? Nou, daar is al heel wat over gefilosofeerd in de afgelopen 2500 jaar. Terwijl het antwoord toch eigenlijk vrij simpel en voor de hand liggend is: je kunt de mens met enige goede wil beschouwen als een bizar fascinerend fenomeen, maar zijn leven stelt in termen van tijd en ruimte helemaal niets voor. De Franse natuurkundige Blaise Pascal (1623-1662) maakte dat scherpzinnig duidelijk met zijn metafoor:  “Het leven is een lichtflits, ingeklemd tussen 2 eeuwigheden van duisternis”. Het is in een flits voorbij. En dat geldt niet alleen voor de individuele mens, maar ook voor de mensheid. We waren er, op deze zandkorrel in het heelal met miljarden andere zandkorrels, eerst nooit, daarna een nanoseconde op de eeuwige tijdschaal, en vervolgens nooit meer. En dan ook zonder enig andere zingeving dan voor het doorgeven van onze genen. Net als elk ander levend organisme.

 

In zijn essay van 150 pagina’s “Het leven als tragikomedie” (2019) citeert de cabaretier Tim Fransen, die cum laude afstudeerde in filosofie en psychologie, Sigmund Freud (1856-1936): “Het leven zoals ons dat is opgelegd is te moeilijk voor ons, het bezorgt ons te veel verdriet, teleurstellingen en onoplosbare problemen. Wij kunnen het alleen verdragen met verzachtende middelen.” (blz. 11)  Arme mens. Een leven leiden zonder enig hoger doel en dan vaak ook nog eens zo lijden.

 

Al dat eindeloze getob lijkt niet alleen op absurd theater, maar heeft ook, voor wie er oog voor heeft, heel wat humoristische kanten. Fransen behandelt kort, maar toch ook diepzinnig, de belangrijkste aspecten van dat zinloze leven. M.n. het menselijk tekort wordt overzichtelijk geanalyseerd. Veel menselijke gebreken en onaangename waarheden passeren de revue. Maar hij maakt ook duidelijk dat humor kan helpen om die onaangename waarheden dragelijk te maken. Zonder humor geen leefbaar leven.

 

Hilarisch, maar toch ook wetenschappelijk verantwoord, diept Fransen 5 dimensies van het menselijk tekort uit: het lichamelijk tekort, het psychisch tekort, het kennistekort, het moreel tekort en het existentieel tekort. Al vanaf het moment dat de eerste cel gedeeld wordt, begint ons DNA te slijten. En vanaf een jaar of 40 begint de onherstelbare schade aan ons genetisch materiaal steeds manifester op te spelen en leidt uiteindelijk tot een haperend gehoor, een afnemend zicht, een falend geheugen, een lastige blaas, blessures die zich steeds lastiger herstellen, rottige ziektes en nog oneindig veel meer ongemakken. We moeten steeds vaker aan de hulpmiddelen. Het maakt het leven allemaal niet aangenamer. Waar hebt dat nou allemaal voor nodig?

 

Het leven is dus voor velen een kwestie van ongemakkelijk voortrommelen, vaak zinloos lijden. Zo nu en dan onderbroken door momentjes die het nodige genoegen kunnen verschaffen. En zelfs die mazzel is niet iedereen beschoren. Die lichamelijke en geestelijke aftakeling treft ons weliswaar op enig moment allemaal, maar al die zaken die de kwaliteit van het leven bepalen, zijn extreem ongelijk en dus oneerlijk verdeeld. Dat geldt niet alleen voor de gebreken van ons lichaam en brein, maar ook voor alles wat daar mee samenhangt: pijn, schaamte, ongemak, ziekte, stoornissen, aantrekkelijkheid, doorzettingsvermogen, karakter, intelligentie, geluk etc etc. De een heeft op deze punten (veel) pech en de ander (veel) mazzel.

 

Fransen noemt het leven een geboorteloterij: bijna alles wat het leven dragelijk of ondragelijk maakt, is bepaald door de plaats waar je wiegje stond ofwel door het genenpakket dat je ten deel is gevallen en door degenen die je hebben opgevoed. Bijna niets heb je er zelf aan kunnen doen. Voor de pechhebbers is hele leven in feite een bijna kansloos gevecht om de achterstanden die ze bij de start al hebben opgelopen in te halen. Vergeefs proberen ze repareren wat niet te repareren is.

 

Waarom houden vooral al die pechhebbers het dan toch zo lang vol? Hopen ze op beter, tegen beter weten in? Zijn ze nieuwsgierigheid naar hoe het allemaal verder gaat? Hebben ze de overtuiging dat nu ze er toch zijn, ze er gewoon iets van moeten maken? Is het het religieuze gebod van ‘doorgaan tot het einde”? Of gewoon het besef dat je nog lang genoeg dood kunt zijn: dus waarom zou je dat bespoedigen? Zo’n gedoe.

 

Fransen maakt duidelijk dat je het gebrekkige en eindige leven met relativeren, zelfreflectie en vooral humor beter kunt volhouden. Lees dat boek.

 

4.    Schrijven is ordening brengen in de chaos van gedachten-flarden

 

Schrijven in de betekenis van ‘literair schrijven’ is meestal een moeilijk en zwaar scheppingsproces. Soms is het creatio ex nihilo (creëren vanuit het niets). Maar veel vaker is het vanuit al dan niet vage ideeën of vraagstellingen stap voor stap iets opzetten en dan maar boetseren, prutsen, hakken en slijpen tot er iets zichtbaar wordt dat de moeite waard is. Schrijven is een combinatie van inspiratie, transpiratie, wachten, opgeven, zuchten en steunen, weer doorgaan.  

 

Schrijven is observeren, noteren, fantaseren, beschouwen, ideeën ontwikkelen, argumenten hanteren en ideeën handen en voeten geven. Schrijven is vooral ook verbeelden. Van personages, gesprekken, gebeurtenissen of plekken. Je fantasie de vrije loop laten en zoveel mogelijk wilde, vreemde, enge of hilarische gedachten die in je brein rondspoken op papier zetten en er vervolgens structuur en logica in proberen te brengen. Je moet er een zekere technische vaardigheid voor hebben, maar je moet het ook durven.

 

Maar het schrijven van dit soort korte stukjes is in beginsel vrij simpel. Er zijn talloze zaken die in het brein rondzweven en je hoeft er alleen maar een paar uit te vissen die je echt interesseren. Die flarden van gedachten over een specifiek thema vat je dan op een logisch-consistente manier, voorzien van kop en een staart en in een leesbare vorm, samen in 600 tot 1000 woorden. De ene keer schrijf je zo’n onderwerp in één ruk uit tot een kloppend stukje, de andere keer moet je wat meer slijpen en schuren. Het is een handige manier om je in het ‘echte’ schrijven van een essay of een boek te oefenen.

 

Het fabriceren van een begrijpelijk stukje, in goed Nederlands, grammaticaal kloppend, geeft voldoening. Dat is al een voldoende reden om het te doen. Als anderen er dan ook nog iets in herkennen of, nog leuker, zich er aan ergeren, dan is dat mooi meegenomen. En als het ook nog aanleiding is voor een gesprek of discussie is het helemaal geslaagd.

 

De econometrische modellenbouwer professor Jean Paelinck had als lijfspreuk “A model a day keeps the doctor away”. Misschien geldt dat ook wel voor het schrijven van korte stukjes.

 

5.   God en de hemel: over weinig anders kan zo onbegrijpelijk worden geleuterd.

 

Velen vinden het cynisch, betweterig of arrogant als je zegt dat er geen goede, almachtige God kan bestaan. Terwijl ik het juist cynisch vindt om te beweren dat die wel bestaat, omdat je de goedgelovigen daarmee blij maakt met een wel heel dooie mus. Is er ook een kans dat zelfs gelovigen op een rationeel moment inzien dat in deze boze wereld een almachtige God wel heel erg slecht moet zijn? Ik vrees het ergste. Want als het om God gaat, of om een leven na de dood, ook zo’n bizarre gedachte, dan verliezen ratio en logica het meestal van gevoel en vaag geleuter.

 

Meer woorden zou je hier niet aan vuil moeten maken, ware het niet dat 85% van de mensheid al die onbewezen bovennatuurlijke verhalen over goden en een leven na de dood wel gelooft. Hoe komt dat? Eigenlijk alleen door een effectieve indoctrinatie vanaf de geboorte. Want er zijn maar weinigen die na een normale seculiere opvoedingsperiode nog in hogere machten gaan geloven. Maar als je het er eenmaal van jongs af aan ingestampt hebt gekregen, zit het meestal voor altijd in het brein vastgeklonken. En in de regio’s waar de Godgelovers het voor het zeggen hebben, volgt uitsluiting, of erger, als je durft te twijfelen of afvallig wordt. Het overlevingsinstinct maakt dat je dan eieren voor je geld kiest.

 

Godgelovers proberen, bij gebrek aan bewijs, de bal altijd terug te spelen: bewijs maar eens dat God niet bestaat. Maar zo zijn we niet getrouwd: de bewijslast ligt natuurlijk altijd bij de Godgelovers. Als die beweren dat er mensen zijn die over water kunnen lopen, dan moeten ze mij niet vragen om te bewijzen dat dat onzin is. Wij atheïsten kunnen gewoon zeggen dat iets dat er niet is en er ook logischerwijs niet kan zijn, niet bestaat. De Godgelovers moeten dan met logisch-consistente argumenten en toetsbare bewijzen komen dat hun God of ‘over-water-loper’ wel bestaat. Antwoorden als ,,ik geloof het gewoon” of, erger nog “Ik weet het zeker” hebben natuurlijk geen enkele betekenis. En verwijzen naar alles wat er groeit en bloeit en stellen dat dat alleen maar door een God gecreëerd kan zijn, is ook niet sterk en staat haaks op de evolutietheorie die wel talloze malen succesvol getoetst is.

 

Op de vraag wat of wie er vóór God was en wie God dan heeft gecreëerd, krijg je ook nooit een helder en aannemelijk antwoord. Hij schijnt er altijd al geweest te zijn. Kan iets er altijd zijn geweest? ‘Iets’ zonder begin dus? Maar wat deed God dan vóór de oerknal? En wat spookte hij uit in die 14 miljard jaar toen er nog geen mensen waren? Beetje duimen draaien? Of eerst zorgen voor de oerknal en dan vervolgens het heelal een beetje in elkaar knutselen? Of werd ie pas actief toen hij de mensen op aarde zette? En bemoeide hij zich ook nog zich evoluerende cellen en dieren? Nee, natuurlijk niet, want dat is evolutie en daar geloofd hij niet in. Een beetje mallig allemaal.

 

Richard Dawkins, Bertrand Russell en Herman Philipse (om er maar 3 te noemen) hebben in hun boeken zoveel argumenten tégen het bestaan van een God en een hiernamaals aangevoerd dat je er duizelig van wordt. In zijn essaybundel “Atheïstisch manifest en De onredelijkheid van religie” komt Herman Philipse met 2 regels die eigenlijk al afdoende moeten zijn. ,,Als je ‘God’ als iets onkenbaars wilt definiëren, wat godsgeleerden doen, dan heeft die ‘God’ dus geen beschrijvende inhoud. En iets wat geen inhoud heeft en niet aangetoond kan worden, kan het ook niet bestaan.” Klaar.

 

6.   Hoe kun je niets voelen bij het mishandelen van dieren?

 

Mijn weerzin tegen het mishandelen van dieren ontstond, denk ik, in de zomer van 1959, toen ik, 9 jaar, voor de eerste maal mijn zomervakantie doorbracht op de boerderij van mijn opa en oma in Tjalleberd, een boerengehucht 6 km ten westen van Heerenveen. Zij waren een paar maanden daarvoor vanuit Gouda naar dat van god verlaten oord in de bushbush van Fryslan verhuisd. Waarom? Niemand die het wist. Waarschijnlijk een oprisping, zoals mijn opa die wel vaker had. En waarom naar Tjalleberd? Daar stond toevallig iets te koop. Zo simpel was het leven. Deze Groningers van geboorte waren daarvoor al minsten 20x verhuist en zouden daarna nog 3x verkassen.

 

Ik zou er zeven achtereenvolgende jaren van een paradijselijke zomervakantie genieten. Het was een idyllisch, zorgeloos leven met koeien en kalveren, paarden en veulens, hooibergen, boomgaarden met kersen- en appelbomen, tuinen met kruis- en aalbessen en sloten waarop we met de platbodem naar de rietvelden voeren om daar vervolgens urenlang te vissen en keten. Koeien melken. De zware melkbussen langs de kant van de weg zetten, waar de melkwagen ze ophaalden voor de zuivelfabriek in een gehucht verderop. Het paard mennen voor de kar met hoog opgestapeld hooi. Die heerlijke luchten van dieren, nat gras, vers hooi, zuivere mest…. Primitief allemaal, maar opwindend voor een jong kereltje uit de stad. Ik kan nog steeds talloze beelden tot op detailniveau oproepen. Vreselijk als die zes weken weer om waren.

 

Maar elke keer waren er ook wel incidenten met dieren die een onuitwisbare indruk op me maakten en waar ik kotsmisselijk van werd.Boerenjongens die kikkers hun pootjes uittrokken of er een aansteker onderhielden en gloeiden van opwinding bij het harde gekwaak van de radeloze opgeblazen beestjes. Mijn 5 jaar oudere oom die louter voor de lol met een simpele buks musjes of koolmezen uit een boom schoot en mij dan triomfantelijk aan het nog warme borstkastje van zo’n prachtig, weerloos vogeltje liet voelen. En me dan, vergeefs, probeerde over te halen het ook eens te proberen. De dierenarts die regelmatig langs kwam en mijn lievelingsgeiten, met wie ik elke dag vrolijk stoeide en lange mekkergesprekken voerde, met een grote schaar zonder verdoving de ballen afknipte. Het oorverdovende gebrul van pijn was niet te harden. Ik zal toen vast niet gedacht hebben ‘wat wreed en zinloos’, maar werd er wel beroerd van, kon er niet van slapen, probeerde me in de dieren te verplaatsen. Ik vrees dat ik de enige was in het Tjalleberdse milieu in die tijd, met vooral aardige mensen.

 

Maar ook later….tijdens mijn HBS-tijd deed ik in mijn vrije uren voor een Goudse kennis/koppelbaas een veelheid van onaangename klussen. ’Zwart’, zwaar, niet zelden gevaarlijk en voor die tijd en mijn leeftijd bizar goed betaald. Olietankers met chemische dampen in de Rotterdamse havens reinigen. Vanaf ’s morgens vijf uur, tot een uur voor schooltijd, tomaten plukken in naar pesticiden stinkende kassen. Op scheepswerven dure jachten schoonbikken na ze eerst met een bijtend chemisch goedje te hebben behandeld. In kaaspakhuizen lange dagen achter elkaar de mijt van 20-kilo kazen afvegen, ze dan omkeren en in de plastic was zetten. Varkens optakelen en in een heet bad laten zakken in het Goudse abattoir.

 

Die laatste klus is op afstand de ergste baan die ik ooit heb gedaan. En ik was nog maar 17. De varkens werden eerst vanuit de vrachtwagen het abattoir ingedreven, vaak ingeschopt als ze door het inhumane vervoer niet al kreupel waren. Daar zagen of voelden ze direct al wat hen te wachten stond. Want ze hoorden het gegil van paniek en pijn van hun voorgangers. Bij binnenkomst kregen ze via een tang met een soort koptelefoon een paar stroomstoten tussen de oren en moesten dan dood zijn. Wat vaak niet het geval was, ze waren dan slechts verdoofd. Ze werden direct daarna, dood of niet, aan de achterpoten opgetakeld en in een stomend heet bad gedompeld. Mijn taak. Dit om de haren er af te laten schroeien en het vlees makkelijker van het karkas te kunnen snijden. De varkens die de stroomstoten hadden overleefd, kwamen in het zicht van de onderdompeling weer bij en krijsten het hart uit je lichaam. Ik heb dat vier dagen volgeho

uden en ben toen kotsend afgetaaid. Mijn koppelbaas vond me een watje en bracht me lachend naar een kaaspakhuis.

Ik heb het nooit begrepen: dierenleed zien en er dan niet door geraakt worden. Gevechten tussen honden of hanen organiseren tot de dood er na een martelende strijd op volgt en dan genieten van dierenpijn: wat is de lol? Waarom vindt niet iedereen dat walgelijk. Veehouders die hun schuren met vele duizenden kippen of varkens zien afbranden omdat ze geen er geen geld voor over hadden om die schuren brandveilig te maken. En dan, al die verbrande dierenlijkjes overziend, alleen als commentaar hebben: ,,gelukkig zijn we goed verzekerd”. Ik kan de neiging dan nooit onderdrukken om te denken: jammer dat jezelf niet meegefikt bent. Het is allemaal zo wreed en zinloos. Als je je niet bekommerd om vermijdbaar leed van dieren, dan heb je dus ook niets met het leed van mensen.

 

7.   Onthechten en zo loskomen van angsten

 

Je kunt je verbazen over de pietluttigheden waarover mensen zich druk maken of zelfs angst hebben. Volgens Epicurus, de grote Griekse denker (rond 300 v Chr) - niet te verwarren met de Stoïcijn Epictetus die 400 jaar later leefde – is angst de grootste spelbederver van geluk. De kerntaak van de filosofie is volgens Epicurus dan ook: het doorgronden van de werkelijkheid om daarmee de mens van zijn angsten te bevrijden. De angst wegrationaliseren? Epicurus geloofde heilig in de vermogens van het menselijk verstand.

 

Een van de grootste angsten van mensen is toch wel die voor de eigen dood en de dood van geliefden. Epicurus vond deze angst een merkwaardige en onnodige emotie. Want, doceerde hij: ,,Zolang wij er nog zijn is er geen dood. En als de dood er is, zijn wij er niet meer. Dus waarom bang zijn voor de dood?” Het enige dat ons z.i. in het leven houvast geeft, is ons verstand. D.m.v. goed nadenken kunnen we onze wereld vrij van angsten denken.

 

Hoewel de Epicuristen vaak worden geïdentificeerd met ‘genotszuchtigen’ of hedonisme, draait volgens Epicurus een gelukkig leven om twee zaken: zelfredzaamheid en gemoedsrust. Maak je zo onafhankelijk mogelijk van anderen en van zaken, dingen en situaties die je niet of nauwelijks zelf in de hand hebt, zoals geld, prestige, status of affectie. Wees autonoom. Geluk is vooral bereikbaar door de afwezigheid van gemis.

 

De Stoïcijnen (Zeno, Epictetus, Seneca,) zitten nog extremer op de lijn van onthechting. Met de rede als het leidend beginsel is het leven voor hen een oefening in het ons begripvol neerleggen bij de feiten en bij situaties waaraan je toch niets kunt veranderen. Daarbij zijn vooral emoties (‘pathé’) alleen maar storend en een groot gevaar voor ons geluk.

 

Emoties worden door de Stoïcijnen gezien als autonome chemische processen in de hersenen die ons helder denken belemmeren. En daarmee onze hoogste staat van geluk frustreren, nl die van ‘apatheia’: onverstoorbaarheid. We moeten er rationeel denkend naar streven ons welbevinden nergens door laten verstoren. Zeker niet door emoties.

 

Via denken kunnen we volgens de Stoïcijnen onze emoties beïnvloeden, veranderen of zelfs laten verdwijnen. Steeds als we door een emotie (woede, verdriet, angst) overmand worden, moeten we er vanuit gaan dat we iets verkeerd hebben beoordeeld, een denkfout hebben gemaakt. Daarnaast helpt het ook door ons leed in de context van groter leed te plaatsen. Voel je je ongelukkig omdat je een baan niet hebt gekregen, bedenk dan wat het ergste is dat je kan overkomen. En stel dan vast dat vergeleken daarmee het actuele leed vanwege die baan toch minimaal is.

 

Epictetus maakt ook nog eens duidelijk dat niet de dingen zelf ons van streek maken, maar de denkbeelden erover. Vrezen noemt hij een treurige bezigheid. We lijden vaker aan een verwachting dan aan de werkelijkheid. Als een vrees geen werkelijkheid wordt, hebben we al die tijd voor niets geleden. En als het wel gebeurt, hebben we dubbel geleden. Veel leed ligt in het alsmaar naar achteren en naar voren kijken. Het is irrationeel en kan dus met denken opgelost worden.

 

Voor en na ons strekt zich een eeuwigheid uit, aldus Epictetus, waarin wij er niet waren en we er niet meer zullen zijn. En dan gaan we die miniem korte tussentijd dat we er wel zijn zitten zeuren en treuren. En ontnemen ons daarmee zelf het plezier. Dat is irrationeel want deze korte tijd is alles wat we hebben. Laten we die tijd dus niet laten verspillen door angsten, doemscenario’s, valse hoop en frustrerende verwachtingen. Dat moet met de kracht van de rede toch lukken? Ongeluk of tegenslag kunnen we zien als een trainingskamp, waar we met een betere geluksconditie uit zullen komen.

 

Net als het corrigeren van onze emoties is het onthechten van waardevolle dingen een 'vak apart'. Hoe meer zaken we als ‘van waarde’ bestempelen des te gehechter = afhankelijker we worden en hoe meer onze gemoedsrust wordt aangetast door de angst het te verliezen of door de frustratie het niet te verkrijgen. Sommige Stoïcijnen gaan hierin erg ver: “wie anderen nodig heeft om gelukkig te zijn, is maar een arme slaaf”. Hier valt wel iets op af te dingen.

 

Denkend de balans vinden. Tussen onthechten en hechten. Dat is een hele opgave, ook voor de rationele mens, die toch weinig meer is dan een door toeval ontstaand clustertje atomen dat op de eeuwige tijdschaal maar een nanoseconde bestaat om daarna weer opgelost te worden in een onmetelijk heelal. Waar maken we ons druk om?

 

8. Schrijven is ook: de kunst van het doseren.

 

“Ik schrijf je een lange brief, want ik heb geen tijd voor een korte” liet de Franse wis- en natuurkundige Blaise Pascal in 1657 aan een vriend weten. Mensen die wel eens een verhaaltje op papier zetten, zullen het herkennen. Tig A4-tjes vol tikken is niet zo moeilijk, maar je beperken tot, zeg, 500 woorden dwingt je tot nadenken over de kern van wat je zeggen wilt. Je moet de drang tot uitleggen, toelichten, verklaren onderdrukken. Je moet streng selecteren. Alles wat niet direct bijdraagt aan de boodschap die je wilt overbrengen, moet er uit. Dat schrappen van woorden of zinnen uit de ruwe tekst lastig zijn. Je hebt een paar mooie zinnen bedacht, misschien hecht je er wel aan, maar die moeten er toch echt uit om het stuk leesbaar te houden.

 

Het overzetten van gedachten vanuit het brein naar papier, schrijven dus, is vooral een kwestie van ‘veel doen’ en een beetje gevoel voor grammatica. Iedereen die gedachten heeft en niet dyslectisch is, kan het. Je moet er vooral lol in hebben. In het schrijfproces zelf. Maar ook in het delen van gedachten, opvattingen of redeneringen. Verder kun je je eigen denken aanscherpen door redeneringen en argumenten op te schrijven. Je wordt dan a.h.w. gedwongen tot een logisch-consistent betoog met jezelf. Ook kun je door het op te schrijven zaken die in het brein hinderlijk blijven rondspoken, beter een plaats geven. Maat ook geldt vaak: wat je beschrijft, beklijft beter. Zelf vind ik het een meerwaarde hebben om via die stukjes mijn ontwikkeling in het denken over allerhande onderwerpen in de tijd te kunnen volgen.

 

Het lastige zit m dus vaak in het selectieproces van wat wel en wat niet. De één leest het liefst korte stukken, een ander het liefst stukken met veel uitleg. Zelf ben ik een lettervreter. Als ik stuk in de krant lees, denk ik vaak: ,,waarom heeft ie hier niet wat meer uitleg bij geschreven?” Maar voor mijn blog wil ik het liefst stukje dat de 800 woorden niet  overschrijdt. Ik loop even te dubben over een onderwerp, schrijf een paar zinnen, bedenk een kop, een leidend thema en een conclusie en probeer dan wat ik wil zeggen in zo weinig mogelijk woorden uit te leggen en toe te lichten. 

 

De aandacht spanne van de meeste mensen moge dan misschien wat groter zijn  dan die van een goudvis, maar niet heel veel groter. Voor veel lezers zijn krantenartikelen van 800 woorden al veel te lang. Een leestijd van 3 minuten en er nog even over nadenken? Daar is vaak al teveel. Ze willen een pakkende kop, een samenvatting en scannen daarna nog een paar zinnen. Veel lezers zijn gewend aan soundbites. Dat is een nieuwswaardige melding bestaande uit niet veel meer een of twee zinnen die makkelijk beklijven en ‘lekker blijven hangen’. Er is geen ruimte voor uitleg, nuance, of argumentatie. In een column lukt dat ook niet altijd, maar je probeer er toch iets meer van te maken dan een soundbite.

 

9.  Pensionado’s moeten eens ophouden met klagen.

 

Volgens veel experts hebben wij hier het beste pensioenstelsel ter wereld: degelijk, betrouwbaar, goed renderend en solidair. Toch hoor je de laatste jaren veel boos gemopper op het systeem. “We krijgen minder dan wat ons beloofd is” en “Ze pikken

ons ons geld af”. Wie ‘ze’ zijn blijft dan meestal in het vage. De complotdenkers  vermoeden wellicht een kongsi tussen de elite, de politiek en de pensioenfondsen, die samen de ‘vette pensioenpotten’ ten eigen bate willen afromen. Ook de kreet “we  hebben toch voor ons eigen pensioen betaald?” hoor je vaak.

 

De experts zetten daar dan tegenover dat de pensioenfondsen nooit een vast pensioen met een zekere indexering hebben beloofd of gegarandeerd en dat in tijden van crisis en sterk

 

dalende rendementen ook de pensioenen aangepast moeten worden. Maar hoe zit het met het mantra “we hebben er toch zelf voor betaald”? In zijn Volkskrant-column presenteerde Peter de Waard enige tijd geleden een paar cijfers die duidelijk maken dat de overtuiging van boze pensionado’s dat ze zelf voor hun eigen pensioen betaald hebben, lichtelijk overdreven is. De Waard rekent voor dat een modale ambtenaar die op 25-ste pensioenpremie gaat betalen rond z’n 67-ste een potje van € 746.000 in de wacht heeft staan. Daar heeft  hij zelf € 77.500 aan betaald. Slechts 10% dus. De werkgever heeft € 162.000 in het potje gestopt, 21%. Een het ABP heeft via rendementen op slimme beleggingen € 507.000 aan de pot bijgedragen: 68%. Je kunt natuurlijk ook vinden dat de werkgeversbijdrage in de pensioenpot gewoon geld van de werknemers is. Het is met  werknemersinspanningen verkregen, vervolgens door de werkgever ingepikt, om daarna weer genereus naar het pensioenfonds te worden doorgestuurd.

 

Je zou hieruit de volgende conclusies kunnen trekken: 1. Als het niet goed gaat met de bedrijven komen de werkgeversbijdragen aan de pensioenpot onder druk te staan. 2. Als de economie in een crisis zit en er weinig rendementen behaald kunnen worden, moet ook het ABP de tering naar de nering zetten en kan ze minder in de pot stoppen. 3. Als de belangrijkste voedingsbronnen van het pensioenpotje teruglopen, kan er ook minder uit hetpotje gehaald worden 4. Alleen dankzij solidariteit tussen de generaties kunnen economisch slechte tijden gecompenseerd worden door goede tijden en behoeft er in slechte tijden niet sterk gekort te worden.Dit alles overziend is mijn stelling dat de pensionado niet zo moet zeuren. Hij/zij draagt zelf maar beperkt bij aan zijn eigen pensioenpot, maar is elke keer boos op de partijen die zorgen dat zijn kleine bijdrage uitgroeit tot een behoorlijke pot met geld. Ik geloof er ook niets van dat de meeste werknemers meer rendement uit hun premies zouden hebben gehaald als ze het zelf hadden belegd. De meesten kunnen dat niet eens.

 

Een belangrijke vraag lijkt me: hoe lang blijft die kleiner worden groep werkenden solidair met die groter wordende groep ouderen? Daar komt natuurlijk een keer een eind aan. Zeker als je als jongere weet dat je ook nog eens steeds grotere bedragen aan AOW moet gaan overmaken naar die steeds grotere groep alsmaar ouder wordende ouderen. Wat de jongeren ook niet positief zal stemmen is dat die ouderen de afgelopen 50 jaar een veelheid van riante financiële regelingen voor zichzelf hebben opgetuigd waar ze maximaal van hebben geprofiteerd, maar die ze de laatste jaren gaandeweg (zijn) gaan afbouwen. Buit binnen. Zoals de riante studiebeurs en de renteloze leningen. En de tamelijk dwaze hypotheekrenteaftrek natuurlijk, waarmee er via de belastingen grote sommen geld zijn overgeheveld van de burgers die geen huis konden betalen naar de huizenbezitters die zo een fors deel van huis gesubsidieerd kregen.

 

Gevolgen: alleen door hoge schulden te maken kun je nog studeren en de prijzen van huizen zijn voor starters onbetaalbaar geworden. Een koophuis wordt voor hen bijna onhaalbaar, zeker met die onzekere tijdelijke contracten die nu zo in de mode zijn. Terwijl grote groepen ouderen, mede door die riante financiële regelingen, nu met een leuke spaarpot in een grotendeels afbetaald eigen huis zitten. Het is het verhaal dat die types van 50Plus nooit zullen vertellen. Zij zijn van: “de ouderen worden weer gepakt”.

 

Mijn inschatting is dat de jongere generaties dit op enig moment niet meer gaan pikken. Zij gaan in opstand komen tegen de hoge huizenprijzen en dito huren, tegen de hoge studieschulden, tegen de hoge AOW- en pensioenpremies, tegen de sterk stijgende zorgkosten veroorzaakt door ouderen, tegen de flexcontracten en de afgeknepen loontjes. Het lijkt me een groeimarkt voor politieke rattenvangers op de flanken die het vooral van boze burgers moeten hebben. Vooral de ouderen met een AOW + een redelijk pensioen kunnen zich voortaan beter wat gedeisd houden, lijkt me.   

 

10.   Het bewustzijn kan natuurlijk nooit los van brein functioneren.

 

Na de dood vergaan we uiteindelijk tot een paar honderd miljard losse atomen. Meer blijft er niet over. Nee, ook geen geest.  De uitdrukking ‘de geest geven’ betekent dan ook niet meer dan ‘ophouden met leven’. Het bestaan van een autonoom, buiten het brein, na de dood door functionerend bewustzijn is in strijd met alle beschikbare wetenschappelijke kennis en is, derhalve, ook nooit aangetoond. Laat staan dat zo’n bewustzijn zich vervolgens ook nog eens vrij zwevend door de ruimte zou kunnen verplaatsen en zou kunnen communiceren met andere geesten. Allemaal apekool. Het is ooit bedacht door de ‘uitvinders’ van religies, die zochten naar een beetje hoop in de dagelijkse ellende van het kommervolle bestaan. Na dit leven op aarde zou het allemaal voor eeuwig beter worden. Als je zo'n verhaal goed vertelt dan kun je het blijkbaar tallozen laten geloven. 

 

Debatteren over het wel of niet bestaan van een leven na de dood is weinig meer dan zinloze luchtverplaatsing. Terwijl de argumenten tégen een leven na de dood doorslaggevend sterk zijn en ook nooit steekhoudend worden weerlegd, zijn er miljarden op de wereld die zulke argumenten gewoon van tafel vegen met de stelling: “er is wel een leven na de dood, punt.” Vragen naar het bewijs daarvoor wordt door heel wat religies bijna als blasfemie beschouwd.  

 

Mijn beste vriend vanaf de middelbare school was niet gelovig, maar geloofde wel dat er ‘iets’ was na de dood. Mijn scepsis werd schouderophalend aangehoord en mijn argumenten tégen voor kennisgeving aangenomen….hij bleef serieus rekening houden met een soort doorleven na het doodgaan, maar kon aan dat gevoel ook weinig zinnigs meer toevoegen… tot hij mij in 2002 opgetogen vertelde over het boek van de cardioloog Pim van Lommel Eindeloos bewustzijn: een wetenschappelijke visie op de bijna-dood ervaring”. Van Lommel zou hebben aangetoond dat het bewustzijn ook actief is als de hersens niet meer functioneren. Het zou volgens vriend toch het wetenschappelijke bewijs kunnen zijn dat het bewustzijn ook buiten het fysieke lichaam kan functioneren. Werd hier iets aangetoond dat volgens de wetten de materie onmogelijk is? 

 

Heb het boek van van Lommel toen dus maar gekocht en ook nog gelezen….het viel niet mee. Wel een aantal interessante casestudies van mensen die konden navertellen wat ze hadden gevoeld en gezien in de periode na hun hartaanval in een situatie dat zij volgens van Lommel geen zichtbare hersenactiviteit meer hadden: een tunnel met licht aan het einde, schitterende kleuren, gelukzalige gevoelens en onvoorwaardelijke liefde. LSD-trips gelijkende ervaringen. En dan kwamen ze uiteindelijk toch weer bij. Daar baalden ze dan van, want ze waren juist zo volmaakt gelukkig in die bijna-dood situatie en wilden niet meer terug in dat onvolmaakte lichaam. De meeste verhalen leken sterk op elkaar.

 

Wat mij aan het boek in toenemende mate ergerde was dat van Lommel het steeds had over patiënten die geen hersenactiviteiten meer hadden, terwijl ik elders al had gelezen dat die bijna-dood patiënten met hallucinerende ervaringen nog wel degelijk enige hersenactiviteit hadden. Op dit punt was van Lommel gewoon niet nauwkeurig. Of omdat hij niet in staat was die hersenactiviteit te meten. Of het kwam hem niet goed uit, omdat hij met zijn onderzoek juist wilde aantonen dat bewustzijn zonder het brein autonoom kan functioneren. Als eerste stap op w

eg naar het aantonen van een leven na de dood. Hadden zijn wetenschappelijke inspanningen wellicht een religieus nevendoel?

In de discussie over bijna-dood-ervaringen (bde’s) zijn twee kampen te onderscheiden: zij die het bestaan van bde's zien als het bewijs dat de geest onafhankelijk kan functioneren van het brein. Van Lommel zit dus in dit kamp. De non-believers echter zien bde's als een hallucinatie, een illusie van het brein veroorzaakt door zuurstoftekort of door neurotransmitters die vrijkomen vlak voor het sterven. In dit kamp wordt van Lommel wetenschappelijk niet serieus genomen. Vooral omdat hij blijft beweren dat er tijdens een hartstilstand op het moment dat de bde wordt ervaren geen breinactiviteit is. Wat volgens de meeste neurologen aantoonbaar niet klopt, hetgeen met de huidige hersentechnologie volgens hen ook makkelijk is aan te tonen.

 

Van Lommel en zijn volgelingen hebben ons geen stap dichter bij het bewijs gebracht dat een autonoom bewustzijn buiten het brein mogelijk is. Alle serieuze onderzoeken naar bde’s tonen juist aan dat er zonder zuurstof geen hersenactiviteit meer mogelijk is en dat daardoor het bewustzijn is uitgeschakeld en er nooit hallucinerende ervaringen kunnen optreden. Dus gewoon niet geloven in geesten en spoken die ronddwalen in een 'andere dimensie'. En ook niet in van Lommel. 

 

11.    Toegeven aan beperking van het vrije woord? Toegeven is opgeven. Opgeven is overgeven.

 

Na de onthoofding van de Parijse geschiedenisleraar Samuel Pay door een islamitische extremist van Tjetjeense huize startte de discussie over de vraag of dat ook in Nederland kon gebeuren. De vraag alleen al....waarom zou zo’n slachtpartij niet in Nederland kunnen plaatsvinden? Er spreekt een naïef soort arrogantie uit. Alsof wij hier geen burgers hebben die voldoende verward, gewetenloos of religieus geradicaliseerd zijn om te doden, enkel om hun God of profeet te behagen? 

 

Dan was er deze week ook nog het blijmoedige standpunt van een goedwillende lerares aan een vmbo-school die zei dat ze alle onderwerpen behandelt, maar vond….,,je mag best gevoelige onderwerpen behandelen, maar je hoeft mensen niet te kwetsen”. Met zo’n houding zet je dus de bijl aan de wortel van ons belangrijkste grondwetsartikel dat gaat over de vrijheid van meningsuiting. Nee, natuurlijk hoeft je niet te beledigen….en waarom zou je dat ook bewust doen? Maar......ten eerste:… het hoeft niet, maar je mág wel beledigen, zonder dat je daarmee religieuze dwazen legitimeert jouw kop er af te snijden en ten tweede:....als je controversiële onderwerpen behandelt, voelt er, zoals gezegd, altijd wel iemand zich beledigt. Dan behandel je dus onderwerpen niet?

 

Vervolgens kwamen de terechte vragen over het behandelen van politiek en religieus gevoelige onderwerpen op scholen: moest dat nog wel en durven de leraren dat nog? Er werden voorbeelden genoemd van leraren die de Holocaust maar niet meer behandelen omdat islamitische opgevoede leerlingen dat een verzinsel vinden en er vaak ruzie over in de klas over ontstaat. Net zoals er ouders komen klagen als er in de klas gesproken wordt over de  moord- en martelpraktijken het Nederlandse leger in Indonesië ten tijde van de 'vuile oorlog', die een ander dan weer 'politionele acties' noemt. En begint een leraar in een klas waarin ook Turkse leerlingen zitten over de Armeense volkerenmoord, dan heeft hij de volgende dag razende ouders in z'n klas die niet schromen hem te bedreigen met “we weten waar je woont”. 

 

Uitermate intimiderend, maar moet je al die onderwerpen dan maar niet behandelen bij burgerschapskunde of maatschappijleer was de vraag in de verschillende talkshows. Gelukkig vonden de meeste van de aanwezige leraren dat dat natuurlijk moest, maar een aantal amendeerde deze mening voor alle zekerheid met de toevoeging dat die 'gevoelige onderwerpen' wel 'op gepaste wijze' met de leerlingen moesten worden besproken.

Op gepaste wijze….hier komt natuurlijk een hele wereld achter weg. Natuurlijk moet je alles 'gepast' bespreken, maar wat hier bedoeld leek te worden was, dat je het zo moet bespreken dat niemand in de klas zich er aan hoeft te storen. Maar daarvoor moet je het onderwerp vaak zo abstract maken dat het niets meer met de werkelijkheid te maken heeft.

 

En dat is nu juist de kern van het probleem....als dit het uitgangspunt is, dan kun je bijna geen controversieel onderwerp meer op een zinvolle behandelen, want in ons multiculturele landje is er altijd wel een bepaalde groep die zich ergens over gekwetst voelt. Het meer met gekwetsten stroomt inmiddels over. Je kunt de Armeense volkerenmoord nu eenmaal niet zo bespreken dat Nederlanders met Turkse roots zich niet gekwetst voelen. Dat geldt evenzeer voor het bespreken van Maarten Luthers virulent antisemitisme. Stel je dat aan de orde dan komen de leerlingen met een protestante achtergrond of hun ouders in verzet. Maar ze roepen gelukkig niet op tot een fatwa.

 

Zijn bedreigingen van onverdraagzamen een voldoende reden om het er dan maar niet over te hebben? Moet het vrije woord worden opgeofferd als het over de islam gaat? Lijkt me niet. Kiezen we voor zelfcensuur dan wordt het van kwaad tot erger. Elke concessie zal gevolgd worden door nieuwe eisen. Die intolerantie moet juist een extra reden zijn om het er wel over te hebben. Net zo lang tot iedereen die in dit land woont, accepteert dat je hier vrij bent om te zeggen te tonen wat je wilt, zolang je maar niet oproept tot geweld. Desnoods zetten we bij elke school waarvan leraren bedreigd worden een agent of een militair. 

 

Als je het uitgangspunt ‘niemand mag zich beledigd voelen’ consequent in praktijk brengt, kun je als leraar in de klas bijna geen ‘gevoelig onderwerp’ meer agenderen, hooguit in lege termen die geen enkele betekenis meer hebben. Zo ontnemen we onszelf het vrije woord....uit angst… of om intolerante religies te apaiseren. Terwijl de houding juist zou moeten zijn: als het gaat om het uitleggen en het verdedigen van de vrijheid van meningsuiting, ook in de klas, moeten we nergens aan toegeven....ook niet aan politieke of islamitisch geïnspireerde onverdraagzaamheid en zeker niet aan daaraan gelieerde terroristen.

 

Met onze basiswaarde van het vrije woord mogen we niet marchanderen. Het relativeren en nuanceren ervan als het gaat om medeburgers met een ander cultureel waardensysteem is in meerdere opzichten gevaarlijk. Toegeven is opgeven. Opgeven is overgeven.

 

12.  Het enigma Karel van Wolferen…ooit geleerde…nu complotdenker

 

Medio 1989 kocht ik “Japan, de onzichtbare drijfveren van een wereldmacht”. Het was een indrukwekkend boek over het raadsel Japan van Karel van Wolferen, in die jaren een alom gerespecteerd NRC-correspondent in Azië. De mooie Engelse titel luidde “The Enigma of Japanese Power”. Ook internationaal werd het lovend besproken en gezien als een standaardwerk. Van Wolferen, 79, is thans emeritus hoogleraar. Maar ook hoofdredacteur van het blad “Gezond Verstand”, waarvan er deze week 1 miljoen exemplaren zijn verspreid. Financiers onbekend. Russen wordt gespeculeerd.

 

In ‘Gezond Verstand’ zullen volgens van Wolferen onderwerpen worden behandeld die in de traditionele media onbesproken blijven, “omdat ze niet mogen worden besproken”. Nooit geweten dat er onderwerpen zijn die niet mogen worden besproken. Ik dacht juist dat er geen enkel taboe meer is en dat alles, maar dan ook alles, gezegd en geschreven moet kunnen worden. En dat gebeurt ook....ook in de traditionele media. Er zijn eigenlijk maar twee restricties…1. de beweringen moeten gestaafd worden door kloppende feiten en 2. er mag niet worden opgeroepen tot geweld. Dus nepnieuws en haatzaaiende opvattingen worden in de reguliere media alleen met een toelichtende context gegeven. 

 

Maar ik zie dit blijkbaar toch door een te elitaire bril…het volk wordt, volgens van Wolferen, onthouden wat er werkelijk in de wereld gebeurt. En daar werken vele duizenden journalisten over de hele wereld dan stiekem aan mee? Als voorbeeld noemt hij dan vaak de leugen dat de MH17 is neergeschoten door een Russische Buk. Het toestel is helemaal niet neergeschoten en er waren ook geen Nederlandse doden. De wrakstukken zijn daar neergelegd en alles wat er daarna is verteld over slachtoffers is een fakeshow, alleen om Poetin te demoniseren. Een verzinsel dus, net zoals de aanslag op de Twin Towers een verzinsel was.  

 

Het onderwerp waar Karel en zijn volgelingen het volk de waarheid over wilden vertellen werd de coronapandemie, door van Wolferen een schijnpandemie genoemd. Want al die coronaslachtoffers….het is een hoax weet hij….er waren geen helemaal coronadoden….al dat zorgpersoneel dat in de media ach en wee roept, dat waren acteurs die een dreigende crisis in de ziekenhuizen suggereren…..ze werden betaald en aangestuurd worden door de elite die langs deze weg van een dreigende chaos de wetten zo wil veranderen dat het volk monddood kan worden gemaakt….en ook de traditionele media spelen dit spel mee. En dat gebeurt volgens hem dus niet alleen in Nederland….het is een wereldwijde samenzwering. Eerder wist hij overigens te melden dat het virus op een Amerikaanse legerbasis was gefabriceerd en bedoeld als voorwendsel om kinderen een vaccin te kunnen geven met een 'digitale identiteit', waarmee overheden hen permanent zou kunnen volgen.

 

Het zijn gedachten, toegegeven, die op zich uiterst origineel zijn. Je zou er hard om kunnen lachen ware het niet dat dit soort gedachten andere halve garen op het idee brengt om massaal de coronaregels te negeren. En dat niet alleen…ze bedreigen ook politici, journalisten en wetenschappers….’omdat ze het volk voorliegen’.

 

Bij heel veel van die zotten die in de sociale media met hun alternatieve werkelijkheid komen, kun je nog denken…verwarde geest…klein verstandje…verkeerde opvoeding…foute vrienden…maar hoe kan een gerespecteerde intellectueel als van Wolferen zo’n bizarre complotdenker worden die zich niets meer aantrekt van de ‘wetten’ van goed wetenschappelijk onderzoek en betrouwbare journalistiek? Gelooft hij werkelijk dat die vele duizenden die in de politiek, de journalistiek en de zorg met de pandemie bezig zijn hun mond zouden houden als er niets aan de hand is, maar zij 'van hoger hand' toch vele honderdduizenden doden moeten faken? Zijn ze dan allemaal stilzwijgende marionetten in een wereldwijde samenzwering? De gedachte alleen al lijkt me dommer dan dom. Hoe is de voormalige intellectueel van Wolferen zo van het padje geraakt

 

Ik kan een paar mogelijke verklaringen verzinnen voor van Wolferens wonderlijke geloofsverandering. 1. Hij is door een kortsluiting in de hersenbedrading volstrek gestoord geraakt 2. Hij voelt zich door ‘het systeem’ en/of de reguliere media zo miskent in zijn brille dat hij een haatcomplex heeft ontwikkeld tegen gevestigde orde. 3. Hij gelooft niet meer in ‘het systeem’ en wil het ondermijnen door het als onbetrouwbaar af te schilderen 4. Hij wordt door de Russische trollenfabriek goed betaald om via nepnieuws de Nederlandse samenleving te ontwrichten. 5. Hij heeft een mooie jonge vrouw aan de haak geslagen die hij alleen kan behouden door al die onzin te beweren. 6. Toch de leeftijd? 

 

Sinds het raadsel van Wolferen uit de kast is gekomen met zijn nieuwe wereldbeeld vol samenzweringstheorieën wordt hij niet meer serieus genomen door alles waar hij vroeger bij hoorde. Dat zal hem steken. Maar gelukkig heeft hij nu zijn eigen “Gezond Verstand” en kan hij met zijn opvattingen ook altijd terecht bij obscure sites als Russia Today, Café Weltschmertz , ThePost Online en andere toevluchtsoorden voor complotdenkers die geen serieuze toegang meer hebben tot de mainstream media omdat ze weigeren om hun fantasierijke opvattingen over de werkelijkheid te onderbouwen met controleerbare feiten. Zij erkennen zelfs de breedst geaccepteerde feiten niet, maar willen alleen hun eigen ‘werkelijkheid’ poneren, zonder al dat gezeur over feiten. Onder het motto 'hoe grotesker de onbewezen beweringen, hoe groter de aandacht'.  

 

13.  Retorica: overtuigen met ethos, pathos, logos en een beetje spretzatura 

 

Retorica staat zowel voor het spreken in het openbaar als voor de kunst van het overtuigen. In de leer van de retorica worden er doorgaans drie middelen om te  overtuigen onderscheiden: ethos, pathos en logos. Bij ethos gaat het om de idealen en is de krachtigste van de overtuigingsmiddelen. Hoe komt de spreker over? Wat is zijn uitstraling bij het publiek? Het gaat bij ethos om het succes dat de spreker heeft om zijn publiek te overtuigen. Het gaat er daarbij niet om hoe de spreker zichzelf ziet, of hoe die echt is, maar hoe het publiek de spreker ziet. Welk beeld hebben ze van hem/haar? Komt de spreker prettig, aangenaam, charmant over? Komt de spreker competent over? Maakt de spreker een betrouwbare, integere en geloofwaardige indruk.

 

Kan de spreker zijn ethos verbeteren? Ja, hij kan er aan werken door zich af te vragen wie hij is, wie hij wil zijn, hoe anderen hem zien en hoe hij de kloof tussen de uitkomsten van deze zelfreflectie kan slechten. Oefenen, kijken, feedback vragen. De spreker kan ook werken aan zijn timing, het gebruik van z’n stem, aan het oogcontact met het publiek en aan inhoud en stijl van de voordracht. En dan vooral ook spretzatura uitstralen, wat Italiaans is voor: de schijn ophouden dat het de spreker allemaal moeiteloos afgaat.

 

Bij pathos gaat het om de emoties en dan met name om de vaardigheid de emoties van het publiek aan te spreken; hoe kun je inspelen op de emoties van het publiek? Luister naar “I have a dream” van M.L.King. Je kunt je pathos alleen maar goed inzetten als je je publiek kent. Wat zijn hun tradities? Hun opinies? Waarom zijn ze gekomen? Je moet voldoende van je publiek weten om je met het publiek te kunnen verbinden. Logos gaat over de logische redenering, het overtuigen door middel van argumenten. Maar de praktijk wijst uit dat argumenten alleen vaak te weinig is om te overtuigen. Naast het hoofd moet ook het hart worden aangesproken. Naast de argumentatie ook de persuasie.

 

Bij retorica gaat het om het ‘hele verhaal’. Dus overtuigen door bij het publiek charmant, deskundig en betrouwbaar over te komen, door te weten wat het publiek wil en het te bespelen en door sterke argumenten. In de Nederlandse politiek hebben we er maar weinigen die de kunst van retorica beheersen. In de Amerikaanse en Britse politiek lijkt iedereen de gave van het spreken in het openbaar te bezitten. Bij ons zijn ze al blij als ze het foutloos van het papier kunnen oplezen. Bloedeloos. En van enige spretzatura is al helemaal geen sprake.

 

14.   Dingen vastleggen brengt rust in het brein.

De hele dag door schieten je dingen te binnen: ideeën, zaken die je nog moet regelen, afspraken die je moet maken. Elke keer poppen er weer andere dingen op. De praktijk is dat je het grootste deel daarvan aan het eind van de dag weer vergeten bent. Het brein vindt het allemaal erg vermoeiend, het is een soort multi-tasken die ook ten koste gaat van de concentratie op de zaken waar je mee bezig bent.  Als je hier niet goed mee omgaat kan het een chaos in die bovenkamer worden. We kunnen hoofd- en bijzaken niet meer onderscheiden en gaan dingen die wel belangrijk zijn vergeten. Er zijn trucjes om die chaos te pareren.

Daniel Levitin is professor psychologie, neurowetenschap en muziek aan de McGill University in Montreal. Hij buigt zich in zijn onderzoeken al geruime tijd over de vraag hoe je meer structuur in je denken en doen kunt brengen en je je gerichter op hoofdzaken kunt richten. Waarom zijn er zoveel zaken die je zou willen doen, maar waar je de tijd en de rust niet voor kunt vinden? Het is allemaal terug te voeren tot de stortvloed aan informatie waaronder we elke dag bedolven worden. We rommelen maar door zonder focus.

 

In zijn bestseller “Getting things doen” laat Levitin aan de hand van de laatste inzichten uit de neurowetenschappen zien waarom we vaak het overzicht verliezen en geeft hij nuttige en praktische tips die ons kunnen helpen om op eenvoudige wijze de controle terug te krijgen over het leven.

Een uitermate praktische tip is om al die gedachten en tussendoordingen direct te noteren. In een ouderwets notitieboekje of op je smartphone of tablet. Je hebt er ook specifieke programma’s voor. Een overzicht van punten onder het kopje “getting things done”. Het noteren geeft het brein het seintje ‘job done’. Brengt rust. Het kost een halve minuut, het brein kan zich weer goed concentreren en aan het eind van de dag heb je een mooi ‘things to do’-lijstje. Daar kun je dan gericht aan werken.

Zelf heb ik bijna altijd al zo gewerkt, dus zo revolutionair zijn die tips van Levitin misschien ook weer niet.

15.   Europa wordt een soort bejaardenpakhuis met onvoldoende verzorgend personeel.

 

De wereldbevolking blijft maar doorgroeien en als iedereen het (legitieme) verlangen naar het westerse welvaartsniveau heeft, is de opwarming van de aarde niet te beteugelen. Denken de doemdenkers. Maar wellicht onderschatten zij niet alleen de vindingrijkheid van de menselijke soort, maar zijn ook te somber over de bevolkingsgroei. Want binnen 45 jaar zal de wereldbevolking krimpen, een krimp die we nu al in vele westerse landen zien. En die vooral problemen zal opleveren.

 

In het wetenschappelijk tijdschrift The Lancet is begin dit jaar een studie besproken waaruit blijkt dat de geboortecijfers overal ter wereld dalen en dat die daling zelfs nog sneller verloopt dan de deskundigen al dachten. Volgens de nieuwe inzichten zal de totale wereldbevolking haar piek al rond 2064 bereiken en daarna sterk krimpen. De wereldbevolking groeit op dit moment weliswaar nog steeds, maar het tempo waarin dat gebeurt vertraagt al decennia. Het hoogtepunt van de groei lag rond 1968, toen het aantal mensen op aarde jaarlijks met 2,1 procent groeide. Maar daarna begon land na land het kindertal te zakken. In de jaren 60 was het mondiale kindertal per vrouw nog gemiddeld 4,5, vandaag is dat minder dan 2,5 kinderen per vrouw Dat is niet veel hoger dan het vervangingscijfer van 2,1: het aantal kinderen per vrouw dat je nodig hebt om een bevolking op peil te houden. Daar beneden is het krimpen geblazen.

 

Er zijn natuurlijk nog wel grote regionale verschillen, maar geen enkel land blijkt immuun voor deze ‘demografische transitie’, zelfs niet de traditionele en religieuze samenlevingen, waar grote families deels tot de culturele gegevenheden leken te behoren. Zo daalde b.v.  in Algerije in de periode tussen 1975 en 2010 het kindertal per gezin met 60 procent. Een snellere en steilere dan we in de meeste Europese landen meemaakten.  In Iran was de daling nog spectaculairder: sinds 1984 daalde het aantal kinderen per vrouw van gemiddeld zes naar minder dan drie.

 

In alle landen zijn, ongeacht de culturele verschillen, de oorzaken van de sterke daling van de geboortecijfers dezelfde: meer welvaart, beter onderwijs voor vrouwen, toegang tot anticonceptie en een lagere kindersterfte door beteren medische voorzieningen. De dieper liggende verklaring is volgens de Zweedse arts Hans Rosling in zijn boek Feitenkennis : “als ouders zien dat kinderen in leven blijven, als kinderen niet langer nodig zijn voor kinderarbeid en als vrouwen onderwijs genieten en toegang tot voorbehoedsmiddelen krijgen, dan beginnen beide seksen in alle culturen en religies te dromen over minder, maar goed opgeleide kinderen”.

 

In VN-studies hebben demografen berekend dat er aan het einde van deze eeuw evenveel kinderen op deze planeet rondlopen als nu: ca 2 miljard.  De wereldbevolking groeit alleen nog maar omdat mensen steeds langer leven, niet omdat er steeds meer nieuwe mensjes bijkomen. Eerder dachten de demografen dat de wereldbevolking, nu 7 miljard, zou doorgroeien naar 11 miljard in 2100, maar nu laten de cijfers zien dat de krimp al in 2064 begint en de top ver onder de 10 miljard zal blijven.  Verwacht wordt dat het gemiddeld aantal kinderen per vrouw zich zal stabiliseren op 1.5, terwijl 2.1 nodig op de bevolkingsaantallen stabiel te houden.

Op dit moment zijn er nog grote regionale verschillen in bevolkingsgroei en zijn er gebieden waar er te weinig welvaart is om alle monden te voeden. Je kunt daar dus spreken van overbevolking, maar ook van onderbenutting van de potenties. Door er voor te zorgen dat er daar meer welvaart komt, in combinatie met beter onderwijs en adequate medische voorziening slaan we minstens twee vliegen in één klap: het aantal kinderen per vrouw zal dalen en de noodzaak te migreren naar de welvarende delen van de wereld zal door meer baankansen in eigen regio afnemen.  Door daarin via ontwikkelingssteun te investeren helpen we dus vooral ook onszelf.  

 

Een nog grotere uitdaging dan het afremmen van de mondiale bevolkingsgroei wordt het dealen met een krimpende en vergrijzende bevolking in de westerse wereld. Een fenomeen dat nooit eerder in de wereldgeschiedenis heeft plaatsgevonden. We hebben er nog geen beleidsmatige antwoorden op, zeker is dat zonder een geplande immigratie van jonge werkzoekenden op grote schaal de Europese landen bejaarden een overheersend deel van de bevolking gaan uitmaken en er steeds minder mensen zullen zijn om het noodzakelijke werk te doen. Zo verdwijnt uiteindelijk de broodnodige vitaliteit uit de bevolking. We zien het al vele jaren ook in Japan. Maar geplande immigratie vanuit andere continenten is nog steeds een groot taboe voor politiek rechts. 

Al die snel vergrijzende landen dreigen daardoor een soort bejaardenpakhuis te worden met onvoldoende verzorgend personeel en te weinig economisch verdienvermogen om alles te financieren en onze welvaart op peil te houden.

 

16.  De sluier van onwetendheid: een methode om kansengelijkheid te bevorderen.

 

In de meeste samenlevingen zijn de kansen (erg) ongelijk verdeeld. De één heeft (veel) meer kans op een zorgzame opvoeding, uitstekend onderwijs, een mooie baan, een hoog inkomen of een goede gezondheid dan de ander. Er zijn samenlevingen waar je als vrouw, zwarte of homo zwaar gediscrimineerd wordt en nauwelijks kansen hebt. Of samenlevingen waar je praktisch nooit meer uit de (lage) klasse komt waarin je ooit bent geboren. Het zijn, naast pech en mazzel, de regels, wetten, normen, waarden en instituties die de kansen op vrijheid, werk, inkomen of geluk van individuen in een samenleving bepalen.

 

Die geschreven en ongeschreven regels zijn niet ‘van god gegeven’, maar ‘man made’, ooit bedacht om bepaalde belangen te dienen. Soms lijken ze in beton gegoten en schier onveranderbaar. Dan weer blijken ze toch aangepast te kunnen worden aan veranderende omstandigheden. Vaak door politieke strijd, de emancipatie van bevolkingsgroepen, invloeden van buitenaf of technologische ontwikkelingen. Vele samenlevingen zijn door die aanpassingen in de loop der tijd steeds een stukje rechtvaardiger geworden, in die zin dat steeds meer mensen steeds meer kansen hebben gekregen hun lot te verbeteren. Maar zelfs een blinde kan zien dat er nog steeds heel veel ‘onrechtvaardigheid’ is, voortkomend uit de ‘regels’ waarmee samenlevingen zijn georganiseerd.

 

Hoe zou dat allemaal veel beter kunnen? De filosoof Rawls bedacht hier een gedachte-experiment voor. Zet een groep mensen bij elkaar, die zich moeten inbeelden dat zij als nieuwgeborenen onwetend zijn van de plaats in de samenleving waar zij later terecht komen. Door die “sluier van onwetendheid” weten zij niet of het lot hen later als paria of rijke, man of vrouw, zwart of blank door het leven laat gaan. Wat zouden ze dan vanuit die onwetendheid  nu rechtvaardige wetten, regels, normen en waarden vinden? Ze zullen er in ieder geval rekening mee houden dat ze zelf in een uitermate zwakke startpositie geboren kunnen worden. En kiezen voor wetten die ook voor die groep rechtvaardig uitpakken.

 

Zouden ze bij de kabinetsformatie zo’n gedachte-experiment ook niet eens kunnen overwegen. Wat zou de uitkomst zijn als je los van partijpolitieke dogma’s, vooringenomen standpunten, smalle groepsbelangen, korte termijnprofijt en je eigen persoonlijke positie moet bepalen wat op de belangrijkste dossiers het beste is voor Nederland en voor de meeste Nederlanders?

 

De onderhandelaars kunnen alle beleidsvoornemens beoordelen vanuit de vraag: stel dat je (ooit) behoort tot de zwakke groep die door de maatregelen geraakt wordt, hoe zou je dan willen dat die maatregelen er uit zien? Kies je dan bij klimaatmaatregelen voor ‘meer welvaart nu’ of voor ‘een nog leefbare wereld over 50 jaar’? Kies je bij inkomenspolitiek voor de onderste 10% of de bovenste 5%? Kies je voor ’grenzen potdicht’ of voor ‘een humaan immigratiebeleid’?

 

Maatregelen ontwikkelen vanuit die ‘sluier van onwetendheid’ kan een veel rechtvaardiger regeringsprogramma opleveren voor de zwakke groepen en toekomstige generaties.

 

17.  Van religie komt alleen maar ellende.

 

Religies. Wat heb je er aan? Wat moet je er mee? Ze hebben menselijkheid en naastenliefde allemaal hoog in het vaandel staan, maar dan wel alleen voor de eigen groep, en zelfs dat vaak nog niet eens. Door de  geschiedenis heen bestrijden ze niet alleen elkaar op leven en dood, maar ook binnen de groep zijn er weer verschillende denominaties die elkaar het licht in de ogen niet gunnen. Onverdraagzaamheid, onderdrukking en geweld ‘in de naam van…’, dat is wat religieuzen kenmerkt. Zeker wanneer ze in een land tot de dominante machtselite behoren. Wat je ze wel moet nageven: hun PR hebben ze vaak wel goed voor elkaar. De meeste wereldreligies weten een beeld van zichzelf te creëren, dat vaak haaks staat op de werkelijkheid. Hoewel: de Islam wordt al geruime tijd met een stevige imago-dipje geconfronteerd.

 

Het Boeddhisme heeft als geen andere godsdienst het aureool van vredelievendheid. Meestal, zo is het beeld, accepteren ze elk hen aangedaan onrecht gelaten en als ze zich al eens ergens tegen verzetten dan doen ze dat geweldloos. Op zich wel begrijpelijk, want ze zijn in bijna elk land een minderheid en dan is het een slimme strategie om je Sjakies houden. Maar daar waar ze de macht wel hebben, zoals in Myanmar/Birma, waar 90% Boeddhist is, zijn onderdrukking en geweld aan de orde van de dag. Sinds kort heeft de militaire dictatuur formeel de macht overgedragen aan een burgerregering, maar de meedogenloze strijd tegen minderheden met een ander geloof, zoals de islamitische Rohingya’s, gaat onverminderd verder. Ze worden al vele decennia, buiten het zicht van de wereldpubliciteit, onderdrukt, verdreven en bij bosjes afgeslacht. Pas nu druppelt er iets van door in de Westerse media: tienduizenden vluchtende Rohingya’s. Hun huizen steken ze volgens de regering zelf in brand om de soldaten in discredit te brengen. Geweldloze Boeddhisten?

Dan het Hindoeïsme. Ook deze religie heeft bij veel Westerse dromers iets heiligs. Maar de geschiedenis is er één van grof geweld en onderdrukking. Aan het kastenstelsel, het maatschappelijk fundament van deze godsdienst, is niets heiligs te ontdekken. Het Hindoeïsme is in essentie een fascistische religie, waarin de kaste waarin je toevallig geboren bent, jouw positie voor het leven vastlegt. Deze standenmaatschappij, met een kleine machtige elite, is altijd met veel geweld in stand gehouden. Op het overschrijden van de grenzen stonden zware straffen. Zelfs nu de individuele rechten netjes formeel bij wet zijn geregeld, is het nauwelijks mogelijk om de kaste-grenzen te overschrijden. Zeker op het platteland loop je dan nog grote risico's.  Als een vrouw uit een lagere kaste er vandoor gaat met een man uit een hogere is er grote kans dat de familie er voor zorgt dat ze dat niet overleven.

 

Het Hindoeïsme is een religie die vol zit met mafheid. Zo timmert er nu een belangrijke partij aan de weg die de doodstraf wil herinvoeren voor het eten van rundvlees. Immers een heilig koe slacht je niet. Doe je dat wel, dan slachten we jou ook. Natuurlijk, we moeten om het klimaat en de wereld te redden minder vlees eten, maar dit zijn daarvoor toch wel erg stevige maatregelen. Ben benieuwd hoe Marianne Tieme hier tegen aan kijkt. 

 

En zo kun je eindeloos doorgaan met die dwaze religies. De moslims die elkaar op grote schaal aan het bevechten zijn, met daarbinnen weer een specifieke categorie: IS (baas-boven-baas) die de christelijke Yezidi’s wil uitroeien. De christelijke Europeanen die eeuwen lang de Joden hebben vervolgd en daarbinnen ook weer een specifieke groep, de Duitsers, die het nu eens goed wilden doen en alle Joden wilden uitroeien, en daar bijna in waren geslaagd. Dan de Joden op hun beurt die de Palestijnen van hun land hebben verjaagd naar vluchtelingenkampen waar ze nu al 70 jaar uitzichtloos verblijven en vervolgens het gebied waar ze dan wel mochten blijven, militair bezetten. Het is moeilijk te bevatten dat een etnisch-religieuze groep die zelf zoveel leed heeft meegemaakt dat vervolgens een andere groep aan kan doen en hen als de derderangs burgers behandeld die ze zelf ooit waren.

 

Religie. Vreedzaam? Elke religie brengt het slechtste in de mens naar boven? Of: een religie kan niet voorkomen dat het slechtste in de mens naar boven komt? Andries Knevel zegt altijd dat al dat slechte niets met de religie te maken heeft, maar met ‘de mens’. Niet geloofwaardig als je tegelijkertijd beweert dat alles wordt bepaald door een ‘almachtige goede God’. Zou die de mensen niet een beetje kunnen helpen om wat minder agressief te zijn? Wil ie dat niet? Kan ie die dat niet? Of bestaat ie niet? Voor een gelovige lijkt elke antwoord me even teleurstellend.

 

18.  Maarten Luther: een virulente antisemiet, maar toch een held van rechtschapen christenen.

 

Het is al weer 500 jaar geleden, op 31 oktober 1517, dat Maarten Luther te Wittenberg zijn 95 stellingen publiceerde tegen de wantoestanden in de katholieke kerk in het algemeen en de aflaten in het bijzonder. Dat Luther de katholieke maffia van die tijd, met de Paus als capo di tutti capi, fel bekritiseerde was terecht en moedig, gezien de straffen die er op dergelijke subversieve acties stonden. Maar hij was ook een fanatieke drammer wiens leer de religieuze en politieke geschiedenis vanaf 1517 blijvend en diepgaand heeft beïnvloed. En dan vooral in negatief opzicht. Al zullen protestanten en de volgelingen van de vele andere op zijn leer geïnspireerde denominaties het tegendeel beweren.

 

Moeilijk ontkend kan worden dat Luthers religieuze opvattingen de geestelijke inspiratie waren voor vele godsdienstoorlogen, Beeldenstormen en eeuwenlange twisten over de juiste uitleg van de christelijke leer en hoe daarnaar te leven. De volgelingen van Luther waren bereid om elkaar keihard, langdurig en op grote schaal te bestrijden en zo nodig ook de hersens in te slaan. De leer trok een mensentype aan dat je kunt karakteriseren als: erg recht in de leer, fanatiek, zwaar op de hand, gelijkhebberig en onverdraagzaam.

 

Luther was geen vriendje van de onderdrukten die in opstand kwamen. Hij haalde uit de bijbel de wijsheid dat iedereen het gezag van de elke overheid moest erkennen, “want er is geen gezag dat niet van God komt. Wie zich tegen het gezag verzet, verzet zich dus tegen een instelling van God, en wie dat doet roep over zichzelf een veroordeling af.” Voor zijn eigen opstand tegen het gezag van de katholieke kerk maakte hij dus een uitzondering. Maar de arme boeren die toentertijd in opstand kwamen tegen de landheren die hen uitbuitten, moesten volgens Luther keihard aangepakt worden. Kijk, zo’n leer maakten de autocraten van de vele Duitse vorstendommetjes zich natuurlijk graag eigen. En zij verplichtten ook hun onderdanen dat te doen.  

 

Met de reformatie trok Luthers leer een spoor van geweld, eerst door Duitsland en daarna door  andere delen van Europa. Als ware jihadstrijders verspreidden de volgelingen zijn leer. Dat de huidige nazaten dit alles onder tafel proberen te moffelen is misschien nog wel te begrijpen. Het zou het 500-jarige feestje alleen maar verstoren. Dat onder de pet houden dat heeft men ook lang (en met succes) geprobeerd met een andere kwalijke kant van Luther: zijn virulent antisemitisme.

 

De inspirator van de Reformatie moest niets van Joden hebben. In 1543 verscheen zijn ”Joden en hun leugens.” Een verhandeling met 7 maatregelen die tegen de Joden moesten worden genomen. 1/Synagogen en Joodse scholen moesten in brand worden gestoken. 2/Huizen van Joden moesten worden afgebroken. 3/Joodse gebedenboeken moesten hen worden afgenomen. 4/Rabbijnen moesten, op straffe van de dood, worden verboden nog iemand het Joodse geloof te leren. 5/Joden mochten zich niet meer actief op straat vertonen. 6/Geld en sieraden moesten van de Joden worden afgenomen. 7/Joden moesten worden opgepakt om in werkkampen hun brood te verdienen.

 

Je kunt het je bijna niet voorstellen dat de man met zulke ideeën vandaag de dag nog steeds wordt geëerd door hele volksstammen protestanten, gereformeerden, hervormden en wat er aan afgesplitste sektes nog meer uit de Reformatie is voortgekomen.

Wat er in het verkiezings A-4tje van de PVV over de Islam staat, lijkt vergeleken met deze 7 punten nog maar een pover beginnetje. In ieder geval kun je op basis van dit pamflet wel zeggen dat de nazi’s hun Jodenhaat en oplossingsrichtingen niet van een vreemde hadden.

 

Luthers antisemitische uitspraken werden er in de 450 jaren, voorafgaande aan de Holocaust, ingeramd bij katholieken en protestanten. Luther heeft de geesten meer dan rijp gemaakt voor alle pogroms op Joden en de bijna definitieve uitroeiing van deze etnische groep. Er zal de komende periode tijdens de festiviteiten in het kader van ‘500 jaar Luther’ weinig aandacht aan besteed worden, vrees ik. En als er al iets over gezegd wordt, zal er bij worden gezegd dat we die uitspraken vooral in hun tijd moeten zien. Hoe lang zal het nog duren voordat dat dat ook over Hitler gezegd wordt en er vervolgens een standbeeld van 'm wordt onthuld?

 

19.   Armoe is geen keuze, maar het gevolg van pech en kansenongelijkheid waar de overheid veel aan kan doen.

 

Hebben de mensen die het in het leven goed getroffen hebben en min of meer welvarend zijn geworden dat vooral te danken aan de eigen verdiensten of hebben ze vooral veel mazzel en veel kansen gehad? Of vanuit het negatieve geredeneerd: hebben degenen die structureel in de shit zitten, dat aan hun eigen domme gedrag te danken, of hebben ze op vele fronten gewoon vette pech gehad, waar ze zelf ook maar weinig aan konden doen? 

 

De relevante politieke vraag is of in dit land iedereen in beginsel dezelfde kansen op een normaal of goed bestaan heeft? Of zijn die kansen al vanaf het begin ongelijk verdeeld en is het een kwestie van toeval, mazzel en pech wat je vanaf de geboorte allemaal overkomt aan zaken die je levensloop, inclusief welvaart en welzijn, bepalen? Over deze kansengelijkheid of kansenongelijkheid zullen ook de komende jaren stevige politieke debatten worden gevoerd.  

 

Op rechts vinden de klassiek liberalen doorgaans dat in de Nederlandse samenleving iedereen voldoende kansen krijgt om zijn of haar talenten te ontwikkelen, maar, vinden ze, je moet de kansen die zich voordoen dan wel willen pakken. Doe je dat niet, dan moet je later niet zeuren dat je buiten de boot bent gevallen, te weinig hebt om rond te komen of in de shit zit. Dus armoe is een keuze vinden deze liberalen. En je moet volgens hen ook vooral niet jaloers worden op degenen die het wel gemaakt hebben, want dat was een kwestie van hun ‘eigen verdiensten’. De partijen aan de linkerkant, m.n. de sociaaldemocraten, vinden dit onzinnige redeneringen die aantoonbaar niet sporen met de werkelijkheid, waarin de één bij de start van het leven al bijna kansloos is door de plaats waar zijn wieg staat: de slechte wijk, de armoe, de moeilijke gezinssituatie en de gebrekkige aandacht voor school, waardoor er al direct een achterstand wordt opgelopen die zonder veel extra hulp bijna niet meer is in te halen, terwijl de ander in een mooie wijk met een gouden lepel in de snavel wordt geboren en wordt opgevoed met een breed palet aan kansen voor zich. De overheid, vinden de sociaaldemocraten, moet die ongelijke startpositie in zoveel mogelijk fases van het leven proberen te corrigeren.

 

Wie hebben er in deze fundamentele politieke discussie de beste argumenten: de klassiek liberalen of de sociaaldemocraten? Als we eerst een stukje met de liberalen meelopen en akkoord gaan met hun open deur dat je de kansen die zich in het leven voordoen moet pakken, dan zijn er vervolgens minimaal drie randvoorwaarden nodig om een succes van het leven te kunnen maken: 1. die kansen moeten zich ook bij jou wel voordoen, 2. je moet het vermogen hebben meegekregen om die kansen ook te kunnen pakken en 3. je moet meer mazzel dan pech in het leven hebben. Op de eerste twee punten gaat het bij een groot deel van de mensen al direct mis in de startfase, zeg de eerste 18 jaar. Zelfs als ze over de nodige talenten beschikken, krijgen ze onvoldoende tools en teveel handicaps mee om de schaarse kansen ook te kunnen grijpen.

 

Het begint natuurlijk al met de genenloterij, waarin je pech of mazzel kunt hebben, maar waarvan de uitkomst van grote invloed is op de hoeveelheid hersens en het vermogen ze te kunnen gebruiken. Die genen zijn ook medebepalend voor je doorzettingsvermogen, voor je (on)aardig karakter, voor je mooie of lelijke uiterlijk, voor je fysieke beperkingen en voor je hormoonhuishouding die weer van grote invloed is op je kwetsbaarheid voor hinderlijke ziektes. Al deze loterij-uitkomsten zijn later heel lastig te mitigeren, maar ze bepalen wel voor een groot deel ieders vermogen om de kansen die zich voordoen te kunnen benutten. Op het fundament dat via die genenloterij wordt gelegd, wordt verder gebouwd met nog veel meer faal- en succesfactoren die je levensloop sterk beïnvloeden en waar je zelf ook nauwelijks invloed op hebt: je ouders die je wel of niet adequaat opvoeden, de wijk waarin je opgroeit, de school waarop je wel of geen goed onderwijs krijgt en de clubs waarvan je wel of geen lid mag worden en waar je je onmisbare sociale vaardigheden en contacten ontwikkelt.

 

Het zijn allemaal gegevenheden die al voor je 18-de jaar grotendeels kunnen bepalen in welke mal je terecht komt: de mal van de kanslozen of de mal van de kansrijken en alle varianten daartussen. Natuurlijk kun je soms met veel mazzel en veel hulp van de juiste mensen uit de minst kansrijke mallen komen, maar de meesten lukt dat niet omdat de handicaps te groot zijn. En dan moet het volwassen leven nog beginnen. Dat hele voortraject met factoren waar je zelf nauwelijks invloed op hebt kunnen uitoefenen is heel belangrijk, maar niet voor iedereen ook weer zo deterministisch dat daardoor hun hele levensloop en mate van succes geheel vastligt. Je kunt, om maar eens wat te noemen, ook na een slechte startsituatie later, vaak toevallig, mensen tegen het lijf lopen die jouw levensloop een beslissende wending ten positieve kunnen geven. Een relatie, een leraar, een werkgever, een vriend. Maar je kunt dan bijna altijd achteraf vaststellen dat het dubbeltje ook net zo goed de andere kant had kunnen opvallen en je totaal ergens anders zou zijn uitgekomen. Jij had hier gewoon een keer mazzel. 

 

Het wrange van deze tijd in dit steenrijke land is dat steeds meer kinderen en jong volwassenen helemaal geen enkele serieuze kans hebben (gehad) om hun intrinsieke talenten te ontwikkelen en iets van hun leven te maken. Ze groeien op in de arme wijken, ze zitten in problematische gezinssituaties, ze missen de goede voorbeelden, kunnen hun school niet afmaken, ontwikkelen onvoldoende sociale vaardigheden, vallen buiten de onmisbare netwerken en ontberen het doorzettingsvermogen om zich uit hun achterstandspositie te werken. Wat moet er dan van je worden? Welke kansen hebben ze dan nog? Ze zullen genoegen moeten nemen met de laagste en slechts betaalde baantjes en zijn ook een makkelijke prooi in het criminele circuit.  Hoe kun je ze dat kwalijk nemen? Het is natuurlijk een schande als die pechhebbers worden benaderd met “he armoedzaaier, het is toch echt je eigen schuld, want dan had je maar slimmer moeten zijn, beter moeten leren en betere keuzes moeten maken”.

 

Niemand kiest uit eigen beweging voor een leven in misère aan de onderkant van de samenleving. Dat overkomt mensen en dat is treurig, gevaarlijk en voor een deel ook onnodig. Dus is er een dwingende noodzaak voor een super-actief overheidsbeleid om die kansenongelijkheid te bestrijden. In de wijken, in het onderwijs, in de opvoeding en op de arbeidsmarkt. De overheid kan mensen niet gelukkig maken en kan ook de ongelijkheid niet zomaar laten verdwijnen, maar ze kan wel alles uit de kast halen om in te grijpen in de slechte startposities van de jongeren en jong volwassenen. Op dit punt is er bij elke verkiezing weer echt iets te kiezen. Kansenongelijkheid wordt en blijft een hot issue....hopelijk.

 

20.  De Stalinlaan werd de Vrijheidslaan. En de Coentunnel?

 

Een gedachte-experiment. Als je bij de Stalinlaan linksaf de Hitlerstraat indraait, rijd je langs het van Heutsz-monument zo op de Coentunnel af. Zeker, een historische route met indrukwekkende namen. Maar wat denk of voel je erbij? Vier ‘helden’ in hun tijd, die hun faam te danken hebben aan onderdrukking, het veroveren en bezetten van andermans gebied en massale uitroeiing. Uitroeiing van mensen dus.

 

Dat realiseer je je direct als je door de Stalinstraat en de Hitlerstraat rijdt, maar bij het van Heutsz-monument en de Coentunnel denk je in eerste instantie waarschijnlijk niets. Of je denkt: dat zijn twee van onze oude ‘helden’. Pas als je er expliciet bij stilstaat en beetje historisch besef hebt, realiseer je je: dat waren ook massamoordenaars. Nou en? Moet je daar dan iets mee?

 

Is het moreel verdedigbaar dat we types als Coen en van Heutsz nog steeds zo openbaar (ook letterlijk) op een voetstuk plaatsen? Mandela werd hier met het Mandelaplein geëerd als verzoener, juist vanwege zijn inspanningen om grote bloedbaden te voorkomen. Het is op z’n minst dubieus, maar ook beledigend voor Mandela, dat we Coen, met vele liters bloed aan zijn handen, nog steeds blijven eren via die tunnel. Of maakt het helemaal niets uit wat je als ‘nationale held’ vroeger hebt uitgespookt? Geldt voor onze eigen ‘helden’ misschien een ander regel, namelijk dat hoe slecht je ook was, die heldenstatus onaantastbaar blijft? En moeten daarom al die beelden, straten, pleinen, tunnels en belangrijke panden gewoon de namen van ‘erg foute types’ blijven dragen? Je kunt het je niet voorstellen, maar de meerderheid vindt dat. 

 

In veel landen hebben ze in dit bij vraagstuk wel principiële keuzes gemaakt. Duitsland heeft na de WOII alle Hitler-meuk rigoureus opgeruimd. Alle borstbeelden, straatnaam etc van Hitler en zijn nazi-kompanen zijn verwijderd. In Rusland hebben ze de duizenden standbeelden en borstbeelden van Stalin ook vrij definitief uit het straatbeeld verwijderd.

 

Nederland kiest hier, zoals gebruikelijk, lafhartig. De naam Stalinlaan is vervangen door de Vrijheidslaan. Symbolisch sterk en in lijn met wat andere landen deden. Maar de Coentunnel en het van Heutsz-monument dan? Beiden moordden op grote schaal. Dus op dezelfde manier behandelen als Stalin? Lijkt logisch, maar wie daar over begint, krijgt heel reactionair Nederland plus Buma c.s. plus een paar mediagevoelige historici over zich heen. Wij staan altijd vooraan om andere landen te kapittelen als ze iets doen wat moreel niet in de haak is, ons opgeheven vingertje is berucht, maar kom niet aan onze eigen ‘helden’.

 

Het is niet nieuw. Wij hebben de kwalijke kanten van onze eigen geschiedenis altijd onder het tapijt geveegd. En als dat niet meer lukte, gingen we het bagatelliseren. “Het viel wel mee.” “Het is al zo lang geleden.” Anderen waren nog veel erger.” Als ook die route werd afgesneden, dan moesten we de gevallen ‘held’ of de abjecte gebeurtenis “in z’n historische context zien” en “niet beoordelen met de morele meetlat van nu”.

 

Al deze standaardriedels staan klaar als het gaat over de moorddadige praktijken van de VOC, de slavenhandel, de rooftochten van onze zeehelden, het makkelijk laten wegvoeren van meer dan 100.000 Nederlandse Joden, de koloniale wreedheden in Indonesië en de gepleegde oorlogsmisdaden tijdens de beide politionele acties. Altijd worden er drogreden bedacht om maar geen consequenties te hoeven verbinden aan deze kwalijke kanten van onze geschiedenis.

 

En als er dan al wordt toegegeven dat het hier gaat om een geschiedenis en personen waar we bepaald niet trots op kunnen wezen, dan is de laatste verdedigingslinie: oké, het was allemaal niet best, maar je moet die namen en standbeelden niet uit de publieke ruimte verwijderen, je moet er alleen het eerlijke verhaal bij vertellen. Maar waarom hebben we dat dan niet gedaan bij de Stalinlaan en de Mussert-buste? En als Baudet of Wilders ergens een nieuwe buste van Anton Mussert willen onthullen, moet dat dan kunnen, met een ‘eerlijk verhaal’?

 

Er is groot en breed verzet tegen een historische zuivering van besmette personen. De felste opposanten zijn degenen die vinden dat wij onze nationale identiteit, onze ‘grootheid’, ons ‘grootse verleden’ juist voor een belangrijk deel te danken hebben aan die ‘gevallen helden’. Onze glorieuze Gouden Eeuw valt immers samen met de VOC, de slavenhandel en de gewelddadige verovering van de overzeese gebiedsdelen. De representanten daarvan ter discussie stellen of uit het straatbeeld verwijderen, staat voor de nationalisten gelijk aan het verlies van een deel van onze nationale identiteit. En wat blijft er dan nog over van ‘een geschiedenis waar we trots op kunnen zijn en ons bindt’?

 

Als onze nationale identiteit vooral wordt bepaald door een fout verleden is het treurig met ons gesteld. Als we dan perse ergens nationalistisch trots op willen zijn, wees dat dan weet ik nog wel wat beters te bedenken: onze Grondwet, rechtstaat, democratie, tolerantie en welvaart. Als je beseft hoe uniek en waardevol deze verworvenheden zijn, hebben we die ouwe boeven niet meer nodig om ons trots te voelen. Dus laten we die beeldenstorm maar eens even flinke slinger geven.

 

 

21. Als je er op gokt dat God bestaat, zit je altijd goed? Een gevaarlijke gedachte.

Op deze wereld denken heel veel mensen, misschien wel meeste, al een paar duizend jaar, dat zij worden geleid door een hogere macht. De almachtige en alziende God, welke dan ook, bepaalt op elk moment wat er met ieder van ons gebeurt. Hij bepaalt ons lot van begin tot eind in de meest brede zin van het woord. Zou het? De kans hierop lijkt me nihil, nul, zero. Probeer het je maar eens voor te stellen met 7 miljard aardbewoners die 24 uur per dag van alles en nog wat uitspoken. En dan niet alleen wat ze feitelijk doen, maar ook nog eens wat ze allemaal denken. Als je dat dag in dag uit gedurende al die duizenden jaren wilt monitoren, vervolgens wilt ingrijpen en dat ook nog eens allemaal wilt onthouden, dan heb je als zzp-er wel wat te doen. En dan heb ik het nog niet eens over al dat werk in die miljarden jaren daarvoor. Kortom: God is een illusie.

 

Ook in de 17-de eeuw waren er al verlichte geesten die een tikkeltje anders aankeken tegen die sturende God die ons lot en alles daar omheen bepaalt. In hun denken werd veel bepaald door het toeval. Als bij roulette het balletje in het gaatje met de tien moest vallen om de jackpot te krijgen, werd ook toen al de kans dat dat bij de eerstvolgende ronde ook lukte volledig door het toeval bepaald en niet door God. Want voor dat soort frivoliteiten heeft ie natuurlijk helemaal geen tijd.

 

Van alles en nog wat in ons universum en ons dagelijks bestaan werd en wordt bepaald door de factor tijd en het toeval: de uitdijing van het heelal na de oerknal, de evolutie van de eencellige amoebe tot de complexe mens, onze ziektes, intelligentie, carrières, relaties en noem naar op. Alles had door de speling van het lot zomaar totaal anders kunnen aflopen. Geen aarde was een optie geweest. Dan ook geen mens? Te weinig hersens? Dan ook geen topbaan. Een lelijke kop? Dan ook geen mooie vrouw. Als je een muntstuk opgooit wat is dan de kans op munt? Wordt allemaal bepaald door het toeval. Op zulke toevallen is de kansberekening gebaseerd. Soms is er sprake van een minimale kans, soms van een mega-kans.

 

De Franse natuur- en wiskundige Blaise Pascal was in de 17-de eeuw één van grondleggers van het edele ambacht van de kansberekening. Hij kreeg op enig moment van een notoire gokker de vraag voorgelegd hoe groot de kans was om met twee dobbelstenen twee zessen te gooien. Nu is dat een simpele vraag waarop elke middelbare scholier vanaf de derde klas nu het antwoord op weet. Toen moest daar door de knapste koppen zwaar over worden nagedacht. Pascal vond het een intrigerende vraag en begon er in 1654 een briefwisseling over met een andere eminente wiskundige: Pierre de Fermat. Ze kwamen er samen via logisch redeneren uit. Hun werkwijze stond nog ver af van de moderne technieken van kansberekening, maar de basis was gelegd en veel wetenschappers na hen zouden er op voortbouwen. Nu kunnen de wetenschap en geavanceerde technologie niet zonder.

 

Pascal paste de kansenberekening toe op van alles en nog wat, zelfs op zijn godsgeloof. Hij stelde dat het volgens de ‘wetten’ van de kansberekening slimmer was om wel in God te geloven, dan niet. Als ie uiteindelijk toch blijkt te bestaan, is de winst voor de gelovige oneindig en eeuwig. En als ie niet bestaat, dan verlies je ook niets. Deze redenering staat bekend als “de Gok van Pascal”.

 

Maar is hier echt sprake van een gok? Het lijkt me meer ordinair opportunisme, in de trant van: als je A kiest kun je alleen maar winnen en als je B kiest kun je ook verliezen. Een risicoloze keuze dus? Vraag het me af. De briljante wetenschapper vergat volgens mij dat God, als ie zou bestaan, dit soort trucjes doorziet, want de alziende heeft immers alles bij iedereen in de smiezen. En we weten uit Oude Testament: onwaarachtigheid bestraft de Goede God meedogenloos hard.

 

NB Pascal had vele mooie redeneringen. Zoals ,,Al het leed der mensen spruit hieruit voort, dat zij niet rustig in hun kamer kunnen blijven.”

 

22 Lichaam dood. Bewustzijn dood. En ziel natuurlijk ook dood. 

De filosoof en wiskundige René Descartes (1596-1650) wordt vrij breed beschouwd als de grondlegger van de moderne filosofie. Zijn geniaal eenvoudige uitspraak “Cogito ergo sum”, ik denk dus ik besta, is in ons land waarschijnlijk even bekend als de ook beroemde uitspraak “elk voordeel heb z’n nadeel” van een latere, filosoof van eigen bodem. Descartes legde met zijn nieuwe denksysteem de basis voor het rationalisme en gaf als een van de eersten een push aan de wetenschappelijke revolutie die Europa fundamenteel zou veranderen en dit continent een paar honderd jaar een beslissende voorsprong zou geven.

 

De geniale Descartes heeft zich op veel gebieden onderscheiden. Niet alleen op de terreinen wiskunde en filosofie was hij vernieuwend en trendsettend maar ook als het gaat om de theorie van het licht en de kleuren, muziek, elementaire deeltjes, de zwaartekracht en de banen van planeten heeft hij baanbrekende gedachten ontwikkeld, waarop de reuzen na hem verder konden bouwen.

 

Over sommige van Descartes’ stellingen wordt tot op de dag van vandaag nog wetenschappelijk gediscussieerd. Zo is er het nog immer felle discours over de relatie tussen lichaam en geest/bewustzijn. Geest en lichaam zijn volgens Descartes twee gescheiden entiteiten. De samenwerking tussen beide vindt plaats, dacht Descartes, in de pijnappelklier in de hersenen. Hier worden indrukken uit de buitenwereld geïntegreerd tot bewuste herinneringen. Het was een stelling die Descartes en de vele aanhangers van deze gedachte na hem, nooit empirisch hebben kunnen onderbouwen. 

 

De Amerikaanse filosoof Daniel Dennett stelt vast dat die scheiding tussen lichaam en geest onbewezen is en volstrekte onzin. Volgens hem is het bewustzijn of de geest een puur lichamelijke fenomeen dat voortkomt uit chemische processen. Dennett: “We zijn alleen maar lichaam, ook ons brein is lichaam, materie. Een geest ergens in ons brein is nooit ontdekt. Er is geen enkele empirische evidentie voor het bestaan van zo’n stoffelijke entiteit. De veronderstelde scheiding  is een menselijk construct, een verzinsel nog stammend uit de tijd van Descartes.”

 

Als je wat dieper in de literatuur over deze materie duikt dan valt vooral op hoe vaag begrippen als geest, bewustzijn of ziel worden gedefinieerd. In ieder geval zo ongrijpbaar dat er geen empirisch onderzoek naar gedaan kan worden. En als er niets gemeten of aangetoond kan worden, dan wordt het een kwestie van ‘geloof’.

 

Nu zijn we meteen ook bij een belangrijke verklaring voor de heftigheid en hardnekkigheid waarmee die scheiding tussen lichaam en geest wordt verdedigd door religieus geïnspireerde filosofen. Als je namelijk gelooft dat er een leven na de dood is (en er zijn er nogal wat die dat zelfs zeker menen te weten), dan moet je natuurlijk ook vinden dat lichaam en geest (of ziel) gescheiden entiteiten zijn. Want als het lichaam is verbrand of door de wormen is opgevreten, dan kan de geest of de ziel nog heel lang in z’n uppie voortleven. En al die dingen doen waar ie vroeger het brein voor nodig had? Hoe aannemelijk klinkt dit? 

 

Hoe meer ik hier over lees en hoe langer ik er over nadenk, des te meer ik Dennett’s opvatting onontkoombaar vind. Descartes was zelf een rationeel denker die van mening was dat beweringen pas zinvol zijn als ze empirisch gestaafd kunnen worden. Maar hij was ook een kind van zijn tijd en, hoewel kritisch en sceptisch over veel religieuze zaken, kon hij zich niet voorstellen dat het met de dood ook echt afgelopen was. Hij kon mentaal blijkbaar niet die ene beslissende stap zetten naar: ik kan niet meer denken want ik ben dood, dus ik besta niet meer. Die geest moest, ook in Descartes’ denken, in z’n eentje, gescheiden van het lichaam, gewoon door kunnen gaan.